21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

Nr. 1136 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 april 2014

Hierbij bied ik u het Nationaal Hervormingsprogramma 2014 aan1. Dit programma vormt een vast onderdeel van het Europees Semester van economische en budgettaire beleidscoördinatie. In het Nationaal Hervormingsprogramma (NHP) licht het kabinet toe op welke wijze invulling is gegeven aan de landenspecifieke aanbevelingen die in juni 2013 door de Raad voor Nederland zijn vastgesteld. Tevens rapporteert het kabinet over de voortgang ten aanzien van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie. Evenals vorig jaar, en zoals verzocht door de ECOFIN-Raad, is in het Nationaal Hervormingsprogramma ook de kabinetsreactie opgenomen ten aanzien van het diepteonderzoek naar de Nederlandse economie, dat recent door de Europese Commissie is uitgevoerd in het kader van de macro-economische onevenwichtighedenprocedure.2

De Europese Commissie zal het NHP beoordelen en mede op basis hiervan begin juni aan de Raad een voorstel doen voor nieuwe landenspecifieke aanbevelingen die aansluiten bij de actuele situatie in Nederland.

Europa 2020-strategie

De Europa 2020-strategie is het EU-brede programma gericht op slimme, duurzame en inclusieve groei. Het progamma is gebaseerd op meerdere pijlers en vraagt specifiek aandacht voor werkgelegenheid, innovatie en onderzoek, energie en klimaat, onderwijs en sociale inclusie. Het kabinet onderschrijft het belang van deze terreinen en geeft hier, samen met sociale partners en decentrale overheden, gericht invulling aan. Dit wordt onder andere zichtbaar in de verhoging van de arbeidsparticipatie, goede scores op het terrein van onderwijs, waaronder een lage schooluitval, en, zo laten de recente cijfers van het CBS zien, een toename van de uitgaven op het gebied van onderzoek en ontwikkeling in de publieke en private sector. Dat neemt niet weg dat Nederland de komende jaren extra voortgang zal moeten maken op een aantal andere terreinen. Zo zal aan de hand van het SER-Energieakkoord een flinke bijdrage geleverd gaan worden aan de doelstelling om in 2020 14 procent duurzame energie op te wekken. Op het terrein van armoedebestrijding is de situatie, mede als gevolg van de crisis, achteruit gegaan.

De verhoging van de arbeidsparticipatie zal echter bijdragen aan een verbetering. Het behalen van de doelstelling blijft, onder andere hierdoor, binnen bereik.

Landenspecifieke aanbevelingen

Naast de EU-brede doelstellingen zoals vastgesteld onder de EU2020-strategie heeft de Raad ook een aantal landenspecifieke aanbevelingen aan Nederland gedaan. Het gaat hier specifiek om het op orde brengen van de overheidsfinanciën, het hervormen van de huizenmarkt, het opvangen van kosten gerelateerd aan de vergrijzing en het verhogen van de arbeidsparticipatie. In het NHP 2014 geeft het kabinet aan op welke wijze deze aanbevelingen, die door het kabinet worden onderschreven, beleidsmatig worden ingevuld.

De Nederlandse economie heeft de laatste jaren de gevolgen ondervonden van groei die te veel was gebaseerd op schuldenopbouw. Daarom zijn er belangrijke maatregelen genomen in zowel de publieke als private sector. Zo heeft de overheid stappen genomen om de overheidsfinanciën te verbeteren. Daarmee wordt tevens voldaan aan belangrijke Europese afspraken. Deze afspraken zijn er niet voor niets. Door de begrotingstekorten van lidstaten binnen de perken te houden, wordt de vereiste economische en budgettaire stabiliteit van de lidstaten, de EU en de eurozone als geheel geborgd en versterkt. De economische crisis van de laatste jaren heeft eens te meer het belang hiervan onderstreept. In het Stabiliteitsprogramma 2014 zal de Minister van Financiën hier uitgebreider op ingaan.

In de private sector werd het sentiment de laatste jaren voor een belangrijk deel gevoed door de negatieve vermogensontwikkeling als gevolg van de prijsdalingen op de woningmarkt. Huishoudens zijn hierdoor voorzichtiger geworden in hun bestedingspatroon. Met het vizier op de toekomst heeft het kabinet de laatste jaren een aantal fundamentele hervormingen op de woningmarkt doorgevoerd om zekerheid te bieden en het vertrouwen te herstellen. De fiscale subsidiëring in de vorm van hypotheekrenteaftrek zal de komende jaren worden teruggebracht, aflossen van de hypotheek wordt weer de norm en de loan-to-value-ratio wordt verder afgebouwd van 106 procent in 2012 naar 100 procent in 2018. Daarmee zal de toekomstige financiering van woningen robuuster en schokbestendiger zijn dan tot nu toe het geval was. Ook op de huurmarkt worden stappen gezet, door onder andere het woningwaarderingsstelsel voor het vaststellen van de maximale huurprijs te vereenvoudigen, huren meer te baseren op de marktwaarde en een splitsing aan te brengen in de commerciële en maatschappelijke activiteiten van woningcorporaties.

De door het kabinet genomen maatregelen zijn niet alleen gericht om de uitdagingen van vandaag het hoofd te bieden.

Zoals ook aangegeven in de kabinetsreactie op het WRR-rapport «Naar een lerende economie» 3, is de ambitieuze hervormingsagenda van het kabinet erop gericht om Nederland ook voor te bereiden op de toekomst. Ten behoeve daarvan zet het kabinet breed in op de verhoging van de deelname op de arbeidsmarkt. Hiertoe wordt bijvoorbeeld de Participatiewet vanaf 2015 ingevoerd, worden er naast de «Aanpak Jeugdwerkloosheid» extra middelen ingezet om jongeren aan het werk te helpen en wordt het arbeidsrecht hervormd. Daarnaast wordt in de nieuwe Wet Werk en Zekerheid ook de positie van flexwerkers versterkt.

De Raad heeft Nederland de aanbeveling gedaan om maatregelen te nemen om de kosten van de vergrijzing op te vangen. Daartoe heeft het kabinet in 2012 besloten de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd te versnellen en deze vanaf 2021 te koppelen aan de levensverwachting. Recente cijfers laten zien dat als gevolg van de afbouw van uittredingsregelingen en het stimuleren van het langer doorwerken de gemiddelde uittreedleeftijd in 2013 is opgelopen naar 63,9 jaar, terwijl deze in 2006 nog 61 jaar bedroeg. Daarnaast zal het tweedepijlerpensioen en het Financieel Toezichtskader worden aangepast.

Ook op het gebied van de langdurige zorg voert het kabinet een aantal grote hervormingen door, waarbij de nadruk ligt op het bieden van zorg die meer op maat wordt gesneden en waar mogelijk dicht bij huis wordt aangeboden. Vanaf 2015 zal de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning worden ingevoerd. Daarnaast zal een deel van de AWBZ worden overgeheveld naar de Zorgverzekeringswet en worden de resterende onderdelen van de AWBZ ondergebracht onder de Wet langdurige zorg. Ondanks een toenemende vraag in de periode 2013–2017 zullen de uitgaven aan de collectieve langdurige zorg hierdoor naar verwachting gelijk blijven.

De hervormingen op het terrein van de zorg en sociale zekerheid gaan gepaard met een omvangrijke decentralisatie van verantwoordelijkheden, wat een aanzienlijke bestuurlijke inspanning van betrokkenen vraagt. Samen met betrokken partijen is gekeken op welke wijze het beste maatwerk kan worden geleverd en dienstverlening het dichtst bij de burger kan worden gelegd. Naar aanleiding van de transitieafspraken met de Vereniging Nederlandse Gemeenten is besloten extra financiële middelen beschikbaar te stellen ten behoeve van de overgang naar het nieuwe zorgstelsel.

De realisatie van de EU2020-doelstellingen en de uitvoering van maatregelen ten aanzien van de landenspecifieke aanbevelingen worden niet alleen door het kabinet, maar ook door de sociale partners en decentrale overheden ingevuld. Om hier ook in het NHP recht aan te doen, heeft het kabinet tijdens het opstellen van het NHP sociale partners en decentrale overheden meerdere malen geconsulteerd en gesproken.

De samenhang tussen de afspraken en initiatieven van verschillende partijen op Europees, nationaal en decentraal niveau is terug te vinden in het pakket aan maatregelen zoals omschreven in het voorliggende Hervormingsprogramma 2014.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Deze reactie vervangt het reguliere BNC-fiche

X Noot
3

TK 2013–2014 27406–209. Nota De kenniseconomie in zicht.

Naar boven