21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

Nr. 1237 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 februari 2015

Hierbij zend ik u het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 16 en 17 februari te Brussel. Tevens is hierin het verslag van de vergadering van de EIB Board of governors opgenomen, die voorafgaand aan de Ecofinraad plaatsvond.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

Verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 16 en 17 februari te Brussel

Eurogroep

1. Economische situatie

De Eurogroep sprak over de economische situatie aan de hand van de winterraming van de Europese Commissie, die op 5 februari gepubliceerd werd. Het algemene beeld is dat de economische groei licht aantrekt. In 2015 zullen naar verwachting alle lidstaten weer positieve groeicijfers laten zien. Een aantal factoren, zoals bijvoorbeeld de lage olieprijs, het ruime monetaire beleid van de ECB en de depreciatie van de euro kan de groei versterken. De Commissie signaleert ook een aantal risico’s, zoals de geopolitieke situatie met Rusland en de lage inflatie. De winterraming is ook van belang voor het vervolgproces van de conceptbegrotingen. De Commissie heeft op 28 november haar opinies over de conceptbegrotingen gepubliceerd. Ten aanzien van de Franse, Italiaanse en Belgische begrotingen gaf de Commissie toen aan dat ze begin maart haar positie zou bezien. De winterraming dient hierbij als input voor de analyse.

2. Terugkoppeling ER

De Eurogroep heeft kort teruggekeken op de informele Europese Raad van 12 februari. Tijdens deze vergadering vond een eerste discussie plaats over het verbeteren van het economisch bestuur in de eurozone. Tijdens de Eurozonetop van 24 oktober jl. is de Commissievoorzitter opgeroepen om, samen met de voorzitters van de Eurozonetop, de Eurogroep en de ECB, volgende stappen voor te bereiden op weg naar beter economisch bestuur in de eurozone. Bij de ER van maart zal dit onderwerp verder besproken worden en de planning is dat in juni een eindrapport zal voorliggen. Wat Nederland betreft zal er in dit rapport aandacht zijn voor structurele hervormingen, investeringen en gezonde overheidsfinanciën als voorwaarden voor een duurzaam groeimodel. Ook de verdere voltooiing van de interne markt speelt hierbij een belangrijke rol. Daarnaast moet het democratisch draagvlak bij eventuele verdere versterking of verdieping van de EMU worden geborgd. De Eurogroep zal dit onderwerp in april opnieuw bespreken.

3. Internationale rol van de euro

De Eurogroep sprak over de internationale rol van de euro. Hierbij kan gedacht worden aan de mate waarin gebruik wordt gemaakt van de euro in het betalingsverkeer, als rekeneenheid bij transacties, als reservevaluta en voor schulduitgifte door niet-eurolanden. Een rapport van de Europese Commissie dat in de vergadering voorlag wijst uit dat de euro al jaren na de dollar de meest gebruikte valuta is. Het belang is de afgelopen jaren wel wat kleiner geworden, als gevolg van de eurocrisis en de rol van opkomende economieën als China. Nederland vindt het goed dat over dit onderwerp wordt nagedacht en om te spreken over suggesties om deze rol te versterken. Uitgangspunt is hierbij wel dat de markt ervoor moet kiezen om de euro te gebruiken. Afgesproken is dat de Commissie en de EWG (Eurogroup Working Group, een werkgroep ter voorbereiding van Eurogroepvergaderingen bestaande uit vertegenwoordigers van eurolidstaten) nader bestuderen waar eventuele obstakels voor het gebruik van de euro liggen, en dat de Eurogroep in de tweede helft van het jaar op dit onderwerp terug zal komen.

4. Portugal

De Eurogroep heeft politieke overeenstemming bereikt over vervroegde terugbetaling van een gedeelte van de IMF-leningen door Portugal, naar aanleiding van een Portugees verzoek hiertoe. Op dit moment betaalt Portugal ongeveer 4% rente op de leningen van het IMF die zijn aangegaan als onderdeel van het steunprogramma, dat in juni 2014 succesvol werd verlaten. De tienjaarsrente op Portugese staatsobligaties is inmiddels tot ruim onder de 3% gezakt. Hierdoor is het voor Portugal voordeliger om het IMF (gedeeltelijk) terug te betalen en zich op de markt te herfinancieren. In de leningovereenkomst met het EFSF is echter een voorwaarde van proportionele terugbetaling afgesproken. Aangezien alleen vervroegde afbetaling aan het IMF wordt beoogd moeten de lidstaten van de eurozone voor de EFSF-leningen een waiver afgeven, zodat afgeweken van deze voorwaarde in de leningovereenkomst, voordat Portugal het IMF kan terugbetalen. Nederland steunt een dergelijke waiver, omdat dit bijdraagt aan de schuldhoudbaarheid van Portugal en daarmee in het belang is van alle crediteuren. Wanneer de vereiste nationale procedures zijn afgerond, kan Portugal een formeel verzoek voor een waiver indienen. Dit verzoek wordt ter goedkeuring aan de EWG voorgelegd. Na bevestiging door de EWG, kan de Board of Directors van het EFSF de waiver afgeven. Deze procedure werd ook toegepast bij vroegtijdige terugbetaling van IMF-leningen door Ierland.

5. Cyprus

De Eurogroep sprak over de voortgang van het Cypriotische leningenprogramma en in het bijzonder over de afronding van de prior action met betrekking tot een nieuw juridisch raamwerk voor de regulering en afhandeling van executoire verkoop van vastgoed (Foreclosure Bill). Deze prior action was begin november afgerond, waarna het ESM op 15 december de zesde tranche van 350 miljoen heeft uitgekeerd. Na uitkering van deze tranche is er door het Cypriotische parlement een wet aangenomen die inwerkingtreding van het juridisch raamwerk uitstelt tot 30 januari. Vervolgens is inwerkingtreding verder uitgesteld tot 2 maart. Hiermee voldoet Cyprus niet meer aan de betreffende prior action. Wat de Eurogroep betreft is het noodzakelijk dat Cyprus zo snel mogelijk weer voldoet aan de voorwaarden van het Memorandum of Understanding. Tot die tijd worden geen verdere tranches uitgekeerd.

6. Griekenland

De Eurogroep heeft, na de discussie op 11 februari jl., verder gesproken over de stand van zaken omtrent het Griekse leningenprogramma en de plannen van de Griekse regering. De dagen voorafgaand aan de Eurogroep hebben de Griekse autoriteiten met de trojka-instituties gewerkt aan een technische analyse van het huidige programma en de plannen van de Griekse regering teneinde de verdere politieke besluitvorming in de Eurogroep te faciliteren. De opbrengst van de technische analyse van de verschillen en overeenkomsten tussen het huidige programma en de plannen van de Griekse regering was op dit moment teleurstellend.

De Eurogroep heeft aangegeven bereid te zijn, wanneer de Grieken hierom verzoeken, het huidige leningenprogramma van het EFSF aan Griekenland (dat op 28 februari afloopt) te verlengen en gebruik te maken van de bestaande flexibiliteit binnen de kaders van het programma. Daarnaast heeft de Eurogroep benadrukt dat Griekenland zich aan de afspraken moet houden die met alle internationale crediteuren zijn gemaakt en dat de Griekse regering niet eenzijdig maatregelen kan terugdraaien.

De Eurogroep heeft aangegeven dat het nu aan de Griekse regering is om met een verzoek te komen om het EFSF-programma te verlengen. Indien een verzoek om verlenging wordt ontvangen waarin ook voldoende waarborgen voor een uiteindelijke succesvolle afronding worden geboden, kan een extra Eurogroep aanstaande vrijdag plaatsvinden.

