21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

Nr. 1809 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 januari 2022

Hierbij zend ik u het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 17 en 18 januari 2022 te Brussel.

In het verslag wordt tevens ingegaan op een bereikt Raadsakkoord voor onderhandelingen met het Europees Parlement over een onderdeel van de wijzigingsvoorstellen van de Europese verordening kapitaalvereisten en de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen.

Daarnaast treft u bijgevoegd1 het kwartaaloverzicht van lopende EU-wetgevingsonderhandelingen op het terrein van het Ministerie van Financiën, conform de afspraken omtrent EU-informatievoorziening.

Verder wil ik u informeren over de mogelijke orde van grootte van de bijstelling van het Nederlandse aandeel van de subsidies uit hoofde van de faciliteit voor herstel en veerkracht (Recovery and Resilience Facility, RRF).

Uiterlijk 30 juni aanstaande zal de Europese Commissie de definitieve verdeling vaststellen van de subsidies die lidstaten uit de RRF kunnen ontvangen. Deze definitieve vaststelling zal ook gevolgen hebben voor de maximale bijdrage die Nederland kan ontvangen uit de RRF. Bij de totstandkoming van de RRF kwamen de Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement overeen dat van het subsidiedeel van de RRF voor 70% wordt verdeeld onder lidstaten op basis van bevolkingsomvang, de inverse van het welvaartsniveau (bbp per hoofd van de bevolking) en de relatieve werkloosheid. Dit deel staat reeds vast. De omvang van het tweede deel (30%) van de landenenveloppes wordt op grond van de RRF-verordening toegekend op basis van (in gelijke delen) het bbp-verlies in 2020 en het cumulatieve bbp-verlies over de periode 2020–2021, zoals afgesproken bij de Europese Raad van 17–21 juli 20202. Nederland heeft deze systematiek gesteund, omdat Nederland zich er bij de vormgeving van de RRF-faciliteit ervoor heeft ingezet dat de verdeling van RRF-middelen sterker wordt gericht op de lidstaten die economisch het hardst zijn geraakt door de pandemie.

In de RRF-verordening, die in februari 2021 werd vastgesteld, is een eerste inschatting van de verdeling gemaakt van de totale landenenveloppes op basis van de toen beschikbare cijfers (herfstraming 2020). Daarbij is ook aangegeven dat een definitieve berekening zal worden gemaakt op uiterlijk 30 juni 2022, op basis van de gerealiseerde economische cijfers. De laatste groeiraming van de Europese Commissie (de herfstraming uit november 2021) biedt de mogelijkheid om een meer actuele inschatting te maken van de maximale bijdrage die Nederland kan ontvangen. Op basis van die herfstraming zal de totale Nederlandse bijdrage uit de RRF volgens een eigen voorlopige berekening uitkomen op 4,7 miljard euro. Dit zou een neerwaartse bijstelling van de Nederlandse ontvangsten met circa 1,3 miljard euro betekenen ten opzichte van de voorlopige bedragen die waren opgenomen in de RRF-verordening. Dit bedrag staat uitdrukkelijk nog niet vast omdat de realisatiecijfers over 2021 nog niet compleet zijn en de cijfers over 2020 en de reeds beschikbare cijfers voor 2021 nog bijgesteld kunnen worden. Vanwege de waarschijnlijk aanzienlijke bijstelling van de Nederlandse RRF-enveloppe informeer ik uw Kamer reeds op basis van deze eigen inschattingen van nog niet definitieve cijfers. In april komen de cijfers over de ontwikkeling van het bbp bij Eurostat beschikbaar die de Europese Commissie zal gebruiken voor de definitieve berekening van de RRF-enveloppen. Zoals aangegeven maakt de Commissie deze uiterlijk 30 juni bekend. De omvang van de Nederlandse enveloppe kan dan nog afwijken van de hierboven beschreven inschatting op basis van de op dit moment beschikbare cijfers.

De waarschijnlijk aanzienlijke neerwaartse bijstelling van de Nederlandse enveloppe is het gevolg van het positieve feit dat de economische groei in Nederland in 2020 en 2021 ten opzichte van de eerdere verwachtingen relatief meeviel. De Nederlandse economie kromp in 2020 met –3,8% aanzienlijk minder dan de –5,3% die eerder werd verwacht. Ook in 2021 was de economische groei in de herfstraming 2021 van de Europese Commissie met 4,0% hoger dan de 2,2% uit de herfstraming 2020. De meevallende groeicijfers zijn niet uniek voor Nederland en gelden ook voor andere lidstaten; de meevallers zijn voor Nederland en waarschijnlijk ook enkele andere landen waar de groei positief is meegevallen wel relatief groot. In sommige lidstaten is de daling van de economische activiteit daarentegen juist dieper geweest en/of was het herstel minder snel dan eerder verwacht. Als de definitieve cijfers dit beeld bevestigen, ontvangen deze lidstaten een hogere allocatie uit het RRF. Op die manier wordt het doel dat Nederland met de RRF-verdeling had bereikt dat zwaarder getroffen landen meer middelen krijgen en minder getroffen landen minder middelen.

