21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

Nr. 1245 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 maart 2015

Hierbij zend ik u het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 9 en 10 maart 2015 te Brussel.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

Verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 9 en 10 maart 2015 te Brussel

Eurogroep

1. Griekenland

De Eurogroep heeft van gedachten gewisseld over de stand van zaken in Griekenland. Hierbij is gesproken over het onderhandelingsproces tussen de instituten en de Griekse regering. Afgesproken is dat deze gesprekken in Brussel en ook in Athene plaatsvinden, waarbij in Athene de focus ligt op een technische beoordeling van de Griekse voorstellen. De Griekse autoriteiten hebben op 5 maart in een brief additionele informatie gegeven over voorgenomen maatregelen. Er is tijdens de Eurogroep inhoudelijk niet gesproken over maatregelen die Griekenland gepresenteerd heeft. Griekenland is gemaand haast te maken met het starten van de besprekingen met de instellingen in lijn met de eurogroep verklaring van 20 februari. Afgesproken is dat de gesprekken op woensdag 11 maart zouden beginnen.

2. Cyprus

De Eurogroep heeft gesproken over het uitstel van de inwerkingtreding van het juridisch raamwerk voor de regulering en afhandeling van executoire verkoop van vastgoed (Foreclosure Bill). Dit is een prior action. De Cypriotische Minister van Financiën Georgiades heeft aangegeven dat de verschillende politieke partijen dicht bij een oplossing zijn over de invoering van insolventiewetgeving. Deze insolventiewetgeving dient naast de Foreclosure Bill te functioneren.

De Eurogroep wacht de uitkomst van deze onderhandelingen af.

3. Vervolg conceptbegrotingen

De Eurogroep heeft gesproken over de implementatie van de conceptbegrotingen na de eerdere beoordeling hiervan in december 2014. Toen is afgesproken dat hier in deze Eurogroep op terug zou worden gekomen. Zes begrotingen van lidstaten zijn als «compliant» aan de regels van het Stabiliteits- en Groeipact beoordeeld, waaronder die van Nederland. De meeste aandacht ging uit naar de zeven lidstaten wiens conceptbegrotingen het grootste risico hadden om als «non-compliant»» beoordeeld te worden, namelijk België, Italië, Frankrijk, Malta, Oostenrijk, Spanje en Portugal. Het belang van toepassing van de regels van het SGP voor het vertrouwen in de Eurozone is benadrukt. Er is stilgestaan bij de opinies van de Europese Commissie over deze lidstaten. Tevens is stilgestaan bij de rapportages over de buitensporigtekortprocedure in Italië en België en de vernieuwde rapportage over Frankrijk.

Wat betreft Frankrijk heeft de Commissie bevestigd dat additionele structurele maatregelen ter waarde van 0,2% bbp nodig zijn om het risico op «non-compliance» af te wenden. Dit is in lijn met de Nederlandse inzet. Frankrijk heeft zich aan deze doelstelling en de doelstelling voor de jaren 2016 en 2017 gecommitteerd, zodat het begrotingstekort in 2017 onder de 3% bbp komt.

Daarnaast zal Frankrijk vooruitgang moeten laten zien op het gebied van structurele hervormingen. De Commissie heeft vastgesteld dat er in Frankrijk sprake is van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden, met name gerelateerd aan zwak concurrentievermogen en het hoge schuldniveau. Voor Frankrijk (en tevens Kroatië) heeft de Commissie aangekondigd dat in mei, na beoordeling van de ingediende Nationale Hervormingprogramma’s en de Stabiliteit- en Convergentie programma’s, een beslissing wordt genomen over het al dan niet openen van een buitensporige onevenwichtighedenprocedure (de correctieve arm van de MEOP).

De Eurogroep heeft een verklaring uitgegeven waarin nader wordt ingegaan op de zeven bovengenoemde lidstaten. Deze verklaring is bijgevoegd1. De Commissie zal de implementatie van de regels scherp in de gaten houden. In de komende maanden zal de Eurogroep terugkomen op de implementatie van de gevraagde maatregelen.

4. Thematische discussie over dienstenmarkten in de Eurozone

In het kader van de thematische discussies in de Eurogroep over groei en banen heeft de Eurogroep gesproken over de dienstenmarkthervormingen binnen de eurozone. Eerder is een dergelijke discussie gevoerd over de belastingdruk op arbeid. De Europese Commissie heeft een toelichting gegeven op de discussie rondom dienstenmarkthervormingen. Hierbij gaf ze aan dat het verminderen van restricties in de dienstenmarktensector tot het niveau van de vijf best presterende landen in de EU het bbp met 2,4% zou laten groeien. Tevens zou het de bestendigheid van de Unie tegen economische schokken versterken. Ministers van Financiën van verschillende lidstaten gaven aan goede ervaringen te hebben gehad met dienstenmarkthervormingen, variërend van de openingstijden van winkels tot het wegnemen van restricties op de toegang tot gereguleerde beroepen.

In de tweede helft van dit jaar zal dit onderwerp weer op de agenda staan.

5. Rapportage schulduitgifte

Onder het two-pack is de kwartaal- en jaarrapportage over de schulduitgiftes verplicht voor eurozonelidstaten. Niet-eurozonelidstaten hebben de mogelijkheid om de rapportage op vrijwillige basis aan te leveren. Er is geconcludeerd dat dit jaarlijks terug zal komen en dat de rapportages een meer analytische insteek zullen krijgen. Er heeft verder geen discussie plaatsgevonden in de Eurogroep.

6. G7 voorbereiden – mandaat aan G7

Aangezien er geen Eurogroep meer plaatsvindt voor de komende G7-vergadering op 16 april, heeft de Eurogroep de European Working Group een mandaat toegewezen om de voorbereiding van de key messages van de Eurogroepvoorzitter aan de G7 partners te starten. De agenda van de G7 is nog niet bekend. De Eurogroep heeft met dit mandaat ingestemd.

Ecofinraad

1. Investeringsplan voor Europa

De Ecofinraad heeft een Raadspositie ingenomen over de verordening voor het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI). De verordening regelt de juridische basis voor een overeenkomst tussen de Commissie en de Europese Investeringsbank (EIB) over een dergelijk fonds, de onderliggende garantie vanuit de EU-begroting, een investeringsadvieshub en een projectenpijplijn. De Nederlandse inzet is vastgesteld in een BNC-fiche (kenmerk Minbuza2015-48299) en is diverse malen besproken in de Tweede Kamer tijdens het AO Ecofin. Aan de door Nederland geformuleerde inzet is voldaan. Nederland heeft dan ook aangegeven het voorstel te steunen. Tevens heeft Nederland aangegeven dat de werking van het Fonds niet gepolitiseerd dient te worden in onderhandelingen met het Europees parlement. Dit werd breed gesteund. Enkele lidstaten verzochten om de naam van het investment committee te wijzigen in guarantee committee, omdat dit beter de functie van dit comité zou weerspiegelen en herkenbaarder zou zijn voor private investeerders. Op voorstel van het Letse voorzitterschap blijft de tekst ongewijzigd en wordt dit punt indien nodig opnieuw tijdens de triloog tussen Raad, Europees parlement, en Commissie bekeken. Tijdens de Ecofinraad is tevens de additionaliteit van het Fonds benadrukt, alsmede het belang van een correcte toepassing van staatssteunregels bij EFSI-projecten. Enkele lidstaten benadrukten ook het belang van een gedecentraliseerde hub. Hongarije, Polen, Kroatië, Bulgarije, Roemenië en Tsjechië hebben hierover een verklaring uitgegeven. Deze verklaring is bijgevoegd2. Nadat het Europees parlement ook een positie heeft ingenomen over het EFSI zal de triloog van start gaan.

2. Implementatie bankenunie

De Europese Commissie heeft bij monde van Eurocommissaris Hill een update geven over de stand van zaken omtrent de nationale implementatieprocedures van de BRRD en de ratificatieprocedures van de IGA. Hij uitte zijn bezorgdheid over de implementatie van de BRRD in een meerderheid van de lidstaten en ook over het uitblijven van tijdige ratificatie van de IGA-overeenkomst in veel lidstaten. Nederland is voornemens voor het einde van het jaar BRRD-gerelateerde wetgeving te implementeren en de IGA te ratificeren.

De onlangs benoemde voorzitter van de SRB, Elke König, heeft de Ecofinraad bijgepraat over de voortgaande werkzaamheden bij de recent ingestelde SRB. Er dienen allereerst goede werkverhoudingen te komen met stakeholders zoals nationale resolutieautoriteiten, de ECB, en de Commissie. Tevens wordt met de ECB en de Europese Commissie een Memorandum of Understanding gemaakt, onder andere over gegevensuitwisseling.

3. Europees semester – landenrapporten

De Europese Commissie heeft in de Annual Growth Survey 2015 aangekondigd het Europees Semester te willen stroomlijnen. Daartoe zijn de «oude» In Depth Reviews (IDR) en de staff working documents (SWD) behorend bij de landenspecifieke aanbevelingen samengevoegd tot een analyserapport per lidstaat. VicePresident van de Commissie Dombrovskis en Eurocommissaris Moscovici hebben een toelichting gegeven op deze landenrapporten. De analyses zijn de basis voor de landenspecifieke aanbevelingen die in mei uitkomen; lidstaten kunnen hier bij de nationale hervormingsprogramma’s rekening mee houden. In de Ecofinraad van mei zal weer over dit onderwerp gesproken worden.

In vijf lidstaten is er sprake van een buitensporige onevenwichtigheid, waarbij de Commissie meent dat voor Kroatië en Frankrijk de risico's op onevenwichtigheden significant zijn gestegen. De Commissie zal in mei, na beoordeling van de ingediende Nationale Hervormingprogramma’s en de Stabiliteit- en Convergentie programma’s, een beslissing nemen over het al dan niet openen van een buitensporigeonevenwichtighedenprocedure (de correctieve arm van de MEOP).

4. Implementatie SGP

De Europese Commissie heeft een presentatie gegeven over de implementatie van het Stabiliteits- en Groeipact. De Commissie schetste eerst de bredere implicaties van de winterraming, waarna de discussie zich toespitste op Frankrijk. De Commissie gaf aan dat het, na een analyse van de Franse voorstellen, duidelijk was dat Frankrijk nog niet genoeg inspanningen heeft geleverd en dat additionele maatregelen nodig zijn. De Ecofinraad heeft ingestemd met de aanbeveling van de Europese Commissie om Frankrijk een nieuwe deadline te geven voor beëindiging van het buitensporig tekort, gecombineerd met het opleggen van additionele maatregelen voor de begroting van 2015 en verdergaande structurele hervormingen. De nieuwe deadline is 2017, en de additionele maatregelen dienen minstens 0,2% bbp te representeren. Frankrijk gaf aan zich te committeren aan de gestelde doelen.

Nederland heeft aangegeven in te stemmen met de aanbeveling van de Commissie, gelijk aan de andere lidstaten. Hierbij heeft Nederland aangegeven dat Frankrijk, net als Nederland in 2013, maatregelen moet frontloaden en dat het van belang is dat de implementatie van de regels hetzelfde moet zijn voor alle lidstaten om de geloofwaardigheid van het Pact te behouden. Deze notie werd breed gedeeld in de Ecofinraad.

5. Overig

BEPS

Het voorzitterschap heeft kort de lopende werkzaamheden toegelicht omtrent belastingontwijking en -ontduiking en meer specifiek rondom Base Erosion and Profit Shifting (BEPS). Enkele lidstaten benadrukten het belang van actie op dit terrein. Het voorzitterschap gaf aan dat dit onderwerp naar aanleiding van de opgestelde Roadmap for BEPS in the EU in april terugkomt op de agenda van de informele Ecofinraad.

Verordening financiële benchmarks

Tot slot wordt in dit verslag van de gelegenheid gebruik gemaakt om te vermelden dat in de Coreper van 13 februari jongstleden overeenstemming is bereikt over een algemene inzet voor de Verordening financiële benchmarks. Deze verordening bevat maatregelen om het totstandkomingsproces en het gebruik van benchmarks te reguleren met als doel de integriteit, de betrouwbaarheid en de geschiktheid van financiële benchmarks te verbeteren. Het in de Raad bereikte compromis doet recht aan de initiële zorgen van Nederland, zoals verwoord in het BNC-fiche van 1 november 2013 (Kamerstukken II 2013/14, 22 112, nr. 1730).

Nederland heeft ten aanzien van het originele voorstel van de Europese Commissie kanttekeningen geplaatst bij de reikwijdte van het voorstel en de beperkte ruimte om te differentiëren in de zwaarte van regulering tussen verschillende soorten benchmarks. Daarnaast heeft Nederland sterk ingezet op aansluiting van de verordening bij internationale initiatieven voor regulering van benchmarks, met name de initiatieven die binnen de International Organization of Securities Commissions (IOSCO) zijn genomen. Dit heeft er toe geleid dat in de verordening voldoende rekening is gehouden met de karakteristieke van verschillende benchmarks. Zo gelden voor interbancaire rentebenchmarks zoals LIBOR zwaardere vereisten vanwege de grotere gevoeligheid voor manipulatie. Benchmarks op basis van gereguleerde transactiedata, zoals transactiedata direct afkomstig van gereguleerde beurzen, zijn juist uitgezonderd van een aantal vereisten, omdat deze benchmarks inherent minder gevoelig zijn voor manipulatie. Verder is rekening gehouden met de specifieke eigenschappen van de markten voor grondstoffen en het internationale werk dat hier reeds is verricht. Op beheerders van grondstoffenbenchmarks zijn daarom specifieke vereisten van toepassing die direct zijn afgeleid van de principes die door IOSCO zijn vastgesteld voor dergelijke beheerders. Ook zijn, mede naar aanleiding van de Nederlandse inzet, de vereisten voor beheerders van benchmarks meer als open normen geformuleerd, waardoor er meer proportionaliteit in de toepassing en het toezicht mogelijk is. Tot slot komt er een register waarin iedere geregistreerde dan wel vergunninghoudende beheerder van een benchmarks wordt opgenomen. Zo kunnen marktpartijen die een benchmark willen gebruiken eenvoudig opzoeken of de beheerder al onder toezicht staat. Dit draagt er aan bij dat marktpartijen benchmarks gebruiken die daar ook voor bedoeld zijn.

De overeengekomen algemene inzet vormt een goede basis voor de Raad om de onderhandelingen met het Europees parlement (de triloog) in te gaan. De triloog zal naar verwachting medio 2015 van start gaan.


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven