21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

Nr. 744 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juli 2010

Middels deze brief zou ik u willen attenderen op de recente mededeling1 van de Europese Commissie ter verbetering van de economische beleidscoördinatie binnen de Europese Unie. De mededeling verscheen afgelopen woensdag (30 juni) na afloop van het Algemeen Overleg over de Ecofin Raad.

In de mededeling probeert de Commissie op basis van de nog lopende discussie alvast een tijdpad te schetsen voor mogelijke Commissievoorstellen. De inhoud van de mededeling sluit in groten lijnen aan bij de inzet van Nederland zoals ik u eerder heb beschreven in mijn brief van 19 mei jl. (kamerstuk 21 501-07, nr. 731).

Belangrijke voorstellen in de mededeling zijn onder andere:

  • Het opzetten van een toezichtprocedure om macro-economische onevenwichtigheden te voorkomen.

    In deze procedure vindt er een jaarlijkse analyse plaats van enkele indicatoren (een zogenoemd scorebord) die kunnen wijzen op het ontstaan van onevenwichtigheden. Als op basis van deze analyse blijkt dat er mogelijk onevenwichtigheden ontstaan in een lidstaat, voert de Commissie een nadere analyse uit. Indien nodig zal de Commissie de Raad adviseren om te besluiten dat een lidstaat «buitensporige onevenwichtigheden» kent, en aan de lidstaat te vragen om actie te ondernemen om deze onevenwichtigheden aan te pakken. Desgewenst kan de Raad hiertoe aanbevelingen doen. De Commissie stelt voor om voor eurolanden een mechanisme op te zetten om actie af te dwingen indien deze landen zich niet aan de aanbevelingen van de Raad houden, maar laat in het midden hoe dit mechanisme eruit moet zien.

  • Het stellen van minimumeisen aan nationale budgettaire raamwerken.

    De Commissie stelt voor om kwaliteitseisen te stellen die onder andere betrekking hebben op statistiekvoorziening, begrotingsregels, en meerjarenramingen voor de begroting. Daarnaast zullen de bevoegdheden van Eurostat uitgebreid worden.

  • Het meer aandacht geven aan schuld binnen het SGP.

    Het SGP kent zowel een tekort- als een schulddoelstelling. In het verleden is er echter nog nooit een procedure opgestart voor landen die niet voldeden aan deze schulddoelstelling. De Commissie stelt voor om dit in de toekomst wel te doen. Daarnaast geeft het SGP aan dat landen geacht worden om een middellangetermijndoelstelling (MTO) na te streven, die er op neerkomt dat landen grofweg een structureel evenwicht of overschot dienen na te streven. De Commissie stelt voor om deze ook beter afdwingbaar te maken door ook voor landen die deze doelstelling niet halen een sanctiemechanisme te ontwikkelen.

  • Het effectiever maken van sancties.

    De Commissie geeft aan dat sancties automatischer moeten worden toegepast en dat alle sancties op alle lidstaten van toepassingen moeten kunnen zijn. Op dit moment is dit niet het geval, omdat een belangrijke sanctie, namelijk het opschorten van cohesiefondsen, niet geldt voor alle lidstaten (sommige lidstaten komen immers niet in aanmerking voor cohesiefondsen). Daarom kijkt de Commissie met name of er nog andere mogelijkheden zijn binnen de EU-begroting. Wat betreft het meer rules-based toepassen van sancties geeft de Commissie aan dat bij de start van een buitensporigtekortprocedure automatisch bepaalde toewijzingen van EU-subsidies in latere jaren kunnen worden gekort. Als de lidstaat vervolgens voldoet aan de eisen die de buitensporigtekortprocedure stelt, dan worden deze toewijzingen alsnog ingevuld. De bewijslast wordt in die zin omgedraaid. Nu moet de Raad beslissen om een sanctie op te leggen als een lidstaat niet voldoet aan de eisen, maar met dit voorstel moet de lidstaat bewijzen dat voldaan is aan de eisen en kan de Raad dus een beloning geven in de vorm van het alsnog uitkeren van de EU-subsidie. Een gevolg hiervan is dat de besluitvormingsprocedure in feite omgekeerd wordt. Nu moet er een gekwalificeerde meerderheid zijn om een sanctie te geven. Straks moet er een gekwalificeerde meerderheid zijn om een EU-subsidie alsnog uit te keren. Een gekwalificeerde minderheid kan dus alsnog de uitkering van de EU-subsidie tegenhouden.

  • Het opzetten van een EU-semester.

    Het EU-semester beoogt dat lidstaten in het vervolg de Stabiliteits- en Convergentieprogramma’s, waarin lidstaten hun begrotingsbeleid beschrijven, in het voorjaar indienen en meer toekomstgericht maken. Op dit moment dienen lidstaten hun programma in het najaar in en wordt met name de al bij het parlement ingediende begroting beschreven. Het is niet de bedoeling van het EU-semester om deze procedure om te keren, dus een begroting voor te leggen aan Brussel, alvorens die wordt ingediend bij het parlement. Het is wel de bedoeling dat er op hoofdlijnen in het voorjaar informatie wordt versterkt over de komende begroting, zodat het voor de Commissie en de Raad mogelijk is om vroegtijdig mogelijke budgettaire problemen te identificeren en zonodig in te grijpen om deze problemen te voorkomen. Gezien de meerjarensystematiek die Nederland kent, lijkt Nederland aan de voorgestelde informatieplicht te kunnen voldoen zonder dat het nationale begrotingsproces moet worden aangepast.

De voorstellen die de Commissie doet zijn een belangrijke stap in de goede richting. Zo zullen de voorgestelde maatregelen ervoor zorgen dat besluitvorming meer automatisch en minder politiek wordt. Dit sluit goed aan bij de inzet van Nederland.

De minister van Financiën,

J. C. de Jager


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven