21 501-07
Raad voor Economische en Financiële Zaken

nr. 674
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 oktober 2009

Hierbij zend ik u het verslag van de vergadering van de informele Ecofin Raad van 1 en 2 oktober 2009 te Göteborg. De voorlopige agenda van de Eurogroep en Ecofin Raad van 19 en 20 oktober 2009 te Luxemburg is nog niet bekend. Kort voor het AO en de Ecofin Raad zal zoals gebruikelijk, de geannoteerde agenda aan uw Kamer worden gezonden.

De minister van Financiën,

W. J. Bos

VERSLAG EUROGROEP EN INFORMELE ECOFIN VAN 1 EN 2 OKTOBER 2009 TE GÖTEBURG

Algemeen

Op 1 en 2 oktober vonden de Eurogroep en een informele Ecofin Raad plaats in Göteburg. Aangezien het een informele Ecofin Raad betrof, zijn er geen officiële conclusies aangenomen. De volgende hoofdboodschappen werden overeengekomen:

Economische situatie

Zoals gebruikelijk heeft de Ecofin Raad gesproken over de economische situatie en de situatie op de financiele markten. De economie lijkt zich enigzins te stabiliseren, maar het is nog te vroeg om het einde van de crisis vast te stellen. Wel lijken in relatie tot de groeiramingen de risico’s inmiddels wat evenwichtiger verdeeld te zijn. Het blijft onverminderd van belang om macro-economische onevenwichtigheden te adresseren, daar deze mede de oorzaak zijn geweest van de zeer kwetsbare positie van enkele lidstaten. Lidstaten waren het erover eens dat, hoewel het nu nog te vroeg is om de stimuleringsmaatregelen terug te draaien, er nu wel nagedacht moet worden over exit-strategieën en dat er duidelijk moet worden gecommuniceerd dat exit aan de orde zal zijn zodra de economische situatie dat toelaat. Alle ministers onderschreven het belang van herstel van de financiële sector als een cruciale voorwaarde voor algemeen herstel van de economie.

Exit-strategieën

De Ecofin Raad en de Eurogroep hebben vrijwel uitsluitend gesproken over budgettaire exit-strategieën. Lidstaten waren het er over eens dat de strategieën in de eerste plaats moeten passen binnen het raamwerk van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). Bij het bepalen van de juiste strategie moet wel gedifferentieerd worden tussen lidstaten. Differentiatie moet gebaseerd zijn op objectieve economische criteria zoals de economische en budgettaire situatie evenals de lange termijn houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Ook macro-economische onevenwichtigheden spelen een rol.

De Ecofin Raad besprak een aantal elementen die onderdeel moeten uitmaken van een Europese exit-strategie. Zo moeten de stimuleringsmaatregelen die genomen zijn om de crisis tegen te gaan op tijd worden teruggedraaid. Verdere structurele consolidatie is nodig om tekorten terug te brengen onder de 3% BBP en ervoor te zorgen dat de schuldpositie op termijn stabiliseert ondanks de extra kosten uit hoofde van de vergrijzing. Hierbij dient wel te worden gedifferentieerd tussen lidstaten, waarbij de minimale jaarlijkse consolidatie 0,5% BBP zal bedragen. Het nemen van structurele hervormingen om de potentiële groei te versterken en de kosten van de vergrijzing te kunnen dekken is daarnaast noodzakelijk. Tot slot moet de versterking van nationale budgettaire raamwerken ervoor zorgen dat een goede toepassing van de regels van het SGP stevig wordt verankerd in de nationale begrotingsprocessen van de lidstaten.

Er is verder gesproken over het verbreden van de reikwijdte van de Stabiliteits- en Convergentieprogramma’s zodat er ruimte is voor budgettair beleid dat meer op de middellange termijn gericht is. Het Voorzitterschap meldde dat een belangrijk onderdeel van een budgettaire exit-strategie een consistente toepassing van de buitensporigtekortprocedure (EDP) is. Tijdens de Ecofin Raad in december zal een nieuwe groep lidstaten, waaronder Nederland, aanbevelingen ontvangen in het kader van de buitensporigtekortprocedure. Omdat tegelijkertijd ook de voortgang bij het redresseren van de buitensporige tekorten van veel lidstaten die al in EDP zitten wordt besproken, moet dit leiden tot een horizontale bespreking die integraal onderdeel wordt van de Europese budgettaire exit.

Financiële markten

Tijdens de tweede werksessie hebben de ministers van Financiën en de presidenten van de centrale banken gesproken over de resultaten van de G20, de communicatie over de resultaten van de stresstesten, het herstel van de financiële sector, financiële stabiliteit en de recente voorstellen van de Commissie m.b.t. het financieel toezicht.

Na de terugkoppeling van de G20 in Pittsburgh benadrukten de ministers en de presidenten dat de uitkomsten van de top in Pittsburgh zo snel mogelijk moeten worden geïmplementeerd. Met name de afspraken op het gebied van bonussen en compensatieregelingen in de financiële sector zijn hierbij belangrijk. Verder is er kort vooruitgeblikt naar de volgende G20 top in St. Andrews. Het VK gaf aan tijdens de volgende G20 het onderwerp klimaat op de agenda te zetten. Het Voorzitterschap heeft dit idee verwelkomd.

Aansluitend is kort gesproken over de situatie op de financiële markten. Hier zijn signalen die op een verbeterde situatie duiden, maar het financiële stelsel blijft nog fragiel. In dit kader zijn ook de resultaten van de stresstesten van de CEBS aan de orde geweest. Uit de resultaten van deze tests blijkt dat banken in de EU op dit moment in een goede positie zijn om zich staande te houden, ook wanneer de economische omstandigheden verder zouden verslechteren. Alle banken bleven met het Tier 1 kapitaal boven de kapitaaleisen zoals die zijn vastgelegd in Basel II. Het blijft echter noodzakelijk om de financiële posities verder te verbeteren.

Meer informatie vindt u in het persbericht via onderstaande link: http://www.se2009.eu/en/meetings_news/2009/10/1/statement_by_ministers_and_governors_on_the_eu-wide_stress_test

Er is tevens gesproken over mogelijke afspraken voor het verbeteren van de financiële stabiliteit in de EU. Hierbij is vooral aandacht geschonken aan het versterken van de afspraken voor internationaal opererende financiële instellingen, waaronder ook het thema van de lastenverdeling (burden sharing). Om stabiliteit in de toekomst te kunnen garanderen is een raamwerk nodig met afspraken over het voorkomen, managen en oplossen van crises (crisis resolution). Om dit raamwerk op te zetten is een aantal nieuwe afspraken nodig. Voorstellen hiervoor zullen in de komende zes tot twaalf maanden worden gedaan. Het EFC heeft hiervoor een roadmap opgesteld met daarin de planning voor de komende maanden.

De voorstellen zullen er op gericht zijn om enerzijds de coördinatiemechanismen tussen lidstaten onderling en tussen lidstaten en derde partijen te verbeteren, terwijl anderzijds zal worden gekeken naar de mogelijkheden voor meer efficiënte regulering voor interventies bij banken. Nederland heeft de voorgestelde roadmap verwelkomd en heeft het belang van goede afspraken over financiële stabiliteit en crisismanagement tijdens de vergadering benadrukt. In de Ecofin Raad van oktober zullen conclusies over dit onderwerp worden aangenomen.

Tot slot is er uitgebreid gesproken over de recente voorstellen van de Commissie op het gebied van financieel toezicht aangaande het instellen van de European Systemic Risk Board (ESRB) en de bevoegdheden van de Europese Centrale Bank (ECB) in dit kader. Nederland is positief over de voortvarendheid waarmee het Zweedse voorzitterschap de implementatie van het toezicht aanpakt. Voor Nederland is het vooral belangrijk dat de ESRB onafhankelijk is en dat er een sterke en evenwichtig samengestelde stuurgroep komt die de effectiviteit kan waarborgen.

Er was brede consensus onder de lidstaten over de urgentie van dit onderwerp. De meeste lidstaten konden zich vinden in de voorstellen van de Commissie en erkenden ook dat snelle besluitvorming belangrijk is. Als voorwaarde is gesteld dat dit niet ten koste mag gaan van de kwaliteit van de voorstellen. Ook is het van belang dat de voorstellen passen binnen de afspraken die zijn gemaakt in de Europese Raad van juni 2009. Er is afgesproken dat op de Ecofin Raad van oktober zal worden gesproken over de verordening voor de oprichting van de ESRB en over het Raadsbesluit waarin de bevoegdheden van de ECB worden vastgelegd.

Parallel aan de oprichting van de ESRB zal ook worden gestreefd naar een algemene overeenstemming voor de oprichting van drie Europese Toezichtautoriteiten (ESAs) tijdens de Ecofin Raad van december. Van beide trajecten zal dan een rapportage worden gepresenteerd. Het Zweedse voorzitterschap gaf aan er naar te streven om in december overeenstemming te bereiken over het complete pakket voor financieel toezicht in Europa zodat de Europese Raad hier in december nog over kan beslissen. De Zweedse minister Anders Borg benadrukte nogmaals dat dit een belangrijk signaal naar de rest van de wereld zal zijn, waarmee we laten zien dat de EU haar verantwoordelijkheid neemt om de Europese toezichtstructuur te versterken.

Klimaat

Op vrijdagochtend heeft de informele Ecofin tijdens de eerste sessie gesproken over klimaat. De bespreking was tweeledig: Eerst is gesproken over de voor- en nadelen van een belasting op CO2 om de uitstoot van sectoren die buiten het Emission Trading Scheme (ETS) vallen terug te dringen. Professor Fullerton leidde deze discussie in met een korte presentatie over de mogelijkheden voor een CO2-belasting. Aansluitend is er tussen lidstaten kort van gedachten gewisseld over de voor- en nadelen van een dergelijke belasting en een eventuele aanpassing van de richtlijn energiebelasting. De Zweedse minister van Financiën Borg heeft aan het einde van de discussie de Europese Commissie gevraagd om met een voorstel tot wijziging van de richtlijn energiebelasting te komen.

Het tweede en belangrijkste onderwerp van deze sessie was klimaatfinanciering. Deze discussie werd op verzoek van het Zweedse voorzitterschap ingeleid met een uitgebreide interventie van minister Bos. In deze interventie riep minister Bos de EU lidstaten op tot commitment en een ambitieuze inzet voor de onderhandelingen in Kopenhagen in december. Meermaals heeft minister Bos het belang van een goed akkoord in Kopenhagen benadrukt.

De minister begon zijn interventie met een vergelijking tussen de financiële crisis en de klimaatcrisis en gaf aan dat de klimaatcrisis in vele opzichten ernstiger is dan de huidige financiële crisis. De financiële crisis is cyclisch van aard, de klimaatcrisis is dat niet; deze wordt alleen maar erger. Bij de financiële crisis bestaat daarnaast een internationaal gevoel van urgentie die bij de klimaatcrisis lijkt te ontbreken. Waar bij de financiële crisis enorme bedragen worden geïnvesteerd, zijn veel landen terughoudend waar het gaat om de financiering van klimaatbeleid.

Minister Bos gaf vervolgens aan dat de huidige combinatie van de twee crises naast bedreigingen ook kansen biedt: alle partijen zitten nu met elkaar aan tafel. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om wensen tegen elkaar uit te ruilen, ook met landen als China en India. De huidige verandering op het globale speelveld creëren ruimte voor gezamenlijk oplossingen voor de huidige problemen en hierin is voor Europa een sleutelrol weggelegd.

Om dit te bereiken is een ambitieus akkoord in Kopenhagen nodig met een sterke inzet vanuit Europa. De minister gaf aan dat een prijs verbinden aan de uitstoot van CO2 de enige manier om de uitstoot van CO2 terug te brengen. Het akkoord in Kopenhagen moet de basis leggen voor een wereldwijde markt voor CO2-uitstoot. Voor een dergelijk ambitieus akkoord is inspanning nodig van alle landen, en vanzelfsprekend ook vanuit de EU. Het is niet genoeg om vast te stellen dat er een probleem is, we moeten nu ook met een oplossing komen. De minister benadrukte dat het voor de EU belangrijk is om te weten wat we willen bieden, en wat we daarvoor terug willen.

Minister Bos gaf voorts aan dat er geld nodig is om het mogelijk te maken voor landen om met groeiplannen te komen voor lage uitstoot, om inventarisaties te maken van de hoogte van de uitstoot en om toegang te krijgen tot financiering vanuit de internationale koolstofmarkt. Dit geld is geen uiting van liefdadigheid; het is een investering in een architectuur die ertoe zal leiden klimaatinvesteringen in de toekomst effectiever te maken.

De minister ging tot slot in op de benodigde inspanningen van de EU. De Commissie schat dat de EU in de periode van 2010 tot 2012 een jaarlijkse contributie zou moeten maken tussen de € 500 miljoen en de € 2,1 miljard. Volgens de schattingen van de Commissie is het totaal benodigde bedrag voor klimaatfinanciering € 100 miljard per jaar in 2020. De benodigde internationale publieke ondersteuning vanuit ontwikkelde landen in dit verband zou neerkomen op € 22–50 miljard. De minister benadrukte dat de EU lidstaten gezamenlijk moeten nadenken welk percentage hiervan zij op hun schouders willen nemen. Hij gaf verder aan dat naar zijn mening 20–30% een fair share zou zijn.

De ministers benadrukten de vastberadenheid van de EU om tot een wereldwijd, ambitieus en samenhangend akkoord te komen in Kopenhagen. Daarnaast was er ook overeenstemming dat er nu met urgentie substantiële financiële middelen voor klimaatbeleid moeten worden opgetuigd en dat het werk hiervoor zowel op EU-niveau als ook met andere internationale partners moet worden voortgezet.

Tijdens de volgende Ecofin Raad zal verder gesproken worden over het onderwerp klimaatfinanciering.

Werkgelegenheid

Tijdens de laatste sessie van de informele Ecofin hebben de ministers gesproken over werkgelegenheid. Een belangrijk thema was de sterk oplopende werkloosheid in veel Europese landen en het bijkomende risico van hogere werkloosheidsniveaus op de langere termijn.

Aan het begin van deze sessie gaf de Britse econoom Stephen Nickell een inleiding over het belang van flexibele arbeidsmarkten. Eén van zijn belangrijkste punten was dat het in tijden crisis belangrijk is om geen maatregelen te nemen die ervoor zorgen dat mensen de arbeidsmarkt verlaten. Dergelijke maatregelen kunnen weliswaar op korte termijn zorgen voor lagere werkloosheidscijfers, maar op de langere termijn kan een groter probleem worden gecreëerd. Hierbij kan gedacht worden aan het negatieve effect van dergelijke maatregelen op het arbeidsaanbod, waaronder het discouraged worker effect. Nickell merkte verder op dat de juiste arbeidsmarktinstituties, adequate scholing en het voorkomen van een permanent vertrek uit de arbeidsmarkt in geval van ziekte en handicap belangrijk zijn voor een goede werking van de arbeidsmarkt.

Net als bij de bespreking van exit-strategieën werd ook hier door de Commissie en de lidstaten bevestigd dat de extra budgettaire stimulans vooralsnog aan moet worden gehouden om de oplopende werkloosheid tegen te gaan. Daarnaast waren de ministers het er over eens dat een goed macro-economisch raamwerk en flexibele arbeidsmarkten belangrijk zijn voor het terugdringen van de werkloosheid. Structurele hervormingen zijn in dit verband essentieel en deze zouden moeten worden versneld. Er moeten maatregelen worden genomen die op de langere termijn het aanbod van arbeid verhogen en die ervoor zorgen dat werken loont. Het Voorzitterschap voegde hieraan toe dat het ook voor de overheidsfinanciën cruciaal is om het aanbod van arbeid structureel te verhogen om de effecten van vergrijzing op het arbeidsaanbod te mitigeren.

Naar boven