21 501-08 Milieuraad

Nr. 342 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, LANDBOUW EN INNOVATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 november 2010

Bij deze bied ik u de geannoteerde agenda van de Informele Ministeriële bijeenkomst Cohesiebeleid aan. Deze bijeenkomst vindt plaats op maandag 22 en dinsdag 23 november, te Luik. Vanwege het informele karakter van deze bijeenkomst zal er een vrije gedachtewisseling plaatsvinden zonder besluitvorming. De bijeenkomst wordt georganiseerd door het Belgische voorzitterschap.

De bijeenkomst staat in het teken van het debat over het toekomstige cohesiebeleid (het beleid vanaf 2014). De volgende 3 onderwerpen staan op de agenda:

  • 1. Het Vijfde Cohesieverslag (22 november)

  • 2. De bijdrage van het cohesiebeleid aan de Europa 2020-strategie: stabiliteit en versterkte effectiviteit (22 november)

  • 3. Conditionaliteit en de cohesiedoelstellingen (23 november).

Ad 1. Het Vijfde Cohesieverslag (22 november)

De Europese Commissarissen voor Regionaal Beleid (de heer Hahn) en voor Sociale Zaken, Werkgelegenheid en Inclusie (de heer Andor) lichten het Vijfde Cohesieverslag toe vanuit hun verschillende perspectieven. Het Vijfde Cohesieverslag staat stil bij de effecten van het Cohesiebeleid tot dusverre en gaat in op de toekomstvisie van de Europese Commissie op het cohesiebeleid. Het Cohesieverslag wordt op 10 november formeel in Brussel door de Commissie gepresenteerd. Na deze formele lancering reizen vertegenwoordigers van de Commissie de lidstaten af om het vijfde Cohesieverslag nader toe te lichten. In Nederland gebeurt dat op 10 november in het Ministerie Economische Zaken, Landbouw en Innovatie; u heeft daar ook een uitnodiging voor ontvangen.

De Informele Ministeriële Bijeenkomst op 22 november wordt het eerste samenkomen op ministerieel niveau na het uitkomen van het Cohesieverslag. Voor Nederland zal de nadruk liggen op de punten die zijn benoemd in het Position Paper Toekomst Cohesiebeleid, waarover het kabinet en decentrale overheden op 23 juni jl. overeenstemming bereikten (Kamerstuk 21501–08, nr. 335). Dit zijn op hoofdlijnen:

  • Meer focus in het beleid door een sterke koppeling met de Europa 2020-doelstellingen, door met name in te zetten op het versterken van de concurrentiekracht en werkgelegenheid.

  • Vereenvoudiging van beheer, waardoor de administratieve lasten voor bedrijven, instellingen en overheden afnemen. Ook moet vereenvoudiging bijdragen aan een vermindering van fouten.

  • Meer en betere synergie tussen Cohesiebeleid en andere Europese programma’s. De verschillende Europese programma’s, bijvoorbeeld het zevende kaderprogramma, dienen elkaar aan te vullen. Overlap moet worden voorkomen en verschillen inzake de eisen die aan het beheer worden gesteld eveneens.

  • Een flexibeler gebiedsindeling bij grensoverstijgende programma’s. Ook de samenhang met de Europa 2020-strategie moet worden versterkt door een de inzet op mkb-bedrijven in grensgebieden en kansrijke grensoverstijgende clusters.

  • Behoud van de multi-level governance methodiek en rol van de steden.

Nederland hecht eraan dat de discussie over het Vijfde Cohesieverslag niet vooruitloopt op de onderhandelingen over de Financiële Perspectieven post-2013.

Ad 2. De bijdrage van het cohesiebeleid aan de Europa 2020-strategie: stabiliteit en versterkte effectiviteit (22 november)

Nederland is van mening dat de focus van het Cohesiebeleid moet zijn gericht op de doelen zoals deze zijn geformuleerd in de Europa 2020-strategie. Innovatie is voor een groot deel het antwoord op de vraag hoe de grote uitdagingen op het terrein van de globaliserende economie, klimaat, energievoorziening en demografie tegemoet moeten worden getreden. Deze focus geeft op hoofdlijnen richting aan de inzet van Cohesiemiddelen binnen de lidstaten en voorziet tegelijkertijd in een economische impuls die de concurrentiekracht en werkgelegenheid kan versterken.

De recent uitgebrachte mededeling van de Commissie over de bijdrage van Regionaal Beleid aan slimme groei in Europa 2020, onderstreept de waardevolle relatie tussen het Cohesiebeleid en de Europa 2020-strategie. Nederland ondersteunt niet alleen het nut van de koppeling, maar ook de wijze waarop dit het best zou kunnen gebeuren. Met het formuleren van slimme specialisatiestrategieën wordt van de regio’s gevraagd in te zetten op een beperkt aantal regionale sterktes. Hiermee wordt de gerichtheid van de inzet ook op programmaniveau bevorderd. Over deze Commissie-mededeling wordt u nader geïnformeerd middels een BNC-fiche.

Ad 3. Conditionaliteit en de cohesiedoelstellingen (23 november)

De discussie over conditionaliteit en de cohesiedoelstellingen staat momenteel, zowel op nationaal als EU-niveau, nog in zijn kinderschoenen. Er bestaat dan ook nog geen gemeenschappelijke Nederlandse zienswijze over dit onderwerp. De beraadslagingen in Luik zullen een belangrijke inbreng zijn voor het doorlopende debat in Nederland tussen het Rijk en de decentrale overheden.

Er zijn vele overwegingen die een rol spelen wanneer Cohesiemiddelen conditioneel worden gemaakt aan de prestaties van lidstaten. Deze zullen elk goed moeten worden onderzocht. Zo zal bijvoorbeeld moeten worden bezien welke invloed conditionaliteit heeft op de stabiliteit en continuïteit van de programma’s. Ook zal het systeem praktisch werkbaar moeten kunnen zijn. Zo zullen afspraken goed meetbare resultaten moeten bevatten, monitoringsystemen meer dan adequaat dienen te functioneren en vergt een dergelijk systeem afspraken over de «toerekenbaarheid» van eventuele tekortschietende prestaties. Aanvullende factor hierbij is voorts dat het conditionaliteitsvraagstuk ook een rol speelt in relatie tot de lopende discussie over herziening van het stabiliteits- en groeipact (SGP). In het eindrapport van de werkgroep Van Rompuy, geaccordeerd door de Europese Raad van 28 en 29 oktober jl., hebben de lidstaten afgesproken dat een zo breed mogelijk palet aan EU-uitgaven conditioneel zal worden gemaakt op het voldoen aan de SGP-vereisten.

Tenslotte

Leidend bij de inzet van Nederland in de discussie zijn (1) het Nederlands Position Paper Toekomst Cohesiebeleid dat u is toegezonden op 16 juli jl. (Kamerstuk 21 501-08, nr. 335) en (2) de kabinetsreactie op de commissiemedeling EU-begrotingsevaluatie, die uw Kamer na 12 november zal worden toegezonden.

De staatsecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

H. Bleker

Naar boven