21 501-08 Milieuraad

Nr. 373 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juni 2011

Hierbij doe ik u mede namens de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, de heer Ben Knapen, de geannoteerde agenda toekomen van de Milieuraad die op 21 juni a.s. plaatsvindt. Deze geannoteerde agenda is gebaseerd op de voorlopige agenda zoals uitgebracht door het Hongaars voorzitterschap. De inhoud geeft de meest recente stand van zaken weer.

Daarnaast treft u in de bijlage een geactualiseerd voortgangsoverzicht van actuele Europese milieuwetgevinginitiatieven.1

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J. J. Atsma

Geannoteerde Agenda EU Milieuraad 21 juni 2011

Wetgevende dossiers

Seveso III

Op de agenda staat een voortgangsrapportage over de herziening van de Seveso-richtlijn. Het doel van de huidige Seveso II-richtlijn is dat bedrijven die met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen werken in hun bedrijfsvoering extra aandacht moeten besteden aan de risico’s van hun activiteiten in relatie tot de omgeving. De definitie van gevaarlijke stoffen is in de richtlijn gekoppeld aan de Europese stoffenclassificatie, die weer voortvloeit uit de internationale indeling van stoffen. Deze laatste is recent herzien, en de daaropvolgende aanpassing van de Europese stoffenclassificatie (CLP-verordening) is aanleiding om ook de Seveso II-richtlijn te herzien. In 2008 is de Seveso II-richtlijn geëvalueerd, en dit leverde een aantal aanbevelingen voor verbetering op. De Europese Commissie heeft deze herziening aangegrepen om diverse aanpassingen door te voeren en daarmee de hele richtlijn te herzien. Het voorstel is bekend als de Seveso III-richtlijn.

De discussiepunten spitsen zich toe op de mogelijke verandering van de reikwijdte van de richtlijn (door verschuivingen in de classificatie van stoffen), de gedelegeerde handelingen voor de Commissie, de wijze waarop inspecties worden uitgevoerd, extra administratieve lasten en de bepalingen over de openbaarheid van milieu-informatie.

Nederland is van mening dat de bestaande Seveso II-richtlijn voldoet aan het doel en dat daarom uitbreidingen van verplichtingen niet wenselijk zijn, tenzij deze duidelijk bijdragen aan de veiligheid. De Nederlandse inzet is om te voorkomen dat er meer bedrijven onder de reikwijdte van de richtlijn komen te vallen, de flexibiliteit voor lidstaten bij het invullen van de inspecties te behouden en de administratieve lasten voor het bedrijfsleven en de overheid te beperken.

Genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s)

De Raad van 21 juni komt te spreken over de conceptrichtlijn inzake de mogelijkheid voor lidstaten om teelt van genetisch gemodificeerde gewassen (ggo’s) op eigen grondgebied te beperken of verbieden. Het voorzitterschap heeft veel moeite gedaan om een mandaat te krijgen van de Raad om een eerste lezing akkoord te bereiken met het Europees Parlement (EP). Vooralsnog is evenwel een blokkerende minderheid aan lidstaten van mening dat het te vroeg is om met het EP in onderhandeling te gaan over afronding van het voorstel. Hierdoor is niet geheel duidelijk hoe de bespreking in de Raad zal gaan. Het Voorzitterschap heeft in de onderhandelingen de fundamentele vraag gesteld of er inhoudelijke problemen zijn, waarvoor meer tijd nodig is, of dat er in wezen een politiek probleem is. Dit zou betekenen dat onvoldoende draagvlak is voor een oplossing in de lijn van het voorstel.

Nederland heeft sinds 2009 bij de Europese Commissie aangedrongen op een voorstel dat lidstaten meer mogelijkheid geeft om de teelt van ggo’s op eigen grondgebied te reguleren, en wordt gezien als één van de grote aanjagers van dit voorstel. Nederland was – onder voorbehoud van enkele aanpassingen – van plan om in te stemmen met het voorstel. Nu de behandeling ervan ten principale ter discussie wordt gesteld zal Nederland haar eerder al uitgesproken steun voor de aanpak van Commissie en Voorzitterschap en de strekking van het voorstel herhalen.

Niet wetgevende dossiers

Routekaart Koolstofarme Economie 2050

De Raad zal spreken over de in maart j.l. door de Commissie voorgestelde routekaart voor een koolstofarme economie in 2050. Hierover zijn Raadsconclusies voorzien. De routekaart verkent

paden naar een reductie van EU broeikasgasemissies met 80–95% in 2050 ten opzichte van 1990. De Commissie concludeert op basis van een modelanalyse dat binnen de EU een reductie van 80% haalbaar is met de inzet van bestaande technologieën, zonder gedragsverandering en zonder aankoop van reducties in derde landen. Volgens de analyse kan een kosteneffectief en geleidelijk emissiepad naar 80% reductie in 2050 in de EU lopen via tussenstappen van 25% in 2020, 40% in 2 030 en 60% in 2040. De Commissie stelt geen herziening van de 2020 klimaatdoelstelling voor. De routekaart zal onder andere worden uitgewerkt in sectorspecifieke emissiereductie-strategieën, waaronder de Energieroutekaart 2050 (welke eind 2011 wordt verwacht) en het reeds verschenen Witboek Transport.

Nederland verwelkomt de routekaart en beschouwt deze als een aanzet voor discussie. Nederland onderschrijft het belang van EU-interne voorbereiding op een koolstofarme economie in 2050 en vindt het belangrijk dat maatregelen die daarvoor nodig zijn, worden verkend. De routekaart biedt een nuttige verkenning van de implicaties van een koolstofarme economie in 2050 en de mogelijke weg daarnaar toe.

In de voorliggende concept Raadsconclusies wordt het werk van de Commissie verwelkomd en wordt aandacht besteed aan een aantal punten, waaronder:

  • mijlpalen tot 2050;

  • gevraagde verdere analyses door de Commissie, waaronder werk aan reductieopties en instrumenten op het niveau van Lidstaten en sectoren;

  • het belang van energie efficiëntie en van het betrekken van alle verschillende sectoren;

  • de benodigde investeringen en de rol van de koolstofmarkt.

Nederland onderschrijft de strekking van de voorliggende conclusies en heeft een aantal specifieke aandachtspunten. Nederland vindt dat de nodige aandacht zou moeten worden besteed aan het vaststellen van (indicatieve) tussenstadia voor de middellange termijn (2030–2040). Echter gegeven de onzekerheden in lange termijn projecties en de analyses in de routekaart, is Nederland van mening dat de mijlpalen uit de routekaart in de raadsconclusies op dit moment enkel als indicatief kunnen worden benoemd.

De routekaart vormt het raamwerk voor langetermijn klimaatambities en acties in de verschillende sectoren. Nederland vindt het van belang dat de Commissie sectorale routekaarten en beleidsinitiatieven ontwikkelt, die consistent zijn met kosteneffectieve paden naar een reductie van 80 tot 95% in 2050. Daarbij zou de Commissie de analyse van kosteneffectieve reductiepaden robuuster moeten maken. Hierin zou de Commissie concrete voorstellen moeten doen voor instrumenten om de lange termijn ambities te realiseren. Ten slotte benadrukt Nederland dat ervoor gezorgd moet worden dat het ETS ook in de toekomst sterk en solide is.

«En marge» van de Raad is een bilateraal overleg voorzien met de Commissie, waarbij naast de Nederlandse visie op de routekaart koolstofarme economie 2 050, ook het onderwerp duurzaamheidscriteria in relatie tot hernieuwbare energie aan de orde zal komen. Dit in verband met mijn toezegging aan u om in EU verband meer handen en voeten te geven aan sociale criteria in de toepassing van de richtlijn hernieuwbare energie.

Biodiversiteitsstrategie

De Commissie heeft op 3 mei een Mededeling over de nieuwe EU-biodiversiteitsstrategie gepubliceerd. In de concept Raadsconclusies geeft de Raad een eerste reactie op deze strategie.

De strategie is gericht op het stoppen van het biodiversiteitsverlies en op een snelle omslag van de EU naar een hulpbronefficiënte en groene economie. Het hoofddoel is gegeven door de Milieuraad in maart 2010. Het hoofddoel is, mede in lijn met de afspraken van de tiende bijeenkomst van partijen bij de Conventie betreffende Biologische Biodiversiteit, door de Commissie uitgewerkt in zes doelen met bijbehorende maatregelen en aankondigingen van nieuwe voorstellen:

  • Volledige uitvoering van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn;

  • Verbeteren van ecosysteemdiensten en het herstel van minimaal gedegradeerde ecosystemen door de ontwikkeling van een groene infrastructuur;

  • Bredere toepassing van biodiversiteitsmaatregelen in het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid;

  • Gebruik van «maximale duurzame opbrengst» voor visserij en gezond visstandbeheer;

  • Aanpak van invasieve exoten met nieuwe EU-regelgeving;

  • De EU-bijdrage tot het afwenden van het wereldwijde verlies aan biodiversiteit wordt opgevoerd.

Zoals ook uiteengezet in een brief aan uw Kamer van 26 mei 2011 is Nederland positief kritisch over de hoofdlijnen van de mededeling. Het definitieve oordeel per maatregel volgend op deze mededeling zal afhangen van de uiteindelijke vormgeving van de voorstellen. Uitvoerbaarheid van de nieuwe strategie is voor Nederland een vereiste en vraagt om afrekenbare, haalbare en betaalbare doelen en acties en een goede balans tussen economie en ecologie. Het is daarbij van belang dat voldoende flexibiliteit wordt geboden in de uitvoering.

