21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

Nr. 732 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 mei 2010

Hierbij zend ik u het verslag van de vergadering van de Ecofin Raad van 17 en 18 mei 2010 te Brussel. De voorlopige agenda van de Eurogroep en Ecofin Raad van 7 en 8 juni 2010 te Luxemburg is nog niet bekend. Kort voor het AO en de Ecofin Raad zal zoals gebruikelijk, de geannoteerde agenda aan uw Kamer worden gezonden.

De minister van Financiën,

J. C. de Jager

VERSLAG EUROGROEP EN ECOFIN RAAD

Algemeen

Op 17 en 18 mei 2010 vonden de Eurogroep en de Ecofin Raad plaats in Brussel. Minister de Jager was namens Nederland aanwezig.

De belangrijkste onderwerpen van deze Ecofin Raad waren de follow-up van de bijzondere Ecofin Raad op 9 mei, het akkoord van de Raad over de regulering van alternatieve beleggingsfondsen en de voorstellen van de Europese Commissie met betrekking tot de versterking van de Europese economische beleidscoördinatie. De fiscale punten die eerder op de agenda stonden zijn op woensdag 12 mei van de agenda gehaald. De Raadsconclusies met betrekking tot korte termijn klimaatfinanciering en financiële exit strategieën zijn als A-punt door de Ecofin Raad aangenomen.

Het officiële verslag van het Voorzitterschap vindt u via onderstaande link:

http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/en/ecofin/114524.pdf

Aan het einde van dit verslag informeer ik u naar aanleiding van uw verzoek om informatie bij de brief van 12 mei 2010 over de juridische mogelijkheden onder de Antonvenetarichtlijn1 voor een stabiliteitstoets.

1. Follow-up van de Ecofin Raad van 9 mei/ economische situatie

Als follow up van de Ecofin Raad van 9 mei jl., is er in deze Eurogroep en Ecofin Raad verder gesproken over de vormgeving van de European Financial Stabilisation Facility (EFSF). Lidstaten besloten op 9 mei jl. unaniem tot de oprichting van het EFSF, wat bestaat uit een communautair deel en een SPV. We hebben uw Kamer hierover op 10 mei reeds per brief geïnformeerd.

Het EFSF is een tijdelijke faciliteit. De SPV zal aan het einde van de looptijd van eventuele leningen worden geliquideerd en zal slechts een zeer beperkte staf en zeer beperkte kapitaalinleg hebben. Alle landen van de eurozone zullen hieraan deelnemen. Er zal een contract worden gesloten met de Europese Investeringsbank voor dienstverlening aan het SPV. Dit draagt eraan bij dat de staf van het vehikel zelf kan worden beperkt tot het absolute minimum. Besloten is verder dat alle eurolanden vertegenwoordigd zullen zijn in de directie van het SPV.

Landen van de eurozone kunnen een beroep doen op leningen van het SPV als zij in nood zijn en daardoor de stabiliteit van de eurozone in gevaar zou komen. Voor leningen uit het SPV staan de lidstaten garant. Voor Nederland gaat het in totaliteit om een bedrag van maximaal 26 miljard euro aan garantstelling.

In het kader van de conclusies van deze bijzondere Ecofin Raad hebben Spanje en Portugal in de Eurogroep en in de Ecofin Raad hun aanvullende budgettaire maatregelen gepresenteerd. In de Ecofin Raad heeft ook een aantal andere lidstaten een korte toelichting gegeven op voorgenomen bezuinigingsplannen. De Commissie zal het pakket van Spanje en Portugal beoordelen in de context van de buitensporigtekortprocedures. Hiervoor geldt dat alle lidstaten die in december in een buitensporig tekort procedure kwamen op uiterlijk 2 juni effectieve actie moeten aantonen.

In de Ecofin Raad is gebleken dat de recente ontwikkelingen ervoor hebben gezorgd dat steeds meer lidstaten zich committeren aan aanvullende consolidatiemaatregelen. Er is nogmaals benadrukt dat budgettaire houdbaarheid en structurele hervormingen in alle lidstaten een prioriteit moeten zijn. Er is overeengekomen dat de plannen voor budgettaire consolidatie waar nodig zullen worden versneld. Tevens is onderstreept dat er ook op het dossier van Europees financieel toezicht snel vooruitgang moet worden geboekt, in het bijzonder wat betreft de regulering van afgeleide producten en de rol van credit rating agencies.

2. AIFM

De Ecofin Raad heeft een politiek akkoord bereikt met betrekking tot de richtlijn die toeziet op de regulering van alternatieve beleggingsfondsen, hierover heeft weinig discussie plaatsgevonden. Enkele lidstaten hebben hun zorgen uitgesproken met betrekking tot het politieke akkoord. Deze zorgen hadden met name betrekking op het derde-landen beleid. Het voorzitterschap, dat met dit akkoord in onderhandeling zal gaan met het Europees parlement, heeft aangegeven rekening te zullen houden met de zorgen van de betreffende lidstaten. Het doel van de richtlijn is om een geharmoniseerd raamwerk op te zetten voor het monitoren van de risico’s die alternatieve beleggingsfondsen vormen voor investeerders, partners en de financiële stabiliteit in zijn geheel. Daarnaast zouden managers van alternatieve beleggingsfondsen als gevolg van de richtlijn hun diensten in de gehele interne markt mogen aanbieden, vanzelfsprekend onder de gestelde voorwaarden.

3. EU Begroting 2011

De Europese Commissie heeft een presentatie gegeven over het concept voor de EU begroting van 2011. In de concept begroting stelt de Commissie voor om de verplichtingen (committeringen) te verhogen tot EUR 142,6 miljard (+0,8% t.o.v. 2010). De kasuitgaven (betalingen) stijgen in het voorstel van de Commissie tot EUR 130,1 miljard (+5,9% t.o.v. 2010). Het additionele geld zou met name moeten worden ingezet om het herstel van de economie te ondersteunen in lijn met de EU 2020 strategie. Met name de betalingen onder categorie 1a (concurrentiekracht voor groei en werkgelegenheid) en 1b (cohesie voor groei en werkgelegenheid) nemen in het voorstel van de Commissie toe. Zowel committeringen als kasuitgaven blijven binnen de plafonds van de (meerjarige) Financiële Perspectieven, maar de marges onder die plafonds zijn niet groot.

Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, hebben aangegeven bezorgd te zijn over de stijging van de uitgaven in de begroting en de kleine marges die dit over laat onder de plafonds van de Financiële Perspectieven. De stijging van de uitgaven is niet in lijn met de consolidatiemaatregelen die in de lidstaten momenteel moeten worden genomen. Minister de Jager heeft samen met een aantal andere lidstaten de Commissie gevraagd om te zoeken naar manieren om de begroting in lijn te krijgen met de consolidatie-inspanningen van de lidstaten.

4. EU2020: Geïntegreerde richtsnoeren

Er is een eerste oriënterende discussie gehouden over het voorstel van de Commissie van 27 april jl. (nr. SEC(2010)488) betreffende de nieuwe richtsnoeren voor economisch beleid in het kader van de EU2020 strategie. De Commissie heeft het aantal richtsnoeren teruggebracht van 24 naar 10. Alle lidstaten hebben aangegeven blij te zijn met deze reductie omdat het geheel hiervan overzichtelijker wordt. Een aantal lidstaten heeft aangegeven dat vooral het eerste richtsnoer met betrekking tot budgettaire consolidatie de hoogste prioriteit zou moeten krijgen. De richtsnoeren richten zich verder op houdbaarheid en kwaliteit van de overheidsfinanciën, macro-economische onevenwichtigheden, werkgelegenheid en structurele hervormingen. Daarnaast gaan de richtsnoeren in op de doelen van EU2020 op het gebied van R&D en innovatie, klimaat, arbeidsparticipatie, onderwijs en sociale inclusie. De economische richtsnoeren zullen ter aanname voorliggen tijdens de Ecofin Raad van 8 juni a.s. en bekrachtigd worden door de Europese Raad van 17 en 18 juni a.s.

5. Versterkte economische coördinatie.

De Commissie heeft een presentatie gegeven van de mededeling die zij op 12 mei jl. heeft gepresenteerd. Op hoofdlijnen zijn alle lidstaten blij met de voorstellen die de Commissie doet in de mededeling (nr. COM(2010) 250). Er heeft een eerste verkennende discussie plaatsgevonden. Een separate brief over de eerste gedachten van Nederland wat betreft versterking van de coördinatie in de EU en de voorstellen van de Commissie heeft u ontvangen op woensdag 19 mei jl.

6. Exit strategie: Budgettaire raamwerken

De Ecofin Raad heeft conclusies aangenomen met betrekking tot de budgettaire exit strategie, in het bijzonder budgettaire raamwerken. De basis voor conclusies op dit terrein was gelegd tijdens met de bespreking van dit onderwerp tijdens de informele Ecofin Raad op 17 april jl. De Raadsconclusies benadrukken de noodzaak van het verbeteren van budgettaire raamwerken als onderdeel van de exit strategieën van lidstaten de komende jaren. Er worden in de raadsconclusies een aantal wenselijke elementen genoemd voor versterking waaronder het belang van kwantitatieve begrotingsregels, meerjarige begrotingsraamwerken en geloofwaardige raminginstituties. De conclusies zijn zonder bespreking aangenomen.

7. Financiële stabiliteit en crisis management

De Ecofin Raad heeft conclusies aangenomen met betrekking tot de financiële stabiliteit en crisis management in de financiële sector. Ook over dit onderwerp is tijdens de informele Ecofin vorige maand gesproken. De Raadsconclusies gaan in op de beleidscoördinatie van crisis management op EU niveau, het traject om tot een wettelijk meer geharmoniseerd EU raamwerk voor crisismanagement te komen en de wijze waarop de financiële sector zou moeten bijdragen aan toekomstige crises. De conclusies zijn zonder bespreking aangenomen.

8. Voorbereiding G20

Ter voorbereiding op de G20-top die op 4 en 5 juni a.s. plaats zal vinden in Busan (Zuid-Korea) heeft de Ecofin Raad een Terms of Reference (ToR) aangenomen waarin een eerste positie van de Europese Unie uiteen wordt gezet wat betreft de onderwerpen financiële sector hervormingen (waaronder juiste prikkels voor financiële instellingen), sterke duurzame gebalanceerde groei en hervorming van internationale financiële instellingen. De ToR zijn zonder bespreking door de Ecofin Raad aangenomen. De Ecofin Raad van juni zal ter voorbereiding van de Europese Raad conclusies aannemen met daarin de inzet van de EU ten behoeve van de G20 top in Toronto op 26 en 27 juni a.s.

9. Financiële diensten – werkprogramma van de Commissie

De Commissie heeft een korte presentatie gegeven van het werkprogramma (COM(2010) 135) voor het onderdeel regelgeving van financiële diensten. De Commissie heeft nog geen tijdpad opgesteld voor de te verwachten voorstellen. Verschillende lidstaten hebben de Commissie verzocht een gespecificeerd tijdpad op te stellen. Vanaf juni zullen de eerste voorstellen van de Commissie komen met betrekking tot de hervorming van de markt voor derivaten.

10. Anton Veneta Richtlijn

Gedurende het algemeen overleg bleek dat er enige onduidelijkheid bestaat over de vraag of mijn ambtsvoorganger had toegezegd om zich tot de Europese Commissie te wenden met het verzoek de Antonvenetarichtlijn te heronderhandelen. De achtergrond van deze vraag is dat Kamerleden zich afvragen of macroprudentiële aspecten (een stabiliteitstoets) nog wel kunnen worden meegewogen bij de beoordeling van de aanvraag van een verklaring van geen bezwaar (vvgb) bij een overname of deelneming in een bank of verzekeraar.

Ik wil graag voorop stellen dat het mogelijk blijft om macroprudentiële aspecten te betrekken bij een beoordeling van een aanvraag van een vvgb onder de Antonvenetarichtlijn. Mijn ambtsvoorganger heeft ten tijde van het opstellen van de implementatiewet met de Nederlandsche Bank (DNB) overlegd over deze problematiek en de wenselijkheid van het kunnen uitvoeren van een dergelijke stabiliteitstoets. Hiermee heeft hij gevolg gegeven aan zijn toezegging aan de Tweede Kamer dit punt mee te nemen bij het opstellen van de implementatiewet, en de ruimte die de Antonvenetarichtlijn biedt op dit punt helder in te vullen.

