21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

Nr. 1044 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 april 2013

Tijdens de regeling van werkzaamheden van uw Kamer op 9 april jongstleden (Handelingen II, 2012/13, nr. 72, Regeling van werkzaamheden) is gevraagd om de Kamer voorafgaand aan het Algemeen Overleg Ecofin, dat voorzien is in week 17, te informeren over de situatie in Slovenië. Middels deze brief geef ik gehoor aan dit verzoek. In de brief ga ik achtereenvolgens in op de economische, budgettaire en financiële situatie in Slovenië.

Economische situatie

Zoals uit de meest recente ramingen van de Europese Commissie (Winter Forecast1) blijkt, bevindt de economie van Slovenië zich voor de tweede keer sinds het uitbreken van de crisis in een recessie. Volgens deze ramingen bedroeg de economische krimp in 2012 2,0%. Voor 2013 wordt een verdere neergang voorzien van eveneens 2,0%. Deze economische krimp wordt veroorzaakt doordat investeringen achterblijven, gecombineerd met stijgende werkloosheidspercentages en achterblijvende binnenlandse consumptie. Voor 2014 wordt een bescheiden economische groei van 0,7% voorzien.

Budgettaire situatie

Slovenië zit sinds december 2009 in een buitensporig tekortprocedure. Volgens de aanbevelingen in deze procedure moet Slovenië het buitensporige tekort uiterlijk in 2013 gecorrigeerd hebben. Volgens de laatste ramingen van de Europese Commissie kwam het EMU-saldo van Slovenië in 2012 uit op –4,4% bbp. Dit was een verbetering ten opzichte van het saldo in 2011, toen een tekort van –6,4% werd geadministreerd. Ondanks het in mei 2012 geïntroduceerde ombuigingspakket en aanvullende maatregelen uit de begroting 2013, verslechtert het EMU-saldo volgens de ramingen in 2013 echter naar –5,1% bbp. Dit is vooral het gevolg van de economische ontwikkelingen en de recente kapitaalinjecties bij de grootste Sloveense banken. Die laatste hadden een omvang van 0,9% bbp.

De EMU-schuld is met 53,7% bbp in 2012 relatief laag in Europees verband, maar bevindt zich op een stijgend pad. De verwachting is dat de schuld met 63,4% bbp in 2014 boven de drempelwaarde van 60% uitkomt.

Financiële situatie

De belangrijkste uitdagingen voor Slovenië lijken zich te concentreren in de financiële sector, met name bij de banken. De onlangs gepubliceerde diepteanalyse van de Europese Commissie over Slovenië2 concludeerde dat er in Slovenië sprake is van een buitensporige onevenwichtigheid. Een van de belangrijkste redenen die wordt genoemd hiervoor is, in de context van negatieve economische ontwikkelingen, de risico’s voor de stabiliteit van de financiële sector als gevolg van hoge schulden bij Sloveense bedrijven. Ook het recente landenrapport over Slovenië van de OESO concludeerde dat de meest dringende prioriteit voor Slovenië is om de bankensector te herstellen3.

De Sloveense bankensector is relatief klein (totaal bezit t.o.v. bbp rond de 140%). Echter, vooral de binnenlandse banken hebben te maken met een stijgende portefeuille leningen waarop al 90 dagen of meer niet is afgelost (zogenaamde «non-performing loans»). De omvang van deze portefeuille is volgens de OESO € 7 miljard, hetgeen overeenkomt met 19% bbp. De verslechtering van de kredietportefeuilles zetten druk op de kapitaalpositie van deze banken. De OESO geeft aan dat herkapitalisaties door de staat met 2,5% bbp tot nog toe relatief beperkt zijn gebleven, maar dat aanvullende herkapitalisaties noodzakelijk lijken.

De problemen zijn vooral het gevolg van kredietverstrekking in de jaren voorafgaand aan de crisis en concentreren zich voor een belangrijk deel in de bouwsector. Aan bouwbedrijven zijn veel leningen verstrekt en het zijn met name deze bedrijven die door de crisis in de problemen zijn gekomen. Ook zit een belangrijk aandeel bij financiële houdstermaatschappijen, die met geleend geld de uitkoop van staatsbedrijven hebben gefinancierd. De problemen zouden volgens het rapport van de OESO mede veroorzaakt zijn door een sterke politieke bemoeienis met de bedrijfsvoering in de sector.

Om de problemen aan te pakken heeft het Sloveense Parlement in december 2012 een stabiliteitswet aangenomen, die voorziet in de oprichting van een zogenaamde «bad bank». Daarbij wordt € 1 miljard uitgetrokken voor de herkapitalisatie van banken na overdracht van de slechte activa naar de «bad bank» en € 4 miljard aan staatsgaranties op de financiering van de «bad bank». Het Sloveense Parlement heeft eveneens een staatsactivawet aangenomen, die voorziet in de oprichting van een houdstermaatschappij om het beheer van staatsactiva efficiënter en transparanter te maken en waar vanuit privatiseringen tot stand moeten worden gebracht. De OESO concludeert in haar rapport4 dat het van belang is dat snel opvolging wordt gegeven aan de wetten, door middel van een concreet implementatieplan. Ook beveelt de OESO aan om het financiële toezicht aan te scherpen en het overheidsbelang in de grootste banken, alsook in het bedrijfsleven, af te bouwen.

De Sloveense regering heeft op vrijdag 12 april aangekondigd binnen twee weken met een plan te komen voor de privatisering van twee grote overheidsondernemingen. Tijdens de volgende bijeenkomst van de Eurogroep in mei zal mijn Sloveense ambtgenoot bovendien verder ingaan op de beleidsprioriteiten van de Sloveense regering.

Ik hoop u hierbij voldoende te hebben geïnformeerd.

De minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

Naar boven