Het voorzitterschap heeft korte, ambitieuze concept Raadsconclusies op hoofdlijnen voorgelegd, waaronder instemming met de strategie, de doelen en de acties. Het is de bedoeling om in Raad van december 2011 gedetailleerdere conclusies aan te nemen. Nederland vindt het belangrijk een duidelijk signaal af te geven dat biodiversiteit ons veel oplevert en geïntegreerd zou moeten worden in andere beleidsterreinen. Tegelijkertijd vindt Nederland het te vroeg om de hele strategie op dit moment volledig te onderschrijven omdat de gevolgen van de voorgestelde acties nog niet zijn te overzien. De Nederlandse inzet is om de ambitie die uit de concept Raadsconclusies spreekt, realistischer te maken.

Water

Aan de Raad liggen conclusies voor met betrekking tot de bescherming en beheer van watersystemen binnen en buiten Europa. De raadsconclusies moeten inhoudelijk bijdragen aan de voorbereiding van een «Blueprint to Safeguard Europe’s Water Resources». Deze blauwdruk is op 22 maart 2010 aangekondigd door de Commissie en wordt voorzien in 2012.

De raadsconclusies plaatsen de blauwdruk in de context van een toenemende druk op watersystemen. Dit is een wereldwijd fenomeen. Klimaatverandering, en de hierdoor toenemende risico’s op droogte en wateroverlast, wordt uitgelicht als een belangrijke uitdaging voor het toekomstige waterbeleid.

De raadsconclusies benadrukken de noodzaak om doelstellingen op gebied van water te integreren in andere beleidsvelden. Onder andere worden de cohesiefondsen en het gemeenschappelijk landbouwbeleid hierbij genoemd. Waterinfrastructuur projecten zijn een belangrijke afnemer van de cohesiefondsen, en de landbouw is zowel een grootgebruiker van water als een bron van diverse diffuse verontreinigingen (m.n. nutriënten en bestrijdingsmiddelen).

De raadsconclusies wijzen op het belang van ecosysteem diensten. Extreme gebeurtenissen als droogte en overstroming kunnen ecosystemen aantasten. Maar gezonde ecosystemen kunnen ook bijdragen aan de weerbaarheid tegenover dergelijke gebeurtenissen, bijvoorbeeld door als buffer te functioneren.

Het belang van goede onderliggende kennis en effectieve governance worden onderstreept. Governance is onder andere belangrijk vanwege de sterk grensoverschrijdend karakter van uitdagingen m.b.t. waterbeheer.

De Blauwdruk zal worden gebaseerd op een evaluatie van onder andere de onder de Kaderrichtlijn Water opgestelde stroomgebiedbeheersplannen. De evaluatie heeft een tweeledig doel:

  • Terugkijken en vaststellen wat er bereikt is met het bestaande beleid en welke leemtes en tekortkomingen er mogelijkerwijs bestaan;

  • Vooruitkijken naar de kwetsbaarheid van het watermilieu om vast te stellen of de bestaande instrumenten voldoende zijn of om mogelijk nieuwe instrumenten te overwegen.

Daarnaast zal de Commissie als onderdeel van de «smart regulation policy» ook een systematische beoordeling uitvoeren van de EU waterwetgeving. Hierbij wordt zowel de effectiviteit van de regelgeving als de naleefbaarheid hiervan in de praktijk beoordeeld. Afhankelijk van de uitkomsten van de evaluatie zal de Blauwdruk gepaard gaan met voorstellen voor nieuw beleid, waaronder mogelijke wetgevende initiatieven. Nieuwe wetgeving zal door Nederland kritisch worden bezien in het licht van de bestaande EU regels op gebied van water. Nederland wil, vanuit onze sterke positie als waterland, een bijdrage leveren aan het proces van totstandkoming van de blauwdruk. Vooralsnog wordt er vanuit gegaan dat eventuele nieuw beleid met betrekking tot waterschaarste, droogte en klimaatadaptatie een plaats krijgt in de tweede generatie stroomgebiedbeheersplannen, die uiterlijk in 2015 moeten zijn vastgesteld.

Diversen

Nanomaterialen

Nederland zal onder diversen aandacht vragen voor de risicobeheersing van nanomaterialen. Dit zijn stoffen in een zeer fijne vorm. Die vorm brengt met zich mee dat de materialen specifieke kwaliteiten hebben. De toepassing van (producten met) nanomaterialen neemt snel toe, terwijl er nog niet veel bekend is over de specifieke risico’s die deze materialen kunnen hebben voor gezondheid of milieu.

De huidige Europese regelgeving schiet tekort om een adequate risicobeoordeling en -beheersing voor nanomaterialen te garanderen. Om concurrentievervalsing te voorkomen en de innovatie niet te belemmeren heb ik een sterke voorkeur om dit juist op Europees niveau te regelen.

De Kamer heeft tijdens het AO van 17 februari 2011 over dit onderwerp duidelijk gemaakt deze visie te steunen maar was ontevreden over het gebrek aan voortgang op dit dossier in Europa.

Ik heb de Kamer geantwoord dat we niet wachten op Europa, maar juist pro-actief zijn. Conform mijn toezegging vraag ik tijdens deze Milieuraad aandacht voor dit onderwerp.


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven