21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

Nr. 1514 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 mei 2018

Hierbij zend ik u de geannoteerde agenda voor de Eurogroep en Ecofinraad van 24 en 25 mei te Brussel.

Het is mogelijk dat nog punten worden toegevoegd aan de agenda of dat bepaalde onderwerpen worden afgevoerd of worden uitgesteld tot de volgende vergadering.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

Geannoteerde agenda t.b.v. de Eurogroep en Ecofinraad van 24 en 25 mei in Brussel

Eurogroep 24 mei

Reguliere samenstelling

Griekenland – stand van zaken

Document: N.v.t.

Aard bespreking: Gedachtewisseling

Besluitvormingsprocedure: N.v.t.

Toelichting: De Eurogroep zal stilstaan bij de voortgang van het ESM-programma en de vierde voortgangsmissie. De Eurogroep krijgt waarschijnlijk een terugkoppeling van de missie van de instituties naar Athene in het kader van deze vierde voortgangsmissie. Deze missie zal waarschijnlijk in de week van 14 mei plaatsvinden. De instituties hebben aangegeven om voornemens te zijn om voor de Eurogroep van 24 mei te proberen om afspraken te maken over het pakket aan prior actions dat geïmplementeerd moet worden voor de afronding van de vierde voortgangsmissie.

Mogelijk wordt in de Eurogroep nogmaals stilgestaan bij de middellangetermijnschuldmaatregelen die door de Eurogroep zijn vastgesteld op 15 juni 20171. Onderdeel van deze maatregelen is een koppeling van EFSF-leningen aan de groeirealisaties in de Griekse economie. Deze schuldmaatregelen kunnen alleen plaatsvinden aan het einde van het ESM-programma, op voorwaarde dat het ESM-programma succesvol is afgerond en dat schuldmaatregelen daadwerkelijk noodzakelijk zijn. Indien de Eurogroep van juni een akkoord bereikt over de afronding van de vierde voortgangsmissie, zou tijdens de Eurogroep van juni ook mogelijk besloten kunnen worden over de inzet van deze schuldmaatregelen.

Het IMF is op dit moment in principle betrokken bij het programma, wat betekent dat het IMF wel betrokken is bij de monitoring van conditionaliteit, maar geen financiering verschaft. Het IMF heeft aangegeven het programma pas te kunnen activeren, en financiering te kunnen verschaffen, zodra meer zekerheid bestaat over de implementatie van schuldmaatregelen. Als in juni meer in concreto wordt besloten over de schuldmaatregelen, is het programma al bijna ten einde. Het is minder waarschijnlijk dat er dan nog financieringsbehoeften bestaan waar het IMF aan kan deelnemen. Het IMF zal betrokken blijven via (post)-programma monitoring.

Lenteraming 2018 – Europese Commissie

Document: https://ec.europa.eu/info/business-economy-euro/economic-performance-and-forecasts/economic-forecasts/spring-2018-economic-forecast-expansion-continue-amid-new-risks_nl

Aard bespreking: Gedachtewisseling

Besluitvormingsprocedure: N.v.t.

Toelichting:

De Europese Commissie zal haar lenteraming presenteren, die zij donderdag 3 mei jongstleden heeft gepubliceerd. De Commissie is, net als zes maanden geleden ten tijde van de herfstraming, zeer positief over de huidige economische ontwikkelingen in de eurozone. De Commissie voorziet een economische groei in 2017 en 2018 van respectievelijk 2,4 en 2,1 procent. De groei is hiermee voor zowel 2017 en 2018 met 0,2 procentpunt opwaarts bijgesteld ten opzichte van de herfstraming. De voorziene economische groei in het eurogebied 2018 ligt hiermee boven die van Japan en het VK en net onder de VS. Het geaggregeerde begrotingstekort van de eurozone zal volgens de Commissie de komende jaren gestaag afnemen, van 0,9 pocent van het bbp in 2017 tot respectievelijk 0,7 en 0,6 procent in 2018 en 2019.

De ramingen van de Commissie voor de Nederlandse economie en overheidsfinanciën zijn ongeveer gelijk aan de ramingen van het CPB en bevatten geen verassingen. De Commissie raamt voor Nederland een groei van 3,0 procent in 2018 en 2,6 procent in 2019. Met een gerealiseerd structureel overschot van 0,5 procent van het bbp voldoet Nederland voor 2017 ex-post aan de vereisten van de preventieve arm van het SGP. Het voorziene structureel saldo blijft voor 2018 (-0,1%) en 2019 (-0,3%) binnen de medium term objective (MTO) van -0,5% van het bbp.

Tegelijkertijd constateert de Commissie dat de risico’s voor de eurozone zijn toegenomen, met name als gevolg van beleid in de VS. De Commissie wijst daarbij op een mogelijke renteverhoging door de FED, als gevolg van de Amerikaanse belastinghervorming en de daaruit voortvloeiende risico’s op oververhitting van de Amerikaanse economie. Gegeven de hoge private en publieke schulden in de eurozone zou dit implicaties kunnen hebben voor schuldhoudbaarheid en economische groei. Volgens het kabinet onderstreept deze constatering – in combinatie met de voorziene economische groei – des te meer de noodzaak dat eurolanden voortgang moeten boeken met het terugdringen van overheidsschuld, het opbouwen van buffers in nationale begrotingen en het doorvoeren van structurele hervormingen.

Thematische discussie – beleidsonderzoeken

Document: Moment van publicatie is niet bekend, maar niet eerder dan na de Eurogroep

bespreking: Gedachtewisseling

Besluitvormingsprocedure: N.v.t.

Toelichting:

In de Eurogroep wordt met enige regelmaat gesproken over beleidsonderzoeken/het evalueren van uitgaven, zogenaamde Interdepartementale Beleidsonderzoeken (IBO’s). In 2017 is een enquête uitgevoerd onder Eurozone-lidstaten om ervaringen en best practices met betrekking tot IBO’s in beeld te brengen.

De tweede thematische bespreking naar aanleiding van deze enquête gaat over het eigenaarschap van IBO’s. Op basis van de enquêteresultaten en literatuurstudie zijn best practices en discussiepunten over dit onderwerp geformuleerd. Tijdens de thematische discussie zal gesproken worden over de mate van betrokkenheid van het overheidsonderdeel (ministerie) waar de spending review betrekking op heeft. Daarnaast zal gesproken worden over de verdeling van rollen en verantwoordelijkheden tussen ministeries en het Ministerie van Financiën. Tot slot zal gesproken worden over prikkels om steun voor spending reviews te verwerven.

In de meeste Eurozone-lidstaten worden IBO’s uitgevoerd of opgestart. Veelal staan deze nog in de kinderschoenen. Landen ervaren uitdagingen bij het uitvoeren van IBO’s en een van de meest genoemde uitdagingen betreft het eigenaarschap. Nederland kent een lange historie van IBO’s. Eigenaarschap van een IBO wordt in Nederland vormgegeven op basis van gelijkwaardigheid tussen het betreffende ministerie en het Ministerie van Financiën. Het Ministerie van Financiën verzorgt de coördinatie van de IBO’s, zodat uniformiteit van de processen zoveel mogelijk gewaarborgd is.

Nederland is voorstander van thematische discussies over IBO’s. Het is een belangrijk instrument dat een bijdrage kan leveren aan de verbetering van de overheidsfinanciën. Discussiebijeenkomsten kunnen helpen om te leren van elkaars ervaringen en op die wijze bijdragen aan goede inzet van dit instrument in de Eurozone.

Inclusieve samenstelling

Verdieping EMU

Document: N.v.t.

Aard bespreking: Gedachtewisseling

Besluitvormingsprocedure: N.v.t.

Toelichting:

De Ministers zullen van gedachten wisselen over de verdieping van de Economische Monetaire Unie (EMU), ter voorbereiding van de Eurotop in juni. Er is geen besluitvorming voorzien, er is nog geen achtergrondstuk met de lidstaten gedeeld en het is onduidelijk of dit nog gebeurt.

Vermoedelijk zal de bespreking ook opvolging geven aan de Eurotop van 23 maart 2018 over de EMU (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1321). Tijdens de Eurotop is onder meer gesproken over het bevorderen van goed beleid op nationaal niveau en de behoefte aan en het doel van een begrotingscapaciteit. Tijdens de oriënterende bespreking bleek dat de opvattingen van de lidstaten op het gebied van de toekomst van de EMU en in het bijzonder de begrotingscapaciteit nog ver uit elkaar liggen. Een aantal landen bleek voorstander te zijn van een begrotingscapaciteit op Europees niveau, zodat deze ingezet kon worden om schokken in de Eurozone op te vangen. Andere landen, waaronder Nederland, vonden een nieuwe begrotingscapaciteit niet nodig. Deze landen gaven aan dat het respecteren van de regels van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) voldoende ruimte zou moeten bieden om op nationaal niveau schokken op te vangen. Daarnaast kan private schokabsorptie versterkt worden binnen de bankenunie en kapitaalmarktunie. Verder kunnen bestaande instrumenten ten behoeve van convergentie, economische groei en verbetering van de concurrentiepositie in de EU begroting effectiever en op meer coherente wijze worden ingezet. Verschillende landen konden zich voorstellen dat er binnen het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK) beperkte ruimte kwam voor het stimuleren van hervormingen en/of investeringen. Afgezien van deze bredere EMU-onderwerpen riep een aantal regeringsleiders op om in juni stappen te zetten op het gebied van het Europese Stabiliteitsmechanisme en de Bankenunie, zoals afgesproken tijdens de Eurotop van december jongstleden. De voorzitter van de ER concludeerde dat regeringsleiders in juni op het ESM en de Bankenunie terug zouden komen, evenals op de bredere EMU-onderwerpen. Inmiddels heeft de Commissie op 2 mei jl. een Mededeling met eerste voorstellen voor het nieuwe MFK gepresenteerd.2 Deze voorstellen bevatten onder andere een reform delivery tool voor begrotingssteun voor structurele hervormingen, en een European Investment Stabilisation Function, om investeringen in lidstaten te ondersteunen bij grote asymmetrische schokken.

Nederland zal – conform de kabinetspositie zoals gecommuniceerd aan de Kamer in de brief over de toekomst van de EMU en in de kabinetsreactie op het AIV-advies «Is de Eurozone stormbestendig» (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1263) – opnieuw wijzen op de verantwoordelijkheid van lidstaten om hun eigen huis op orde te brengen, omdat sterkere lidstaten een sterkere monetaire unie als geheel betekenen.

Risicoreductie Europese bankenunie

In de Raad wordt gehecht aan de afspraken uit de routekaart ter voltooiing van de bankenunie. Zo wil het Bulgaarse EU-voorzitterschap in de aanloop naar juni, in mei stappen nemen die leiden tot additionele risicoreductie. Hiervoor ligt een pakket voor tijdens de Ecofin van mei ten aanzien van de buffers voor bail-in (MREL) en kapitaal. Nederland zet zich er voor in om op deze thema’s risicoreductie te bereiken in lijn met de brief van de Minister van Financiën d.d. 24 april 2018 (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1509).

Daarnaast is voor Nederland de weging van risico’s op staatsobligaties belangrijk. Dit onderwerp komt niet terug in het voorliggende pakket in mei. Het is het Bazels Comité niet gelukt om afspraken te maken over een aanpassing van de prudentiële behandeling van staatsobligaties. In lijn met de routekaart zal de Raad zich nog moeten beraden over vervolgstappen in Europese context.3

Verder is ook tijdige verliesdekking op niet-presterende leningen (NPLs) een belangrijk thema voor dit kabinet. Onlangs heeft de Commissie hiertoe een voorstel gedaan waarover uw Kamer is geïnformeerd middels een BNC fiche.4 Het Bulgaarse voorzitterschap is van plan om de onderhandelingen hierover binnen de Raad op te pakken na afronding van het pakket inzake MREL en kapitaal. Lopende werkzaamheden van de toezichthouders dragen ook verder bij aan het aanpakken van NPLs.5

Risicodeling Europese bankenunie

In 2013 is afgesproken om vóór eind 2023 een backstop voor het resolutiefonds in werking te hebben. Op dit moment worden de verschillende opties voor de backstop technisch verkend, waaronder de optie van het onderbrengen van de backstop bij het ESM. Op basis van de routekaart uit 2016 kan de backstop eerder dan 2023 operationeel worden na voltooiing van de maatregelen inzake risicoreductie. Voor het eerder operationeel worden van de backstop moet, in lijn met moties van uw Kamer, wat het kabinet betreft ook sprake te zijn van bewezen risicoreductie. Een eventuele keuze om de backstop onder de brengen bij het ESM moet volgens het kabinet deel uitmaken van een bredere overeenkomst over de toekomst van het ESM.

Tot slot is een Europees depositoverzekeringstelsel (EDIS) het sluitstuk van de bankenunie. Ook in de routekaart zijn hierover afspraken gemaakt, namelijk dat de onderhandelingen op politiek niveau van start gaan zodra vooruitgang is geboekt met de maatregelen inzake risicoreductie. Het kabinet heeft daarnaast aangegeven dat een goede weging van de risico’s op staatsobligaties nodig is voordat via een EDIS risico’s gedeeld kunnen worden. Ook verbindt het kabinet aan verdere risicodeling via EDIS de voorwaarde dat de bankensector in elke lidstaat gezond moet zijn. Hiervoor heeft het kabinet het idee van een nieuwe gezondheidstoets uitgedragen. Op basis van een toets kan de toezichthouder een oordeel vellen over de gezondheid van individuele banken. Per brief van 17 november 2017 heeft het kabinet in eerste instantie ook positief gereageerd op het idee om een EDIS meer geleidelijk te introduceren. In zo’n geval zou eerst sprake zijn van een fase waarbij nationale DGSen middelen tijdelijk aan elkaar uitlenen zonder verliesdeling. Daarna wordt alsnog toegewerkt naar een volledig EDIS.6

Ecofinraad 25 mei

Administratieve samenwerking btw

Document: Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van verordening (EU) nr. 904/2010 wat betreft maatregelen ter versterking van de administratieve samenwerking op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde

Aard bespreking: Besluitvorming

Besluitvormingsprocedure: Consensus

Toelichting:

Het Bulgaarse Voorzitterschap wil graag een akkoord bereiken over de verordening ter versterking van de administratieve samenwerking op het gebied van de btw. De Commissie heeft dit voorstel op 30 november 2017 gepubliceerd en behelst meerdere concrete voorstellen. Zo wordt onder andere een uitbreiding voorgesteld van het instrumentarium om samen met andere lidstaten en Europol, het Europees Openbaar Ministerie (EOM) en het Europees bureau voor fraudebestrijding (OLAF) btw-fraude te bestrijden, versterking van Eurofisc en inbedding TNA (transaction network analysis), maatregelen tegen fraude met douaneregelingen en het instellen van gezamenlijke controles van lidstaten op elkaars grondgebied.

Nederland staat positief tegenover de uitgangspunten van dit voorstel om de administratieve samenwerking tussen de belastingdiensten te verbeteren en de rol van Eurofisc te versterken.

De strijd tegen btw-fraude is een belangrijk aandachtsgebied van het kabinet. Hierdoor ontstaat een gelijker speelveld en wordt de interne markt versterkt.

Zoals aangegeven in het BNC fiche over dit onderwerp,7 onderschrijft Nederland in het bijzonder de versterking van Eurofisc en de inbedding van TNA. Op EU-niveau wordt in dat verband gewerkt aan de ontwikkeling van de IT-tool TNA, dat door het gebruik van bestaande big data op een effectieve en gerichte wijze btw-carrouselfraude kan bestrijden.

Dankzij dit instrument kunnen als aanvulling op onze nationale analyse de fraudenetwerken in Europa nog sneller en completer in kaart worden gebracht, zodat deze in een vroeger stadium en effectiever kunnen worden bestreden.

Dit voorstel is ook besproken tijdens de Informele Ecofinraad. Lidstaten staan over het algemeen net als Nederland positief tegenover de uitgangspunten van dit voorstel om de administratieve samenwerking tussen de belastingdiensten te verbeteren en de rol van Eurofisc te versterken.

In de laatste besprekingen lag de focus op gegevensbeschermingsaspecten en de criteria voor het verplicht instellen van administratief onderzoek op verzoek van andere lidstaten en het toekennen van dezelfde bevoegdheden daarvoor aan ambtenaren van andere lidstaten.

Btw algemene verleggingsregeling

Document: Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG Betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de tijdelijke toepassing van een veralgemeende verleggingsregeling voor leveringen van goederen en diensten boven een bepaalde drempel

Aard bespreking: Gedachtewisseling

Besluitvormingsprocedure: Consensus

Toelichting:

Tijdens de Ecofin zal worden gestreefd naar een akkoord over het voorstel voor een tijdelijke toepassing van een algemene verleggingsregeling voor leveringen van goederen en diensten boven een bepaalde drempel. Dit dossier ligt stil na een blokkade in Ecofin van juni 2017. Het Bulgaarse voorzitterschap wil de discussie graag weer openen. Nederland juicht dit toe en staat net als de overgrote meerderheid van lidstaten positief ten opzichte van het voorstel. De verwachting is echter dat de eerdere blokkade (samenhang met de onderhandelingen over het voorstel over e-publications) nog niet is opgeheven.

In het kader van de strijd tegen btw-carrouselfraude wordt het voor lidstaten die aan bepaalde voorwaarden voldoen mogelijk gemaakt via een derogatieverzoek, tijdelijk een algemene verlegging van verschuldigde btw naar de afnemer van de levering of dienst in het binnenland toe te passen. Met dit voorstel wordt het voor lidstaten mogelijk de verschuldigde btw op binnenlandse diensten en levering tussen ondernemers te verleggen naar de afnemer van die prestatie. Bij de toepassing van deze algemene verleggingsregeling zal, bij B2B (Business to Business) leveringen en diensten, geen sprake meer zijn van een gefractioneerde betaling, maar zal de gehele btw-afdracht plaatsvinden door de laatste schakel in de keten, die levert aan de (particuliere) eindconsument. Op dit moment is het al mogelijk de verleggingsregeling toe te passen in bepaalde fraudegevoelige sectoren. Met dit voorstel wordt deze verleggingsregeling uitgebreid naar alle binnenlandse leveringen van goederen en diensten met een factuurbedrag boven de 10.000 euro.

Nederland steunt het voorstel om lidstaten de mogelijkheid te bieden tijdelijk een algemene verleggingsregeling te hanteren. Het voorstel biedt lidstaten die zeer ernstige btw-carrouselfraude ondervinden en geen andere mogelijkheid hebben dit goed te beteugelen naar verwachting een effectieve maatregel. Nederland is vooralsnog zelf niet van plan in te zetten op deze vorm van fraudebestrijding, maar is geïnteresseerd in de effecten daarvan in lidstaten die de maatregel wel willen inzetten. Nederland heeft sinds 2007 tot nu toe verzoeken om een pilot van lidstaten voor het invoeren van een algehele verlegging gesteund onder de voorwaarden dat de pilot gepaard gaat met vergaren van informatie over verschuiving van de fraude en hoe het toezicht kan worden vormgegeven om afdracht van belastingen te verzekeren.

Btw e-publicaties

Document: N.v.t.

Aard bespreking: Gedachtewisseling

Besluitvormingsprocedure: Consensus

Toelichting:

Het Bulgaarse voorzitterschap wil een akkoord bereiken over het richtlijnvoorstel e-publications. NL kan dit van harte steunen. Nederland heeft eerder aangedrongen op afronding van dit dossier en heeft teleurstelling geuit toen het in juni 2017 niet lukte om een akkoord te bereiken.

Destijds kon geen akkoord worden bereikt omdat het dossier politiek werd gekoppeld aan het dossier inzake de algemene verleggingsregeling.

NL is voorstander van de gelijke behandeling van digitale en fysieke publicaties. Het is op basis van de btw-richtlijn momenteel niet mogelijk om elektronische diensten tegen het verlaagde btw-tarief te belasten. Met dit voorstel wordt een uitzondering gemaakt voor bepaalde elektronische diensten, zijnde: de levering, ook bij uitlening door bibliotheken, van boeken, kranten en tijdschriften, voor zover niet uitsluitend of hoofdzakelijk reclamemateriaal en voor zover niet uitsluitend of hoofdzakelijk bestaande uit muziek of video. Hiermee wordt een gelijke btw-behandeling van elektronische en fysieke publicaties tegen het verlaagde btw-tarief mogelijk gemaakt.

Enkele lidstaten mogen reeds, op basis van vastgelegde derogaties, voor fysieke publicaties lagere btw-tarieven toepassen dan het in de btw-richtlijn bepaalde minimum btw-tarief van 5%. Dit voorstel biedt de mogelijkheid om de btw-tarieven voor e-publicaties af te stemmen met de reeds geldende btw-tarieven voor gedrukte publicaties. Ook biedt het voorstel de mogelijkheid voor alle lidstaten om een sterk verlaagd btw-tarief of nultarief toe te passen op zowel fysieke als elektronische publicaties.

Banking package

Document: ST 8630/18

Aard bespreking: Besluitvorming voorzien

Besluitvormingsprocedure: Gekwalificeerde meerderheid

Toelichting:

Naar aanleiding van de routekaart heeft de Europese Commissie in november 2016 voorstellen gedaan om de risico’s in de Europese bankensector verder terug te dringen. Hierbij gaat het om een herziening van het kader om buffers voor bail-in vast te stellen (MREL) en een herziening van het kapitaaleisenraamwerk. Ten aanzien van deze voorstellen ambieert het Bulgaarse voorzitterschap een raadsakkoord.

Eerder had het Bulgaarse voorzitterschap de ambitie om in maart 2018 een concept Raadsakkoord voor te leggen aan de Ministers van financiën. Lidstaten bleken toen echter inhoudelijk nog te ver uit elkaar te liggen om tot een Raadsakkoord te komen. Daarbij ging het met name over de hoogte en kwaliteit van de MREL-eisen. Hoewel de posities van verschillende lidstaten nog steeds op onderdelen uit elkaar liggen, willen de Bulgaren proberen door middel van een aantal wijzigingen, het concept Raadsakkoord nu alsnog voorleggen aan de lidstaten.

Nederland blijft zich ervoor inzetten dat banken over voldoende MREL moeten beschikken om verliezen op te kunnen vangen en kapitaal te generen als dat nodig is. Door het aanhouden van voldoende en kwalitatief hoge MREL kunnen problemen bij banken worden opgelost zonder eerst een beroep te doen op externe middelen. Daarom heeft Nederland altijd gepleit voor het aanscherpen van de Commissievoorstellen uit november 2016. Nederland was van mening dat het Commissievoorstel dit kader substantieel wijzigt, MREL op onderdelen verlaagt en ophoging maar beperkt toestaat middels aanwijzingen («guidance», wat iets anders is dan een eis van de toezichthouder).8 Daarom heeft NL in werkgroepen steeds ingezet op het aanscherpen van het voorstel.9 Hierdoor ziet het ernaar uit dat geen verlaging van MREL plaatsvindt en ook het begrip «guidance» wordt omgezet in een strengere eis. Dit zorgt naar verwachting voor een hogere MREL eis.

Tegelijkertijd vraagt Nederland, naast voor hoogte, ook aandacht voor de kwaliteit van MREL. Zo zetten Nederland en een aantal andere lidstaten zich er voor in dat resolutieautoriteiten bij vaststelling van MREL rekening dienen te houden met het feit dat, indien een bank in de problemen komt, een minimale bail-in van 8% van de balans nodig is om gebruik te maken van het (door banken zelf gevulde) resolutiefonds. Achterstelling van 8% van de balans draagt verder bij aan een ordelijk en efficiënte afwikkeling. Daarom dienen resolutieautoriteiten wat Nederland betreft ook voldoende flexibiliteit te hebben om achterstelling te eisen wanneer dat nodig is. Een groot aantal andere lidstaten is van mening dat in de tekst reeds voldoende flexibiliteit voor resolutieautoriteiten is ingebouwd. Verder lopen nog discussies over de infasering van de MREL eis.

In het kader van de herziening van het kapitaaleisenraamwerk (CRR/CRD) zet Nederland in op implementatie van internationale standaarden zoals de leverage ratio, inclusief de opslag voor systeembanken, en de herziene kapitaalstandaard voor het handelsboek (de FRTB). Daarnaast zal Nederland zich uitspreken tegen een aanpassing van de methodiek voor de bepaling van de mate van mondiale systeemrelevantie van banken (G-SIIs) waarbij de bankenunie als één jurisdictie wordt gezien. Het gevolg van zo’n aanpassing kan zijn dat een aantal van de grootste Europese banken lagere kapitaalbuffers moeten aanhouden. Ook zal Nederland aandacht vragen voor het belang van een streng bonusbeleid in Europa en zal Nederland zich uitspreken tegen elke versoepeling hiervan. Tot slot is Nederland tevreden dat Nederlandse kredietunies opgenomen zijn in de lijst met uitzonderingen van de CRD.

Europees Semester: Diepteonderzoeken en implementatie van aanbevelingen

Document: De diepteonderzoeken zijn te vinden op:

https://ec.europa.eu/info/publications/2018-european-semester-country-reports_en

Aard bespreking: Aanname Raadsconclusies

Besluitvormingsprocedure: Consensus

Toelichting:

Op 7 maart publiceerde de Commissie de landenrapporten met daarin de diepteonderzoeken in het kader van de macro-economische onevenwichtighedenprocedure (MEOP) en een overzicht van implementatie van landenspecifieke aanbevelingen. Tijdens de Ecofin van 21 maart jl. heeft de Commissie een presentatie gegeven over de landenrapporten, en is gesproken over de implementatie van landenspecifieke aanbevelingen. De discussie in maart richtte zich in het bijzonder op de aanbevelingen gerelateerd aan productiviteitsontwikkeling. De Ecofin Raad zal nu conclusies aannemen over de diepteonderzoeken en de implementatie van landenspecifieke aanbevelingen.

Op basis van de diepteonderzoeken heeft de Commissie besloten om drie lidstaten in de MEOP-categorie «buitensporige onevenwichtigheden» te plaatsen (Cyprus, Italië en Kroatië), en nog eens acht lidstaten in de categorie «onevenwichtigheden (Bulgarije, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Nederland, Portugal, Spanje en Zweden). Voor ongeveer de helft van de landenspecifieke aanbevelingen uit 2017 oordeelt de Commissie dat sprake is van ten minste enige voortgang met implementatie. Over een langere termijn oordeelt de Commissie dat voor tweederde van de aanbevelingen ten minste sprake is van enige voortgang met implementatie. Nederland kan zich vinden in belangrijkste conclusies in de landenrapporten. Aangezien de landenrapporten al tijdens de Ecofin van maart door de Commissie gepresenteerd zijn, wordt in de Ecofin weinig discussie verwacht. Nederland zal zich inzetten voor Raadsconclusies waarin de uitkomsten van de diepteonderzoeken worden ondersteund.

Ageing Report 2018

Document: The 2018 Ageing Report: Economic and Budgetary Projections for the EU Member States (2016–2070) – rapport is nog niet openbaar.

Aard bespreking: Aanname raadsconclusies

Besluitvormingsprocedure: N.v.t.

Toelichting:

Raad zal spreken over het aannemen van de Raadsconclusies over het Ageing report 2018. Het Ageing report gaat over de houdbaarheid van overheidsfinanciën in de EU op lange termijn (tot en met 2070). Het rapport bevat langetermijnprojecties van de overheidsfinanciën voor de verschillende EU-lidstaten. Op basis van deze projecties wordt de impact van vergrijzing geanalyseerd en hoe vergrijzing huidig en toekomstig beleid voor uitdagingen stelt. Het kabinet is van mening dat dit een gedegen en nuttig rapport is, dat impliciet eveneens het belang onderschrijft van het verlagen van schulden in de EU. Er wordt geen discussie in de Eurogroep verwacht over dit onderwerp.

Naar boven