EIB Raad van gouverneurs

Op 17 februari jl., voorafgaand aan de Ecofinraad, heeft een extra Board of Governors meeting van de Europese Investeringsbank (EIB) plaatsgevonden. Tijdens deze Board heeft de President de resultaten van de EIB in 2014 toegelicht en is er met de gouverneurs gesproken over het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI) dat de EIB zal gaan uitvoeren als onderdeel van het Junckerinitiatief voor meer investeringen in de Europese Unie.

De EIB heeft in 2014 voor EUR 76 mld aan leningen verstrekt, ten opzichte van EU 71 mld in 2013 en EUR 51 mld in 2012. Met deze groei in de portefeuille is de kapitaalverhoging uit 2012 op dit moment geheel benut. Het is positief te zien dat de activiteiten van de EIB in NL zijn toegenomen. Was de omzet in Nederland in 2013 nog EUR 1,2 mld, in 2014 is deze gestegen naar een recordhoogte van EUR 2,2 mld. Ondanks dat deze cijfers onvermijdelijk aan schommelingen onderhevig zijn, is dit goede resultaat mede het gevolg van een bewuste intensivering van de contacten met de EIB, o.a. door de opening van een EIB kantoor in Amsterdam in mei 2014.

Wat betreft het EFSI is door een aantal gouverneurs opgeroepen om snelheid te maken met de vormgeving van dit instrument. De president van de EIB heeft aangekondigd dat nog voor de zomer de eerste MKB-projecten al van EFSI gebruik moeten kunnen maken door middel van voorfinanciering. Tevens benadrukten de gouverneurs het belang van de kwaliteit en de toegevoegde waarde bij de selectie van projecten. De vormgeving van het EFSI is verder besproken tijdens de Ecofinraad.

Ecofinraad

1. Een investeringsplan voor Europa

De Ecofinraad heeft een tweede discussie gehouden over de verordening voor een Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI). De verordening regelt de juridische basis voor een overeenkomst tussen de Commissie en de EIB over een dergelijk fonds, de onderliggende garantie vanuit de EU-begroting, een investeringsadvieshub en een projectenpijplijn. Nederland kan in grote lijnen instemmen met het huidige voorstel, maar heeft tijdens de vergadering wel enkele zorgpunten aangekaart. De belangrijkste hiervan betreft de governance van het EFSI. Op basis van de conceptverordening krijgen derde partijen die een bijdrage leveren aan het EFSI ook zeggenschap in het Steering board, wat de onafhankelijkheid van investeringsbeslissingen zou kunnen ondermijnen. Wat Nederland betreft is het wenselijk om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de bestaande governance-structuur van de EIB en is inmenging van derde partijen ongewenst. Nederland heeft daarnaast benadrukt dat de governance zo licht mogelijk moet zijn, en de beslissingen over projecten «merit-based». Dit werd door meerdere lidstaten onderschreven. Meerdere lidstaten hebben daarnaast de rol van nationale promotionele banken benadrukt. Het kabinet heeft de Tweede Kamer op 6 februari j.l. middels een BNC-fiche (kenmerk Minbuza2015–48299) uitgebreider geïnformeerd over de Nederlandse positie.

2. Europees Semester 2015

De Ecofinraad heeft conclusies aangenomen met betrekking tot de Annual Growth Survey (AGS) en het Alert Mechanism Report (AMR). De AGS is het startsein van het Europees Semester waarin de Commissie uiteenzet wat economisch gezien de belangrijkste prioriteiten zijn. In de conclusies verwelkomt de Raad het document van de Commissie en benadrukt nogmaals de drie prioriteiten die van belang zijn voor groei: investeringen, structurele hervormingen en groeivriendelijke consolidatie. Het AMR maakt deel uit van de macro-economische onevenwichtighedenprocedure (MEOP) en maakt een globale inschatting van de macro-economische risico’s die zich in lidstaten zouden kunnen manifesteren. In het voorjaar zal de Commissie in haar diepteonderzoeken verder uitwerken bij welke lidstaten sprake is van een (buitensporige) onevenwichtigheid. In haar conclusies roept de Raad de lidstaten op om eventuele problemen te adresseren in hun nationale hervormingsprogramma’s en stabiliteitsprogramma’s.

