21 501-08
Milieuraad

nr. 325
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 februari 2010

Mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer bied ik u hierbij de geannoteerde agenda aan van de Informele Ministeriële Bijeenkomst over de toekomst van het cohesiebeleid (vanaf 2014), die op vrijdag 19 februari te Zaragoza zal plaatsvinden. Vanwege het informele karakter van deze bijeenkomst zal er een vrije gedachtewisseling plaatsvinden zonder besluitvorming.

De bijeenkomst wordt georganiseerd door het Spaanse Voorzitterschap, dat het cohesiebeleid en dan vooral het regionaal beleid en territoriale cohesie hoog op de agenda heeft staan. Dit komt mede tot uiting in het feit dat in maart eveneens een Informele Ministeriële Bijeenkomst is gepland, met dan als onderwerp de organisatie van territoriale samenhang. Ook organiseert het Spaanse Voorzitterschap de conferentie «Week of the innovative regions (WIRE)», waarin de synergie met andere Europese programma’s – zoals het Kaderprogramma voor onderzoek en ontwikkeling – op de agenda staat.

Ook in Nederland komt het debat over de toekomst van het cohesiebeleid op gang. In een bestuurlijk overleg, dat onder mijn voorzitterschap plaatsvond op 28 januari jl., hebben het Rijk en de decentrale overheden het initiatief genomen dit debat gezamenlijk te gaan voeren. In de komende maanden verkennen wij in hoeverre de standpunten van het Kabinet, zoals weergegeven in het Kabinetsstandpunt over de EU-begrotingsevaluatie van april 2008, en die van de decentrale overheden de mogelijkheid bieden om tot een gezamenlijke Nederlandse inbreng in Brussel te komen.

De bijeenkomst op 19 februari zal gaan over vier onderwerpen:

1. Strategie, prioriteiten en doelen van het toekomstig cohesiebeleid in relatie tot EU2020,

2. Strategie, prioriteiten en doelen van het toekomstig cohesiebeleid; herformulering van de doelstellingen,

3. Economische efficiency en vereenvoudiging in de context van de economische crisis, en

4. De toekomst van het Cohesiebeleid in relatie tot Territoriale Cohesie.

Ad 1. Strategie, prioriteiten en doelen van het toekomstig cohesiebeleid in relatie tot EU2020

De focus van het cohesiebeleid moet blijven liggen op het verkleinen van welvaartsverschillen in de EU. Hoewel de concrete voorstellen voor de EU2020 strategie van de Commissie pas zijn voorzien in aanloop naar de Voorjaarsraad, kan wel een goede inschatting worden gemaakt van de contouren. Zo zullen, evenals bij de Lissabonstrategie, werkgelegenheid, de kenniseconomie en duurzaamheid naar alle waarschijnlijkheid centraal staan. Nederland is van mening dat het Europese budget, waaronder de middelen voor het cohesiebeleid, meer gericht moet zijn op de ambities van de EU2020-agenda. Nederland hecht mede daarom aan synergie tussen beleid op Europees, nationaal en regionaal niveau.

Ad 2. Strategie, prioriteiten en doelen van het toekomstig cohesiebeleid; herformulering van de doelstellingen

Voor de doelstellingen van het toekomstig cohesiebeleid is de inzet van Nederland gericht op het convergentiedeel van het cohesiebeleid. Dit betekent dat de focus dient te liggen op de minst welvarende lidstaten en dat de structuur- en cohesiefondsen alleen nog maar bestemd zijn voor de minst welvarende regio’s in de minst welvarende lidstaten. De prioriteiten binnen de programma’s dienen daarbij zoveel mogelijk in lijn te worden gebracht met de EU 2020-strategie. De doelstelling Europese Territoriale Samenwerking (beter bekend onder de naam INTERREG) biedt eveneens perspectief voor verdere uitwerking in de nieuwe programmaperiode. Grensoverschrijdende samenwerking biedt bij uitstek aanknopingspunten voor bijdrage aan een EU2020-strategie. Voorts bieden deze programma’s een goed platform om grensoverschrijdende problemen en mogelijkheden op te pakken. De uitvoering van deze programma’s is bestuurlijk, juridisch en soms financieel een complexe aangelegenheid. Deze aspecten vragen daarom aandacht bij de uitwerking voor de nieuwe periode.

Ad 3. Economische efficiency en vereenvoudiging in de context van de economische crisis

Nederland is voorstander van een doelmatiger en transparantere uitvoering en beheer van de fondsen. De vereenvoudigingdiscussie die is ingezet met het Europees economisch herstelplan heeft al geleid tot vermindering van de administratieve lasten. In dat kader memoreer ik de afschaffing van de automatische decommittering voor het jaarbudget 2007. Dit betekent dat de Europese middelen die beschikbaar waren gesteld voor het jaar 2007 niet uiterlijk eind 2009 dienen te zijn uitgegeven, maar dat deze mogen worden verdeeld over de resterende programmaperiode. Enerzijds heeft dit de administratieve druk verlicht en anderzijds is het goed dat uit oogpunt van economisch herstel hierdoor projecten (alsnog) doorgang vonden.

Ook in het vervolg blijft de Regering zich inzetten voor vereenvoudiging, voor zowel de huidige periode als de toekomstige. Hiertoe zal zij dit onderwerp actief aan de orde blijven stellen in de daarvoor geschikte formele en informele gremia.

Ad 4. De toekomst van het cohesiebeleid in relatie tot Territoriale Cohesie

Territoriale cohesie introduceert geen nieuw beleid binnen het bestaande cohesiebeleid, het versterkt juist de bestaande methodiek van een gebiedsgerichte aanpak. Via territoriale cohesie krijgt gebiedsgericht denken, het maken van een integrale afweging van verschillende beleidsopgaven in een gebied en het rekening houden met de diversiteit binnen Europa een sterkere plaats.

Nederland zal tijdens de Informele Ministeriële Bijeenkomst op 19 februari aangeven hoe zij de uitwerking van territoriale cohesie ziet. Nederland streeft ernaar dat op Europees niveau bij de uitvoering van een Europese «Impact Assessment» ook de territoriale «impact» van een nieuw Europees beleidsvoorstel wordt meegenomen. Daarbij zijn de lidstaten aan zet voor een goede gegevensvoorziening aan de Europese Commissie over de ruimtelijke impact. De uitkomsten van de territoriale impact assessments kunnen aanleiding zijn om bij de ontwikkeling van Europees beleid (zoals milieubeleid) vaker te kiezen voor kaderstellend beleid, dat meer ruimte geeft voor invulling op regionaal/lokaal niveau.

Tenslotte

Uitgangspunt bij de inzet van Nederland in de discussie vormt de Nederlandse reactie op het consultatiedocument van de Commissie met betrekking tot de EU-begrotingsevaluatie, die op 11 april 2008 aan uw Kamer is aangeboden (Kamerstuk 22 112, nr. 634) en bij het debat over de Staat van de Unie op 20 mei 2008 met u is besproken.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven