21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

Nr. 1952 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juni 2023

Hierbij zend ik u het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 15 en 16 mei 2023 in Brussel.

Daarnaast informeer ik u graag middels het verslag over het feit dat er een akkoord is bereikt tussen de Raad en het Europees Parlement over het voorstel voor de verordening Europese Groene Obligaties.

Ook kom ik graag terug op de planning ten aanzien van het BNC-fiche over het wetsvoorstel van de Europese Commissie over een digitale euro, indachtig de discussie tijdens het commissiedebat met de Tweede Kamer op donderdag 11 mei jl. Dit voorstel wordt naar verwachting op woensdag 28 juni 2023 gepubliceerd. Het is dan niet meer haalbaar om de Kamer voor het zomerreces een BNC-fiche te sturen. Mijn voornemen is daarom om het BNC-fiche in te brengen in de eerste ministerraad na het reces (te weten: 18 augustus 2023), waarna ik het BNC-fiche aan de Kamer kan zenden. Ik heb in de bijeenkomst van de Eurogroep op 15 mei benadrukt dat het belangrijk is om, ook gelet op de zomerperiode, voldoende tijd te krijgen voor standpuntbepaling en -afstemming met het nationale parlement.

Tevens treft u bijgevoegd een non-paper over een «operationele actieve rekening», opgesteld door Frankrijk en Nederland in het kader van de onderhandelingen over de EMIR 3 Review (wijziging Europees marktinfrastructuurraamwerk).1 Het non-paper stelt voor om een operationele actieve rekening verplicht te stellen voor partijen die onder de EU clearingverplichting vallen en die gebruikmaken van substantieel systeemrelevante diensten van centrale tegenpartijen buiten de EU. Hiermee wordt beoogd een terugvaloptie bij een Europese centrale tegenpartij gereed te hebben, voor het geval dat er problemen ontstaan bij centrale tegenpartijen buiten de EU. Tevens zorgt deze terugvaloptie ervoor dat Europese partijen kunnen overstappen in het geval derde landen in de toekomst teveel gaan afwijken van het Europese regelgevend kader. Het voorstel in het non-paper wijkt af van het Commissievoorstel dat een actieve rekening verplicht stelde. Daarbij zou er ook een bepaalde mate van clearing verplicht via de rekening bij EU centrale tegenpartijen moeten verlopen. Omdat dit zou kunnen leiden tot negatieve gevolgen voor Europese partijen, zoals hogere kosten en concurrentienadelen, staan Nederland en andere lidstaten kritisch tegenover dit voorstel. In het bijgevoegde non-paper wordt, bij wijze van compromis, in plaats daarvan voorgesteld om alleen het inrichten van een rekening verplicht te stellen, maar niet een verplichte mate van clearing voor te schrijven. Daarbij blijft de mogelijkheid bestaan dat in de toekomst, op basis van een nadere analyse van de Europese toezichthouder voor markten en effecten (ESMA), er een nieuw wetgevend voorstel komt om alsnog een verplichte mate van clearing voor te schrijven, indien dat zal bijdragen aan de financiële stabiliteit en indien een grondige kosten-baten-analyse hiertoe aanleiding geeft.

Het non-paper is in de Raadswerkgroep van 22 mei jl. besproken. Er waren positieve reacties van lidstaten die het non-paper zien als een goede basis om over dit onderwerp verder te spreken, maar er werden ook zorgen geuit of dit voorstel wel voldoende effect zou hebben. Naar verwachting zal dit onderwerp tijdens een volgende Raadswerkgroep opnieuw worden geagendeerd.

De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag

Verslag Eurogroep en Ecofinraad 15 en 16 mei 2023 en triloogakkoord verordening Europese Groene Obligaties

Eurogroep in reguliere samenstelling

Macro-economische ontwikkelingen en beleidscoördinatie in de eurozone

De Eurogroep heeft van gedachten gewisseld over de macro-economische en financiële ontwikkelingen in de eurozone. De Europese Commissie (de Commissie) heeft hierbij haar recent gepubliceerde lenteraming toegelicht.2 De Commissie gaf aan haar groeiverwachtingen voor de eurozone naar boven te hebben bijgesteld. Over heel 2023 wordt de groei in de eurozone geraamd op 1,1% bbp. Dat is een kleine opwaartse bijstelling van de groei die eerder in de winterraming (0,9% bbp) voor 2023 werd voorzien. Deze opwaartse bijstelling wordt voornamelijk gedreven door een beter eerste kwartaal van 2023 als gevolg van de afnemende energieprijzen. Voor 2024 verwacht de Commissie een groei van 1,6% bbp in de eurozone. Daarnaast gaf de Commissie aan dat de inflatie naar verwachting in 2023 hoog blijft en daarna iets zal afzwakken (in 2023 5,8% en in 2024 2,8%).

Door enkele lidstaten, waaronder Nederland, is bij dit item ingegaan op de situatie bij banken en de winsten die zij maken door de hogere rentes. Nederland heeft aangegeven dat het belangrijk is dat spaarders ook van de situatie met hogere rentes kunnen profiteren.

Thematische discussie – het bedrijfsleven en de structurele uitdagingen in een context van verhoogde geopolitieke spanningen

De Eurogroep heeft van gedachten gewisseld over de recente ontwikkelingen omtrent de energieprijzen in combinatie met andere structurele uitdagingen voor het bedrijfsleven in de eurozone. Het betrof een gedachtewisseling in het kader van thematische discussies die de Eurogroep vaker heeft. De bespreking vond plaats aan de hand van een technische notitie van de Commissie3, waarin twee discussievragen werden gesteld: (i) welke uitdagingen zien lidstaten voor het bedrijfsleven in relatie tot de hogere energieprijzen; en (ii) wat vinden lidstaten een passende beleidsreactie?

De Commissie gaf aan dat bedrijven in de eurozone voor verschillende uitdagingen staan mede door de sterk gestegen energieprijzen. Daarnaast gaf de Commissie aan dat steunmaatregelen voor bedrijven om de hoge energieprijzen te compenseren geleidelijk dienen te worden afgebouwd nu de energieprijzen sinds afgelopen najaar afnemen. Steunmaatregelen die nog doorlopen dienen volgens de Commissie gerichter ingezet te worden en de concurrentie niet verstoren. Ook acht de Commissie het van belang dat steunmaatregelen de prikkel om te verduurzamen behouden en er rekening wordt gehouden met de spillover effecten binnen de eurozone. Steunmaatregelen moeten volgens de Commissie in steeds mindere mate schulden subsidiëren in de vorm van garanties of gesubsidieerde leningen. Daarnaast werd door de Europese Centrale Bank (ECB) kort ingegaan op de recente ECB-studie die laat zien dat sommige bedrijven in de eurozone op macroniveau hogere inputprijzen evenredig of zelfs sterker hebben doorberekend aan consumenten, met hogere winstmarges tot gevolg.4

Veel lidstaten, waaronder Nederland, spraken hun complimenten uit voor het discussiestuk en benadrukten het belang van tijdelijke en gerichte steunmaatregelen voor bedrijven. Een aantal lidstaten benoemde het bestaan van knelpunten in de toeleveringsketen als een van de structurele uitdagingen voor het bedrijfsleven. Daarnaast reflecteerden verscheidene lidstaten op de uitkomsten van de ECB-studie.

Terugkoppeling internationale vergaderingen

De voorzitter van de Eurogroep en de Commissie hebben een terugkoppeling gegeven over de G20-bijeenkomst voor Ministers van Financiën en presidenten van centrale banken, en de IMF- en Wereldbank-jaarvergaderingen die plaatsvonden van 12 tot 14 april jl. in Washington D.C. Daarnaast is kort stilgestaan bij de G7-vergadering van 13 mei jl.

De vergaderingen stonden in het teken van de mondiale financieel-economische situatie, waaronder de gevolgen van de Russische oorlog in Oekraïne en de steun voor Oekraïne, de nog te hoge onderliggende inflatiedruk en het belang van het bestrijden hiervan, de financiële stabiliteit en het belang van multilaterale samenwerking om mondiale uitdagingen te adresseren zoals de schuldenproblematiek en klimaatverandering. Een belangrijke boodschap was dat prudent begrotingsbeleid noodzakelijk is om monetair beleid niet tegen te werken. Er werd ook gesproken over de recente onrust in de bankensector en geconcludeerd dat banken er nu beter voor staan dan voor de financiële crisis van 2008–2009 en dat het belangrijk is risico’s voor de financiële stabiliteit nauwgezet te monitoren.5

Eurogroep in bankenunie-format (met Bulgarije)

Rapportage over de operationele aspecten van de Bankenunie door voorzitters van de Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme en de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad

Op grond van een memorandum van overeenstemming tussen de Ecofinraad en de Europese Centrale Bank (ECB) neemt de voorzitter van het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme (SSM) twee keer per jaar deel aan de Eurogroep om van gedachten te wisselen. Tijdens de Eurogroep van november 2016 is afgesproken dat ook de voorzitter van de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad (SRB) elk halfjaar een toelichting geeft over haar werkzaamheden met betrekking tot resolutieplanning, opbouw van de Minimum Requirement for own funds and Eligible Liabilities (MREL), beleidsontwikkelingen en het Single Resolution Fund (SRF).

De voorzitter van het SSM, Andrea Enria, is onder andere kort ingegaan op de onrust en onzekerheid in de financiële sector door de ontwikkelingen in de Amerikaanse bankensector en de overname van het door problemen getroffen Credit Suisse door UBS. Hij gaf aan dat door de vergaande bankenregulering in de EU, de Europese banken er goed voorstaan. Maar het is wel van belang om de ontwikkelingen te blijven monitoren aangezien risico’s blijven bestaan. Enria riep op om de Bazel 3 standaarden (kapitaaleisen voor banken) zo uniform mogelijk te implementeren. De voorzitter van de SRB, Dominique Laboureix, benoemde onder andere dat banken bijna klaar zijn met vullen van het SRF. Dit fonds wordt sinds 2016 opgebouwd en dient eind 2023 1% van het totaalbedrag aan geld op betaal- en spaarrekeningen dat door depositogarantie wordt beschermd in het eurogebied te beslaan. Ook riep hij op tot het ratificeren van de herziening van het verdrag van het Europees Stabiliteitsmechanisme, zodat de gemeenschappelijke achtervang voor het SRF in werking kan treden.6

Nederland heeft opgeroepen tot een snelle en getrouwe implementatie van de Bazel 3 standaarden en het beperken van afwijkingen. Ook heeft Nederland het belang van voldoende kapitaal- en leverage ratio buffers benadrukt, zodat de bankensector schokken kan opvangen zonder vertrouwen te verliezen en het risico op publieke steun afneemt. Daarnaast heeft Nederland aangegeven dat er een analyse gedaan dient te worden naar de vraag of de verwachtingen over uitstroom van vooral ongedekte deposito’s in een periode van stress in het liquiditeitsraamwerk nog passend zijn en of renterisico’s opgenomen moet worden in de Bazelstandaarden.7

Eurogroep in inclusieve samenstelling

Digitale euro – Internationaal gebruik van een digitale euro, inclusief een toelichting op de voortgang van het digitale euro project en andere Central Bank Digital Currency (CBDC) projecten in de EU

De Eurogroep in inclusieve samenstelling heeft van gedachten gewisseld over het internationale gebruik van een mogelijke digitale euro. Ook is in de Eurogroep een toelichting gegeven door de Zweedse Minister van Financiën over het digitale e-krona-project.

De ECB gaf aan dat zij onderzoek hebben gedaan naar twee aspecten ten aanzien van de internationale dimensie van een digitale euro.8 Namelijk (i) cross currency payments, waarbij conversie van de ene CBDC naar een andere digitale CBDC plaatsvindt, en (ii) de toegang tot en gebruik van een digitale euro buiten de eurozone. Daarbij stelt de ECB een getrapte aanpak voor, waarbij de prioriteit in eerste instantie ligt bij het introduceren een digitale euro voor gebruikers binnen de eurozone en daarna pas bij gebruik buiten de eurozone en mogelijke interoperabiliteit met andere CBDC’s. De Commissie gaf aan naar verwachting 28 juni 2023 met een wetgevend voorstel voor een mogelijke digitale euro te komen.

Door meerdere lidstaten werd het belang van een duidelijk narratief over de digitale euro benoemd, waarin duidelijk is wat de digitale euro is en wat de voordelen zijn. Ten aanzien van gebruik buiten de eurozone, werd door meerdere lidstaten als aandachtspunten benoemd dat (i) landen binnen de EU die geen euro als munteenheid hebben, maar wel deelnemen aan de interne markt, goed betrokken worden bij de discussie over interoperabiliteit en internationaal gebruik van een mogelijke digitale euro, en (ii) dat de gevolgen voor de interne markt en andere risico’s door internationaal gebruik van een digitale euro goed in kaart moeten worden gebracht. Nederland heeft ten aanzien van het internationale gebruik van een digitale euro aangegeven dat Nederland voorstander is van de door de ECB voorgestelde getrapte aanpak en een mogelijke digitale euro in eerste instantie enkel voor gebruik binnen de eurozone moet dienen. Het is daarbij wel goed dat er in het ontwerp van een digitale euro al rekening wordt gehouden met cross-border gebruik en interoperabiliteit (als mogelijkheid in de toekomst). Daarnaast heeft Nederland benadrukt dat er duidelijkheid moet komen over de planning ten aanzien van het wetsvoorstel en het vervolg daarop en dat er genoeg tijd moet zijn voor standpuntbepaling en waar nodig afstemming met nationale parlementen (zoals in Nederland) na publicatie van het voorstel.

Proces rondom voorstel Europese Commissie over een digitale euro

Indachtig de discussie tijdens het commissiedebat met de Tweede Kamer op donderdag 11 mei jl. kom ik in dit verslag graag terug op de planning ten aanzien van het BNC-fiche over het wetsvoorstel van de Europese Commissie. Dit voorstel wordt naar verwachting op woensdag 28 juni 2023 gepubliceerd. Het is dan niet meer haalbaar om de Kamer voor het zomerreces een BNC-fiche te sturen. Mijn voornemen is daarom om het BNC-fiche in te brengen in de eerste ministerraad na het reces (te weten: 18 augustus 2023), waarna ik het BNC-fiche aan de Kamer kan zenden. Zoals hiervoor genoemd, heb ik in de bijeenkomst van de Eurogroep benadrukt dat het belangrijk is om, ook gelet op de zomerperiode, voldoende tijd te krijgen voor standpuntbepaling en -afstemming met het nationale parlement.

Kapitaalmarktunie – opvolging van de Eurozonetop

De Eurogroep heeft gesproken over de intentie van de regeringsleiders tijdens de Eurozonetop van 24 maart jl. om de kapitaalmarktunie verder te brengen.9

Veel lidstaten benadrukten het belang van de kapitaalmarktunie. Zo is verdieping van de kapitaalmarktunie belangrijk voor het faciliteren van investeringen in verduurzaming en innovatie en draagt daarmee bij aan het verdienvermogen van de Europese economie van de toekomst en werkgelegenheid in de EU. De Eurogroep heeft de intentie uitgesproken om uiterlijk in maart 2024 onderdelen te identificeren binnen de kapitaalmarktunie waar verdieping mogelijk is, naast de bestaande wetsvoorstellen. Dit kan als input dienen voor de Commissie. Nederland heeft daarbij aangegeven dat de Eurogroep ook een rol kan spelen door juist te reflecteren op structurele en moeilijke barrières voor de kapitaalmarktunie, zoals verdere toezichtconvergentie en aanpak van divergerende regelgeving op terreinen als insolventie en belasting.

Ecofinraad

Ecofinraad-ontbijt

Tijdens het Ecofinraad-ontbijt heeft de voorzitter van de Eurogroep een terugkoppeling gegeven van de Eurogroep en is de Commissie kort ingegaan op de economische ontwikkelingen. Daarnaast is aangekondigd dat de procedure voor de benoeming van een nieuwe EIB-President binnenkort zal starten. De termijn van de huidige EIB-President Hoyer eindigt eind dit jaar.

Hamerpunt – Eurozone-aanbevelingen voor 2023

De Ecofinraad heeft de Raadsaanbevelingen voor het economisch beleid voor de eurozone in 2023 als hamerpunt aangenomen.10 De door de Commissie voorgestelde ontwerpaanbevelingen voor de eurozone zijn op 22 november 2022 gepubliceerd als onderdeel van het herfstpakket van het Europees Semester. Nadat deze aangepaste aanbevelingen door de Eurogroep in januari zijn besproken, heeft de Ecofinraad deze aanbevelingen tijdens de vergadering van 17 januari jl. goedgekeurd.11 Vervolgens heeft de Europese Raad de aanbevelingen tijdens de vergadering op 23 maart jl. bekrachtigd.12 Nu stonden de aanbevelingen als hamerpunt op de agenda en zijn officieel aangenomen.

De Raad beveelt aan om in 2023 het gebruik van generieke budgettaire steunmaatregelen te vermijden. Gerichte maatregelen om de impact van de hoge energieprijzen en inflatie voor kwetsbare huishoudens en bedrijven te mitigeren kunnen wel worden ingezet. Ook beveelt de Raad aan om gecoördineerd begrotingsbeleid te voeren om de houdbaarheid van publieke schulden te waarborgen en de potentiële economische groei op een duurzame manier te verhogen. De Raad beveelt tevens aan om het niveau van publieke investeringen hoog te houden en private investeringen te stimuleren om zo de economische en sociale veerkracht te vergroten en bij te dragen aan de digitale en groene transitie. Daarnaast roept de Raad op om koopkrachtverlies te beperken, met name voor lage inkomens, door middel van loongroei. Zogenaamde tweederonde-effecten voor de inflatie dienen hierbij te worden voorkomen. Ook wordt onderstreept dat steun aan bedrijven tijdelijk moet zijn en gericht moet zijn op levensvatbare bedrijven. De prikkel voor gasbesparingen moet hierbij blijven bestaan. Uit de aanbeveling volgt dat het van belang is om het ondernemingsklimaat te verbeteren door onder andere de effectiviteit van insolventieraamwerken te versterken. Tot slot beveelt de Raad aan om de macro-economische stabiliteit te waarborgen, kredietkanalen tot de economie te behouden en het risico op financiële fragmentatie te voorkomen.

Voorstel voor een Richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen (DAC8)

De Ecofinraad heeft een akkoord bereikt ten aanzien van de herziening van het richtlijnvoorstel betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen.13 De afspraak gaat per 2026 in. Nederland heeft ingestemd met het bereikte akkoord dat helpt om informatie-uitwisseling te verbeteren en belastingontwijking tegen te gaan specifiek door rapportage en uitwisseling over crypto-valuta en -activa.

De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) heeft op 10 oktober 2022 een raamwerk14 gepubliceerd, met als doel om crypto-asset dienstverleners te verplichten fiscale informatie over hun gebruikers te verstrekken aan nationale belastingdiensten en deze gegevens tussen de belastingautoriteiten van de lidstaten uit te wisselen. Ten behoeve van de implementatie van dit OESO-raamwerk binnen de Europese Unie heeft de Commissie op 8 december 2022 de 7e wijziging van de Administratieve samenwerkingsrichtlijn op het gebied van belastingen (ook wel bekend onder de afkorting DAC15) gepubliceerd. Deze richtlijn ziet op het uitwisselen van fiscale informatie tussen de EU-lidstaten, zoals bijvoorbeeld de automatische uitwisseling van bankgegevens of mogelijk agressieve grensoverschrijdende fiscale planningsconstructies.16 De DAC8-richtlijn is daarmee de EU-implementatie van het OESO-raamwerk. Daarnaast worden ook enkele andere wijzigingen van de richtlijn doorgevoerd.

Het kabinet had om uitvoeringstechnische redenen vragen bij enkele van de andere wijzigingen van de DAC zoals het verplicht meeleveren van het buitenlandse Tax Identification Number (TIN) bij de automatische uitwisseling van informatie over inkomenscategorieën en het verplicht uitwisselen van informatie over alle inkomenscategorieën17, waaronder royalty’s en dividenduitkeringen welke rechtstreeks worden uitbetaald aan de (buitenlandse) aandeelhouder.18 Het kabinet was verder van mening dat het aan de lidstaten moet worden overgelaten bij welke instantie (competente autoriteit) taken als het bijhouden van een register voor de registratie van crypto-assetdienstverleners en het uitoefenen van toezicht op de naleving van customer due diligence verplichtingen worden belegd. Het kabinet is namelijk geen voorstander van het beleggen van niet-fiscale taken, die voortvloeien uit het richtlijnvoorstel, bij de Belastingdienst.

Ten aanzien van het verplicht meeleveren van het buitenlandse TIN heeft Nederland, conform het BNC-fiche, ingezet op een latere inwerkingtreding van dit onderdeel van het voorstel. Nederland heeft daarom voorgesteld de verplichting tot het meeleveren van het buitenlandse TIN uit te stellen tot 2030, zodat er voldoende tijd is voor de uitvoeringsinstanties om zich hierop voor te bereiden. Dit is overgenomen in het akkoord. Daarnaast is dit voorstel, op verzoek van enkele andere lidstaten, zodanig aangepast dat het buitenlandse TIN alleen hoeft te worden meegeleverd bij limitatief aantal inkomenscategorieën: inkomen uit werk, directiehonoraria en pensioenen. Daarnaast is ook duidelijk dat aan de lidstaten zal worden overgelaten bij welke instantie de competente autoriteit belegd wordt. Het kabinet zal hier bij de implementatiewet op terugkomen.

