21 501-07
Raad voor Economische en Financiële Zaken

nr. 653
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 maart 2009

Hierbij zend ik u de geannoteerde agenda voor de informele Eurogroep en Ecofin van 3 en 4 april 2009 te Praag.

Het is mogelijk dat nog punten worden toegevoegd aan de agenda of dat bepaalde onderwerpen worden afgevoerd of worden uitgesteld tot de volgende vergadering.

De minister van Financiën,

W. J. Bos

GEANNOTEERDE AGENDA EUROGROEP EN INFORMELE ECOFIN RAAD VAN 3 EN 4 APRIL 2009

1. Implementatie Stabiliteits- en Groeipact

De implementatie van het Stabiliteits- en Groeipact is een vast onderwerp op de agenda van de Ecofin. Het is op dit moment nog onduidelijk wat de invulling van dit agendapunt zal zijn. Van enkele landen moet immers nog het Stabiliteits- of Convergentieprogramma besproken worden en er is ook nog geen duidelijkheid over de aanbevelingen die gedaan zullen worden aan de lidstaten die in een buitensporigtekortprocedure zullen komen.

De Commissie en het Economische en Financieel Comité hebben in februari geadviseerd aan de Ecofin Raad om te besluiten dat er sprake is van een buitensporig tekort in Frankrijk, Griekenland, Ierland, Letland, Malta en Spanje. De Ecofin Raad heeft na het uitkomen van het advies van de Commissie vier maanden de tijd om hier een besluit over te nemen en deze lidstaten aanbevelingen inclusief een deadline te geven.

Mogelijk vindt hierover tijdens de informele Ecofin Raad een eerste gedachtewisseling plaats. Als er een discussie plaatsvindt zal deze zich naar verwachting voornamelijk richten op de correctietermijnen voor buitensporige tekorten en de bijbehorende exitstrategieën. In het geval van speciale omstandigheden is het mogelijk dat een lidstaat een langere periode (dan de gebruikelijke 1 jaar) krijgt om het tekort weer onder de 3%-grens te brengen. Hierbij is het ook van belang dat er nu al nagedacht wordt over hoe en wanneer er uiteindelijk weer teruggekeerd zal worden op een houdbaar pad voor de overheidsfinanciën. De Ecofin Raad zal zich over beide onderwerpen dus nog moeten buigen.

2. Economische situatie en ontwikkeling financiële markten

Tijdens de informele Ecofin op 3 en 4 april zal er worden gesproken over de economische situatie en de ontwikkeling op de financiële markten.

De spanning op financiële markten houdt aan. In het begin van 2009 bleken mondiaal nieuwe maatregelen, zoals extra kapitaalinjecties en regelingen voor probleemactiva, nodig om de financiële stabiliteit te ondersteunen. De omstandigheden in de reële economie zorgen echter voor een moeilijk herstel op de financiële markten.

Door mondiale vraaguitval neemt de wereldhandel af; het CPB raamt voor Nederland in 2009 een daling van de relevante wereldhandel van 9,75%. Dit zet de uitvoer over de hele linie onder druk. In het vierde kwartaal van 2008 was de waarde van de uitvoer in Nederland bijna 5 procent lager dan een jaar eerder, terwijl deze in de eerste drie kwartalen nog gemiddeld met 11 procent groeide. Ook andere exportgeoriënteerde markten zoals de Aziatische economieën en Duitsland worden getroffen door afnemende uitvoer.

Door de economische neergang is de inflatie sterk gedaald t.o.v. 2008. Een belangrijke reden voor de lage inflatie is de lage olieprijs, deze ligt momenteel rond 45 USD per vat. Op maandbasis kwam de inflatie in het eurogebied in februari wel iets hoger uit; op 1,2% tegen 1,1% in januari. In Nederland kwam de inflatie in februari uit op 2%. Een reden voor de relatief hogere inflatie in Nederland is dat de ontwikkeling in de olieprijzen vertraagd doorwerkt in de consumentenprijzen, omdat in Nederland de gasprijzen op twee vaste momenten in het jaar worden aangepast. Ook de producentenprijzen in het eurogebied dalen; in januari t.o.v. december daalden deze met 0,8%.

De ECB heeft op 5 maart aangekondigd de rente met 0,5 procentpunt te verlagen tot 1,5%. Voorafgaand aan het besluit van de ECB halveerde de Bank of England de rente, deze bedraagt nu 0,5%. De rente van de Amerikaanse centrale bank (de FED) blijft onverminderd laag (bandbreedte van 0–0,25%) en de FED heeft aangegeven staatsobligaties op te zullen kopen om de economie te stimuleren. Een positief effect van het rentebesluit van de ECB is dat de interbancaire geldmarkt in het eurogebied weer enigszins op gang komt; na dit besluit werd er 56,3 miljard euro bij de ECB gestald, het laagste niveau sinds oktober 2008 . Dit is een teken dat banken weer onderling geld uitlenen.

Recent zijn de zorgen om landen in Centraal- en Oost Europa toegenomen. Voorspoedige groei in de afgelopen jaren is omgeslagen in forse krimp. Het IMF en de Europese Commissie hebben inmiddels steunprogramma’s operationeel in Hongarije en Letland. Bij het IMF vindt nu een discussieplaats over de ophoging van de middelen (zie agendapunt 4) en ook in de EU is op de Europese Raad van 19 en 20 maart gesproken over verdere ophoging van de EU Medium term Financial Assistance faciliteit, die eerder van 12 naar 25 miljard is opgehoogd. Nederland acht een verdere verhoging opportuun gegeven het grote belang van financiële stabiliteit in de regio. Los hiervan de Wereldbank, de EIB en de EBRD bekend gemaakt samen $24,5 mrd. beschikbaar te maken voor steun financiële instellingen en bedrijven in de Oost-Europese Regio.

3. Economische kosten en baten van de uitbreiding vijf jaar na dato

Het voorzitterschap heeft op 17 maart jl. een conferentie georganiseerd met als thema «EU enlargement – Five years after». Tijdens deze conferentie is er gesproken over de resultaten van de uitbreiding vijf jaar geleden voor zowel oude als nieuwe lidstaten. De resultaten van deze conferentie zullen in verschillende Raden worden gepresenteerd, waaronder de Ecofin Raad. De verwachting is dat het Voorzitterschap naar aanleiding van de resultaten lidstaten uit zal nodigen te discussiëren over de effecten van uitbreiding op het gebied van macrofinanciële stabiliteit, de Europese interne markt en de arbeidsmarktmobiliteit binnen de EU. In deze discussie zal naar verwachting een sterke relatie zijn met de huidige economische ontwikkeling in de huidige lidstaten.

4. Voorbereiding voorjaarsvergaderingen van IMF en Wereldbank

In de Ecofin Raad wordt zoals gebruikelijk ook de Europese inzet voor de voorjaarsvergadering van IMF en Wereldbank bepaald (25 en 26 april). De voorzitter van de EU zal deze inbrengen tijdens het International Monetary and Financial Committee (IMFC). De andere Europese IMFC-leden, waaronder Nederland, hoeven deze tekst niet nog eens in te brengen, maar zijn wel gehouden aan de inhoud ervan.

In het weekend van 25 en 26 april zal de voorjaarsvergadering van IMF en Wereldbank plaatsvinden. Tijdens het IMFC zal uiteraard uitgebreid aandacht besteed worden aan de economische crisis en vooruitzichten. Daarnaast zal de vergadering zich focussen op governance, surveillance, het IMF-instrumentarium en middelen. Het Development Committee (DC) zal, in de context van de huidige crisis, ingaan op de instrumenten en het kapitaal van de Wereldbank. Ook zullen zeggenschap, vertegenwoordiging en interne governance aan bod komen. Verder wordt het Global Monitoring Report besproken, dat ingaat op de mogelijke bijdrage van de private sector aan de millenniumontwikkelingsdoelstellingen. Tenslotte staat tijdens de «Bali Brunch» de financiering van klimaatactie op de agenda.

IMF-middelen

Er is internationaal brede overeenstemming over het feit dat het IMF over voldoende middelen moet beschikken om landen die in betalingsbalansproblemen raken te ondersteunen. Het IMF heeft in dit verband aangegeven dat een verdubbeling van de beschikbare middelen tot USD 500 mld. gewenst zou zijn. Er zijn zelfs landen, zoals de VS, die nog verdere verhogingen zouden willen zien.

Japan heeft inmiddels USD 100 mld. extra beschikbaar gesteld aan het IMF en in Europa wordt er gediscussieerd over het gezamenlijk beschikbaar stellen van een extra USD 75 of 100 mld. Het ligt daarbij voor de hand om de nieuwe quotaverhoudingen te gebruiken om te bepalen welk land hoeveel doet en om EU-landen met betalingsbalansproblemen uit te sluiten van het ter beschikking stellen van extra middelen aan het IMF. Nederland zou dan USD 5,32 mld. of 7,09 mld. beschikbaar moeten stellen (resp. EUR 4,05 mld. en 5,40 mld.).

De genoemde bedragen zijn nadrukkelijk maximale bedragen die het IMF van de lidstaten zou kunnen lenen en niet een bijdrage aan kapitaal van de instelling (zoals dat gebruikelijk is in het geval van ontwikkelingsbanken). Dit zijn dus geen kosten en heeft dus geen direct effect op het begrotingssaldo. Omdat DNB in de praktijk de middelen aan het IMF beschikbaar zou stellen, zou de staat een garantie aan DNB afgeven voor het geval het IMF niet terug zou betalen (wat hoogst onwaarschijnlijk lijkt). Deze garantie is wel terug te zien in de begroting.

Op het moment dat het IMF de DNB-middelen daadwerkelijk aanspreekt zullen er indirecte kosten ontstaan, omdat dit tot transactiekosten en opportunity costs leidt. Het IMF betaalt namelijk een relatief lage vergoeding (de zgn. SDR-rente) voor middelen die bij het IMF aangehouden worden. Deze kosten zouden via een lagere winstafdracht van DNB aan de staat een effect op de begroting hebben. Momenteel wordt er gekeken of het mogelijk is om een goede inschatting van deze kosten te maken. Indien dat mogelijk blijkt te zijn, wordt u zo spoedig mogelijk geïnformeerd.

5. De Larosière

Tijdens de informele Ecofin Raad zal uitgebreid worden gesproken over het rapport van de De Larosière groep. De kern van dit rapport gaat over de institutionele vormgeving van het Europese toezicht. De Larosière beveelt diverse belangrijke veranderingen aan:

• oprichting van een European Systemic Risk Council (ESRC) bij de ECB voor het uitvoeren van macro-prudentieel toezicht.

• oprichting van een European System of Financial Supervisors (ESFS) voor het micro-prudentieel en gedragtoezicht. Dit ESFS betekent dat beleidsvorming plaatsvindt op Europees niveau en uitvoering door de verschillende nationale toezichthouders, die bij grensoverschrijdende financiële instellingen moeten samenwerken.

Behalve over Europees toezicht bevat het rapport ook belangrijke aanbevelingen voor het versterken en, waar nodig, uniformeren van de regelgeving binnen Europa (bijvoorbeeld op het terrein van sancties en gehanteerde definities). Het rapport besteedt ook aandacht aan wat financiële instellingen zélf moeten verbeteren, bijvoorbeeld in de beloningsstructuren die nu perverse prikkels (kunnen) bevatten, hoe meer risico, hoe meer bonus. De focus van het rapport ligt op noodzakelijke verbeteringen binnen Europa, maar het laatste hoofdstuk gaat ook in op de noodzaak tot verbeterde wereldwijde samenwerking.

Over het rapport van de De Larosière groep zal eind maart een apart Algemeen Overleg plaatsvinden. Ten behoeve van dit overleg zal de minister van Financiën een brief aan de vaste Commissie van Financiën van de Tweede Kamer sturen met daarin een uitgebreide standpuntbepaling.

Naar boven