Volledigheidshalve zij opgemerkt dat de hierboven genoemde mogelijke bijstelling van de Nederlandse enveloppe geheel los staat van het feit dat het Nederlandse Herstel- en Veerkrachtplan (HVP) nog niet is ingediend. Alle lidstaten die reeds een plan hebben ingediend en waarvan de enveloppe wijzigt zullen nationaal financieel moeten bijpassen als hun enveloppe wordt gekort of anders een aanpassing van het herstelplan moeten indienen om deze wijzigingen in de enveloppes te kunnen verwerken.

Nederland zal zijn HVP indienen in 2022. Uw Kamer is hierover geïnformeerd in onder andere een brief van 1 november 20213, en in de beantwoording van de vragen die zijn gesteld naar aanleiding van de geannoteerde agenda voor de Eurogroep en Ecofinraad van 17 en 18 januari jl.4 De timing van het Nederlandse HVP maakt het mogelijk om bij het opstellen van het plan rekening te houden met de definitieve omvang van de Nederlandse RRF-enveloppe. Concreet betekent dit dat er een kleiner deel van de bestaande uitgaven, die geïdentificeerd waren voor het HVP in de voorselectie van 11,5 mrd die in de bovengenoemde brief op 1 november jl. met uw Kamer is gedeeld, of uitgewerkte uitgaven in het coalitieakkoord die onder het HVP zouden passen onder de vlag van het HVP zullen worden opgenomen. Voor deze uitgaven zal alternatieve financiering moeten worden gevonden. In het eerste kwartaal van 2022 zal een eerste conceptplan voor het HVP met de Kamer gedeeld worden, waarin op basis van de ambtelijke inventarisatie de eerste maatregelen opgenomen zullen worden.

In de Startnota zijn de RRF-middelen opgenomen voor de begroting van Buitenlandse Zaken. De budgettaire verwerking van de macro-economische bijstelling van deze middelen zal in het voorjaar plaatsvinden tegelijk met een nieuw economisch beeld op basis van het Centraal Economisch Plan (CEP) van het CPB. Dit wordt verantwoord in de Voorjaarsnota en verwerkt in de eerste suppletoire begroting van Buitenlandse Zaken.

Nadat de Europese Commissie uiterlijk op 30 juni de definitieve verdeling van middelen heeft vastgesteld, zal uw Kamer hierover nader worden geïnformeerd.

De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag

Verslag Eurogroep en Ecofinraad 17 en 18 januari 2022

Eurogroep

Reguliere samenstelling

Economische aanpassing en veerkracht – recente resultaten van de eurozone ten opzichte van internationale partners

De Eurogroep heeft gesproken over de impact van de pandemie op de eurozone en internationale partners, en de beleidslessen die te leren vallen uit het herstel. De discussie is gevoerd aan de hand van een rapport van de Europese Commissie.5 Daarnaast heeft Laurence Boone – hoofdeconoom bij de OESO – een presentatie gegeven.

De Europese Commissie (de Commissie) gaf aan dat, met de kanttekening dat het lastig is om verschillende crises te vergelijken, de eurozone en de Verenigde Staten het herstel na COVID-19 in een sneller tempo hebben ingezet dan na de wereldwijde financiële crisis. Dit herstel verloopt ook sneller dan eerder in de pandemie werd verwacht. Ook gaf de Commissie aan dat in de VS het herstel eerder is ingezet t.o.v. de landen in de eurozone. Het bbp van de VS kwam in het tweede kwartaal van 2021 boven het niveau van voor de pandemie uit, twee kwartalen eerder dan voor de eurozone wordt verwacht. Minder strenge beperkende maatregelen en minder social distancing in de VS zijn een belangrijke factor achter de kleinere economische krimp in 2020. Ook de sectorale indeling (minder toerisme in VS) en meer mogelijkheden tot digitaal werken in VS spelen een rol. De werkloosheid liep in de VS tijdens de eerste maanden van de pandemie sterk op, terwijl dit in de eurozone over het algemeen stabiel is gebleven. Het gebruik van short-time work schemes (werktijdverkorting, WTV) leverde hieraan een bijdrage. Laurence Boone ging ook in op het verschil in werkloosheid tussen de VS en de eurozone en het verschil in loonsteun. In de VS is bijvoorbeeld veel directe inkomenssteun gegeven, waardoor consumptie weer snel op niveau kwam. Wel liep de werkloosheid in de VS hierdoor initieel sterk op. Deze is inmiddels gedaald tot rondom de 4%, maar de arbeidsparticipatie blijft achter bij het pre-crisis niveau en ten opzichte van het eurogebied.

Verschillende lidstaten gaven aan dat de tijdige en goed gecoördineerde Europese maatregelen een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan het beperken van de economische gevolgen van de pandemie. Daarnaast is brede overeenstemming dat het werk dient te worden voortgezet op het gebied van de implementatie van de faciliteit voor herstel en veerkracht (Recovery and Resilience Facility, RRF), de bankenunie en de kapitaalmarktunie.

Structurele veranderingen en kwetsbaarheden in het bedrijfsleven na COVID-19

De Eurogroep heeft een thematische discussie gehouden over de structurele veranderingen en kwetsbaarheden in het bedrijfsleven als gevolg van COVID-19 en mogelijke beleidsreacties. De Europese Commissie (de Commissie) gaf aan dat de steun van lidstaten ervoor heeft gezorgd dat het verlies in werkgelegenheid beperkt is gebleven. Wel dient de focus te verschuiven van noodmaatregelen naar het ondersteunen van het economische herstel. De Commissie heeft voor deze discussie een aantal gedeelde uitgangspunten voor nationaal beleid voorgesteld, waarbij onder meer aandacht wordt gegeven aan het beter richten en de afbouw van steunmaatregelen, het versterken van nationale insolventieraamwerken, het bevorderen van een efficiënte allocatie van investeringen, om- en bijscholing van werknemers en een robuust sociaal zekerheidsstelsel.6

Verschillende lidstaten hebben hun nationale situatie toegelicht, waarbij werd aangegeven dat de beleidsmaatregelen ervoor hebben gezorgd dat het aantal faillissementen en het verlies van werkgelegenheid beperkt is gebleven. Wel bestaan er nog steeds risico’s voor bedrijven, onder andere door hoge schulden. Een aantal lidstaten heeft aangegeven op nationaal niveau bezig te zijn met het versterken van het nationale insolventieraamwerk.

Aanbevelingen voor de eurozone voor 2022

De Eurogroep heeft gesproken over Raadsaanbevelingen voor het economisch beleid in eurozone in 2022.

In de eurozone-aanbevelingen beveelt de Raad aan om in 2022 gematigd expansief begrotingsbeleid te voeren waarbij de focus geleidelijk verschuift naar investeringen. Daarbij wordt aanbevolen om tussen de lidstaten gedifferentieerd begrotingsbeleid te voeren waarbij de mate van het economisch herstel en de houdbaarheid van de overheidsfinanciën in acht worden genomen. Daarbij dient het begrotingsbeleid gericht te zijn op het bereiken van houdbare overheidsfinanciën op de middellange termijn. De tweede aanbeveling heeft onder andere betrekking op het waarborgen van een eerlijk en efficiënt belastingsysteem. Ook dienen noodmaatregelen gericht op de arbeidsmarkt geleidelijk te verschuiven naar herstelmaatregelen. In aanbeveling drie wordt onder andere opgeroepen om de effectiviteit van steunmaatregelen te monitoren en steun gericht en tijdelijk te verlenen. Daarnaast is het van belang om de capaciteit van de insolventieraamwerken te versterken en voortgang te maken met het verdiepen van de kapitaalmarktunie. De vierde aanbeveling gaat in op het belang om institutionele raamwerken verder te versterken. Ook wordt er aanbevolen om de kwaliteit van de overheidsfinanciën te verbeteren. Tot slot wordt er in de laatste aanbeveling onder andere het belang onderstreept om de macro-economische stabiliteit te waarborgen en de bankenunie af te ronden.

De Raadsaanbevelingen voor het economisch beleid in de eurozone in 2022 zijn de dag na de Eurogroep in de Ecofinraad goedgekeurd (zie verderop in het verslag). Hierna zal de Europese Raad de aanbevelingen bekrachtigen, waarna de Ecofinraad de aanbevelingen aanneemt.

Evaluatie van het economisch beleidsraamwerk van de EU met focus op het begrotingsraamwerk voor de eurozone, inclusief arrangementen voor financiële assistentie en post-programma toezicht

De Europese Commissie (de Commissie) heeft op 5 februari 2020 een evaluatie van de zogenaamde «six-pack» en «two-pack» regelgeving gepubliceerd. Dit beslaat een serie van zeven verordeningen en een richtlijn waarmee het stabiliteits- en groeipact (SGP) wordt geïmplementeerd, de macro-economische evenwichtighedenprocedure (MEOP) wordt geïntroduceerd en het toezicht op landen in financiële problemen wordt geregeld.7 De Tweede Kamer is hierover op 10 februari 2020 geïnformeerd.8 De Commissie was van plan om naar aanleiding van de evaluatie brede consultaties te organiseren, op basis waarvan zij eventueel een voorstel zou doen voor een aanpassing van de begrotingsregels. De consultaties zijn echter destijds uitgesteld vanwege de coronacrisis. De Commissie heeft op 19 oktober jl. een mededeling gepubliceerd die als hernieuwd startschot dient voor de consultaties.

Tijdens deze Eurogroep vond een eerste bespreking plaats over de eurozone-aspecten van de evaluatie van het economisch beleidsraamwerk, aan de hand van een notitie.9 De komende maanden zullen meer besprekingen ten aanzien van het economisch beleidsraamwerk volgen.10 Tijdens deze eerste bespreking konden lidstaten van gedachten wisselen over de werking van het opstellen/indienen van ontwerpbegrotingen, coördinatie op het gebied van begrotingsbeleid, handhavingsmechanismes en de werking van arrangementen voor financiële assistentie en post-programma toezicht.

Veel lidstaten gaven aan dat de arrangementen voor financiële assistentie en het post-programma toezicht relatief goed functioneren. Daarbij is benoemd dat de synergie tussen het post-programma toezicht en verscherpt toezicht met andere werkzaamheden van de Commissie en de lidstaten vergroot kan worden. Ook de werking van het indienen van ontwerpbegrotingen wordt door veel lidstaten als nuttig element van het beleidsraamwerk gezien. Om het proces nog verder te versterken noemden diverse lidstaten o.a. het vergroten van de transparantie en het integreren van een meerjarenperspectief. De opvattingen over de coördinatie op het gebied van begrotingsbeleid verschilden. Een aantal deelnemers gaf aan in het begrotingsbeleid voor de eurozone als geheel (euro area fiscal stance) een nuttig sturingsinstrument voor macro-economisch beleid in de eurozone te zien in aanvulling op het monetaire beleid, en dit te willen realiseren via of een centraal begrotingsinstrument, of via regels waarbij landen met lage risico’s ten aanzien van de overheidsfinanciën extra uitgeven om te compenseren voor noodzakelijke bezuinigingen of lastenverzwaringen in landen met hoge risico’s voor de overheidsfinanciën. Andere lidstaten waren daar kritisch over omdat de SGP-normen volgens deze landen niet zijn bedoeld als streefcijfers maar als grenzen waarbinnen landen naar eigen inzicht het door hun gewenste nationale begrotingsbeleid kunnen vormgeven. Introductie van een dergelijk sturingsinstrument zou betekenen dat landen die zich goed aan de regels houden moeten compenseren voor landen die hun overheidsfinanciën niet voldoende op orde hebben. Tijdens deze eerste gedachtewisseling is ook stilgestaan bij het belang van het vereenvoudigen van de regels en het vergroten van nationaal «ownership», hetgeen bij kan dragen aan het vergroten van de naleving van de regels.

Nederland heeft aangegeven een positieve en ambitieuze Europese agenda te hebben. Nederland heeft daarbij aangegeven de modernisering van het SGP constructief te benaderen wanneer deze gericht is op schuldhoudbaarheid en economische convergentie, inclusief groene groei. Nederland heeft aangegeven dat het verbeteren van de naleving een zeer belangrijk aspect is en open te staan voor ideeën. Tegenover het vergroten van nationaal «ownership» om naleving te bevorderen hoort ook dat landen aangesproken kunnen worden op die naleving en zich daarover verantwoorden. Nederland heeft ook aangegeven dat het proces van het voorleggen van de ontwerpbegrotingen een succesvolle innovatie is gebleken die het economisch beleidsraamwerk van de eurozone heeft versterkt en heeft bijgedragen aan kennis en bewustwording van de Europese begrotingsregels in de eurozonelanden. Nederland heeft daarbij het verkennen van de meerjarendimensie gesteund. Nederland heeft ook het belang van het vergroten van de synergie tussen het post-programma toezicht en verscherpt toezicht met andere werkzaamheden van de Commissie en de lidstaten onderschreven. Ten aanzien van het begrotingsbeleid voor de eurozone als geheel heeft Nederland aangegeven dit een nuttig theoretisch concept te vinden maar vooralsnog niet overtuigd te zijn van het nut dit te gebruiken om sturing te geven aan het nationale begrotingsbeleid van de eurozonelidstaten. Nederland heeft aangegeven dat het denken hierover nog in ontwikkeling is.

Inclusieve samenstelling

Terugkoppeling Eurotop

De voorzitter van de Eurogroep heeft een terugkoppeling gegeven over de Eurotop van 16 december jl. De Eurotop vond en marge van de Europese Raad van 16–17 december jl. plaats. Tijdens de Eurotop is gesproken over de economische situatie, de bankenunie en de kapitaalmarktunie.11 De voorzitter van de Eurogroep gaf aan dat hij tijdens de Eurotop de prioriteiten uit het werkplan van de Eurogroep voor het komende halfjaar heeft gepresenteerd: besprekingen over mogelijke herziening van het economisch raamwerk, de bankenunie en de digitale euro.

Tijdens de volgende Eurotop in maart a.s. zal de voorzitter van de Eurogroep aan de regeringsleiders over de voortgang op deze drie werkstromen rapporteren.

Bankenunie

Tijdens de Eurogroep in inclusieve samenstelling is gesproken over hoe het aankomende half jaar succesvol tot een werkplan gekomen kan worden dat richting geeft aan de vervolgstappen op de vier werkstromen binnen het bankenuniedossier: het Europees Depositogarantiestelsel (EDIS), de herziening van het crisisraamwerk voor falende banken (CMDI), omgang met grensoverschrijdende banken (home-host) en de weging van staatsobligaties (RTSE). Op basis van een mandaat van de Eurotop uit december 2020 is door de Eurogroep en een High Level Working Group (HLWG) het afgelopen jaar geprobeerd om tot overeenstemming over een werkplan te komen. Ondanks dat lidstaten dichter bij elkaar zijn gekomen is dit niet gelukt. Op de Eurotop in december 2021 is nogmaals bekrachtigd dat vervolmaking van de bankenunie een belangrijk doel is voor de EU en is de Eurogroep gevraagd om het aankomende half jaar opnieuw te benutten om tot overeenstemming te komen over een werkplan.

Door veel lidstaten, waaronder Nederland, werd het belang van de bankenunie onderstreept, evenals het belang om overeenkomst te bereiken over een werkplan. Inhoudelijk zijn lidstaten het eens dat gelijktijdige voortgang op de vier werkstromen wenselijk is. Lidstaten benadrukten hierbij hun eigen prioriteiten binnen de bankenunie. Zo zijn er lidstaten die graag snel stappen richting de invoering van een EDIS zien, terwijl andere lidstaten benadrukken dat eerst verdere risicoreductie noodzakelijk is. Ook zijn er lidstaten die prioriteit geven aan verdere marktintegratie, waar andere lidstaten juist het belang van lokale (kapitaal)eisen benadrukken. Nederland heeft aangegeven voorstander te zijn van verdieping van de bankenunie en open te staan voor een nieuw werkplan, waarbij de juiste balans gevonden moet worden tussen risicodeling en risicoreductie.

Daarnaast heeft de voorzitter van de Eurogroep een korte update gegeven over de voortgang ten aanzien van het ratificatieproces betreffende de wijzigingsovereenkomsten voor het ESM-verdrag en de overeenkomst betreffende de overdracht en mutualisatie van de bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds (de IGA). Op 30 november 2020 is de Eurogroep tot een akkoord gekomen over beide wijzigingsovereenkomsten en is besloten de gemeenschappelijke achtervang begin 2022 in te voeren.12 Op 27 januari 2021 zijn de wijzigingsovereenkomsten door de landen getekend waarna de ratificatieprocedure is gestart.

De beide wijzigingsovereenkomsten zijn inmiddels geratificeerd door 16 van de 19 eurozonelanden, waaronder ook Nederland. Frankrijk heeft het parlementaire proces afgerond maar moet de akte van aanvaarding nog deponeren in Brussel. Ook Duitsland heeft het parlementaire proces afgerond maar het constitutionele hof is gevraagd naar een oordeel of de wijzigingsovereenkomst voor het ESM-verdrag met een juiste meerderheid door de Bundestag is goedgekeurd. Pas als het hof een oordeel heeft gegeven kan Duitsland de ratificatie afronden. De verwachting is dat dit komende maanden gebeurt. Ook Italië heeft de wijzigingsovereenkomsten nog niet geratificeerd. De Eurogroep concludeerde gecommitteerd te zijn aan snelle afronding.

Overig – introductie nieuwe Ministers van Financiën van Duitsland, Luxemburg Nederland en Oostenrijk

Tijdens de Eurogroep hebben de nieuwe Ministers van Financiën van Duitsland (Christian Lindner), Luxemburg (Yuriko Backes), Oostenrijk (Magnus Brunner) en Nederland zich geïntroduceerd. Dit gebeurt standaard in de Eurogroep bij het aantreden van een nieuwe Minister van Financiën.

Ecofinraad

Ecofinraad-ontbijt

Tijdens het ontbijt kregen de Ministers een korte terugkoppeling uit de Eurogroep. Daarnaast is stilgestaan bij de inflatieontwikkelingen.

Prioriteiten van het Franse voorzitterschap

De eerste helft van 2022 is Frankrijk de voorzitter van de Raad van de Europese Unie. In deze Ecofinraad heeft Frankrijk het werkprogramma op financieel en economisch gebied gepresenteerd en aangegeven wat de prioriteiten zijn voor het komende halfjaar.13

Op financieel en economisch gebied zal het Franse voorzitterschap zich op drie hoofdthema’s richten. Het eerste hoofdthema is herstel en groei. In dit thema heeft de implementatie van de faciliteit voor herstel en veerkracht (Recovery and Resilience Facility, RRF) prioriteit. Ook zal onder andere gesproken worden over de mogelijke herziening van het Stabiliteits- en Groeipact, de voorstellen van de Europese Commissie voor nieuwe eigen middelen14 en zullen discussies van start gaan over de herziening van het financieel reglement van de Unie.

Het tweede thema is de financiering van toekomstige groei: het veiligstellen van de financiering van een meer concurrerende en innovatieve economie om het herstel te ondersteunen. In de komende zes maanden zullen onder andere de onderhandelingen worden voortgezet inzake de aanpassingen in de prudentiële regelgeving voor banken (Bazel III) en verzekeraars (Solvency II). Ook zal het Franse voorzitterschap zich inzetten voor voortgang op de verdieping van de kapitaalmarktunie, waarbij de onderhandelingen over de in november 2021 gepresenteerde voorstellen de focus hebben (in het bijzonder de oprichting van een centraal Europees toegangspunt voor bedrijfsdata (ESAP), de herziening van de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (AIFMD) en de verordening Europese lange-termijn beleggingsinstellingen (ELTIF)). Daarnaast zal verder worden gewerkt aan de verdieping van de bankenunie.

Het derde thema is het werken aan een verantwoordelijk en duurzaam kapitalistisch systeem, door het financieren van de klimaat- en digitale transities en het bestrijden van financiële criminaliteit. Het Franse voorzitterschap zal zich onder andere richten op een carbon border adjustment mechanism (CBAM), eerlijke en effectieve belastingen, duurzame financiering, wetgeving op het gebied van anti-witwassen en antiterrorismefinanciering en digitalisering in de financiële sector. Daarnaast zal op 10 en 11 maart 2022 een informele bijeenkomst van staatshoofden en regeringsleiders plaatsvinden waar gesproken zal worden over groei, investeringen en werkgelegenheid.

Richtlijnvoorstel betreffende algemeen minimumbelastingniveau voor multinationals in de EU

Tijdens de Ecofinraad heeft een oriënterend debat plaatsgevonden over het richtlijnvoorstel betreffende een algemeen minimumbelastingniveau voor multinationals in de Europese Unie (EU) (richtlijnvoorstel Pijler 2). Dit richtlijnvoorstel is op 22 december 2021 gepubliceerd.15

In het OECD/G20 Inclusive Framework (IF), georganiseerd door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), is de afgelopen jaren gesproken over een herziening van het internationale belastingstelsel. De aanleiding voor dit project waren de uitdagingen die de globaliserende en digitaliserende economie met zich brengt voor de belastingheffing van multinationals. Tijdens de IF-vergadering van 8 oktober 2021 is overeenstemming bereikt over de herziening van het internationale belastingstelsel en zijn afspraken gemaakt over de manier waarop landen de voorstellen in gaan voeren (IF-akkoord). Inmiddels hebben 137 landen het IF-akkoord onderschreven. Ook de G20 heeft dit IF-akkoord onderschreven.

Het IF-akkoord steunt op twee pijlers. Pijler 1 van het akkoord regelt een andere verdeling van winsten en heffingsrechten tussen landen voor de grootste en meest winstgevende multinationals, waaronder grote digitale bedrijven. Hierdoor kunnen landen waar een multinational klanten of gebruikers heeft (zogeheten «marktlanden») meer winstbelasting heffen, ook indien de multinational in dat land niet fysiek aanwezig is. Pijler 2 van het akkoord bevat afspraken over een wereldwijd minimumniveau van belastingheffing. Deze afspraken zorgen ervoor dat grote multinationals altijd ten minste effectief 15% aan winstbelasting betalen. Het IF kan geen bindende wetgeving vaststellen. Op 20 december 2021 heeft het IF de modelteksten gepubliceerd waarmee de deelnemende landen het Pijler 2 akkoord in hun nationale wetgeving om kunnen zetten. Om ervoor te zorgen dat deze regels binnen de EU op dezelfde wijze in nationale wetgeving worden omgezet (creëren van een gelijk speelveld) en om strijdigheid met het Europese recht te voorkomen, bevat dit richtlijnvoorstel modelteksten voor de implementatie van Pijler 2 voor de EU-lidstaten. Het richtlijnvoorstel is grotendeels in lijn met de modelteksten uit het IF. Het Franse voorzitterschap heeft tijdens de vergadering aangegeven dit dossier prioriteit te geven tijdens het voorzitterschap en overeenstemming in de Raad te willen bereiken in de eerste helft van dit jaar. In lijn met het IF-akkoord wordt voorgesteld om het richtlijnvoorstel Pijler 2 per 1 januari 2023 in werking te laten treden.

Veel lidstaten spraken hun steun uit voor het voorstel en de ambitie van het Franse voorzitterschap. Een aantal lidstaten heeft opgemerkt dat ze Pijler 1 en Pijler 2 als een pakket zien, hetgeen de noodzaak tot een snelle voortgang van richtlijnvoorstel Pijler 2 volgens die lidstaten vermindert zolang de besprekingen in het IF ten aanzien van Pijler 1 niet zijn afgerond. Het Franse voorzitterschap en de Europese Commissie steunen echter een voortvarende behandeling van het richtlijnvoorstel Pijler 2, ook los van voortgang op Pijler 1. Pijler 1 dient ook omgezet te worden in een EU-richtlijn, maar deze richtlijn wordt pas gepubliceerd na afronding van de besprekingen over Pijler 1 in IF-verband. Daarnaast werd door sommige lidstaten de beoogde implementatieperiode van 1 januari 2023 benoemd als uitdagend. Nederland heeft aangegeven blij te zijn met de snelle publicatie van dit richtlijnvoorstel en de voortvarende aanpak van de Europese Commissie en het Franse voorzitterschap om zo tot een snelle aanname van het richtlijnvoorstel te komen. Verder heeft Nederland aangegeven dat de voortgang op Pijler 1 niet in de weg moet staan van de voortgang op het richtlijnvoorstel Pijler 2.

AOB – Stand van zaken financiële diensten dossiers

Het voorzitterschap van de Raad heeft de Ecofinraad geïnformeerd over de lopende wetgevingsvoorstellen op het terrein van financiële diensten.16

Economisch herstel in Europa: implementatie van de herstel- en veerkrachtfaciliteit

Tijdens de Ecofinraad heeft de Europese Commissie (de Commissie) een update gegeven ten aanzien van de implementatie van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (Recovery and Resilience Facility; RRF). De Commissie gaf aan dat de Ecofinraad reeds ingestemd heeft met 22 uitvoeringsbesluiten. Met een uitvoeringsbesluit wordt de beoordeling van een herstelplan in het kader van de RRF goedgekeurd. Daarnaast worden in een uitvoeringsbesluit de hervormingen en investeringen die een lidstaat zal ondernemen vastgelegd, inclusief de bijbehorende mijlpalen en doelen, alsook de financiële bijdrage waarop de lidstaat aanspraak kan maken. Er zijn deze Ecofinraad geen nieuwe uitvoeringsbesluiten besproken. De Raad is nog in afwachting van Commissievoorstellen voor uitvoeringsbesluiten voor Zweden, Polen, Hongarije en Bulgarije. Nederland heeft nog geen herstelplan ingediend, maar zal dat tijdig doen.

Daarnaast gaf de Commissie aan dat het betalingsverzoek voor Spanje onlangs is goedgekeurd. Uw Kamer ontvangt separaat een overzicht van de goedgekeurde betalingsverzoeken van het vierde kwartaal van 2021. Een aantal lidstaten gaf aan de reguliere update te waarderen en riep op tot het snel goedkeuren en implementeren van de nationale plannen.

Europees Semester 2022

De Europese Commissie (de Commissie) heeft 24 november 2021 verscheidene documenten gepubliceerd als onderdeel van het zogenoemde Herfstpakket17, waaronder het jaarlijkse rapport over het waarschuwingsmechanisme (Alert Mechanism Report, AMR) in het kader van de macro-economische onevenwichtighedenprocedure (MEOP)18, de jaarlijkse analyse van duurzame groeiprioriteiten van de Europese Unie (EU) voor 2022 (Annual Sustainable Growth Survey, ASGS)19 en het voorstel voor de aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone (Euro Area Recommendations)20. Het vorige kabinet heeft op 17 december een brief met een uitgebreide appreciatie van het herfstpakket naar het parlement verstuurd.21

Tijdens de Ecofinraad zijn de Raadsconclusies ten aanzien van het Alert Mechanism Report en de Annual Sustianable Growth Survey aangenomen.22 Daarnaast heeft de Ecofinraad de aangepaste eurozone-aanbevelingen goedgekeurd.23 Voor de eurozone-aanbevelingen geldt dat de Europese Raad de aanbevelingen nog zal bekrachtigen, waarna de Ecofinraad deze zal aannemen.

In de Annual Sustainable Growth Survey blikt de Commissie vooruit op de belangrijkste economische beleidsuitdagingen voor het komende jaar. De prioriteiten zijn door de Commissie net als de afgelopen twee jaar onderverdeeld in vier gebieden: 1) ecologische duurzaamheid, 2) productiviteit, 3) rechtvaardigheid en 4) macro-economische stabiliteit, en hebben tot doel om de economie duurzamer, veerkrachtiger en inclusiever te maken. In de Raadsconclusies worden onder andere de groeiprioriteiten door de Raad verwelkomd en wordt er aandacht besteed aan de aanhoudende onzekerheid met betrekking tot de pandemie.

In het Alert Mechanism Report worden aan de hand van een scorebord met indicatoren mogelijke macro-economische onevenwichtigheden opgespoord en bepaald welke lidstaten onderworpen worden aan nader onderzoek. Deze onderzoeken moeten uitwijzen of en in welke mate de betreffende lidstaten te kampen hebben met macro-economische onevenwichtigheden en in hoeverre deze een risico vormen voor de lidstaten zelf, de Economische en Monetaire Unie, of de Europese Unie als geheel.

De Commissie is voornemens om dit jaar in twaalf lidstaten de ontwikkeling van onevenwichtigheden nader te onderzoeken. Dit zijn net als vorig jaar Kroatië, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Nederland, Portugal, Roemenië, Spanje, Zweden, Cyprus, Griekenland en Italië. Hiervan zijn er in Cyprus, Griekenland en Italië ernstige onevenwichtigheden geconstateerd. De Commissie zal voor het negende jaar op rij een diepteonderzoek uitvoeren naar mogelijke onevenwichtigheden in de Nederlandse economie die verband houden met het overschot op de lopende rekening en de hoge private schulden. De resultaten van de diepteonderzoeken worden in het voorjaar van 2022 verwacht. Hiernaast signaleert de AMR dat de ontwikkelingen in Slowakije en Hongarije goed gemonitord moeten worden. Ook ziet de AMR potentieel hoge risico’s gerelateerd aan de huizenmarkt in enkele lidstaten, namelijk in Denemarken, Luxemburg, Tsjechië en Malta. Op dit moment is volgens de Commissie echter nog geen diepteonderzoek noodzakelijk voor deze zes lidstaten. In de Raadsconclusies wordt het Alert Mechanism Report verwelkomd het belang van de MEOP benadrukt. Daarnaast wordt aangegeven dat de Raad erkent dat de pandemie macro-economische risico’s heeft vergroot.

Voorbereiding van de bijeenkomst van de Ministers van Financiën en centrale bankpresidenten van de G20 in februari 2022

De Ecofinraad heeft kort vooruitgeblikt op G20-vergadering van Ministers van financiën en centrale bankpresidenten van 17 en 18 februari, de eerste G20-vergadering onder Indonesisch voorzitterschap.

Tijdens het Indonesische voorzitterschap staat een inclusief herstel van de COVID-19-crisis centraal. Het motto van Indonesië voor de G20 is dan ook Recover Together, Recover Stronger. In het financiële traject geeft Indonesië prioriteit aan het bespreken en coördineren van het beleid waarmee landen de laatste fase van de COVID-19-crisis ingaan, het tegengaan en herstellen van structurele schade aan de economie van landen, het betalingssysteem in het digitale tijdperk, duurzame financiering, digitale inclusieve financiering en MKB-financiering en tot slot internationale belastingen. Nederland is als gastland uitgenodigd. Uw Kamer zal binnenkort uitgebreider worden geïnformeerd over de prioriteiten van Indonesië en de inzet van Nederland binnen de G20 het komende jaar.

Het voorzitterschap gaf aan dat de EU-inzet voor de G20-vergadering zal worden afgestemd in het Economisch en Financieel Comité (EFC).

AOB – G7

Duitsland is vanaf 1 januari 2022 voorzitter van de G7 en heeft tijdens de Ecofinraad kort haar prioriteiten voor het G7-voorzitterschap gepresenteerd. Duitsland gaf aan zich binnen de G7-vergaderingen van Ministers van Financiën en centrale bankpresidenten te zullen richten op duurzame economische groei na de COVID-19-crisis, mondiale gezondheid en vaccinatiecampagne, digitalisering en de klimaattransitie.

AOB – Investeringsenquête en investeringsrapport van de Europese Investeringsbank

De voorzitter van de EIB, de heer Hoyer, heeft een presentatie gegeven over de belangrijkste bevindingen uit de jaarlijkse investeringsenquête van de Europese Investeringsbank (EIB).24

De EIB voert jaarlijks een enquête uit die kwalitatieve en kwantitatieve informatie verzamelt over investeringsactiviteiten van kleine, middelgrote en grotere ondernemingen, hun financieringsbehoefte en de moeilijkheden waarmee ze worden geconfronteerd bij het zoeken naar financiering. De enquête omvat ongeveer 12.000 bedrijven in de EU27 en ongeveer 1.500 bedrijven in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. De enquête helpt de EIB in de strategieontwikkeling om te voorzien in de behoeften van bestaande en potentiële klanten.

De voorzitter van de EIB gaf aan dat de overheidssteun aan bedrijven tijdens de COVID-19-pandemie van groot belang is geweest en het mogelijk heeft gemaakt om investeringen te kunnen blijven doen. Het economische landschap is sterk aan het veranderen en vraagt om investeringen in digitalisering en de aanpak van klimaatverandering. Toegang tot financiering voor bedrijven is minder een probleem dan voorheen. Wel zijn er een aantal risico’s: de onzekerheid van de pandemie, de hoge energie prijzen, het mogelijk asymmetrisch herstel uit de crisis en het tekort aan medewerkers met de juiste vaardigheden.

Overig

Raadsakkoord voor onderhandelingen met Europees Parlement bereikt over fast-track aanpassingen CRR/BRRD

Onder het Sloveense voorzitterschap is op 21 december jl. een Raadsakkoord voor onderhandelingen met het Europees Parlement bereikt over een onderdeel van de wijzigingsvoorstellen van de Europese verordening kapitaalvereisten (Verordening Nr 575/2013) en de richtlijn herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen (Richtlijn 2014/59/EU).25 Dit onderdeel zag op het doorvoeren van technische aanpassingen over de verdelingen van interne Minimum Requirement for own funds and Eligible Liabilities (MREL) binnen bankengroepen. De afwikkelbaarheid van de bankengroep stond hierbij voor Nederland voorop, evenals een eerlijk speelveld tussen bankengroepen, rekening houdende met hun structuur en de resolutiestrategie die daarbij hoort. Het bereikte akkoord is in lijn met de Nederlandse inzet waarover mijn voorganger u in december 2021 heeft geïnformeerd.26 Zodra het Europees Parlement ook een akkoord bereikt over dit onderdeel van het pakket zullen de trilogen hierover starten. Momenteel vinden in de Raad onderhandelingen plaats over de overige voorgestelde wijzigingen. Het is nog niet duidelijk op welke termijn hierover een akkoord zal worden bereikt.


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Kamerstuk 21 501-20, nr. 1575.

X Noot
3

Kamerstuk 21 501-07, nr. 1790.

X Noot
4

Kamerstuk 21 501-07, nr. 1808.

X Noot
8

Kamerstuk 21 501-20, nr. 1510.

X Noot
10

Zie voor de planning het werkprogramma van de Eurogroep op: https://www.consilium.europa.eu/media/53287/eg-20211206-draft-eg-work-prog-h1-2022.pdf.

X Noot
11

Zie voor het verslag van de Eurotop: Kamerstuk 21 501-20, nr. 1757.

X Noot
14

Het voorstel is online te raadplegen: https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/ip_21_7025. De Kamer wordt over dit voorstel van de Europese Commissie via een BNC-fiche geïnformeerd.

X Noot
21

Kamerstuk 21 501-20, nr. 1758.

X Noot
23

https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-5080-2022-INIT/en/pdf. Zie voor meer informatie over de inhoud van de aanbevelingen het stuk «aanbevelingen voor de eurozone voor 2022» eerder in het verslag.

X Noot
26

Kamerstuk 22 112, nr. 3250.

Naar boven