3. Terugkoppeling G20

Het Lets voorzitterschap en de Europese Commissie hebben een korte terugkoppeling gegeven van de G20 vergadering van Ministers van Financiën en centralebankgouverneurs, die op 9 en 10 februari in Istanbul plaatsvond. De EU-inzet, die in de vorm van Terms of Reference op 27 januari j.l. door de Ecofinraad is bepaald, benadrukt het belang van investeringen, het bereiken van een akkoord over TLAC en de afronding van het BEPS-traject van de OESO terug in het communiqué. Deze punten zijn teruggekomen in het communiqué van de G20.

4. Decharge EU-begroting 2013

De Raad heeft een dechargeadvies aan het Europees parlement aangenomen om de Europese Commissie kwijting te geven over de EU-begroting van 2013. Nederland heeft, net als voorgaande jaren, samen met het VK en Zweden tegen dit advies gestemd. Daarnaast hebben deze drie landen een gezamenlijke verklaring afgegeven (zie bijgevoegd)1 waarin zij het betreuren dat de Europese Rekenkamer voor het twintigste jaar op rij geen goedkeurende verklaring kan afgeven. Zoals ik op 24 november j.l. heb aangegeven in een brief aan de Tweede Kamer naar aanleiding van het rapport van de Europese Rekenkamer (Kamerstuk 24 202, nr. 30), is het foutenpercentage is met 4,7% nog steeds te hoog en nauwelijks een verbetering ten opzichte van het voorgaande jaar (4,8%). Wat Nederland betreft is meer transparantie over fouten per fonds en per land noodzakelijk. Daarnaast is een betere verantwoording over financieel management in de lidstaten gewenst.

5. Begrotingsrichtlijnen 2016

De Ecofinraad heeft conclusies aangenomen betreffende de begrotingsrichtlijnen voor 2016. In dit document staan de uitgangspunten van de Raad voor de onderhandelingen over de EU-begroting 2016, die naar verwachting eind mei door de Commissie wordt gepresenteerd. De uitgangspunten komen overeen met de Nederlandse inzet. De aangenomen richtlijnen benadrukken het belang van budgettaire discipline en wijzen daarom op balans tussen budgettaire discipline en groeiversterkende investeringen. Eveneens wordt het belang van gedegen financieel management benadrukt, rekening houdend met eerder aangegane verplichtingen en met de plafonds die in het MFK zijn vastgelegd. Daarom vraagt de Raad de Commissie om tijdig, accuraat en transparant te rapporteren over de begroting en de onderliggende aannames. Daarnaast vraagt de Raad de Commissie om aanvullende begrotingen zoveel mogelijk te vermijden.

6. High Level Group eigen middelen

Bij de onderhandelingen over het huidige MFK is afgesproken een werkgroep in het leven te roepen om een analyse te maken van hoe het systeem van eigen middelen van de EU kan worden verbeterd. Tijdens de Ecofinraad presenteerde werkgroepvoorzitter Mario Monti het eerste tussenrapport. De werkgroep zet in het rapport de lijnen uit voor het vervolg van haar werk: de bredere economische en politieke context zal verder uitgediept worden en de groep zal, op basis van in het rapport genoemde criteria zoals eerlijkheid en stabiliteit, voorstellen doen voor manieren waarop het systeem kan worden verbeterd en mogelijk beleidsdoelstellingen beter kunnen worden behaald. Tot slot zal de werkgroep ingaan op procedurele en institutionele voorwaarden om wijzigingen in het systeem van eigen middelen te kunnen realiseren. Het eindrapport van de groep wordt verwacht in 2016 en zal naar verwachting besproken worden bij een interparlementaire conferentie.


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven