21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

32 013 Toekomst financiële sector

Nr. 1628 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 september 2019

Tijdens het AO van dinsdag 24 september jl. over de effecten van het ECB-beleid, heb ik toegezegd uw Kamer schriftelijk te informeren over de vraag van het lid Omtzigt naar € 8 miljard deposito’s die Nederland bij buitenlandse banken zou hebben staan en of de Nederlandse staat daarover rente betaalt.

Het Agentschap beheert de Nederlandse staatsschuld. Daaronder valt ook het zogeheten dagelijkse cashmanagement, oftewel het beheer van de dagelijkse inkomende en uitgaande kasstromen. Tijdens bepaalde perioden in het jaar vloeit er meer geld in de kas (bijvoorbeeld als opbrengst van veilingen van staatsleningen of belastinginkomsten) dan dat er uitbetaald wordt (bijvoorbeeld aan aflossingen op staatsleningen of uitgaven door departementen). Aan het einde van het tweede kwartaal had het Agentschap te maken met een kasoverschot. Dat overschot heeft het Agentschap tijdelijk ondergebracht bij DNB en bij andere financiële marktpartijen, zowel binnenlandse als buitenlandse, via onder andere deposito’s. Van een structurele plaatsing van € 8 miljard op buitenlandse deposito’s is echter geen sprake. Kasoverschotten worden bij voorkeur aangehouden op de rekening bij DNB. Daarnaast kan geld tijdelijk bij binnenlandse of buitenlandse marktpartijen worden geplaatst, mits ze aan minimale kredietwaardigheidseisen voldoen. Het zogeheten «uitzetten» van geld gebeurt altijd tegen marktconforme prijzen. Op dit moment betekent dit dat de Nederlandse Staat op deze uitzettingen een negatieve rente betaalt.

Ik vertrouw erop hiermee aan mijn toezegging te hebben voldaan.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

Naar boven