De Antonvenetarichtlijn schrijft vijf criteria voor waarop een aanvraag van een vvgb moet worden getoetst. Deze zijn opgenomen in artikel Q van de implementatiewet zoals in januari verzonden aan de Kamer.* De belangrijkste overweging bij de beoordeling van een aanvraag van een vvgb is of de beoogde deelneming of overname de soliditeit van de betrokken ondernemingen niet aantast: de soliditeitstoets.

In de toelichting van artikel Q komt vervolgens aan de orde op welke wijze deze criteria moeten worden toegepast. In de soliditeitstoets moet tevens een stabiliteitstoets worden verricht.

In de toelichting is dit als volgt uitgelegd.

De ontwikkelingen medio en eind 2008 geven aanleiding tot enige nadere verduidelijkingen ten aanzien van de soliditeitstoets.

Complementair aan deze op de verwerving van de gekwalificeerde deelneming zelf gerichte toets [de soliditeitstoets vanuit microprudentieel perspectief] moet, in lijn met bestaande toetsingen in het doorlopend toezicht, worden gekeken naar de ontwikkelingen ten aanzien van de stabiliteit van de financiële sector en naar potentiële kwetsbaarheden in het financiële stelsel, zowel vóór als ná een voorgenomen deelneming of overname. Daar waar de financiële sector instabiel is (respectievelijk zal worden als gevolg van de voorgenomen verwerving) of waar instabiliteit dreigt blijkens bijvoorbeeld relevante (macro-) prudentiële indicatoren, zal dit immers van invloed kunnen zijn op de soliditeit van de voorgenomen verwerving van de gekwalificeerde deelneming, nu een voorgenomen deelneming of overname in een instabiele sector mogelijkerwijs ook consequenties heeft voor de soliditeit van de aanvrager en de financiële onderneming in kwestie. Denkbaar is dat dit leidt tot nadere voorschriften of beperkingen in een verklaring van geen bezwaar. Denkbaar is ook dat de gevraagde verklaring van geen bezwaar wordt geweigerd, dan wel juist wordt verleend omdat ondanks bepaalde ontwikkelingen in de financiële sector niet kan worden geconcludeerd dat deze gevolgen hebben voor de soliditeit van de betrokken ondernemingen.

De door de Kamer wenselijk geachte stabiliteitstoets vormt hiermee een expliciet onderdeel van de soliditeitstoets die DNB zal uitvoeren. De stabiliteit van de omgeving waarin bijvoorbeeld een bank of verzekeraar opereert zal altijd van grote invloed zijn op de onderneming zelf; bovendien kan de soliditeit van een financiële onderneming zijn weerslag hebben op diezelfde omgeving. In de implementatiewet is helder gemaakt dat macroprudentiële aspecten onderdeel kunnen vormen van de beoordeling door DNB van een aanvraag voor een vvgb.

Voorts is in de toelichting op het wetsvoorstel het volgende opgenomen:

Hier hangt mee samen dat de ondernemingen in kwestie ook een bepaalde belangrijke of zelfs leidende rol kunnen spelen in (aspecten van) hun dienstverlening aan de financiële sector in Nederland. Daar waar een voorgenomen overname mogelijkerwijs invloed heeft op deze rol, zal DNB vanuit soliditeitsoverwegingen hier gericht op letten. Bedacht moet worden dat DNB met haar prudentiële toets van een voorgenomen verwerving van een gekwalificeerde deelneming de soliditeit van de ondernemingen en daarmee de stabiliteit van het stelsel hoedt. Enerzijds wil dit zeggen dat DNB op grond van het onderhavige artikel, en dan met name de onderdelen c en d van lid 1 van dit artikel, let op de individuele soliditeit van de betrokken ondernemingen. Anderzijds zal DNB ook letten op de sector zelf en de stand van zaken binnen de sector omdat deze van invloed kunnen zijn op de soliditeit.Ook zal DNB daarbij kunnen letten op de functie die de onderneming in kwestie in het financiële systeem vervult. Het is in uitzonderlijke gevallen denkbaar dat, hoewel de soliditeit van de ondernemingen niet rechtstreeks bedreigd wordt door de verwerving van de gekwalificeerde deelneming, de plannen en voornemens van de aanvrager en/of de financiële onderneming in kwestie ertoe leiden dat een bepaalde belangrijke rol of functie die de betrokken onderneming in de financiële sector in Nederland vervult, wordt bedreigd dan wel onvoldoende wordt gegarandeerd. DNB zal dit ook betrekken bij haar soliditeitstoets. Immers, indien deze belangrijke rol onder druk komt te staan kan dit gevolgen hebben voor de stabiliteit van de financiële sector. Dit kan vervolgens zijn weerslag hebben op de aanvrager van de gekwalificeerde deelneming en op de financiële onderneming waarin de deelneming wordt beoogd. Daar waar dus sprake is van een dergelijke belangrijke rol heeft DNB een extra reden om scherp op de soliditeit van de transactie te letten, en bijvoorbeeld door middel van het verbinden van voorschriften of het stellen van beperkingen in een te verlenen verklaring van geen bezwaar eventuele risico’s voor een dergelijke belangrijke rol te mitigeren. Als de risico’s met betrekking tot de (in)stabiliteit van het financiële stelsel onvoldoende gemitigeerd kunnen worden en deze risico’s te vergaande consequenties voor de soliditeit van de betrokken ondernemingen zouden kunnen hebben, dan zal de gevraagde verklaring van geen bezwaar uiteraard niet kunnen worden verleend.

In de twee hiervoor opgenomen delen uit de toelichting bij artikel Q is aldus ten eerste geëxpliciteerd dat DNB een financiële stabiliteitstoets kan uitvoeren wanneer zij de soliditeitstoets uitvoert. Dit is helder. Ten tweede is óók helder dat de rol van de onderneming in kwestie in het financiële stelsel een belangrijke factor van betekenis is bij de stabiliteitstoets. De rol die een onderneming in het stelsel vervult is relevant omdat, naarmate deze rol groter is, het belang van de borging van die rol toeneemt met het oog op de stabiliteit van de sector. En de stabiliteit van de sector is een voorwaarde voor een stabiele onderneming.

Als de stabiliteitstoets op macroprudentiële aspecten negatief uitpakt, en de soliditeit van de onderneming (rechtstreeks door een instabiliteit in het stelsel, dan wel door een instabiliteit in het stelsel die ontstaat ten gevolge van de voorgenomen deelneming of overname) daardoor onvoldoende is gegarandeerd, dan vormt deze een weigeringsgrond voor een vvgb.

Naar mijn mening biedt de Antonvenetarichtlijn voldoende ruimte om een stabiliteitstoets uit te voeren. Die ruimte is in het implementatiewetsvoorstel volledig genomen. Ik zie dan ook geen noodzaak de Europese Commissie te verzoeken een voorstel te doen om de richtlijn te herzien.

Mocht de Kamer desalniettemin van mening zijn dat de Antonvenetarichtlijn herzien zou moeten worden, dan ben ik uiteraard bereid dit onder de aandacht van de Europese Commissie te brengen. Een Europese richtlijn kan alleen worden herzien als de Commissie daartoe een initiatief neemt. Overigens hebben inmiddels vrijwel alle lidstaten de Antonvenetarichtlijn geïmplementeerd; enkel Polen, Portugal, Griekenland en Nederland hebben dit nog niet gedaan.3

Vanzelfsprekend ben ik bij de behandeling van het implementatiewetsvoorstel graag bereid verder met de Kamer in overleg te treden over de stabiliteitstoets en de wijze waarop deze wordt ingevuld. Met belangstelling kijk ik uit naar het verslag van de Kamer naar aanleiding van het wetsvoorstel, dat voor het einde van volgende maand staat geagendeerd. Als het verslag daartoe aanleiding geeft, zal ik bezien in hoeverre nadere verduidelijking over de stabiliteitstoets kan worden geboden.


XNoot
1

Richtlijn nr. 2007/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 september 2007 tot wijziging van Richtlijn 92/49/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2002/83/EG, 2004/39/EG, 2005/68/EG en 2006/48/EG wat betreft procedureregels en evaluatiecriteria voor de prudentiële beoordeling van verwervingen en vergrotingen van deelnemingen in de financiële sector (PbEU L 247) (Wet implementatie richtlijn deelnemingen in de financiële sector).

XNoot
*

Kamerstukken II 2009/2010, 32 292, nr. 3.

XNoot
3

Kamerstukken II 2009/2010, 32 292, nr. 5.

Naar boven