Met het akkoord over de richtlijn is weer een belangrijke stap gezet in de aanpak van belastingontwijking en belastingfraude. Nu de Ecofinraad een akkoord heeft bereikt zal het Europees Parlement geraadpleegd worden. Dat betekent dat het Europees Parlement zijn strandpunt nog moet geven, waarvan de Raad kennis zal nemen, maar er geen formele bevoegdheid is van het Europees Parlement om het voorstel te wijzigen.

Evaluatie van het kader voor bankencrisisbeheer en depositoverzekering (CMDI)

De Ecofinraad heeft gesproken over wetgevende voorstellen van de Commissie op het vlak van het crisismanagementraamwerk voor falende banken (Crisis Management and Deposit Insurance, CMDI-raamwerk). Deze voorstellen zijn op 18 april jl. gepubliceerd. De Commissie heeft de voorstellen in de Ecofinraad toegelicht.

Het crisisraamwerk voor falende banken – dat naast het resolutie-raamwerk (BRRD/SRMR) ook de richtlijn voor depositogarantiestelsels (DGSD) omvat – dient ertoe om het falen van banken op een goede wijze op te kunnen vangen en daarmee de financiële stabiliteit te bewaken, spaarders te beschermen en de kosten voor de belastingbetaler te minimaliseren. Een belangrijk principe hierbij is dat banken met kritieke functies in resolutie gaan en dat investeerders en aandeelhouders verliezen opvangen middels bail-in. Sinds de implementatie van het crisisraamwerk is resolutie echter nog maar beperkt gebruikt. In veel gevallen is voor een regulier faillissement gekozen, waarbij afwikkeling plaatsvindt via de nationale insolventieprocedure. Daarnaast gelden binnen de lidstaten verschillende regels voor de wijze waarop nationale depositogarantiestelsels (DGS) kunnen ingrijpen binnen de nationale insolventie-procedure. Daardoor kunnen er verschillen ontstaan in hoe wordt omgegaan met falende banken tussen lidstaten. Bij de herziening van het crisisraamwerk staat de toepasbaarheid van het crisisraamwerk voor kleine en middelgrote banken centraal. De herziening draagt daarnaast bij aan de consistentie die nodig is tussen de verschillende instrumenten in het crisisraamwerk. De verschillende benaderingen in faillissement en resolutie verstoren immers het gelijke speelveld.

Het Commissievoorstel bevat een verduidelijkte en geharmoniseerde algemeenbelangtest (ABT, ook wel aangeduid als Public Interest Assessment, PIA) en een bredere toepassing van de resolutie-instrumenten, door zowel de gemeenschappelijke afwikkelingsraad, de Single Resolution Board (SRB) als de nationale resolutie-autoriteiten. De ABT bepaalt of een bank een publiek belang dient en dus in resolutie dient te worden afgewikkeld. Als gevolg van deze wijziging zullen mogelijk meer kleine en middelgrote banken via resolutie kunnen worden afgewikkeld, in plaats van via faillissement. Het voorstel voorziet daarnaast ook in verdere harmonisatie en uitbreiding van het gebruik van nationale depositogarantiefondsen bij de afwikkeling in resolutie. Het depositogarantiefonds kan onder strikte voorwaarden dan ook gebruikt worden om verliezen op te vangen en toegang te krijgen tot het gemeenschappelijke fonds, het SRF. De crediteurenhiërarchie, de rangorde wie het eerst zijn geld terugkrijgt in faillissement, wordt aangepast waardoor de status van gedekte en ongedekte deposito’s gelijk wordt. Een geharmoniseerde «laagste-kostentest» (least cost test, LCT) zou moeten leiden tot consistente en efficiënte keuze voor de instrumenten die gebruikt worden om een falende bank af te wikkelen. Het voorstel bevat daarnaast een aantal andere technische wijzigingen. Zo wordt het gebruik van publieke (kapitaal)steun buiten resolutie verduidelijkt. Daarnaast wordt de overlap tussen vroege-interventiemaatregelen en toezichtsmaatregelen verminderd.

Veel lidstaten verwelkomden de publicatie van de voorstellen en benadrukten het belang van voortgang op deze voorstellen. De doelen van het raamwerk werden vaak benoemd, zoals het beschermen van publieke middelen en het belang van een bail-in. Meerdere landen gaven aan positief te staan tegenover het verbreden van de ABT waardoor resolutie voor meer kleine en middelgrote banken de voorkeursafwikkelstrategie wordt, andere landen gaven daarbij wel aan bedenkingen te hebben of resolutie voor sommige van deze banken de oplossing is. Lidstaten waren zeer verdeeld over de voorgestelde aanpassing met betrekking tot de crediteurenhiërarchie. Nederland heeft, als algemene reactie op het voorstel en conform de bekende Nederlandse inzet, aangegeven dat het belangrijk is om de bail-in van aandeel- en obligatiehouders als eerste verdedigingslinie te behouden, om publieke middelen zoveel als mogelijk te beschermen en om oog te houden dat een significante verhoging van de kosten voor het depositogarantiestelsel wordt voorkomen. De eerste Raadswerkgroep over de voorstellen heeft op 24 mei jl. plaatsgevonden. Het BNC-fiche heeft de Kamer eind mei ontvangen.

Lopende wetgevingsvoorstellen over financiële diensten

Het voorzitterschap van de Raad en de Commissie hebben de Ecofinraad geïnformeerd over de lopende wetgevingsvoorstellen op het terrein van financiële diensten.19

Economische en financiële impact van de Russische agressieoorlog tegen Oekraïne

De Ecofinraad heeft gesproken over de implementatie van de sancties tegen Rusland. De Commissie heeft een update gegeven, waarbij ook aandacht was voor het tegengaan van de omzeiling van sancties vanuit douane-perspectief.

De Commissie gaf aan dat er onderhandelingen plaatsvinden over een elfde sanctiepakket. De Commissie lichtte toe dat maatregelen nodig zijn om omzeiling van sancties tegen te gaan. Daarnaast benadrukte de Commissie het belang van strikte implementatie van sancties en coördinatie tussen lidstaten en de Commissie en lidstaten onderling.

Veel lidstaten, waaronder Nederland, spraken steun uit voor maatregelen om sanctieomzeiling tegen te gaan. Meerdere lidstaten drongen aan op verdere aanwijzingen van de Commissie om interpretatieverschillen te voorkomen om tot meer uniforme uitvoering van de sancties te komen. Ook benoemden meerdere lidstaten dat het belangrijk is om dit onderwerp op de Ecofinraadagenda te houden en hier regelmatig over van gedachten te wisselen.

Economisch herstel in Europa: implementatie van de herstel- en veerkrachtfaciliteit

Tijdens de Ecofinraad heeft een thematische discussie plaatsgevonden over de herstel- en veerkrachtfaciliteit (HVF) in het kader van het tweejarig bestaan van dit instrument. In de discussie stond met name de vraag centraal wat lidstaten van de «performance-based» structuur van de HVF vinden, waaronder in welke mate de «performance-based» structuur van de HVF en de koppeling aan landspecifieke aanbevelingen heeft bijgedragen aan de implementatie van hervormingen.

Door meerdere lidstaten werden de positieve aspecten van de «performance based» aanpak binnen de HVP benoemd. Met deze aanpak zijn hervormingen gekoppeld aan uitbetalingen uit de HVF, waardoor er in principe een extra prikkel is om deze hervormingen tot een goed einde te brengen. Verscheidene lidstaten benoemden daarbij wel de hoge administratieve lasten voor lidstaten, voor de verantwoording en audits. Sommige lidstaten waren uitdrukkelijk positief over de ervaringen met de HVP. Tegelijk deelden meerdere lidstaten, waaronder Nederland, dat het te vroeg is om nu al te concluderen of het instrument daadwerkelijk een succes is, aangezien het instrument tot en met 2026 loopt.

Terugkoppeling G20-vergadering van Ministers van Financiën en presidenten van centrale banken en de IMF-jaarvergadering

Het voorzitterschap van de Raad en de Commissie hebben een terugkoppeling gegeven over de G20-bijeenkomst voor Ministers van Financiën en presidenten van centrale banken, en de IMF- en Wereldbank-jaarvergaderingen die plaatsvonden van 12 tot 14 april jl. in Washington D.C.

De vergaderingen stonden in het teken van de mondiale financieel-economische situatie, waaronder de gevolgen van de Russische oorlog in Oekraïne en de steun voor Oekraïne, de nog te hoge onderliggende inflatiedruk en het belang van het bestrijden hiervan, de financiële stabiliteit en het belang van multilaterale samenwerking om mondiale uitdagingen te adresseren zoals de schuldenproblematiek en klimaatverandering. Een belangrijke boodschap was dat prudent begrotingsbeleid noodzakelijk is om monetair beleid niet tegen te werken. Er werd ook gesproken over de recente onrust in de bankensector en geconcludeerd dat banken er nu beter voor staan dan voor de financiële crisis van 2008–2009 en dat het belangrijk is risico’s voor de financiële stabiliteit nauwgezet te monitoren.20

Overig

Triloogakkoord verordening Europese Groene Obligaties

Op 28 februari jl. hebben de Raad en het Europees Parlement (EP) een akkoord bereikt over het voorstel voor de verordening Europese Groene Obligaties. Dit akkoord bevat volgens het kabinet veel positieve elementen. Nederland heeft daarom begin mei in Coreper ingestemd met het bereikte akkoord. In lijn met de kabinetsinzet zoals verwoord in het BNC-fiche21 introduceert de verordening een vrijwillig label voor ecologisch duurzame obligaties. Indien een ecologisch duurzame obligatie de naam «Europese Groene Obligatie» (ook wel «European Green Bond» of «EuGB») draagt moet zij voldoen aan strenge criteria. Zo moeten alle opbrengsten worden geïnvesteerd in duurzame activiteiten. Een externe beoordelingsinstantie controleert of de EuGB is uitgegeven in lijn met de verordening. Er komt een registratiesysteem en toezichtraamwerk voor externe beoordelingsinstanties van Europese groene obligaties.

Ondanks de vele positieve elementen had Nederland een onderdeel van het akkoord graag anders gezien. Nederland had het liefst gezien dat 100 procent van de opbrengsten van een EuGB geïnvesteerd moet worden in duurzame activiteiten die voldoen aan de (gedetailleerde) beoordelingscriteria uit de EU-taxonomie en heeft zich daar ook voor ingezet. Het triloogakkoord is in dit opzicht een verbetering ten aanzien van het eerdere Raadsakkoord. Het eerdere Raadsakkoord bevatte een flexibiliteitsmarge van 20 procent; dit deel van de opbrengsten hoeft aan minder strenge eisen te voldoen. Het triloogakkoord bevat een flexibiliteitsmarge van 15 procent indien er voor de sector nog geen EU-taxonomie criteria zijn ontwikkeld. Hierdoor is de Europese groene obligatiestandaard direct toepasbaar. Deze opbrengsten moeten nog steeds in duurzame activiteiten geïnvesteerd moeten worden. Daarnaast zullen het gebruik van en de behoefte aan deze flexibiliteitsmarge worden geëvalueerd.

De verordening introduceert uniforme eisen voor uitgevende instellingen die de termen «Europese Groene Obligatie» of «EuGB» willen gebruiken voor hun ecologisch duurzame obligaties, die in lijn zijn met de EU-taxonomie en wereldwijd beschikbaar zijn voor beleggers. Om greenwashing in de markt voor groene obligaties in het algemeen te voorkomen, voorziet de verordening ook in optionele openbaarmakingsvereisten voor andere ecologisch duurzame obligaties en aan duurzaamheid gekoppelde obligaties die in de EU worden uitgegeven. De verordening wordt later in 2023 gepubliceerd in het Publicatieblad en zal van toepassing zijn 12 maanden na publicatie.


X Noot
1

Zie voor BNC-fiche: Kamerstuk 22 112, nr. 3601.

X Noot
5

Zie voor meer informatie over de voorjaarsvergaderingen: Kamerstuk 26 234, nr. 279.

X Noot
7

Conform het Nederlandse non-paper dat op 21 april jl. is verspreid onder de lidstaten: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2023/04/26/nl-non-paper-further-strengthening-eu-banking-sector.

X Noot
15

De afkorting van de Engelse benaming: Directive on Administrative Cooperation in the field of taxation.

X Noot
16

Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG (PB L 64 van 11.3.2011, blz. 1).

X Noot
17

Op basis van de huidige administratieve samenwerkingsrichtlijn dient informatie te worden uitgewisseld over ten minste 4 van de 6 volgende inkomenscategorieën, arbeidsinkomen, directiehonoraria, levensverzekeringsproducten die niet vallen onder andere uniale rechtsinstrumenten inzake de uitwisseling van inlichtingen noch onder soortgelijke voorschriften, pensioenen, eigendom van en inkomsten uit onroerend goed en royalty’s.

X Noot
18

Betreft zgn. non custodial dividend income dat rechtstreeks, zonder tussenkomst van een partij die de aandelen voor klanten bewaart, wordt uitgekeerd aan een (buitenlandse) aandeelhouder.

X Noot
20

Zie voor meer informatie over de voorjaarsvergaderingen: Kamerstuk 36 234, nr. 279.

X Noot
21

Kamerstuk 22 112, nr. 3184.

Naar boven