21 501-08 Milieuraad

Nr. 347 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 januari 2011

Hierbij stuur ik u het verslag van de Milieuraad van 20 december 2010.

Tevens wil ik u erop attenderen dat er over de RoHS-richtlijn («Restriction of hazardous substances in electrical and electronic equipment») voorafgaand aan de Raad reeds een eerste lezing akkoord is bereikt. Als geheel is dit een evenwichtig en verantwoord akkoord, waarin we met de Nederlandse inzet onze belangrijkste punten hebben weten binnen te halen.

De richtlijn bevat nu criteria waarmee kan worden beoordeeld of voor meer gevaarlijke stoffen beperkingen moeten gelden. Er zijn geen nieuwe stoffen of kandidaatstoffen toegevoegd aan de reikwijdte. Dat wilde Nederland ook niet, want deze stoffen zouden dan los van de criteria in de richtlijn worden opgenomen. De criteria zijn zodanig dat de RoHS-richtlijn aanvullend werkt op REACH. Voorstellen voor herziening van de lijst van stoffen moeten daarnaast ondermeer wetenschappelijk bewijsmateriaal en referenties bevatten en er moet gebruik worden gemaakt van de openbare kennis die is verkregen onder REACH.

Belangrijke winst voor de Nederlandse industrie is dat – op aandringen van Nederland – de mogelijkheid is opgenomen tot hergebruik van complete onderdelen van apparaten in business to businessretoursystemen. Tenslotte is verhelderd welke producten binnen het bereik van de richtlijn vallen: over 8 jaar zal de richtlijn in principe alle elektr(on)ische apparatuur omvatten, tenzij deze expliciet zijn uitgezonderd.

Verder wil ik, zoals toegezegd in het AO Milieuraad van 16 december 2010, een toelichting geven op de opbouw en invulling van de NER 300. Mijn collega van ELenI is hier eerstverantwoordelijke voor.

Naar aanleiding van het besluit over het klimaat- en energiepakket van december 2008 heeft de Europese Commissie een besluit genomen om 300 miljoen CO2 rechten uit de reserve voor nieuwkomers van het emissiehandelssysteem in te zetten voor CCS demonstratieprojecten en innovatieve projecten op gebied van hernieuwbare energie. De 300 miljoen CO2 rechten komen – afhankelijk van de CO2-prijs wanneer deze te gelde worden gemaakt – overeen met een bedrag van 4 tot 7 miljard euro.

Voor de verdeling van de rechten heeft de Europese Commissie op 9 november jl. een tender opengesteld voor de eerste tranche van 200 miljoen CO2 rechten. De tweede tranche, ter waarde van 100 miljoen CO2 rechten volgt in 2012.

De procedure van de tender voorziet erin dat lidstaten voor het eigen land een eerste selectie van ingediende projecten maken en besluiten welke projecten voor de Europese tender in aanmerking kunnen komen.

In totaal zal de Europese Commissie uiteindelijk 8 tot 12 CCS demonstratieprojecten en maximaal 34 projecten op het gebied van Hernieuwbare Energie honoreren. Iedere lidstaat kan maximaal 3 projecten verwerven. Bilaterale of multilaterale projecten tellen niet mee voor het maximum. De mate van CO2-reductie per geïnvesteerde publieke euro is voor de Commissie de belangrijkste maatstaf bij de beoordeling van de projecten.

De Europee Commissie kan tot 50% van de kosten financieren. De overige financiering (cofinanciering) kan van bedrijven zelf of van de Nederlandse overheid komen.

Bedrijven die voor subsidie in aanmerking willen komen dienen voor 9 februari projecten in te dienen. De minister van EL&I heeft tot 9 mei de tijd om de projecten te beoordelen en door te geleiden naar de Europese Investeringsbank (EIB) die de projecten beoordeelt voor de Europese Commissie. Eind 2011 volgt een evt. toewijzing door de Europese Commissie.

Bij toewijzing van een of meer projecten door de Europese Commissie zullen middelen worden overgemaakt naar de betreffende lidstaat waarin het project wordt uitgevoerd. De lidstaat moet de subsidieverstrekking uitvoeren.

Het ministerie van EL&I faciliteert projecten die voor de Europese subsidie in aanmerking willen komen via directe informatieverstrekking en via de website NER300.nl. Ook is een ministeriële regeling gepubliceerd om Nederlandse CCS- en hernieuwbare energieprojecten in aanmerking te laten komen voor de Europese subsidie.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J. J. Atsma

Verslag Milieuraad 20 december 2010

Op 20 december was de laatste Raad onder Belgisch Voorzitterschap. De belangrijkste agendapunten waren de twee wetgevende voorstellen «CO2 en bestelauto’s» en «biociden». Op het voorstel voor een eerste lezingsakkoord over CO2 en bestelauto’s heeft de Raad instemmend gereageerd. Over de biocidenverordening heeft de Raad een politiek akkoord gesloten, die de basis vormt voor onderhandelingen in 2e lezing met het Europees Parlement. Andere agendapunten waren oa de terugkoppeling van de klimaatconferentie in Cancún en Raadsconclusies naar aanleiding van de resultaten van de biodiversiteitsconferentie in Nagoya. Met enkele kanttekeningen werden beide conferenties als succesvol beoordeeld.

CO2 bestelauto’s

Het Voorzitterschap heeft op de Milieuraad een terugkoppeling gegeven van de laatste stand van de onderhandelingen van het voorstel over CO2 en bestelauto’s.

Het Voorzitterschap gaf aan in de laatste triloog met het EP een akkoord te hebben bereikt. In dit akkoord was het lange termijn doel voor maximaal toegestane CO2 emissie vastgesteld op 147 gram/km.

Het korte termijndoel blijft op 175 gram/km per 2014, maar wordt gefaseerd ingevoerd en gaat pas in 2017 voor de volle 100% in (70% in 2014, 75% in 2015, 80% in 2016). Het onderhandelingsresultaat bleek te kunnen rekenen op breed draagvlak in de Raad.

Tijdens de onderhandelingen heeft Nederland steeds gepleit voor lage normen op de korte termijn (2016), maar vooral op de lange termijn (2020). Lage normen zijn een belangrijk instrument om het bindende Europese klimaatdoel te behalen dat geldt voor het geheel aan sectoren die niet worden gedekt door emissiehandel. Ook stimuleert het innovatie en leidt bovendien tot brandstofbesparingen en daarmee lagere kosten voor het Europese midden- en klein bedrijf (MKB). Het Nederlandse pleidooi voor een beperking van de inzet van de zgn. «supercredits» is succesvol geweest, het gebruik ervan is aan een plafond gebonden.

Hoewel Nederland voor een lagere normstelling was, hebben wij ons rekenschap moeten geven van het, zeer verdeelde krachtenveld in Brussel. Bovendien was het van belang dat er snel een akkoord zou komen, zodat de lagere normen snel in werking kunnen treden. Daarom heb ik aangegeven in te kunnen stemmen met het onderhandelingsresultaat van het Belgische Voorzitterschap. Samen met Zweden, Denemarken, Slovenië, Ierland en Cyprus zal Nederland bij formele besluitvoriming, een Verklaring afgeven met bovenstaande, nadere duiding van onze positie.

Biociden

Tijdens de Raad is een Politiek Akkoord bereikt over de biocidenverordening. Ik ben tevreden over dit bereikte resultaat, aangezien het voorstel voor de verordening een duidelijke verbetering is ten opzichte van de bestaande biociden richtlijn. Het voorstel behelst een verbetering voor de interne markt, door meer harmonisatie en introductie van (gedeeltelijke) centrale toelating. Daarnaast worden milieu- en gezondheidsaspecten beter geborgd.

Nederland heeft in de onderhandelingen op veel punten succes geboekt. Daarbij denk ik aan de regeling voor behandelde artikelen die ook de detailhandel duidelijkheid biedt; producten die uitsluitend met het oog op vervoer naar Nederland zijn behandeld zijn uitgesloten van de biocidenverordening.

Ook ben ik tevreden dat in het Politieke Akkoord is opgenomen dat lidstaten nationale omstandigheden kunnen betrekken bij de toelating van biociden. Dit is belangrijk omdat sommige nationale omstandigheden dusdanig anders zijn dat deze een rol moeten spelen bij de keuze of een biocide op de markt mag komen of niet. In Nederland valt hierbij te denken aan de hoge grondwaterstand. Een dergelijke afwijking moet goed worden onderbouwd en ter beoordeling worden voorgelegd aan de Commissie en andere lidstaten.

In het verlengde hiervan heb ik er ook op ingezet dat de biocidenverordening het mogelijk maakt dat het specifieke Nederlands beleid ten aanzien van drinkwater mogelijk blijft. Dit is van belang omdat Nederland als beleid heeft dat er geen biociden aan het drinkwater toegevoegd mogen worden, behoudens uitzonderingsgevallen, zoals in geval van legionella. Ook deze inzet is gehonoreerd. Nederlands drinkwater blijft hierdoor chloorvrij.

Met het akkoord in de Raad zullen de onderhandelingen de tweede lezing ingaan. Gezien de positie van het EP en de opmerkingen die door de lidstaten en de Commissie zijn gemaakt tijdens de Milieuraad, heb ik het vertrouwen het positieve onderhandelingsresultaat overeind te kunnen houden.

WEEE-richtlijn

Het Voorzitterschap heeft een voortgangsrapportage gegeven van de stand van zaken van de onderhandelingen over de WEEE-richtlijn («Waste of electrical and electronic equipment»).

Ik heb aangegeven dat een ambitieuze inzameldoelstelling vraagt om een afgifteplicht. Daarbij dient overigens ook de financiering goed geregeld te zijn. Verder heb ik aangegeven dat lidstaten de ruimte moeten krijgen om voor de verwijderingsbijdrage eigen beleid te voeren. De Nederlandse positie is dat de kosten voor verwijdering geïntegreerd zou moeten worden in de prijs (dus geen zichtbare verwijderingsbijdrage).

Er was verder weinig discussie tijdens de Raad. Gezien de voortgang van de onderhandelingen verwacht het Belgische Voorzitterschap dat er onder het Hongaarse Voorzitterschap een akkoord zal kunnen worden bereikt op dit dossier.

Genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s)

Het Voorzitterschap heeft teruggekoppeld over de onderhandelingen over het voorstel voor een verordening die het mogelijk maakt om Lidstaten meer bevoegdheid te geven over teelt van genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s) op hun eigen grondgebied.

Een belangrijk discussiepunt waren de adviezen van de juridische diensten van de Raad, EP en de Commissie, die geen eenduidig beeld gaven. In zijn algemeenheid werd de hoop uitgesproken dat de juridische diensten tot een gemeenschappelijke analyse zouden kunnen komen. Een inhoudelijke analyse van de adviezen van de verschillende juridische diensten heb ik u voorafgaand aan de Milieuraad per brief (Kamerstuk 32 472, nr. 5) op 14 december 2010 doen toekomen.

Verder is er door verscheidene lidstaten aangegeven dat zij graag een lijst met criteria zouden zien op basis waarvan lidstaten zouden kunnen beslissen om de teelt van GGO’s op hun grondgebied te beperken of te verbieden. De Commissie heeft toegezegd om een dergelijke, niet-limitatieve, lijst te gaan opstellen.

Tot slot is er nog gesproken over de uitvoering van de Raadsconclusies over GGO’s, die onder het Franse Voorzitterschap in 2008 zijn aangenomen. Enkele lidstaten waren van mening dat hier nog onvoldoende uitvoering aan was gegeven. De Commissie heeft aangegeven hiermee aan de gang te zijn; zo zal begin volgend jaar, op basis van brede consultatie, de Commissie een visie presenteren op sociaal- en economische aspecten bij het op de markt brengen van GGO’s.

Al met al ben ik tevreden over de uitkomsten van de discussie. Nederland heeft het afgelopen jaar zowel in de Milieu- als in de Landbouwraad herhaaldelijk gepleit voor aanpassing van de regelgeving langs de lijnen van het Commissievoorstel. Om de discussie over GGO’s verder te helpen is draagvlak belangrijk, ik denk dat al bovengenoemde acties belangrijk zijn om het draagvlak verder te vergroten. Het inkomende Hongaarse Voorzitterschap heeft aangegeven de behandeling van het voorstel te zullen voortzetten.

Duurzaam materiaalbeheer

Over Duurzaam materiaalbeheer zijn Raadsconclusies aangenomen. In de Raadsconclusies wordt gepleit voor het verduurzamen van de hele keten van materiaalgebruik, zowel in de extractie-, productie-, distributie-, consumptie- en afvalfase. Een dergelijke verduurzaming van productie- en consumptiepatronen vereist systeemveranderingen. Dit vraagt een integrale aanpak vanuit verschillende beleidsvelden (o.a. industrie, handel, landbouw). Een mix van verschillende typen instrumenten, waaronder marktconforme instrumenten, is nodig. Verder wordt in de Raadsconclusies de belangrijke rol van innovatie onderstreept.

Tijdens de Raad was er weinig discussie over de Raadsconclusies, omdat er consensus over was. Commissaris Potočnik heeft aangegeven dat met deze Raadsconclusies belangrijke vooruitgang is geboekt, want ze onderstrepen dat «resource efficiency» essentieel is voor de economie. Medio volgend jaar zal Commissaris Potočnik de uitwerking presenteren van het «flagship initiative for Resource Efficient Europe», dat onderdeel uitmaakt van de Europa 2020 strategie.

Verbetering milieubeleidsinstrumenten

De Raad heeft ook Raadsconclusies over de verbetering van milieubeleidsinstrumenten aangenomen.

Belangrijke deelonderwerpen uit de Raadsconclusies zijn oa: het verbeteren en nader focussen van milieubeleid onder andere door een vervolg op 6e Milieu Actie Programma (MAP); implementatie EU-milieuwetgeving; harmonisatie regels milieu-inspectie, financiering milieubeleid door vergroening Europese begroting en eco-innovatie, en een oproep aan de Commissie om een «roadmap» te presenteren om milieubelastende subsidies af te schaffen.

Hoewel de tekst van de Raadsconclusies niet meer ter discussie stond is tijdens de Raad door verscheidene lidstaten nog gewezen op het horizontale karakter van het milieubeleid. Hierbij kwam onder andere de relatie met de herziening van de meerjaren EU begroting (Financiële Perspectieven) aan de orde. Verder werd er door verscheidene lidstaten gewezen op het belang van een vervolg op het 6e MAP. Commissaris Potočnik heeft aangegeven dat hij de opmerkingen van de verschillende lidstaten ter harte zal nemen en dat de besluitvorming over het 6e MAP de gangbare procedure zal doorlopen. Dus eerst evaluatie van het 7e MAP; op basis daarvan wordt gekeken naar een vervolg.

Biodiversiteit

Tijdens de Raad zijn Raadsconclusies aangenomen die ingaan op de bereikte resultaten tijdens de 10e Conferentie van de Partijen in Nagoya, waarover ik u op 5 november 2010 per brief heb geïnformeerd (kamerstuk 26 497, nr. 49). Het Belgische Voorzitterschap kreeg vanuit verschillende kanten complimenten over het behaalde resultaat tijdens de onderhandelingen in Nagoya.

In de Raadsconclusies werd ook het «commitment» van de EU uitgesproken om de afspraken uit Nagoya om te zetten in het EU beleid. Commissaris Potočnik heeft hierover gezegd dat de EU strategie voor biodiversiteit nu bijna klaar is. Verder wil de Commissie graag snel het «Access and Benefit Sharing (ABS) Protocol» ondertekenen en ratificeren. De analyse met betrekking tot de stappen die gezet moeten worden op weg naar de implementatie van het ABS Protocol in de EU is al in gang gezet. Ook noemde hij het belangrijk dat het zgn. «Intergovernmental Science-Policy Platform on Biodiversity and Ecosystem services (IPBES)» is geïnstalleerd. Verder gaf hij aan dat nu gestart moet worden met het zoeken naar innovatieve financiële mechanismen en dat financiering voor biodiversiteit ook zou moeten worden meegenomen in de onderhandelingen over de nieuwe Financiële Perspectieven.

Klimaatverandering

Tijdens de Raad vond een informele gedachtewisseling plaats over de uitkomsten van de 16e klimaatconferentie onder het Klimaatverdrag (COP 16), die van 29 november tot 10 december in Cancún, Mexico, had plaatsgevonden.

Ook voor dit akkoord kreeg het Belgisch Voorzitterschap weer veel complimenten. Veel lidstaten gaven ook aan van mening te zijn dat Cancún een succes was geworden dankzij de opstelling van de EU en noemde dit een succes voor het multilateralisme.

Inhoudelijk heb ik u al per brief op 14 december 2010 bericht over de uitkomsten van de conferentie in Cancún (Kamerstuk 30 495, nr. 12). Naast de terugblik is er tijdens de Milieuraad ook (spaarzaam) vooruit gekeken naar de komende jaren. Het belang van een strategische discussie ter voorbereiding van de conferentie in Durban, Zuid Afrika, werd onderstreept, hierbij werd door Commissaris Hedegaard specifiek gewezen op het belang van goede timing.

Ik heb ook gewezen op het belang van een strategische discussie. Hierbij heb ik o.a. aangegeven dat de eenheid van de EU van cruciaal belang is, dat er belangrijke besluiten op het gebied van ondermeer lange termijn financiering moeten worden voorbereid, en dat er strategisch moet worden gekeken naar de positie van belangrijke opkomende landen zoals China en India. Het Nederlandse initiatief op het vlak van transparantie bij de financiering van korte termijn acties heb ik als voorbeeld genoemd dat vervolg verdiend.

Lunch

Tijdens de lunch heeft Professor McGlade, Directeur van het Europees Milieuagentschap in Kopenhagen (EEA), het zojuist verschenen rapport «The European environment – state and outlook 2010 report» (SOER 2010) gepresenteerd.

Diversen:

Biobrandstoffen en vloeibare biomassa

De Commissie heeft Mededelingen gepresenteerd over (1) de praktische tenuitvoerlegging van de EU duurzaamheidregeling voor biobrandstoffen en vloeibare biomassa, en (2) de Mededeling over vrijwillige regelingen en standaardvoorwaarden in de EU-regeling betreffende de duurzaamheid van biobrandstoffen en vloeibare biomassa. De mededelingen bevatten praktische informatie voor lidstaten bij de implementatie van de duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen en vloeibare biomassa uit de richtlijn Hernieuwbare Energie.

Milieuevenementen Belgisch Voorzitterschap

Het Voorzitterschap heeft een overzicht gegeven van de activiteiten die zijn georganiseerd door België na de vorige Milieuraad.

Geplande kerninstallaties in de buurt van de EU

Litouwen heeft haar zorgen uitgesproken over kerncentrales die dicht op haar grondgebied worden gebouwd (in de Russische Federatie (Kaliningrad regio) en in Wit-Rusland).

In reactie op de informatie van Litouwen, benadrukte Commissaris Potočnik dat Rusland verplicht is bij de bouw van kerncentrales haar buurlanden te raadplegen. De Euratom Gemeenschap zal tijdens haar bijeenkomst volgend jaar dan ook vragen stellen aan Rusland en Wit-Rusland over deze twee projecten. Verder zal de Commissie Rusland blijven aanmoedigen om de ESPOO Conventie toe te passen.

Middellandse Zee-initiatief inzake klimaatverandering

Griekenland heeft een korte presentatie gegeven van het in oktober 2010 door Griekenland gelanceerde «Mediterranean Climate Change Initiative».

Uitvoeringsaspecten Kaderrichtlijn afval

Portugal heeft aandacht gevraagd voor criteria aan de hand waarvan bepaald kan worden dat brandstof afgeleid van afval niet langer gezien hoeft te worden als afval. Verder heeft Portugal de Commissie gevraagd om, in verband hiermee, met voorstellen te komen voor aangepaste parameters voor de energie-efficiency formule voor afvalverbrandingsinstallaties (avi’s) in warme(re) landen en in perifere gebieden.

Commissaris Potočnik heeft toegezegd dat hij met voorstellen zal komen die in overleg met lidstaten zullen worden ontwikkeld.

VN-ECE Protocol on Water and Health

Roemenië heeft teruggekoppeld over de tweede vergadering (MoP) van het VN-ECE «Protocol on Water and Health» (water en gezondheid) dat valt onder de «Convention on the Protection and Use of Transboundary Watercourses and International Lakes» (Conventie m.b.t. bescherming en gebruik van grensoverschrijdende waterlopen en internationale meren). De MoP vond plaats van 23-25 november in Boekarest. Implementatie van het protocol vormde het hoofdonderwerp van de bijeenkomst.

Akkoord Emissierechten

Polen heeft aandacht gevraagd voor het akkoord dat in comitologie, het zgn. «Climate Change Committee» is bereikt over de allocatieregels en product-benchmarks voor de verdeling van gratis emissierechten aan de industrie onder het ETS (het Europees emissiehandelssysteem) in de periode 2013–2020. Polen wees hierbij op de mogelijke negatieve effecten van dit akkoord voor haar eigen industrie. Commissaris Hedegaard heeft aangegeven dat het akkoord evenwichtig is.

In het akkoord is het principe «1 product, 1 benchmark» in stand gebleven, Dat is een belangrijke pijler onder de toewijzing.

Nederlandse bedrijven zitten over het algemeen goed in de benchmarks.

De cement/clinker substitutie in de clinker benchmark is weliswaar gesneuveld, maar de Nederlandse industrie heeft daarin weinig belang.

De salpeterzuurbenchmark is verhoogd, wat de belangrijke Nederlandse partijen alleen maar zullen toejuichen.

De Nederlandse sinterpelletcombinatie blijft in de benchmark voor sinter en dat is een belangrijk winstpunt voor Tata Steel.

Italiaans afvaltraceerbaarheidssysteem (SISTRI)

Italië heeft een toelichting gegeven op het Italiaanse systeem voor afval traceerbaarheid (SISTRI). Het informatiseren via SISTRI is een verbetering voor het vervoer en de traceerbaarheid van afval en het vermindert de administratieve lasten.

Hongaars Voorzitterschap

Hongarije heeft een toelichting gegeven op het programma onder haar Voorzitterschap. De milieuprioriteiten van het Hongaars Voorzitterschap zijn:

Klimaatverandering, Biodiversiteit, Waterbeleid en «Resource efficiency».

Op 14 maart zal de eerste Milieuraad onder Hongaars Voorzitterschap plaatsvinden. Daarna zal de informele Milieuraad plaatsvinden van 24–26 maart. Naast klimaat, zal de informele raad zich toespitsen op waterbeleid. De tweede formele Milieuraad zal plaatsvinden op 17 juni.

Naar boven