21 501-08 Milieuraad

Nr. 405 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 februari 2012

Hierbij doe ik u mede namens de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, de heer Ben Knapen, de geannoteerde agenda toekomen van de Milieuraad die op 9 maart a.s. plaatsvindt. Deze geannoteerde agenda is gebaseerd op de voorlopige agenda zoals uitgebracht door het Deense Voorzitterschap.

De inhoud geeft de meest recente stand van zaken weer.

Daarnaast treft u in de bijlage een voortgangsoverzicht van actuele Europese milieuwetgevinginitiatieven aan.1

Zoals ik Uw Kamer op 7 februari jl. mondeling heb toegezegd zal ik tijdens de Milieuraad ETS Luchtvaart aan de orde stellen.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J. J. Atsma

Geannoteerde agenda Milieuraad 9 maart 2012

Herziening van de Richtlijn inzake genetische gemodificeerde organismen

Inhoud

Op de agenda van de Milieuraad staat een voorstel inzake de mogelijkheden voor lidstaten om de teelt van genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) op eigen grondgebied te beperken (COM (2010)375 met rechtsgrondslag artikel 114 VWEU). Over dit voorstel wordt inmiddels ruim anderhalf jaar onderhandeld in de EU ad-hoc Raadswerkgroep ggo’s. Tot op heden heeft een blokkerende minderheid van (grote) lidstaten zich verzet tegen aanname van het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie of van compromisvoorstellen van eerdere Voorzitterschappen. Daarnaast moet nog overeenstemming gezocht worden met het EP.

Het Deens voorzitterschap heeft de behandeling van dit voorstel tot een prioriteit verklaard. Eind januari is aan de EU ad-hoc Raadswerkgroep ggo’s een werkdocument voorgelegd waarin een andere aanpak wordt voorgesteld, in een poging de patstelling te doorbreken. Het oorspronkelijke voorstel van de Commissie voorzag in een mogelijkheid voor lidstaten om nadat de teelt van een ggo binnen de EU was toegelaten deze teelt binnen hun grondgebied te verbieden (achteraf). In het voorstel dat Denemarken nu voorlegt wordt dit aangevuld met een mogelijkheid voor lidstaten om, in overleg met de aanvrager van de toelating, hun grondgebied uit te zonderen van de aanvraag (vooraf). Hiermee wordt onder andere tegemoet gekomen aan bezwaren van een aantal andere lidstaten met betrekking tot de WTO-conformiteit en aansluiting op ander EU recht.

Stand van zaken

Hoewel de nieuwe aanpak voorzichtig positief is ontvangen door de meeste lidstaten, zijn er nog veel vragen en moet er zeker nog aan de tekst gewerkt worden om tot een overeenkomst te kunnen komen. Besluitvorming bij de Milieuraad van 9 maart lijkt dan ook niet aan de orde. Wel kan het Voorzitterschap de agendering gebruiken om een politiek signaal te krijgen of hun aanpak meer kans maakt dan de vorige.

Nederlandse positie

Nederland kon de vorige aanpak steunen, maar is positiever over de nieuwe aanpak, onder andere omdat deze een betere kans biedt om de besluitvorming over ggo toelatingen te verbeteren, aangezien landen met principiële bezwaren zich kunnen uitzonderen en dus de EU toelating niet hoeven te blokkeren. Er moet echter nog wel aan de tekst geschaafd worden, met name waar deze de nu de bestaande milieuveiligheidsbeoordeling lijkt te doubleren dan wel ervan lijkt te verschillen.

Voorstel voor een programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE)

Inhoud

Het Voorzitterschap heeft een oriënterend debat geagendeerd over het op 12 december 2011 door de Commissie gepubliceerde voorstel voor een programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE). Dit voorstel maakt deel uit van het pakket voorstellen voor het Meerjarig Financiële Kader 2014–2020. LIFE is een financieel instrument van de Europese Commissie ter ondersteuning van de uitvoering van het communautaire milieu-, natuurbeleid en klimaatbeleid. Voor het totale instrument is in de voorstellen van de Commissie een bedrag van € 3,6 miljard begroot voor de periode 2014–2020. Daarvan is € 2,7 miljard voor natuur- en milieubeleid en € 904,5 miljoen voor klimaatbeleid. Het EU cofinancieringspercentage gaat omhoog naar 70% en in specifieke gevallen naar 80%.

Het LIFE instrument bestaat reeds in de lopende EU meerjarenbegroting, maar conform het voorstel zal het in de komende periode een sterkere focus kennen op de beleidsprioriteiten van de EU, zoals biodiversiteit, efficiënt hulpbronnengebruik en klimaat. In het voorstel is dan ook een nieuw subprogramma opgenomen voor klimaatactie. Het gaat hierbij om klimaatactie binnen de EU. Verder is een aantal veranderingen doorgevoerd in de manier waarop programma’s door de Commissie en lidstaten worden opgezet en gefinancierd. De uitvoering van de verordening zal worden vereenvoudigd zodat de kosten voor een aanvraag om cofinanciering voor de projecten omlaag gaan.

Het subprogramma milieu (voor natuur- en milieuprojecten) kent de prioritaire gebieden Milieu en efficiënt gebruik van hulpbronnen, Biodiversiteit, en Sturing en informatie. Het subprogramma voor klimaatactie richt zich op de prioritaire gebieden Mitigatie, Adaptatie en Sturing en Informatie.

Stand van zaken

De plannen van de Commissie werden in de Raadswerkgroep Milieu door de lidstaten positief ontvangen. Geen van de lidstaten wees het voorstel af.

Op basis van de eerste beschouwende behandelingen in de Raadswerkgroep Milieu heeft het voorzitterschap vier onderwerpen benoemd die tot discussie leiden:

  • 1. Geïntegreerde Projecten en criteria waar deze aan moeten voldoen;

  • 2. Vereenvoudiging (inclusief cofinanciering);

  • 3. Geografische balans in de verdeling van de gelden/projecten en vooral de criteria daarvoor;

  • 4. De gedelegeerde handelingsbevoegdheid van de Commissie, in het bijzonder onduidelijkheid over de invloed die de lidstaten daarbij krijgen.

Het voorzitterschap heeft op 25 januari 2012 een werkdocument gepresenteerd waarin de voorgaande discussiepunten beschreven worden, met oplossingsrichtingen om tot een akkoord te komen. Op basis van behandeling in de Raadswerkgroep zal het Voorzitterschap vragen opstellen voor het debat in de Milieuraad dat moet resulteren in sturende uitspraken voor de verdere behandeling van het voorstel.

Nederlandse positie

Nederland is positief over de voorstellen voor de LIFE verordening, maar hecht er wel aan dat conclusies en besluitvorming over de besprekingen over de LIFE verordening niet vooruitlopen op de integrale besluitvorming betreffende het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020. Dit betekent dat een eventueel akkoord over het budget voor LIFE (€ 3,6 miljard in het voorstel) onder voorbehoud is van de uitkomsten van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader.

Follow-up van de klimaattop (UNFCCC COP17) in Durban

Inhoud

Van 28 november tot 11 december heeft de 17e klimaatconferentie onder het Klimaatverdrag (COP 17) in Durban, Zuid-Afrika, plaatsgevonden. Het Voorzitterschap heeft  concept Raadsconclusies over de follow-up van  Durban voor  de Raad voorbereid. In de conclusies verwelkomt de Raad de besluiten die in Durban zijn genomen, met name ten aanzien van het overeengekomen pad naar een nieuw juridisch bindend instrument voor alle landen dat de mondiale 2-gradendoelstelling binnen bereik moet houden (vaststelling uiterlijk in 2015; in werking uiterlijk in 2020), een tweede verplichtingenperiode van het Kyoto-protocol  en de uitwerking van  nieuwe marktmechanismen.

Stand van zaken

Binnenkort publiceert de Europese Commissie een technisch document over de vertaling van de het EU 20% reductiedoel naar een gekwantificeerde doelstelling (QELRO – Quantified Emission Limitation or Reduction Objective) voor de tweede verplichtingenperiode van het Kyoto-protocol. Dit is een belangrijk punt van discussie tussen de lidstaten.

Nederlandse positie

Op 13 december 2011 heb ik een verslag met de belangrijkste uitkomsten en een eerste appreciatie  van  Durban naar de Tweede Kamer verzonden (Kamerstuk 31 793 nr. 60). De concept Raadsconclusies zijn in overeenstemming met de Nederlandse appreciatie. Nederland hecht er aan dat de EU bij de gedachtevorming over een nieuw juridisch bindend instrument de notie meeneemt dat zo’n instrument flexibel en  dynamisch moet zijn om een bredere range van verplichtingen te kunnen verankeren in overeenstemming met veranderende verantwoordelijkheden en mogelijkheden om bij te dragen aan de mondiale oplossing van het klimaat probleem. Tijdens de Raad zal Nederland, indien opportuun, interveniëren langs de lijn van deze brief.

Routekaart naar een koolstofarme economie in 2050

Inhoud

Tijdens de Raad liggen Raadsconclusies voor over de op 8 maart 2011 door de Commissie gepubliceerde routekaart voor een koolstofarme economie in 2050. De routekaart verkent paden naar een reductie van EU broeikasgasemissies met 80–95% in 2050 ten opzichte van 1990. Tijdens de Milieuraad van juni 2011 heeft het Hongaars Voorzitterschap conclusies aangenomen over deze routekaart. Het Deens Voorzitterschap stelt nu Raadsconclusies voor waarin de eerdere Hongaarse Voorzitterschapsconclusies grotendeels zijn overgenomen. In de voorliggende concept Raadsconclusies wordt de routekaart verwelkomd en wordt aandacht besteed aan een aantal punten, waaronder tussenstadia tot 2050; het belang van energie efficiëntie en van het betrekken van alle verschillende sectoren; de benodigde investeringen; het belang van consistentie met andere beleidsinitiatieven; de rol van technologie en van de koolstofmarkt en het EU emissiehandelssysteem.

Stand van zaken

Op het moment van schrijven van deze geannoteerde agenda heeft de Raadswerkgroep zich slechts kort gebogen over de inhoud van de concept Raadsconclusies.

Nederlandse positie

Nederland onderschrijft het belang van EU-interne voorbereiding op een koolstofarme economie in 2050 en vindt het belangrijk dat maatregelen die daarvoor nodig zijn, worden verkend. Nederland onderschrijft de strekking van de voorliggende conclusies. Nederland zet in op een voorwaardelijke Europese doelstelling van 40% reductie van broeikasgassen in 2030, waarbij de uiteindelijke hoogte afhankelijk is van adequate mondiale actie en adequate waarborging van de concurrentiepositie van het Europese bedrijfsleven (Klimaatbrief 2050, Kamerstuk 32 813, nr. 3).

Voorbereiding van de Rio+20 VN-conferentie over duurzame ontwikkeling (Rio de Janeiro, 20–22 juni 2012)

Inhoud

Tijdens de Milieuraad liggen concept Raadsconclusies over Rio+20 voor. Deze conclusies beschrijven de inzet van de EU in de aanloop naar de VN Conferentie over Duurzame Ontwikkeling (UN Conference on Sustainable Development, CSD). Deze vindt plaats van 20 t/m 22 juni 2012 in Rio deJaneiro onder voorzitterschap van de Braziliaanse president.

De belangrijkste thema’s van Rio+20 zijn groene economie in de context van duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding en een Institutioneel Raamwerk voor Duurzame Ontwikkeling (IFSD). Begin januari 2012 heeft de VN een zogenaamde zero-draft gepubliceerd (met de werktitel «The Future We Want») ten behoeve van het slotdocument van Rio+20. Hierover is eind januari 2012 een VN onderhandelingsronde gestart. Met deze concept Raadsconclusies wordt de EU inbreng in deze onderhandelingen uiteengezet.

In de concept Raadsconclusies staat dat de EU voornemens is een sterke en constructieve rol te spelen ten behoeve van deze VN Conferentie. Voor de EU is groene economie het belangrijkste onderwerp op de Rio+20-agenda. Afspraken hierover moeten concrete doelen en acties bevatten op basis van een «roadmap» met «deadlines» . Dit moet ertoe leiden dat er wereldwijd meer afgestemde politieke en maatschappelijke aandacht komt voor onder meer innovatie, een belangrijke en stimulerende rol voor het bedrijfsleven, publiekprivate samenwerking, meer efficiënt gebruik van grondstoffen, ketenbeheer, duurzaam inkopen, de vervuiler betaalt, inzet van meer marktconforme instrumenten, duurzaam produceren en consumeren en standaarden voor hergebruik. Nederland is binnen de EU lead country in de voorbereiding van de EU standpunten over groene economie. Nederland loopt voorop bij het ontwikkelen van indicatoren om de groei naar een groene economie te meten. Deze kennis wordt ingebracht in het proces.

Voor het tweede hoofdonderwerp van Rio+20, Institutioneel Raamwerk voor Duurzame Ontwikkeling, zijn er diverse opties en scenario’s in de internationale discussie om de VN te reorganiseren. Algemeen doel daarvan is om de VN krachtiger en slagvaardiger te maken op het gebied van duurzame ontwikkeling en milieubeleid wereldwijd. De concept Raadsconclusies hebben als kernpunt de bereidheid te gaan overleggen over de oprichting van een VN Sustainable Development Council (SDC) evenals het omvormen («upgraden») van UNEP tot een gespecialiseerde VN organisatie (in Nairobi). De zero-draft die de VN uit heeft gebracht noemt beide opties, maar laat ook nog ruimte voor minder vergaande alternatieven. Verder bevat het concept een aanbeveling om op verschillende specifieke terreinen actief maatregelen te nemen, onder andere ten aanzien van energie, water, biodiversiteit, chemicaliën, afval, voedselveiligheid, visserij.

Stand van zaken

Tijdens de eerste behandeling van de concept Raadsconclusies gaf vonden de meeste lidstaten de huidige tekst een goede basis. Op dit moment is nog onduidelijk welke punten eventueel nog tot discussie zullen leiden tijdens de Milieuraad.

Nederlandse positie

Nederland kan instemmen met de voorliggende Raadsconclusies. Nederland is voorstander van een overgang naar een groene economie met daarbij een cruciale rol voor de particuliere sector en hecht belang aan versterking van het Institutioneel Raamwerk voor Duurzame Ontwikkeling en de milieupilaar van de VN (UNEP).

Diversenpunten

Uitkomsten van de 12e speciale bijeenkomst van de UNEP Governing Council/Global Ministerial Environment Forum (GCSS 12/GMES) (Nairobi, 20–22 februari 2012)

Het EU-voorzitterschap zal de Raad informeren over de Special Session van de Governing Council van UNEP (inclusief het Global Ministerial Environment Forum), die wordt gehouden van 20 tot en met 22 februari 2012 in Nairobi. De jaarlijkse GMEF is de laatste keer dat milieuministers op mondiaal niveau bijeen komen voor de Rio-conferentie in juni dit jaar.

Convention on Long Range Transboundary Air Pollution

Tijdens de Milieuraad geeft de Commissie een terugkoppeling over de lopende onderhandelingen over de herziening van het Gothenburg Protocol onder het Verdrag inzake grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand. Het Gothenburg Protocol heeft als doel grensoverschrijdende luchtverontreiniging tegen te gaan. Deelnemende landen hebben zich gecommitteerd aan emissieplafonds voor vier verontreinigende stoffen. De emissieplafonds voor zwaveldioxiden, stikstofoxiden, vluchtige organische stoffen en ammoniak gelden vanaf 2010. Op dit moment wordt vinden onderhandelingen plaats over nieuwe plafonds waar deelnemende landen vanaf 2020 aan zullen moeten voldoen. Hierbij wordt ook een plafond voor fijn stof (PM 2,5) toegevoegd. De nieuwe plafonds zullen voor de EU uiteindelijk hun beslag krijgen in een herziene versie van de EU Richtlijn Nationale Emissieplafonds). De partijen streven ernaar de onderhandelingen in de eerste week van mei 2012 af te ronden. Uw Kamer wordt apart nader geïnformeerd over de Nederlandse onderhandelingsinzet.

Geluidseisen voor motorvoertuigen

Tijdens de Milieuraad zal Nederland bij de milieuministers aandacht vragen voor het voorstel van de Commissie voor een Verordening betreffende het geluidsniveau van motorvoertuigen. De Commissie heeft dit voorstel begin december uitgebracht. Naar de mening van Nederland is het voorstel niet ambitieus genoeg. Nederland ziet graag dat de Verordening recht doet aan de huidige stand van techniek. Strengere toekomstige geluidseisen zijn voor Nederland belangrijk, omdat brongericht beleid veel goedkoper is dan beheersmaatregelen zoals geluidsschermen.

De behandeling van het voorstel zal plaatsvinden in de Raad Concurrentievermogen (Interne Markt, Industrie en Onderzoek), maar gezien het milieubelang ligt het voor de hand dat ook milieuministers actief betrokken zijn bij de behandeling hiervan.

ETS Luchtvaart

De Commissie zal de Raad informeren over de stand van zaken rond een Europees Emissiehandelssysteem voor Luchtvaart (ETS Luchtvaart).

De EU staat na de invoering per 1 januari 2012 van het Europees emissiehandelssysteem voor de luchtvaart onder veel politieke druk van luchtvaartmaatschappijen en derde landen. De internationale bezwaren tegen de invoering van het ETS voor de luchtvaart worden in toenemende mate in bilaterale contacten met de Commissie en de lidstaten verwoord. Op 21 februari vindt in Moskou een bijeenkomst plaats van landen die zich willen beraden op tegenmaatregelen. De Commissie en de EDEO (Europese Dienst voor Extern Optreden) zijn binnen ICAO (Internationale Burgerluchtvaart Organisatie) en bilateraal actief om de Europese maatregelen toe te lichten en te pleiten voor een internationaal systeem binnen ICAO.

De Nederlands zorgen over de concurrentiepositie van de Nederlandse luchtvaartsector zijn meermalen verwoord in de Milieuraad. Ik heb zowel in de Raad van oktober als in de Raad van december opgeroepen tot een actieve rol van de Commissie om te komen tot internationale afspraken. Ondertussen is het proces in ICAO om tot een mondiaal systeem te komen in een versnelling geraakt. Eind 2012 zal er een voorstel moeten liggen met het oog op aanname door de ICAO Assembly in 2013.

In de komende Milieuraad zal ik de Commissie kritisch bevragen over de voortgang die zij geboekt heeft, over hoe er namens de Commissie onderhandeld wordt en of de Commissie een plan heeft ingeval er tegenmaatregelen genomen worden.


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven