21 501-04 Ontwikkelingsraad

Nr. 234 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 6 oktober 2020

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 24 september 2020 overleg gevoerd met mevrouw Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over:

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 18 september 2020 inzake geannoteerde agenda informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 29 september 2020 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2205);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 16 juni 2020 inzake verslag van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 8 juni 2020 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 233).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Veldman

De griffier van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Van Toor

Voorzitter: De Roon

Griffier: Meijers

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Alkaya, Bouali, Van den Hul, Kuik, Van den Nieuwenhuijzen, De Roon en Weverling,

en mevrouw Kaag, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Aanvang 9.33 uur.

De voorzitter:

Goedemorgen, dames en heren. Allen hartelijk welkom bij dit algemeen overleg dat de commissie gaat voeren met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, die ik bij dezen van harte welkom heet. Het onderwerp van bespreking is de Europese Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking, waar de Minister op 29 september, volgende week dus, naartoe gaat. Ik zie op dit moment zes sprekers van de kant van de Kamer. Ik stel voor vijf minuten spreektijd en in de eerste termijn één interruptie. Dan geef ik nu eerst het woord aan mevrouw Van den Hul van de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Hartelijk dank, voorzitter. We lazen dat de uitvoering van de covidsteunpakketten in Europa inmiddels is gestart en dat is goed nieuws. Zo lazen we onder andere dat in DRC en Burundi wordt gewerkt aan digitalisering van het onderwijs, iets wat ook in Nederland hoog op de agenda staat. Ik zou de Minister graag willen vragen of er bij de digitalisering van het onderwijs ook voldoende aandacht is voor groeiende kansenongelijkheid, net zoals we hier zien, juist door dat onderwijs op afstand. Dat hebben we tijdens de coronacrisis hier in Nederland ook zien gebeuren. Hoe gaan we ervoor zorgen dat de kansengelijkheid wordt geborgd?

Hoe zit het met de ondersteuning van kinderen die helemaal niet meer naar school kunnen als gevolg van de coronacrisis en het wegvallen van het inkomen van de ouders? Zijn er nu heel veel kinderen die, omdat ze niet naar school gaan, gedwongen worden te werken? Is er gesproken over de inzet van inkomensondersteuning voor de ouders, bijvoorbeeld door cash transfers, zodat de kinderen geen achterstanden oplopen in het onderwijs, of nog erger, helemaal zullen uitvallen? Er is ook een extra hoog risico voor meisjes op uithuwelijking of een ongewenste zwangerschap. Sowieso horen wij graag van de Minister meer over onze inzet voor jongeren, die juist door deze covidcrisis zo hard geraakt worden.

Verder lazen we dat Nederland sinds het begin van de covidpandemie consequent aandacht heeft gevraagd voor het verlenen van steun aan de kwetsbaarste landen. Een eerste punt dat ik daarbij graag wil bespreken, is de inkoop van vaccins. We lazen toch wel zorgwekkende berichten van Oxfam dat ruim de helft van de vaccins inmiddels is opgekocht door de rijkste landen. Graag een reactie van de Minister op de vraag of dit ook in Europees verband wordt besproken.

Is de Minister het met ons eens dat het schrappen van schulden een belangrijke stap zou zijn om de armste landen te helpen om de gevolgen van de pandemie te bestrijden? Hoe kijkt de Minister in dit verband naar de oproep van onder andere Partos voor structurele oplossingen, zoals een permanent herstructuringsmechanisme, al dan niet onder VN-vlag? In hoeverre wordt die steun aan de kwetsbaarste landen vormgegeven in samenspraak met lokale organisaties uit die landen zelf? Diezelfde vraag heb ik ook voor de EU-AU-top. Ook hierbij horen wij heel graag van de Minister hoe de consultatie en de vertegenwoordiging van het maatschappelijk middenveld gestalte krijgen.

Voorzitter. Ook het thema migratie en mobiliteit staat op de agenda. Een heel actueel thema, met het oog op de publicatie van het Europese migratiepact. Hoe kijkt de Minister aan tegen de voorstellen? Is zij het met ons eens dat OS-geld vooral moet gaan naar de bestrijding van armoede en ongelijkheid en niet naar de bestrijding van migratie?

Voorzitter. Eerder zagen we dat in het Emergency Trust Fund for Africa veel budget ging naar zogenaamd migratiemanagement. Verwacht de Minister dat er nu een vergelijkbaar financieringsinstrument ingezet zal worden? Tot welke resultaten heeft de inzet van dit fonds geleid? Worden die resultaten ook meegenomen? Zal er, als het bij de EU-AU-topvoorbereiding over migratie en mobiliteit gaat, ook aandacht zijn voor veilige migratieroutes, of valt alleen het tegengaan van migratie hieronder?

Voorzitter. De mensonterende situatie op de Griekse eilanden is nog steeds een schande voor Europa. Ik hoop dan ook van harte dat dit helaas nog altijd zeer actuele thema ook volgende week op de RBZ-OS besproken zal worden, ook al zagen we het niet terug op de geannoteerde agenda, want het is onze gezamenlijke plicht om te voorkomen dat er nieuwe Moria's ontstaan.

Dan over het post-Cotonouproces. We lezen dat er op een aantal thema's nog overeenstemming moet worden bereikt, onder andere over de wijze waarop mensenrechten, seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en de samenwerking met het Internationaal Strafhof worden benoemd in de verdragstekst. Ook op het gebied van migratiesamenwerking en institutionele structuur zouden de standpunten van de partijen nog uiteenlopen. Ik hoor heel graag van de Minister waarom er nog geen overeenstemming is, hoe die standpunten uiteenlopen, of zij iets kan zeggen over welke partijen dat zijn en vooral wat dit kan betekenen voor de Nederlandse inzet voor onder andere gendergelijkheid.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van den Hul. Dan is het woord aan de heer Van den Nieuwenhuijzen van GroenLinks.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Voor corona is iedereen gelijk, maar de maatschappelijke gevolgen van corona zijn dat niet. De pandemie heeft in Afrika niet voor de verschrikking gezorgd waarvoor we hadden gevreesd, maar tegelijkertijd zien we dat Afrika, in tegenstelling tot het rijke deel van de wereld, niet zomaar de veerkracht heeft om te herstellen van de maatschappelijke en economische klappen. In Afrika kunnen de meeste mensen niet leunen op steun van de overheid als het werk wegvalt. Veel dagloners zijn hun bedrijvigheid kwijt. De klap is extra hard voor vrouwen, meisjes en lhbti-mensen. De Minister van Gezondheidszorg in Zuid-Afrika stelt dat voor het eerst in decennia de armoede in Afrika toeneemt en dat in het afgelopen halfjaar circa 26 tot 39 miljoen mensen zijn weggezakt in extreme armoede.

De EU moet Afrika te hulp schieten, is het niet vanuit basale medemenselijkheid dan is het wel vanuit ons eigen belang. De stabiliteit op het Afrikaanse continent raakt namelijk ook ons. Het is daarom verdrietig dat in een tijd waarin de rijke landen hun eigen economieën stimuleren in plaats van bezuinigen, ze wel bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking. Nederland doet dat, maar de EU doet dat ook: door 10% minder uit te geven aan OS dan in 2018 het plan was. Dat terwijl onze Minister-President samen met Europese en Afrikaanse leiders in april nog opriep om te ringfencen en niet te bezuinigen. Wat vindt de Minister daarvan? Vindt zij het te verkroppen dat juist in deze tijd, waarin de arme landen het hardst worden geraakt, de ambities om vanuit de rijke EU te helpen naar beneden worden geschroefd?

Daarnaast lijkt een eerder plan van de Europese Commissie om in het coronaherstelfonds 10 miljard euro op te nemen, door regeringsleiders te zijn geschrapt. GroenLinks hoort graag van de Minister hoe dat nou toch kan. Welke landen hebben gepleit voor het schrappen van die 10 miljard? En heeft de Minister iets gedaan om zich daartegen te verzetten? Zo ja, wat dan? Gaat de EU nu werkelijk niets doen aan coronagerelateerde hulp voor arme landen? Of wordt het een koekje van eigen deeg door de EU-response to covid te betalen door elders te bezuinigen op arme landen? De Minister deelt toch wel met GroenLinks dat dat nu onacceptabel zou zijn?

Voorzitter. Is de Minister het met ons eens dat we op dit moment op z'n minst als EU fors moeten inzetten op seksuele en reproductieve rechten in Afrika, nu steeds duidelijker wordt dat meisjes vaak niet naar school kunnen en ze daardoor afhankelijk worden van mannen voor zaken als eten en ongewenst zwanger kunnen raken?

Voorzitter. Ook vraag ik me af wat de inzet van de Minister wordt binnen de Raad Buitenlandse Zaken met betrekking tot het bevriezen of verlichten van schulden van de allerarmste landen. Kan zij dat toelichten?

En, voorzitter, hoe zit het met de Nederlandse inzet op jongeren? Zij zouden toch een prominente plek moeten hebben, zeker na het presenteren van de jongerenstrategie begin dit jaar. Wat wordt de inzet van de Minister voor jongeren? Graag een reactie.

Voorzitter. In het MFK is afgesproken dat het OS-budget voor 25% zou worden besteed aan klimaat en voor 10% aan migratie. Er worden echter nogal wat complexe definities gebruikt voor wat nou precies klimaat- en migratiegerelateerde uitgaven zijn. Zou de Minister dat in normalemensentaal kunnen uitleggen? Kunnen met een migratiegerelateerde uitgave binnen het OS-budget bijvoorbeeld ook uitgaven aan het verstevigen van grensbewaking worden bedoeld? Of kan het betekenen dat we met OS-geld vanuit de Europese Unie hacken, en camera's en radars gaan leveren? Dat kan toch niet de bedoeling zijn?

Voorzitter. Uitgaven aan ontwikkelingssamenwerking moeten effectief zijn. Geld van belastingbetalers moet niet worden verkwist. De directeur-generaal voor ontwikkelingssamenwerking van de Europese Commissie, Koen Doens, adviseert EU-landen om beter met elkaar op te trekken om zo een grotere vuist te kunnen maken. Ook de Minister heb ik vaker gehoord over die betere EU-samenwerking. Uit het rapport van de Europese Rekenkamer over de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking in Kenia blijkt dat de versplintering de effectiviteit op dit moment in de weg staat. Het is een interessant dilemma: zijn we bereid om meer coördinatie van Brussel te accepteren om op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking een grotere vuist te kunnen maken? Wat GroenLinks betreft kijken we hier welwillend naar. Wat is de positie van de Minister hierin?

Iets anders wat de Europese Rekenkamer signaleert, is het probleem dat OS-uitgaven niet afhankelijk gemaakt kunnen worden van hervormingen en prestaties op het gebied van goed bestuur. Waarom niet, zou ik de Minister willen vragen. Is dat een juridisch ding? Zonder goed bestuur is immers geen duurzame ontwikkeling te realiseren.

Tot slot, voorzitter. Het is goed nieuws dat er eindelijk zicht is op een akkoord met de ACS-landen over een nieuw verdrag, nu het Verdrag van Cotonou is afgelopen. Ik begrijp dat de moeilijke punten nog zitten in de afspraken over migratie en seksuele en reproductieve rechten. Kan de Minister preciezer aangeven waar die knelpunten zitten, wat de Nederlandse rol is en waar de discussie lijkt heen te gaan? En hoe zal het ratificatieproces van dit verdrag eruitzien? Wordt het een EU-only akkoord of mogen nationale parlementen zich hier ook nog over uitspreken?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank, meneer Van den Nieuwenhuijzen. Meneer Bouali van D66, het woord is aan u.

De heer Bouali (D66):

Dank u wel, voorzitter. In deze commissie is inmiddels al heel vaak gesproken over wat Nederland kan doen om de meest kwetsbare mensen op deze wereld te beschermen tegen de gevolgen van het coronavirus, en terecht. Tegelijkertijd weten we ook dat we dit niet alleen kunnen. Ik ben dan ook heel blij dat het kabinet zich binnen Europa blijft inzetten voor de Team Europe-aanpak en in het bijzonder voor een gelijke en eerlijke verdeling van vaccins. Vandaag heb ik dan ook slechts een korte introductie en wat vragen ter opheldering.

Al in een vroeg stadium werd door de Europese Unie ruim 20 miljard euro vrijgemaakt voor de externe COVID-19-respons. Inmiddels is ook het MFK vastgesteld. Kan de Minister toelichten of er binnen het nieuwe MFK specifiek geld wordt vrijgemaakt voor de wereldwijde aanpak van corona en, zo ja, hoeveel?

D66 is blij te zien dat de Europese Commissie met het nieuwe MFK wil werken aan meer strategische samenwerking in partnerlanden. De Commissie zou lidstaten ook hebben gevraagd projecten te identificeren waarop ze willen samenwerken met de Europese Unie. Mijn vraag aan de Minister is of Nederland al dit soort projecten heeft geïdentificeerd en welke prioriteiten daarbij leidend zijn. Is Nederland bijvoorbeeld bereid de leiding te nemen op de hele belangrijke thema's onderwijs en klimaat? Ik heb in vorige AO's ook naar voren gebracht dat dit gewoon twee hele belangrijke thema's zijn. Ook hoor ik graag van de Minister welke rol Nederlandse ngo's hierin kunnen spelen en of zij voldoende hun weg weten te vinden naar EU-programma's. Dat blijft toch altijd een moeilijk onderwerp voor onze Nederlandse organisaties.

Voorzitter. Ik was teleurgesteld dat de EU-Afrika-top werd uitgesteld, juist nu ook Afrika de gevolgen van corona ondervindt. Kan de Minister toelichten welke specifieke knelpunten er volgens haar nog zijn tussen de Afrikaanse Unie en Europa?

Dit was het, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bouali. Dan is het woord aan de heer Alkaya van de SP.

De heer Alkaya (SP):

Voorzitter. De Europese Unie gaat tot 2027 ruim 70 miljard euro besteden aan ontwikkelingssamenwerking. Dat is heel veel geld; laat daar geen misverstand over zijn. Het is geld dat is bedoeld voor de meest kwetsbare regio's en de meest kwetsbare mensen en dat dus is bedoeld voor internationale solidariteit. Dat is goed, maar het is geld dat de Minister dus niet zelf hieraan kan besteden. Het is dus extra belangrijk dat de Europese Commissie dit geld goed besteedt, sterker nog, beter besteedt dan Nederland zelf zou kunnen doen, bijvoorbeeld via Nederlandse of lokale maatschappelijke organisaties of multilaterale organisaties en dus niet via de dure omweg van de Europese Commissie.

Eerlijk gezegd krijg ik daar steeds meer twijfels over. Ik haal dan het rapport aan van de Europese Rekenkamer, waarover GroenLinks al begon, waarin de effecten werden onderzocht van de EU-hulp aan Kenia tussen 2014 en 2020. Vastgesteld werd dat er geen meetbare impact was op de Keniaanse economie. Zes jaar lang hulp en geen meetbare impact. GroenLinks zei dat dit komt door de versplintering. Als je het betoog hoort, zou je kunnen denken: versplintering tussen landen of iets dergelijks. Maar in het rapport staat dat werd vastgesteld dat de steun over tal van gebieden was verspreid en dat de Commissie niet had toegelicht hoe en waarom de gesteunde sectoren Kenia het meest zouden helpen bij het terugdringen van armoede. Hoewel de gecontroleerde projecten over het algemeen de verwachte output en uitkomsten opleverden, werd de impact ervan op de algemene ontwikkeling van het land niet aangetoond.

De versplintering kwam dus door de Europese Commissie zelf omdat ze geen focus aanbracht qua thema's, niet omdat allerlei landen verschillende dingen aan het doen waren. Daarom is mijn eerste vraag aan de Minister hoeveel procent van de Nederlandse OS-uitgaven via de Europese Unie gaat. Is voorzien dat dit percentage zal stijgen door de nieuwe Europese meerjarenbegroting?

Mijn allergrootste reden van twijfel is iets wat ook terugkwam bij de vorige sprekers: 10% van het budget zal worden besteed aan het voorkómen van migratie. Daar heb ik altijd al dubbele gevoelens bij gehad, want het kan zo veel verschillende dingen betekenen. Er is het risico dat geld wordt besteed aan grensbewaking, terwijl het zou moeten gaan naar de allerarmste mensen, naar het helpen van mensen in kwetsbare regio's en kwetsbare situaties of bijvoorbeeld naar de bestrijding van het coronavirus. Ontwikkelingssamenwerkingsgeld is simpelweg niet bedoeld voor grensbewaking.

Tegelijkertijd is het wel goed als meer mensen in bijvoorbeeld Afrikaanse landen besluiten om niet te migreren, maar om de omstandigheden van hun eigen land te verbeteren, eventueel met wat hulp van ons, met wat geld van ons. Met andere woorden, de definitie van zogenaamde aan migratie gerelateerde uitgaven luistert nogal nauw en er worden complexe definities gehanteerd. Ik heb niet het gevoel dat ik dat goed kan controleren, dat ik daar grip op heb. Mijn vraag aan de Minister is of zij het gevoel heeft wél grip te hebben op wat die aan migratie gerelateerde uitgaven precies zijn. Deelt zij de mening dat grensbewaking hier niet onder zou moeten vallen? Gaat zij dit dan ook in de discussie brengen tijdens de Raad?

Dan het voornemen van de Europese Commissie om meer samenhang in OS-projecten te brengen. Ook daar ben ik wel sceptisch over, want betekent dit dat de Commissie zich ook meer zal gaan bemoeien met de Nederlandse inzet en de Nederlandse prioriteiten? Wat is dan eigenlijk nog de toegevoegde waarde van het besteden van dit geld via de Europese Commissie? Wij gaan dan dus geld overmaken aan Brussel, waarna hele dure bureaucraten met hele hoge salarissen er een stempel op zetten en zich gaan bemoeien met onze prioriteiten, en vervolgens het geld weer gaan besteden aan projecten waarmee landen al bezig zijn en die zij vervolgens vinden passen bij hun prioriteiten. Kunnen we dan niet beter simpelweg zelf meer geld uitgeven aan ontwikkelingssamenwerking in plaats van dat we dat via de Europese Commissie doen en ook nog eens indirect die hele hoge salarissen van Europese bureaucraten financieren met ontwikkelingsgeld? Wat is nou precies de Nederlandse positie ten aanzien van dit soort joint programming, zoals dat heet? Wat zijn de opvattingen van andere lidstaten? Hoe zit dat krachtenveld er uit? Welke plannen heeft Nederland aangemeld voor eventuele joint programming in de toekomst?

Dank u wel.

De voorzitter:

Er is een vraag voor u van mevrouw Kuik.

Mevrouw Kuik (CDA):

Ik ben wel benieuwd hoe de heer Alkaya ertegen aankijkt dat we krachten bundelen, dus dat we expertise van het ene land en van het andere land inzetten, in plaats van dat elk land alleen z'n eigen hobby gaat uitvoeren en er misschien ook dubbelingen zijn in de uitvoering. Ziet de heer Alkaya ook het belang van de krachten bundelen en daardoor meer slagkracht hebben om landen in Afrika vooruit te helpen?

De heer Alkaya (SP):

Op dit abstractieniveau zijn we het snel eens: ja, natuurlijk! Maar we zien ook dat het heel veel geld kost, 70 miljard. De vraag is of het zo veel geld zou moeten kosten als het alleen maar beperkt zou zijn tot een soort coördinerende rol voor het bundelen van krachten. We zien ook dat uit evaluaties van de Rekenkamer blijkt dat dat geld dus niet goed wordt besteed door de Europese Commissie. Dan heb ik ernstige twijfels of dit abstracte verhaal van mevrouw Kuik in de praktijk ook bewaarheid wordt.

Mevrouw Kuik (CDA):

Ik vind dit een lastige, want de heer Alkaya zegt dat het goed is om de krachten te bundelen, maar dat het abstract is wat er nu gebeurt. Wij kunnen toch ook kijken naar hoe het wordt uitgegeven in de programma's? Wij kunnen hier toch vragen waar het precies terechtkomt? Dan kunnen wij toch ook bekijken of dat voldoende gebeurt en dan kunnen wij de Minister toch ook opdrachten meegeven? Want als elk land precies z'n eigen dingetje gaat doen, is er toch een heleboel inefficiëntie? Is dat ook niet gewoon een waarheid?

De heer Alkaya (SP):

Ja, we kunnen ernaar kijken, maar dan zou ik mevrouw Kuik willen oproepen: kijk er dan ook naar! Kijk er dan ook echt even kritisch naar. We hebben nou eenmaal een beperkt ontwikkelingssamenwerkingsbudget. We zien in onderzoeken dat de Europese Commissie dat niet goed besteedt. We weten zelf dat ze daar met bureaucraten zitten met salarissen van € 8.000, € 9.000 per maand, nog meer dan u verdient. Dan moeten wij hier toch ook kritische vragen stellen? Ik vraag me echt af of het CDA straks ook aan de Minister gaat meegeven om straks in de Raad in te brengen: «Jongens, wij hebben maar weinig geld te besteden aan internationale solidariteit. We doen dat voor een deel via de Europese Commissie. Zorg er nou voor dat je goed met dat geld omgaat.» Dat is mijn boodschap hier. Ik heb mijn ernstige twijfels of dat op dit moment goed gaat.

De voorzitter:

Dan is het woord aan de heer Weverling van de VVD.

De heer Weverling (VVD):

Dank u, voorzitter. Ik dacht dat u mevrouw Kuik eerst het woord zou geven, maar ik begin met alle plezier.

Voorzitter. De Europese Unie pakt groot uit met haar inzet op ontwikkelingshulp. Er is al 36 miljard euro beschikbaar gesteld voor de Europese covid response in landen buiten de EU. Daar komt nog 70 miljard euro bij voor algemene ontwikkelingshulp over de komende zeven jaar; het is al eerder gememoreerd. Dat zijn bedragen waarvan je het echt benauwd krijgt. Met zo veel geld is het moeilijk om de effectiviteit van de hulp goed te beoordelen. Daar zit dan ook precies onze zorg.

Niet alleen de VVD heeft die zorg. Vorige week publiceerde de Europese Rekenkamer een rapport over de EU-ontwikkelingshulp aan Kenia. Zij onderzochten de doeltreffendheid van het Europese ontwikkelingsbeleid in Afrika. Dat rapport bevat een aantal harde conclusies. Ik noem er een aantal. De EU houdt onvoldoende rekening met de verschillende omstandigheden per land, er worden geen voorwaarden gesteld aan corruptiebestrijding en er wordt niet onderbouwd in hoeverre de gemaakte keuzes bijdragen aan bijvoorbeeld armoedebestrijding. Het is een versnipperd beleid met weinig impact. Niet alleen de Rekenkamer zegt dat, maar ook Afrikaanse landen zelf vragen om een meer gefocust beleid. Dit rapport staat niet op zichzelf. Voor ieder miljard dat de EU nu wil gaan uitgeven, is wel een onafhankelijk rapport te vinden waaruit blijkt dat er een veel scherper en meer gefocust beleid moet worden gevoerd. Gelukkig doet de Rekenkamer ook een aantal goede aanbevelingen. Zij stellen dat we specifieke voorwaarden moeten opleggen voor bijvoorbeeld corruptiebestrijding. Beschikbaarheid van hulp moet afhankelijk zijn van de voortgang van corruptiebestrijding. Dat moet de Minister toch met de VVD eens zijn. Gaat zij bij de Raad glashelder maken dat zulke voorwaarden aan financiering absoluut noodzakelijk zijn om Afrika economisch te ontwikkelen?

Een andere aanbeveling van de Rekenkamer is dat er veel meer moet worden gefocust op economische ontwikkeling. De EU moet prioriteit geven aan projecten die investeringen aantrekken, banen scheppen en handelsstromen versterken. Op welke manier gaat de Minister ervoor zorgen dat deze aanbeveling terugkomt in het Europese beleid in de komende jaren? Ziet zij ook aanleiding om ons nationale beleid tegen het licht te houden, nu de stapel rapporten die zeggen dat gefocuste hulp gericht op economische ontwikkeling veel effectiever is, steeds groter wordt?

Niet alleen op het gebied van corruptiebestrijding moet de Europese Unie harde voorwaarden stellen. Dat moet ook op het gebied van migratiesamenwerking. Er wordt nu onderhandeld over het post-Cotonouverdrag. We kunnen in de stukken lezen dat op het gebied van migratiesamenwerking de standpunten uiteenlopen. De Minister heeft een duidelijke opdracht gekregen van de Kamer om ervoor te zorgen dat in het nieuwe verdrag concrete afspraken komen over het aanpakken van grondoorzaken van migratie, het terugdringen van irreguliere migratiestromen en het terugnemen van uitgeprocedeerde onderdanen. Zonder die afspraken kan er wat de VVD betreft geen sprake zijn van een nieuw verdrag.

Kan de Minister toelichten waar de meningsverschillen precies liggen? Wat vraagt de EU waarmee de Afrikaanse landen, ondanks de forse Europese bijdrage, niet akkoord willen gaan? Deelt de Minister de opvatting dat het terugnemen van migranten als verplichting in het verdrag moet worden opgenomen? Deelt zij ook de mening dat de ontwikkelingsgelden afhankelijk moeten worden gemaakt van de mate waarin landen hieraan meewerken? Kan de Minister toezeggen dat wanneer er geen concrete migratieafspraken kunnen worden gemaakt, zij het post-Cotonouverdrag niet zal steunen? Hoe krijgen de afspraken over migratiesamenwerking vorm in de ontwikkelingsrelatie met de buurlanden, zoals landen in Noord-Afrika?

Voorzitter. Ik kom tot een conclusie. De Europese Unie heeft grootse plannen, maar de uitvoering van die plannen is structureel onder de maat. We hebben nu de kans om de EU te bewegen scherpere keuzes te maken en te focussen op economische ontwikkeling, met strenge voorwaarden op het gebied van corruptiebestrijding en migratiesamenwerking. Dat is niet alleen goed voor de EU zelf, maar ook voor de landen die we willen helpen.

Dank u.

De voorzitter:

Dank, meneer Weverling. Er is een vraag voor u van de heer Alkaya.

De heer Alkaya (SP):

Grappig om te zien dat er ook nog wel wat overlap zit tussen het verhaal van de VVD en mijn eigen verhaal. Dat is niet vaak het geval. Toch zie ik ook nog hele grote verschillen. De kritische toon die wordt aangeslagen door de heer Weverling vertaalt zich vervolgens niet in hele kritische vragen aan de Minister, die uitgesproken pro-Europees is en leider is van een partij die zelfs dingen over de Europese Unie in de Grondwet wil opnemen. Moeten we hier dan niet samen zeggen, constaterende dat het allemaal niet goed wordt besteed door de Brusselse bureaucraten, dat we dat geld moeten terughalen en het zelf moeten gaan besteden? Sterker nog, ik zou er voorstander van zijn om het te verdubbelen, zodat we veel meer gaan besteden aan ontwikkelingssamenwerking maar dan niet op deze dure en ineffectieve manier. Zouden we die oproep samen kunnen doen?

De heer Weverling (VVD):

We kunnen met elkaar zeker een oproep doen om het geld dat wordt uitgereikt beter, duidelijker en effectiever te besteden. Het zal wat ons betreft zeker niet meer geld worden, dus daar vinden wij elkaar niet. Maar zoals het nu gaat, denk ik dat we elkaar vinden. Volgens mij was ook de heer Van den Nieuwenhuijzen het ermee eens dat we duidelijkere richtlijnen moeten hebben voor de besteding van gelden, want dit kan zo niet langer.

De heer Alkaya (SP):

Ik had het niet over richtlijnen. Ik had het heel specifiek over dat wij het geld zelf beter en beter te controleren kunnen besteden aan ontwikkelingshulp en dat wij dat gerichter en effectiever kunnen doen dan via de Europese Unie. Elke keer, ook in andere debatten, hoor ik van de VVD een eurokritische toon, kritisch op de Europese Unie, maar in de praktijk verschilt datgene wat u doet helemaal niet zo veel van wat de heer Bouali doet. Die kritische toon is dus wel mooi, maar wat betreft de oproepen, de moties en de daadwerkelijke voorstellen die we doen, bent u eigenlijk gewoon een D66-woordvoerder.

De heer Weverling (VVD):

Nou, dat beschouw ik dan maar niet als een compliment, dank u wel! Het grote probleem is dat het heel veel geld is en dat het een beetje schieten met een schot hagel is. Het moet veel beter gefocust worden en er moeten dus betere afspraken onder liggen. Ook vinden wij dat er nog wel wat strakker kan worden gestuurd op het Nederlandse budget dat wordt besteed aan ontwikkelingsbudget, want ook daar is het niet altijd helemaal helder wat er gebeurt met het geld dat Nederland goedbedoeld geeft om andere landen te helpen. Dus of het nou in Nederland wordt uitgegeven of in Europa, het moet altijd te traceren zijn. Volgens mij hebben met elkaar de dure plicht om goed te kunnen uitleggen wat de effectiviteit is van Nederlands belastinggeld.

De voorzitter:

Dan is het woord aan mevrouw Kuik van het CDA.

Mevrouw Kuik (CDA):

Dank, voorzitter. Gezondheid is voor de hele wereld hét aandachtspunt dit jaar. In debatten over covid wordt door flink wat mensen gekeken naar andere landen: wat doen die en waarom? En ja, het is belangrijk dat we om ons heen kijken, want het virus houdt niet op bij de grens en we zullen solidair moeten zijn, omdat we toch afhankelijk zijn van elkaars succes. De cijfers van Oxfam tonen aan dat rijke landen al meer dan de helft, 51%, van de wereldwijde voorraad aan potentiële coronavaccins hebben gereserveerd. In deze rijke landen woont maar 13% van de wereldbevolking. In de geannoteerde agenda lezen we over het mechanisme van het verdelen van het vaccin als dat er eenmaal is. De Minister geeft aan dat Nederland tijdens de Raad alle EU-lidstaten zal oproepen zich aan te sluiten bij COVAX om internationale solidariteit bij de inkoop en distributie van vaccins te waarborgen. Ik ben wel benieuwd op basis waarvan wordt gekeken naar de verdeling. Kan de Minister daar al duidelijkheid over geven?

Ik heb namens het CDA vanaf het begin aandacht gevraagd voor gezondheid in den brede en dat doe ik nu weer. Dit is niet de eerste keer en het zal ook niet de laatste keer zijn dat epidemieën en infectieziektes de wereld overgaan; dat doen ze al duizenden jaren. Daarom is het van belang de focus niet alleen te hebben op COVID-19. Ik heb het al eerder opgebracht: onderzoek heeft aangetoond dat ziektes als tbc en malaria en het achterblijven van reguliere vaccinprogramma's veel slachtoffers eisen als gevolg van de COVID-19-crisis. Het belang van het versterken van gezondheidsstelsels die fragiel zijn, is echt investeren in de toekomst. Dr. Tedros van de WHO benadrukt terecht het belang van het versterken van gezondheidssystemen. De uitvoering van de steunpakketten is hier ook op gericht. Heeft de Minister inzicht in de verdeling en de strategie hierachter? Die zien wij namelijk niet zo makkelijk terug.

Elk land heeft zijn eigen economische, sociale en culturele achtergronden waardoor regels voor de een passender zijn dat voor de ander. In Afrika zien we de pijnlijke gevolgen van zwakke gezondheidssystemen en lockdownmaatregelen. UNICEF publiceerde afgelopen week een studie waaruit bleek dat massa's kinderen niet meer naar school gaan. Ook hier zien we weer dat meisjes het kwetsbaarst zijn wanneer ze weg worden gehaald uit de veilige omgeving die scholen bieden. De NOS liet beelden zien van een meisje van 15 dat seks had voor voedsel en nu zwanger thuis zit. Als ze op school was geweest, was dit niet gebeurd, stelde ze. Daar krijgt ze naast les ook elke dag eten. Dit is weer een voorbeeld van de ongelijke behandeling tussen man en vrouw, jongen en meisje. Ik lees in de geannoteerde agenda dat de EU en de lidstaten bij hun inzet om de economische gevolgen van de covidcrisis te verzachten aandacht hebben voor het middenveld, de positie van de media en de schuldenproblematiek van landen. Dat is erg belangrijk en dat ondersteunt mijn fractie ook, maar ik vind dat we te weinig aandacht hebben voor de positie van meisjes, die door de lockdown aanzienlijk is verslechterd. Hoe wordt in Europees verband ingezet op het openhouden van scholen? Graag meer aandacht hiervoor in Europees verband.

Namens mijn collega-woordvoerder handel vraag ik de Minister om de bevindingen van de taskforce Afrika waar mogelijk ook op Europees niveau door te voeren om zo de economische relatie te verbeteren. Dat zal ten slotte ook bijdragen aan de geopolitieke positie van de EU in Afrika. Graag een toelichting van de Minister: waar moeten volgens haar de accenten liggen tijdens de EU-AU-top?

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kuik. Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de eerste termijn van de kant van de Kamer. Ik schors de vergadering tot 10.15 uur. Daarna gaan we luisteren naar de beantwoording door de Minister.

De vergadering wordt van 10.03 uur tot 10.15 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de Minister.

Minister Kaag:

Veel dank, voorzitter. Veel dank ook aan de leden voor hun vragen, opmerkingen en kanttekeningen. Volgende week is er een informele OS-Raad. Op basis van mijn ervaring weet ik dat dit betekent dat de meeste Ministers niet aanwezig zullen zijn. Vaak is het hoogambtelijk, omdat het informeel is. Gelet op de bredere covidsituatie zal ik digitaal deelnemen. Nederland is een van de vier landen die altijd trouw op ministerieel niveau deelnemen en ik verwacht dat iedereen dat digitaal zal doen. Dit even voor het beeld, letterlijk en figuurlijk.

Dan de EU en Afrika. De EU blijft een zichtbare, leidende rol houden in de internationale COVID-19-aanpak. Team Europe is heel vroeg ingezet, mede op verzoek van Nederland. Wij hebben meteen gezegd: wat doen we op EU-niveau en wat doen we buiten de grenzen van de Europese Unie? Vanaf het begin hebben wij ons eigen beleid uitgedragen, op alle niveaus, ten aanzien van het belang van het tegengaan van ongelijkheid, die niet alleen in Nederland vergroot is, maar ook in de landen waar de meest kwetsbare mensen worden. We hebben ook gekeken op welke manier het sociaal contract tussen burgers en overheden, met nog steeds een rol voor het maatschappelijk middenveld, enigszins overeind kan blijven.

We hebben gekeken naar sociale vangnetten, cash funds – dat is ook in andere commissievergaderingen besproken – en we hebben vanaf het begin aangedrongen op zowel ontwikkeling als toegankelijkheid van een vaccin, juist ook voor ontwikkelingslanden. De WHO, de Wereldgezondheidsorganisatie, en de Bill & Melinda Gatesstichting hebben helder gesteld dat als er vaccins beschikbaar zijn, deze niet alleen betaalbaar moeten zijn, maar in ontwikkelingslanden ook allereerst beschikbaar moeten zijn voor personeel dat werkt in de gezondheidssector, omdat hun rol kritisch is bij zorg en herstel, zeker in landen waar de gezondheidssystemen al ontzettend kwetsbaar zijn en je het aantal artsen op één hand kunt tellen.

Wij zien als Nederland natuurlijk ook dat de betrokkenheid van de private sector essentieel blijkt, niet alleen als motor van duurzame economische groei. Dit is, zoals sinds jaar en dag bekend, uiteindelijk de enige manier voor landen om uit de armoede te komen. Je moet natuurlijk wel kunnen lezen en schrijven, gezond zijn en er moet ook een veilige omgeving zijn, wil je kunnen en willen investeren. Daarin zit altijd een balans.

Het EU-instrument European Fund for Sustainable Development blijft een belangrijke rol spelen bij het versterken van de private sector in Afrika. Bij investeringen is de naleving van de principes van Building Back Better voor Nederland van belang, dus inclusief een groen herstel.

Wij kijken vooral ook wat de beste benadering van de schuldenproblematiek is, want die moet ook bijdragen aan een groen en inclusief herstel. Hier, zeg ik alvast in antwoord op een vraag, meer een rol weggelegd voor het Internationaal Monetair Fonds, samen met UNCTAD en anderen. Gisteren heb ik nog gesproken met de executive director van het fonds, Kristalina Georgieva, om te horen hoe zij de schuldenproblematiek bezien en hoe ze ervoor willen zorgen dat landen die nu schuldenverlichting en steun van ODA krijgen, onder andere van Nederland, die niet gebruiken om de schulden in de private sector meteen af te lossen of bijvoorbeeld schulden aan de Chinese staat. Het is echt een schuldenverlichting die landen in staat moet stellen om hun rol als staat te vervullen richting de meest kwetsbaren. Het IMF werkt aan een scherpe benadering. Nederland heeft 7 miljoen euro vrijgemaakt en steun toegezegd aan een fonds dat landen in staat moet stellen om de schuldenproblematiek beter aan te pakken. Het DSSI is al eerder langsgekomen in een ander gesprek; ik meen in de discussie de we hadden met de heer Alkaya in het kader van het AIV-advies.

Verder hebben we geïnvesteerd in het tegengaan van voedselonzekerheid. Tijdens deze Raad zal ook worden stilgestaan bij het AU-EU Partnership. De verwachting is wel dat de ministeriële top zal worden uitgesteld. Dat is nog niet bevestigd, maar heel waarschijnlijk zal die worden uitgesteld tot het voorjaar van 2021. Ik wil hier een beetje de verwachtingen temperen over de agenda en de mogelijke afspraken, want er zal ten gevolge van COVID-19 heel veel gebeuren in de wereld tussen nu en dan, zeker als we kijken naar de sociaal-economische gevolgen in veel landen.

Dan ga ik naar post-Cotonou en daarna kom ik bij de vragen. De onderhandelingen zijn inderdaad in de laatste fase. De hete hangijzers blijven heel duidelijk seksuele rechten en gezondheidsrechten, met daarbij natuurlijk ook de bescherming van meisjes – mevrouw Kuik en mevrouw Van den Hul refereerden met verschillende voorbeelden aan de enorme verslechtering in de situatie – maar ook sexual orientation and gender identity (SOGI), en natuurlijk de afspraken inzake migratie, in het bijzonder het nakomen van aangegane verplichtingen. Wij willen als Nederland dat de EU vasthoudt aan onze waarden en de afspraken over migratie en dat het EU-onderhandelingsmandaat kan worden uitgevoerd zoals afgesproken. We zijn er dus nog niet, is in ieder geval alvast mijn startboodschap. Maar ik kom hierop in meer detail terug in antwoord op de vragen die hierover zijn gesteld.

Voorzitter. Ik kom op de vragen die zijn gesteld door de leden van deze commissie. Hoe wordt het maatschappelijk middenveld betrokken bij de formulering van de EU-Afrikastrategie en de voorbereiding van de top? Voor de voorbereiding van de top zal er nu dus meer tijd zijn. Wij zullen volgende week nog aandringen op een duidelijke en kenbare betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld, zowel uit het Afrikaanse continent alsook, maar niet alleen, vanuit de Europese Unie. Wij dringen er op aan dat er nog een ronde kan worden gehouden met de stakeholders en andere Afrikaanse partners, waaronder ook jongeren.

Zoals u weet, organiseren wij als Nederland later dit jaar een jongerenconferentie op basis van de strategie. Die vindt weer digitaal plaats en dat is ook voor ons als Nederland een moment om weer ideeën, suggesties, maar ook kritiek op te halen. In de publicatie van de gezamenlijke mededelingen over een EU-Afrikatop zijn al een aantal consultatierondes gehouden, maar wij zullen oproepen tot nog een verdere uitwisseling met ook gewoon burgers, maatschappelijk middenveld, diaspora, jeugd, private sector et cetera. Dit is werk in uitvoering.

De Commissie heeft haar migratiepakket gepresenteerd. Wat staat daar in? Het is een omvangrijk pakket: 10 voorstellen, 500 bladzijden. U zal langs de gebruikelijke weg worden geïnformeerd via de BNC-fiches. Een eerste appreciatie van het kabinet komt volgende week voor de JBZ-Raad. Het wordt een langdurig project, dus ik kan daar verder niet op vooruitlopen. Mevrouw Broekers-Knol zal u de appreciatie van het kabinet sturen de komende week.

Staan ook irreguliere migratie, terugkeer en overname op de agenda? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is de Nederlandse inzet? Er is nog geen agenda voor de top. Gezien het verwachte uitstel kunnen we daar natuurlijk nog ideeën over aandragen, maar migratie zal er sowieso op staan, omdat het op Europees niveau evenals in Nederland een nogal heet hangijzer blijft. Migratie moet ook wat het kabinet betreft circulaire migratie bevatten, integratie, remittances van legale migranten en natuurlijk ook terugkeer en overname. Wij blijven ons inzetten voor de duidelijke afspraken die gemaakt zijn op het gebied van terugkeer en overname met Afrikaanse partners, onder andere binnen de post-Cotonou-onderhandelingen.

Komt er een nieuw MFK en weer een EU Trust Fund? Worden de lessen meegenomen? Zoals mevrouw Van den Hul weet, loopt het EUTF inderdaad af. We wachten nog even op de evaluatie en kijken wat er nou wel goed is gegaan en wat niet. We zullen er kritisch naar kijken. De evaluatie zal wat mij betreft wel een belangrijke sturing moeten geven aan de toekomst van migratiefondsen. Het is natuurlijk wel zo dat het EUTF een bijzonder pakket was binnen de bredere migratieagenda. In de Raadspositie over het nieuwe EU externe financieringsinstrument, het NDICI, zijn er ook weer specifieke fondsen die gedwongen ontheemding moeten tegengaan en natuurlijk ook migratie in brede zin. Dat is de preventieagenda zoals die eigenlijk ook in de agenda van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking staat. Ook hier kijken we naar de lessen. Ik stel sowieso voor dat het kabinet een appreciatie naar de Kamer zal sturen wanneer die evaluatie er ligt. Dat lijkt me wel belangrijk, gelet op de punten die in verschillende vragen en in verschillende financieringsinstrumenten continu terugkomen hierover. Wat werkt wel en wat werkt niet?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik stel het sowieso zeer op prijs als we die appreciatie kunnen krijgen. Ik hoor ook heel graag, misschien in de tweede termijn, of daarvoor al iets van een tijdpad aangegeven kan worden. Maar verschillende leden – ik was daar een van – hebben hier vandaag ook hun zorgen geuit over wat «migratiemanagement» is gaan heten. Verschillenden van ons gaven daar voorbeelden van: camera's, radarsystemen, hekken, grensbewaking; ze worden allemaal ingezet vanuit OS. Ik wil de Minister toch vragen of zij, zonder al te diep in te gaan op de concrete voorbeelden en de concrete evaluatie, hier al iets over kan zeggen. Is zij het met ons eens dat het primaire doel van OS het bestrijden is van ongelijkheid en van de redenen waarom mensen gaan migreren, en niet ervoor zorgen dat de hekken nog hoger worden, dat de wachttorens nog beter geoutilleerd worden en dat de defensie-industrie nog verder wordt gesponsord met OS-geld dat bedoeld is voor ontwikkeling?

Minister Kaag:

Ja, dat deel ik. Er zijn onder de ODA-criteria gelukkig ook al jaar en dag specifieke afspraken. Ik zoek even de beschrijving; daar kom ik nog op terug. Het EU Trust Fund is onderdeel van de migratieagenda en wordt voor een groot deel vanuit ODA gefinancierd. Een klein percentage van het EU Trust Fund is non-ODA, zoals u weet. Daar mogen eventueel wel bepaalde bewakingskeuzes uit gefinancierd worden, maar voor officiële ontwikkelingssamenwerking is dat niet aan de orde. Ik deel deze appreciatie.

De heer Alkaya (SP):

Toch even om het heel scherp te krijgen: er zal dus geen cent van die 70 miljard die de Europese Commissie gaat besteden aan ontwikkelingssamenwerking naar dit soort migratiemanagemenzaken gaan, zoals hekken, camera's, boten en dergelijke? Geen cent?

Minister Kaag:

Ik zei dat het non-ODA-deel daar eventueel wel aan besteed kan worden. 90% is ODA; daarbij is het niet mogelijk. Ik zoek even ... Bij een van de vragenstellers kom ik terug op de details van de definitie. 92% is zelfs ODA. Ik kom erop terug, maar wachttorens et cetera vallen niet onder ODA, nee. Anders kom ik er in de tweede termijn even op terug. Ik kan het papiertje waarop de gehanteerde definitie met voorbeelden is uitgeschreven, nu gewoon niet vinden tussen de vele vragen.

De voorzitter:

Goed, dan horen we het straks.

Minister Kaag:

Ja. In hoeverre wordt steun aan de meest kwetsbare landen afgestemd met de landen zelf? U weet zo langzamerhand wel hoe het in de EU en in Nederland werkt. Dat gaat via delegaties, via de de facto ambassade van de Europese Unie en de posten. Zij werken nauw samen bij de bepaling van programma's en projecten. Idealiter moeten die aansluiten op of sturing geven aan de prioriteiten van het land of hetgeen wij in de landenstrategie hebben vastgesteld. Daarnaast zoekt de EU ook nauwe samenwerking of complementariteit met de VN en natuurlijk de Wereldbank of het Internationaal Monetair Fonds, waar dat relevant is. Maar het is op basis van de noden. Er wordt niet geparachuteerd. Mensenrechten worden natuurlijk wel geparachuteerd. Dat wordt niet altijd gewaardeerd, maar die vinden wij belangrijk. Hetzelfde geldt voor seksuele rechten, gezondheidsrechten, vrijheid van religie et cetera, et cetera. Dat is de waardegemeenschap die wij willen uitdragen en die wij anderen ook gunnen.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Wij ontvingen toch wel berichten over zorgen vanuit het Europees maatschappelijk middenveld. Concord had gevraagd om een consultatieproces, gericht op de AU-EU-top. Mijn vraag was dus: hoe is het maatschappelijk middenveld erbij betrokken? Daar hebben wij eerder, ook zeker tijdens deze covid-crisis, onze zorgen over geuit, bijvoorbeeld ook bij de CSW en andere VN-processen, omdat juist het consultatieproces van het maatschappelijk middenveld onder druk staat. Kan de Minister iets zeggen over hoe die maatschappelijke organisaties hierbij betrokken worden of gehoord worden?

Minister Kaag:

Even ter verduidelijking: bedoelt mevrouw Van den Hul te lande, of is zij nu weer terug bij het idee van samenspraak en consultatie in aanloop naar de EU-AU-top? Want dat hebben we eerder besproken.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Beide eigenlijk, want op beide punten heb ik zorgen. De Minister zei net dat er geen ideeën worden geparachuteerd, maar bij dat niet-parachuteren hoort wat mij betreft ook het consultatieproces. Wij ontvingen juist op dat punt berichten over grote zorgen vanuit het veld.

Minister Kaag:

Mevrouw Van den Hul haalt één organisatie aan, een hele respectabele organisatie overigens. Ik zal volgende week nog weer de vraag stellen of de Commissie ons kan verzekeren dat het consultatieproces dusdanig verloopt dat de meeste organisaties gehoord zijn. Maar «gehoord worden» wil natuurlijk niet zeggen dat de Commissie alles wat voorgesteld wordt, zal meenemen. Dat is wat anders.

De voorzitter:

De Minister vervolgt haar betoog.

Minister Kaag:

Dan de vraag van mevrouw Van den Hul en mevrouw Kuik: hoe gaat het met de vaccinverdeling? Zoals u weet, hebben wij ons voor de inkoop van vaccins aangesloten bij de Europese inkoopalliantie. Zoals ik aan het begin al heb gezegd, ben ik het ermee eens dat competitie tussen rijke en vooral arme landen – ik zou zeggen: burgers – moet worden voorkomen. Wij doen dus ook mee aan het multilateraal inkoopmechanisme van COVAX. Dat is een soort cluster van de Wereldgezondheidsorganisatie, de vaccinalliantie Gavi, UNICEF en CEPI. We doen dat via een directe financiering. De EU draagt bij, dus er is ook een indirecte Nederlandse bijdrage. Ook geven we belangrijke politieke steun. COVAX kan gelukkig ook rekenen op de riante steun van de Bill & Melinda Gates Foundation, maar ook op de politieke advocacy, om het zo maar te noemen. Het is echt heel belangrijk dat wij ons bij de verdeling van vaccins allemaal zo veel mogelijk proberen te houden aan of proberen aan te schuiven bij het plan zoals de WHO dat voor zich ziet. In de armere landen komt het echt aan op het eerst een vaccin beschikbaar stellen voor de medische zorgverleners, omdat die ontzettend belangrijk zijn.

Wat hebben wij gedaan op het gebied van onderwijs, zeker voor de armste kinderen? Dat vroeg mevrouw Van den Hul. We hebben steun gegeven aan Education Cannot Wait. Zoals u weet, is dat een organisatie die in middeninkomenslanden maar ook in crisisgebieden actief is, en onderwijssteunpakketten ter beschikking stelt aan vluchtelingenkinderen en niet-vluchtelingenkinderen. Uit de COVID-19-respons hebben we ook UNICEF gefinancierd, want UNICEF is de mondiale trekker op het gebied van onderwijs voor kinderen. Zij werken op landenniveau uit wat er nog meer kan gebeuren. Wij steunen ook het Global Partnership for Education. Die hebben zich met meer dan 500 miljoen gecommitteerd aan de COVID-19-respons.

Onderwijs is dus ontzettend belangrijk. Kinderen verliezen de kans om te leren, er zijn drop-outs, en meisjes mogen niet meer naar school omdat de ouders niet meer kunnen werken, enzovoort, enzovoort: we zitten in een enorme negatieve spiraal. Het onderwijsverlies, dus het verlies aan menselijk kapitaal en rechten, is enorm. Dat baart zorgen. Ik ben ook in gesprek met UNICEF om te kijken wat hun plannen zijn richting toekomst, want dit vergt ook veel private investeringen en, denk ik eerlijk gezegd, grotere steun van de Wereldbank.

Hoe staat het met de post-Cotonouonderhandelingen? Die zijn nog gaande. Het duurt toch weer langer dan gedacht. En dat is al heel lang. De onderwerpen die ik al noemde, zijn allemaal niet makkelijk. Migratie, mobiliteit, SRGR, geschillenbeslechting: op alle fronten liggen de posities nog uit elkaar. Zoals ik al eerder heb gezegd, willen wij echt dat de EU het onderhandelingsmandaat zoals dat is vastgesteld, nauw volgt. Dat sluit ook aan bij sommige van de punten die de heer Weverling heeft gemaakt.

Wat is onze positie ten aanzien van het kwijtschelden van schulden? Ik heb daar al iets over gezegd. Al voor de uitbraak van de pandemie maakten wij ons zorgen over de kwetsbare schuldenposities van veel lage-inkomenslanden en opkomende economieën. Vanuit de Wereldbank wordt er gekeken naar manieren om überhaupt inzicht te krijgen in de schuldenlast. Wie zijn de crediteuren, is het statelijk of niet-statelijk? Statelijk is met name natuurlijk China. De lasten zijn enorm. Elke oploop van het schuldenniveau maakt het behalen van de duurzameontwikkelingsdoelen van de VN nog minder aannemelijk, los van de klap die COVID-19 de landen heeft toegediend. Om te voorzien in de acute financieringsbehoefte hebben zowel de G20 als de Club van Parijs een betalingsmoratorium in het leven geroepen. Wij hebben dit meteen gesteund en er wordt inmiddels ook gesproken over een verlenging. Zoals ik al meldde, is er sprake van een nieuw initiatief dat ik samen met de Minister van Financiën zal volgen, om niet alleen beter de schuldenproblematiek in kaart te brengen en te houden maar ook naar andere oplossingen te zoeken. En zoals ik al meldde, vinden we daarbij de solidariteit van alle crediteuren, ook de private sector en de grote banken, ontzettend belangrijk. Het is in niemands belang dat landen omvallen, want dan kunnen we onze hele preventieagenda en alles wat daaruit volgt wel in de ijskast zetten. Ik heb al gemeld dat ik met Kristalina Georgieva van het IMF ook in gesprek ben geweest over de Poverty Reduction and Growth Trust, waarmee Nederland als een van de eerste landen een bijdrage heeft geleverd, ook om andere landen, die veel meer middelen hebben, mogelijkerwijs juist aan te moedigen mee te doen en over de streep te trekken.

Mevrouw Van den Hul vroeg naar de Griekse eilanden, maar die staan niet geagendeerd. De reden daarvoor is dat het altijd bij de JBZ-Raad geagendeerd wordt. Ik ga wel de vraag stellen wat andere landen nog van plan zijn te doen, ook omdat wij als een van de weinige nog additionele humanitaire hulp hebben verleend binnen het mandaat van deze Raad. Ik denk namelijk dat we niet ver zullen komen als we een ander gesprek agenderen. Dat zal geen steun krijgen.

D66 vroeg of er apart geld wordt uitgetrokken binnen het nieuwe MFK voor de wereldwijde corona-aanpak. De Europese Raad ging over heel veel en de focus was toch echt wel intra-Europees. Het was ons eigen Europese gesprek. Er is uiteindelijk geen extra geld voor de externe COVID-19-respons gekomen. We kijken natuurlijk wel uit naar het nieuwe externe instrument, het NDICI, het Instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking. Onder het NDICI hangt geen aparte COVID-19-envelop. Wel kampen de mensen in veel OS-landen veel sterker met de gevolgen van COVID-19. Die gevolgen zitten veel meer op het sociaal-economische vlak dan dat ze per se samenhangen met de infectie- of besmettingsgraad. Zoals u weet is voor het NDICI bijna 80 miljard in huidige prijzen beschikbaar voor de periode 2021–2027.

Hoe staat het met de Europese samenwerking? Het gezamenlijke Europese steunpakket in respons op covid was 36 miljard. Daarmee is nu een start gemaakt. Als je het buiten het noodhulppakket stelt, blijkt het vaak langzamer te gaan dan we soms zouden willen. We zijn wel actief betrokken bij het proces, met alle ambassades. Wij proberen Team Europe ook echt te gebruiken om, zoals mevrouw Kuiken terecht zei, complementair te werken, dus om kennis, kunde en expertise te bieden. Niet in alle landen zijn alle Europese landen vertegenwoordigd, dus het hangt heel snel af van een koplopersgroepje van dezelfde landen die ook grote bilaterale partnerlanden zijn van de landen waar ze werken.

Hoe staat het met de implementatie van de European Consensus on Development? Dat geeft nog steeds richting aan de financieringsinstrumenten en staat natuurlijk voor een geïntegreerde aanpak. NDICI is één geïntegreerd instrument, waarbij het nabuurschapsinstrument en het Europees Ontwikkelingsfonds zijn samengevoegd, zoals de heer Bouali weet. Er wordt ook gekeken naar innovatieve vormen van financiering. Dat blijft altijd een mooi doel, maar in de gesprekken waaraan ik deelneem, merk ik vaak dat we uiteindelijk toch weer terugvallen op traditionele vormen van financiering, terwijl we juist anders moeten financieren. Daar moet ook de private sector een belangrijke rol in spelen.

Welke rol is er voor Nederlandse ngo's bij de uitvoering van EU-OS? Wij hebben veel te bieden. Buitenlandse Zaken helpt de uitvoeringsorganisaties zich beter te positioneren om de tenders ook in te dienen. We zitten nu in de experimentele fase van wat «gedelegeerde samenwerking» heet. Dat is verlengd tot eind 2021. Er is ook een steunfaciliteit voor het management van EU-fondsen binnen Buitenlandse Zaken. Wij adviseren zo actief mogelijk de uitvoeringsorganisaties over EU-procedures, want die kunnen nogal taai zijn. Er zijn nu wat programma's goedgekeurd. U heeft daar eerder over gelezen in de Kamerbrief van mei 2020.

Zijn er nog knelpunten ten aanzien van de EU-Afrika-strategie, zoals gepresenteerd door de Europese Commissie, en de visie van de AU? Ik meen het al eerder benoemd te hebben: de consultaties lopen nog. Als de top wordt uitgesteld, is er meer tijd voor onderhandelingen en hopelijk ook meer tijd om consensus te bereiken.

Ik weet niet van wie deze vraag over het coronaherstelpakket was, maar ik zal nog even duidelijk benoemen dat er geen draagvlak binnen de Raad was voor het financieren van de externe inzet uit het herstelfonds. Maar dat hebben we allemaal meegenomen, want Europa was echt druk met zichzelf. Ik denk dat dat toch een licht treurige conclusie is, want uiteindelijk zal de zwakste schakel in de aanpak van de coronacrisis bepalend zijn bij het volledig herstel van eenieder.

De voorzitter:

Een vraag van meneer Bouali.

De heer Bouali (D66):

Ik wist niet wanneer ik het beste kon inhaken, maar dit lijkt me een goed moment. Heel fijn om van de Minister te horen dat er steun is voor de Nederlandse ngo's in dat moeilijke oerwoud van Brussel. Ik zou ook graag de toezegging van de Minister willen krijgen dat we erop blijven letten dat die ngo's ondersteund worden. We hebben in mei inderdaad een brief van u daarover gekregen. Daar ben ik blij mee. Ik hoor van veel Nederlandse organisaties, die toch wel hele goeie expertise hebben, dat ze Brussel lastig vinden. Sommige landen, waaronder Duitsland, ondersteunen heel intensief hun eigen ngo's. Dus ik hoor graag van de Minister dat zij hier aandacht voor blijft hebben.

Minister Kaag:

Ja. Die steunfaciliteit binnen BZ en de nieuwe manier om gedelegeerde samenwerking te ondersteunen is nieuw voor Buitenlandse Zaken. Dat is juist ook gedaan als erkenning van het belang van de Nederlandse ngo's en omdat het moeilijk is om je weg te vinden in Brussel. Dat proberen we juist veel meer te doen.

Dan ga ik graag door naar de vragen van het lid van GroenLinks. Wordt er apart geld uitgetrokken voor een wereldwijde corona-aanpak? Er is geen aparte envelop, zoals ik net al heb gezegd, onder het NDICI. Maar er wordt wel rekening gehouden met de programmering. Ik denk dat dat eigenlijk net zo belangrijk is. Het is wel belangrijk om in de toekomst, zoals we dat altijd doen, te kijken naar wat nu wel werkt en wat niet, hoe de coronacrisis zich verder ontwikkelt in veel landen en of de instrumenten die worden ingezet eigenlijk nog wel aansluiten bij de problematiek. Ik ga uit van een verslechtering van bestaande problemen, maar we moeten wel kijken of de EU dan ook nog steeds in de juiste sectoren zit. Dat lijkt me een legitieme vraag. Die vraag zal ik ook meenemen voor volgende week wanneer dat meetpunt wordt meegenomen.

Wat is de Nederlandse positie ten aanzien van schuldenkwijtschelding? Die heb ik net benoemd.

Gaat de EU niets nieuws doen in het MFK? Nee. We hebben net gezegd dat het niet zozeer nieuw is. Er is ruimte om de programmering COVID-19-relevant te maken, net zoals wij ook de ruimte hebben gegeven aan bijvoorbeeld Nederlandse samenwerkingsorganisaties of VN-organisaties. Iedereen heeft zich moeten aanpassen, niet alleen door de vertraging of het gebrek aan toegang, maar ook omdat men nu pas inzicht krijgt in de enorme gevolgen op sociaal-economisch terrein.

Dan vroeg u naar post-Cotonou. De inzet van Nederland is een gemengd akkoord. Wij wachten nu gewoon op het verloop.

U vroeg hoe klimaat- en migratie-uitgaven worden gedefinieerd. Er zijn OECD DAC Rio markers om klimaatrelevantie van uitgaven te duiden. Daar hebben we het al vaker over gehad. Dan kun je komen op 100%, 40% of 0% klimaatrelevantie. Voor migratie en gedwongen ontheemding is er nog niet zo'n systeem. Nederland, een aantal andere EU-lidstaten en de Commissie spreken over hoe we de verschillende migratie-uitgaven beter kunnen volgen. Dat was nog een terugkoppeling op de vraag van, ik meen, de heer Alkaya en uzelf. Het is heel duidelijk waar ODA wel voor gebruikt mag worden en waarvoor niet. Iemand noemde de wachttorens en mevrouw Van den Hul de Defensie-uitgaven. Nee, dat is geen ODA. Ook in Nederland is het geen ODA. Als ik nog een vraag van het lid van GroenLinks ben vergeten, dan kom ik er in tweede termijn op terug. Ik zie het niet in mijn mapje.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Ik mis een aantal vragen, dus ik was een beetje verward door uw beantwoording om heel eerlijk te zijn. Ik had bijvoorbeeld gevraagd of post-Cotonou een EU-only-akkoord wordt of dat het ratificatieproces dadelijk via de parlementen gaat. Hoe gaat dat proces dadelijk lopen? En ik had nog wat vragen gesteld over de effectiviteit van de besteding van OS-gelden en de positie van Nederland in relatie tot de Europese Rekenkamer. Ik had ook gevraagd naar de inzet van de Minister op het wel of niet funden van het coronaherstelfonds met 10 miljard additioneel. U heeft daar iets over gezegd. Dat was niet over de Nederlandse inzet maar meer: er was geen steun; wij hebben dat maar even zo gelaten. En ik had gevraagd naar uw positie op het feit dat 10% minder OS-budget in EU-verband wordt besteed ten opzichte van de prognose van 2018.

Minister Kaag:

Ik kom daar in tweede termijn kort op terug. Ik kan dat allemaal beantwoorden. Maar nog even over het EU-herstelfonds. Zoals u weet, is het een heel ingewikkelde onderhandelingsoperatie geweest. De meeste lidstaten hebben echt naar zichzelf gekeken. Er was bijna geen politieke aandacht, noch interesse, noch steun voor verbreding. Het was een heel moeilijke positie. Ik verwijs ook terug naar de Nederlandse positie met de drie andere zogeheten zuinige partijen. De inzet is heel duidelijk geweest. Dat is allemaal in een ander debat met de premier behandeld. Maar er was geen aandacht of voldoende steun voor verbreding van het pakket. Het onderzoeks- en wetenschapsprogramma heeft daar natuurlijk ook onder geleden. Dat is gekort in de uiteindelijke onderhandeling tussen de landen op premiersniveau. Dat is het enige wat ik daar nog aan toe kan voegen.

Ik kom in tweede termijn nog terug op een aantal andere vragen, die inderhaast misschien in het verkeerde mapje zijn geraakt.

Dan ga ik door naar de vragen van de heer Weverling. Hoe krijgt de migratiesamenwerking met nabuurschapslanden, zoals in Noord-Afrika, vorm in het nieuwe MFK? Moeten er afspraken komen over migratie? Waar liggen meningsverschillen precies? U had het over de verplichting van het terugnemen van migranten. Ik denk dat u uitgeprocedeerde asielzoekers of irreguliere migranten bedoelt. U bedoelt, denk ik, geen legalen. U zei: dat moet daar onderdeel van zijn, anders kan ik dat post-Cotonou niet steunen. Er zijn inderdaad onder het nieuwe externe financieringsinstrument ook fondsen voor Noord-Afrika. Die fondsen betreffen ook migratie en gedwongen ontheemding. Dat moet inderdaad ingebed zijn in een dialoog. Het gaat ook om gesprekken op politiek niveau, niet alleen op programmaniveau. Alleen als je een politiek akkoord hebt, heb je helderheid over de programmering. Het is in lijn met de motie-Becker. Daar vroeg u herbevestiging van. Nederland heeft gepleit voor duidelijke taal in het EU-onderhandelingsmandaat en het nakomen van afspraken op het gebied van migratiesamenwerking, in het bijzonder van terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers en eigen onderdanen.

We hebben ook opgenomen dat partners in de reguliere politieke dialoog aangesproken kunnen worden op het niet nakomen van verplichtingen en dat daar een breed scala aan EU-instrumenten bij betrokken kan worden, onder andere ontwikkelingssamenwerking, handel en visa. Daarbij moet altijd gekeken worden naar wat daadwerkelijk werkt. Ik denk door wat ik heb gelezen in de media over het migratiepact, dat het interessant zal worden. In de voorstellen daarover van mevrouw Johansson en de Commissie worden ook visa genoemd, omdat dat vaak effectieve middelen zijn om degenen die aan de knoppen zitten een duidelijk signaal te geven en niet degenen te treffen die juist baat hebben bij ontwikkelingssamenwerking, de allerarmsten in die landen. Maar dat is maar één voorbeeld. De kabinetsappreciatie zal komen. Verder lopen de onderhandelingen over post-Cotonou nog steeds, zoals u weet. Hoe staat het met de migratieafspraken in post-Cotonou? Ze zijn nog bezig. We kunnen nog niet zeggen hoe dit uiteindelijk wordt verwoord, maar wij houden vast en wij houden ook de Commissie aan de afspraken die gemaakt zijn. Dat heb ik nu een aantal malen duidelijk gesteld.

Is corruptiebestrijding een voorwaarde voor samenwerking? Wij zijn altijd een beetje de luis in de pels binnen de Commissie ten aanzien van het belang van een kritische dialoog en afspraken over corruptiebestrijding. Dat vindt ook plaats in het kader van goed bestuur. Je kunt een land uiteindelijk niet sociaal-economisch laten herstellen of laten bloeien als corruptie endemisch is. Dat kan betekenen dat hulp aan een overheid wordt aangehouden, maar dat hangt heel erg af van het type hulp, want we willen de allerarmsten weer niet kwetsen. Denk aan samenwerking in de landbouw of op het gebied van voedselzekerheid. Daarbij kunnen wij heel duidelijk meekijken en toezicht houden op de programmering, besteding en uitgaven. Als we via audits kunnen weten hoe het precies loopt, hebben we het corruptieprobleem misschien nog niet opgelost maar is het programma in ieder geval goed uitgevoerd. Het is heel selectief en een kwestie van maatwerk, maar ik deel het belang van corruptiebestrijding als een primair element. Corruptie is een van de factoren die mensen verlokt om eventueel het land te verlaten, omdat de situatie dusdanig uitzichtloos is.

U vroeg ook naar de conditionaliteit voor wat betreft ontwikkelingssamenwerking. Zou de Europese Unie de instrumenten niet veel meer moeten verbinden aan voortgang op het gebied van terugkeer en mensenrechten? Het is altijd belangrijk dat je de middelen slim en flexibel kunt gebruiken om de doelstellingen te bereiken. Effectiviteit staat daar altijd bij voorop, maar we willen ook voorkomen dat de bevolking de dupe wordt van het wanbeleid van overheden, dus het blijft een kwestie van maatwerk. Achteruitgang op de fundamentele waarden op het gebied van mensenrechten, democratie en rechtsstaat kan inderdaad leiden tot stopzetting van begrotingssteun. Dat hebben we ook gedaan in Mali in 2012. Dat hebben we nu weer bevroren in Mali na de staatsgreep. En verder is de Europese visumcode een ontzettend goed instrument, omdat je kunt kijken welke maatregelen mogelijk zijn om op gezamenlijk niveau op te treden tegen landen die onvoldoende meewerken aan gedwongen terugkeer. Mijns inziens zal dat een van de effectieve methodes blijken, omdat de machthebbers dan niet kunnen reizen. Simpel gesteld is dat vaak waar het interessegebied ligt. Dat is niet altijd in de eigen bevolking.

Er staat in mijn aantekeningen dat de heer Weverling ook vragen had gesteld over onderwijs, maar die heb ik al beantwoord richting mevrouw Van den Hul. Maar ik kan mij niet herinneren dat u een vraag stelde over onderwijs, u zelf ook niet geloof ik. Nee. Dan zijn we er allebei nog bij. Haha.

De heer Weverling (VVD):

Dat is heel belangrijk maar ik had er geen vragen over gesteld.

Minister Kaag:

Ik ben blij dat de heer Weverling onderwijs nu ook steunt. Ik zal het budget meteen veranderd indienen. Heel mooi.

Mevrouw Kuik heeft terecht gevraagd naar de risico's in brede zin: zwakke gezondheidssystemen, het risico op verminderde toegang en daardoor ook een verhoogd risico op mogelijke sterfte. De toegang die mensen hadden is in veel landen door COVID-19 inderdaad nog verslechterd. Er zijn ook tekorten aan beschermingsmiddelen voor zorgpersoneel. Mensen mijden klinieken uit angst voor besmetting. Hierdoor dreigt additionele sterfte, bijvoorbeeld door tuberculose, malaria en moedersterfte. Ik meen mij te herinneren dat wij het er eerder over hebben gehad: er dreigen dit jaar alleen al 1,5 miljoen mensen te sterven aan tuberculose of aan de gevolgen van tuberculose wereldwijd.

Mevrouw Kuik (CDA):

Ja, tot 2025 wordt ingeschat dat het gaat om 1,5 miljoen extra.

Minister Kaag:

Ja, mevrouw Kuik is de tb-ambassadeur, meen ik. Wij willen ook kijken wat wij verder kunnen doen op het gebied van gezondheidszorg. Basisgezondheidszorg is hier heel erg belangrijk. We hebben uit het steunpakket van de eerste 100 miljoen die ik zelf heb vrijgemaakt, de Global Finance Facility gesteund, die in 26 landen, veelal in Afrika, de gezondheidssystemen en gezondheidszorg versterkt. Dan kijken we ook naar essentiële moeder- en kindzorg. En we hebben bijgedragen aan de lokale productiecapaciteit van beschermende middelen voor medisch personeel. De EU zelf heeft ook een brede inzet gedaan op gezondheidszorg. U weet ook dat ik de ambtenaren eerder heb gevraagd om te kijken of Nederland niet met een andere blik naar investeren in gezondheidssystemen moet kijken. Dat is breder dan onze inzet op seksuele rechten en gezondheidsrechten. Als het systeem aan de basis niet meer werkt of nog zeer verslechtert, dan kunnen we ook geen goede uitvoering geven aan onze prioritering van seksuele rechten en gezondheidsrechten. Het systeem moet wel enigszins functioneren.

Over COVAX hebben wij het al eerder gehad. Wij willen het WHO-plan dus zo veel mogelijk aanhouden. Dat betekent een stapsgewijze vaccinatie van verschillende doelgroepen, te beginnen met het medisch personeel en natuurlijk de kwetsbare personen. Het streven is te kunnen opschalen naar meer dan 20%.

Dan was er nog een laatste vraag over gender. Mevrouw Kuik maakt zich zorgen dat er te weinig is gebeurd voor de positie van meisjes en zegt dat hierop in EU-verband meer moet worden ingezet, onder andere met het openhouden van scholen. Ik denk dat de EU de positie van kwetsbare vrouwen en meisjes echt altijd als prioriteit heeft. Dat is uiteindelijk een van de aspecten: de directe, concrete vorm van gender. Dat doen we via het onderwijs en via humanitaire hulp, maar ook met de beschermingsagenda en via opvang in de regio, maar ook in andere landen. Men moet scoren op de gender marker volgens het nieuwe NDICI. Er is een overkoepelende genderdoelstelling gesteld van minstens 85%, dus er wordt heel strikt naar gekeken op dezelfde manier als wij proberen te doen bij het uitvoeren van de Buitenlandse Handel- en Ontwikkelingssamenwerkingsagenda.

Dat was het. In tweede termijn kom ik terug op de vragen die misplaatst zijn, met excuses, dus de vragen van GroenLinks die vergeten zijn.

De voorzitter:

De vragen waren niet misplaatst, maar de antwoorden.

Minister Kaag:

Ik bedoel de antwoorden, ja. Nee, de vragen waren niet misplaatst. Mijn antwoorden liggen ergens hier.

De voorzitter:

Dan is er nu nog een vraag van de heer Alkaya.

De heer Alkaya (SP):

Nee, niet nóg een vraag, maar álle vragen.

Minister Kaag:

Excuus, alle vragen. Geeft u mij een minuut om even tussen de ... Ik heb het hier niet, jongens. Ik kijk zelf even naar de vraagstelling van de heer Alkaya. Nu wordt het echt een papierwinkel, meneer de voorzitter.

De heer Alkaya (SP):

Zou ik de Minister anders kunnen helpen door mijn eerste termijn te herhalen?

Minister Kaag:

Over schuldenproblematiek hebben wij ... Het is gevonden, heel fijn. Excuus. U vroeg inderdaad naar de 10% van NDICI die naar migratie-uitgaven gaat. Die vraag heb ik al eerder beantwoord: dat geld wordt besteed aan grensbewaking in plaats van aan de armste mensen. In de Raadspositie over NDICI staat, zoals u weet – dat was de aanleiding van uw vraag – dat 10% naar migratie en gedwongen ontheemding gaat. Ik heb al eerder gezegd dat er voor migratie en gedwongen ontheemding nog niet zo'n systeem is en dat we kijken hoe dat kan. De definitie van ODA is duidelijk. De voorbeelden die u noemde, vallen niet onder ODA. Wij zullen daar streng naar blijven kijken, want ik deel de zorg dat er een risico is van verschuiving en dat is niet de bedoeling. Ik dacht dat ik die vraag al beantwoord had.

U vroeg ook hoeveel van het Nederlandse ODA-budget naar de EU gaat. Jaarlijks is dat 521 miljoen van de 4,5 miljard, dus wij schatten in ongeveer 11% voor 2021.

U vroeg ook naar een reactie op het verslag van de Europese Rekenkamer over de inzet van OS in Kenia. Ik meen dat dat een voorbeeld was, want het verslag ging breder over een aantal Afrikaanse landen. Er staan inderdaad hele goede aanbevelingen in het verslag; ik meen dat de heer Weverling daar ook over sprak. De Commissie en de EDEO, de externe dienst, geven aan dat die deels zullen worden overgenomen. Wij gaan er echt op aandringen dat alles wat wij belangrijk vinden aan lessen en aanbevelingen wordt overgenomen in het NDICI, want als er niet beter naar wordt gekeken, heeft het geen zin om studies te doen met scherpe aanbevelingen. Het probleem met een aantal aanbevelingen van de Rekenkamer is naar mijn begrip wel dat ze de uitvoering op programmaniveau goed vonden, maar dat de link naar het overkoepelende thema of de doelstelling armoedebestrijding niet altijd duidelijk was. Dat is altijd een probleem. Het grote thema, de grote doelstelling en dan terugwerken op programmaniveau; dat is soms lastig. Ik vind wel dat de EU niet kan zeggen: we nemen het ten dele over en verder komt het wel goed. Het belang is te groot en de financiering is te belangrijk. Ik kom hier graag op terug in de vervolgvergadering. Ik zal onze vertegenwoordiging bij de EU ook vragen om hierover in het bijzonder in gesprek te gaan.

Wat vind ik van gezamenlijke programmering? Hebben we invloed op de prioriteiten? Ik dacht dat ik ten dele al had aangestipt dat wij in principe een meerwaarde zien in de samenwerking van de EU en de Europese Commissie omdat we meer impact hebben. Je kunt informatie uitwisselen. Sommige landen hebben ook meer toegang. In de praktijk is dat ook vaak ten faveure van de Commissie zelf. Zij heeft niet altijd de toegang die zij zou moeten hebben. Maar bijvoorbeeld Frankrijk kan, omdat dit land in de Veiligheidsraad zit, op het hoogste niveau schakelen. Dat heeft een goede uitwerking op de hele EU-programmering. Het is per land maatwerk. Ik denk dat wij zullen blijven kijken hoe goed het werkt. Het verschilt wel van land tot land en het hangt eerlijk gezegd ook af van de kwaliteit van de EU-vertegenwoordiging in het land zelf, net zoals wij die hebben.

De heer Alkaya (SP):

Dat laatste punt is wel belangrijk. De subsidiariteit speelt hier natuurlijk ook. Op het moment dat de Europese Commissie dezelfde dingen gaat versterken als die de lidstaten doen in plaats van dat zij additionele dingen doet, is het de vraag of wij dat geld zelf niet überhaupt beter kunnen besteden. Ik zou daar nog wel een analyse van willen. Ik weet niet of we daar ooit een BNC-fiche voor ontvangen. Het is natuurlijk nog maar een voornemen, maar we moeten daar wel scherp naar kijken. Ik ben ervan overtuigd dat wij hier in Nederland, omdat wij ook kritisch zijn, steeds verder slagen maken in de controleerbaarheid van de OS-uitgaven. We spreken hier vaak over hoe de Minister dat geld uitgeeft en over de effectiviteit daarvan. Hoe de Europese Commissie dat doet, vind ik echt schimmig. We hebben als commissie geprobeerd een onderzoek hiernaar op te zetten, om daar geld tegenaan te gooien om daar extern onderzoek te laten doen, maar zelfs daar kwamen we eigenlijk niet goed uit. Ik heb niet het gevoel dat ik de OS-uitgaven die de Europese Commissie doet, net zo goed kan controleren als de uitgaven die de Minister doet. Daarom heeft het in ieder geval mijn voorkeur dat als de Europese Commissie daar meer mee gaat doen, we er heel scherp op zijn dat de subsidiariteit nog steeds goed geborgd is.

Minister Kaag:

Ik begrijp het wel. Het is heel groot en het gaat om heel veel geld. Bovendien gaat het via heel veel lijnen en complexe structuren. Als je kijkt naar onze jaarlijkse rapportage over de OS-begroting, ook online, is het best wel een werkje om dat allemaal goed te achterhalen. En inderdaad, we hebben debatten daarover en er is de rapportageplicht. Ik ben hier natuurlijk altijd om uitleg te geven waar we dat zelf kunnen en dat ook moet. Ik wil even nadenken over wat slim is en toegevoegde waarde biedt. We stellen natuurlijk landenstrategieën op. Daar gaan we vanuit Brussel mee akkoord. Daar horen budgetten bij en daar kijkt de Rekenkamer naar. Het is al heel veel. Het is alleen misschien niet zo inzichtelijk omdat het nog complexer is dan al op Nederlands niveau, bilateraal. Ik wil graag even overleg hierover voeren om te kijken wat een goed voorstel zou kunnen zijn dat toegevoegde waarde biedt en geen extra werk oplevert.

De heer Alkaya (SP):

Ja, graag. Ik vraag de Minister om daar ook goed in gesprek over te blijven, juist om het draagvlak voor dit soort uitgaven te behouden. Als we rapporten krijgen waaruit blijkt dat er zes jaar lang geld is uitgegeven, maar dit voor de structurele ontwikkeling van het land niets heeft gedaan, ondergraaft dat het draagvlak. Dat willen we natuurlijk niet. Mijn partij is er heel erg voorstander van dat we landen helpen, maar ik ben er dus nog niet van overtuigd dat dit het beste kan via de Europese Commissie. Als we daar nog aandacht voor kunnen vragen, heel graag.

Minister Kaag:

Dat is heel goed. We zullen het dan later wellicht hebben over de munteenheid.

De heer Alkaya (SP):

Niet met mij, maar daar gaan we het zeker over hebben.

Minister Kaag:

Dank u wel. Ik denk na over wat een nuttig voorstel zou zijn dat tot verbetering zou kunnen leiden en niet tot een parallel proces. Dat is de gedeelde inzet.

De heer Bouali (D66):

Ik sluit me aan bij wat de heer Alkaya zegt, maar ik vind het jammer dat hij het woord «schimmig» gebruikt. Ik denk dat de gelden die in de Europese Unie uitgegeven worden, allerminst schimmig zijn. Ze worden overigens ook gecontroleerd door uw collega's in het Europees Parlement. Wel roep ik de Minister in herinnering de motie van mijn collega van de VVD Becker en mij, waarin we de oproep doen om het voor de Kamer inzichtelijker te maken hoe die EU-gelden gaan. Misschien is dat nog behulpzaam.

Minister Kaag:

Ja, dat nemen we mee. We schrijven er ten gevolge van een motie ook jaarlijks een brief over. Ik begrijp dat de vraag van de heer Alkaya een andere is, en daarom is het een beetje een zoektocht om te kijken wat zou kunnen werken en wat ook kan helpen. Want daar gaat het ons allemaal om.

De voorzitter:

Dan kijk ik even rond. Volgens mij kunnen we nu concluderen dat de eerste termijn kan worden afgesloten. Dank u wel. Dan gaan we over tot de tweede termijn. Ik stel voor twee minuten per fractie. Mevrouw Van den Hul.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank, voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording in eerste termijn. Bij een informele top is het natuurlijk altijd wat ingewikkeld. Dat snappen wij heel goed. Met die kanttekening ben ik toch blij met een aantal punten die de Minister heeft beantwoord, onder andere de inzet op onderwijs. Dat is voor ons een zeer belangrijk punt, juist ook om er in tijden van covid voor te zorgen dat de toegang tot onderwijs geborgd is, juist ook voor meisjes en vrouwen; mevrouw Kuik had het er ook al over.

Ik kom nog heel even terug op de consultatie en de inspraak van het maatschappelijk middenveld. De Minister zei: dat is één organisatie. Maar ik had het over Concord en dat vertegenwoordigt wel degelijk 28 koepels. Daar zit bijvoorbeeld Partos bij, en Partos heeft weer een heleboel andere organisaties onder zijn paraplu – of haar paraplu of hun paraplu; we hadden het net nog over de voornaamwoorden – en ook nog eens 25 netwerken zoals ActionAid. Dat is dus wel degelijk een heel groot deel van het Europese maatschappelijk middenveld dat op zijn beurt weer een heleboel lokale organisaties vertegenwoordigt. Als zij zeggen dat zij nu niet voldoende gehoord worden in dit proces, dan baart mij dat wel degelijk zorgen. Wij hebben hier al vaker lansen gebroken voor de krimpende ruimte voor het maatschappelijk middenveld, dus ik geef dit toch echt nog even uitdrukkelijk mee aan de Minister.

Het tweede punt dat ik uitdrukkelijk mee wil geven aan de Minister is het volgende. Ik weet dat dit ook hoog op de wensenlijst van de Minister zelf staat. Ik vraag haar om ons op de hoogte te houden van de voortgang op de punten van zorg in het post-Cotonouproces, waar wij elkaar niet vinden in Europese eenheid, dus de punten over seksuele en reproductieve rechten en volksgezondheid en de zorgen over mensenrechteninstituties. Kortom, het hele lijstje dat we net hebben besproken. Dat baart ons grote zorgen. We zien dat er in Europa grote stappen terug worden gezet, net als in de VN. Vooruitgang is daar inmiddels niet meer het boeken van échte vooruitgang, maar het behoud van wat we hebben. Daar mogen we ons nooit bij gaan neerleggen, zeker niet in Europa. Daar wil ik zeker nog een lans voor breken.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank, mevrouw Van den Hul. Dan de heer Van den Nieuwenhuijzen.

De heer Van den Nieuwenhuijzen (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister voor het beantwoorden van in ieder geval een deel van mijn vragen in de eerste termijn. Ik kijk uit naar de beantwoording van de rest zo meteen.

Ik hoorde de Minister spreken over het post-Cotonouakkoord. Ze had het over een gemengd akkoord. Betekent dat dan dat Nederland gaat inzetten op investeringsgeschillenbeslechting? Vindt u dat wel verstandig, want de maatschappelijke en politieke steun voor bijvoorbeeld ICS en ISDS brokkelt hard af. Hoe verhoudt zich dat tot deze opmerking?

Er is in deze commissie breed aandacht gevraagd voor de positie van vrouwen en meisjes, maar ik heb in mijn bijdrage ook aandacht gevraagd voor de positie van lhbti'ers, die zwaar onder druk staat in Afrika. Ik was benieuwd naar uw reactie op hun positie, zeker ook omdat we zien dat zelfs in vluchtelingenkampen van de UNHCR lhbti'ers op dit moment niet meer veilig zijn.

Tot slot, voorzitter. Het standpunt van dit kabinet in april was duidelijk: ringfencen en extra noodhulp. Dat werd de wereld in geslingerd, samen met EU-leiders en met Afrikaanse regeringsleiders: samen zorgen dat we covid de wereld uit krijgen. Dat blijken helaas holle woorden te zijn geweest, zowel in Nederland als in de EU. Daarmee is het een OS-beleid van mooie woorden en weinig daden gebleken. Dat stemt mij toch wel verdrietig.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank, meneer Van den Nieuwenhuijzen. Dan de heer Bouali.

De heer Bouali (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik zal het, net als bij mijn inbreng, kort houden. Ik denk dat het belangrijk is dat wij als Nederland ons ook op Europees niveau inzetten voor Europese ontwikkelingssamenwerking. Het is daarom heel goed dat de Minister zowel letterlijk als figuurlijk aanwezig is op die informele top om te laten zien hoe belangrijk Nederland ontwikkelingssamenwerking vindt. Zeer veel dank aan de Minister voor de beantwoording van de vragen.

De voorzitter:

Dank, meneer Bouali. Dan de heer Alkaya.

De heer Alkaya (SP):

Dank, voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording. Eigenlijk was de kern van mijn betoog vandaag dat het belangrijk is om draagvlak te houden voor ontwikkelingssamenwerking en dat de Europese Unie daar in ieder geval niet bij helpt. De heer Bouali gaf zonet aan dat het Europees Parlement natuurlijk ook kan controleren en dat het democratische proces helemaal niet schimmig is. Dat is gewoon niet zo in de praktijk. Ik snap dat D66 daarin gelooft, maar het is bij heel veel onderwerpen niet zo. Het Europees Parlement heeft geen budgetrecht en kan niet budgetten voor ontwikkelingssamenwerking vermeerderen of verminderen. Daar moeten wij controle op houden via de Raad. Dat is aan ons. Het Europees Parlement heeft geen initiatiefrecht en kan geen individuele Commissarissen wegsturen. Het kan dus niet dreigen met het wegsturen van een individuele Commissaris op het moment dat die niet goed verantwoording aflegt. Dat zijn allemaal manieren en mankementen in de Europese democratie die op nationaal niveau gewoon beter geregeld zijn. Daarom heb ik daar vandaag juist aandacht voor gevraagd. De Europese Commissie moet wat mij betreft een extra inspanning doen om te laten zien dat ontwikkelingsgeld, dat schaars is en waarvan nog steeds te weinig is, in ieder geval wel goed besteed wordt door de Europese Commissie. Ik heb daarover mijn twijfels geuit. Ik heb het kabinet meegegeven ervoor te zorgen dat het in de Raad besproken wordt en daar kritisch op te zijn. Volgens mij is die boodschap in ieder geval aangekomen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank, meneer Alkaya. Dan de heer Weverling.

De heer Weverling (VVD):

Dank. Nog een hartenkreet van mij richting de Minister. Ik hoop dat zij die in tweede termijn kan ondersteunen en onderschrijven. Kan zij in navolging van de Europese Rekenkamer erop aandringen dat de controleerbaarheid, de transparantie en de checks-and-balances rond al dat geld dat vanuit de EU naar andere landen gaat, beter inzichtelijk wordt? Kan zij daar namens Nederland echt op aandringen?

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Weverling. Dan is nog tot slot het woord aan mevrouw Kuik. Gaat uw gang.

Mevrouw Kuik (CDA):

Ook dank van mijn zijde voor de beantwoording. In het bredere plaatje qua gezondheid en gezondheidsstelsels is het belangrijk dat wij een positie hebben in het oproepen van andere landen om bij COVAX aan te sluiten. De Minister gaf aan dat de prioriteit ligt bij mensen die in de frontlinie staan, dus de mensen in de zorg, omdat hun rol kritisch is. Dat begrijp ik. Ik vraag me nog wel af hoe de verdeling van de vaccins per land werkt. Dat gebeurt op basis van behoefte, maar er is natuurlijk overal behoefte. Op basis van welke constatering worden er dus aan land A eerder vaccins aangeboden dan aan land B? Kan de Minister daar al iets meer over zeggen?

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kuik. Dan kunnen we over naar de tweede termijn van de Minister, die ik bij dezen het woord geef.

Minister Kaag:

Ja. Ik hoorde nog enkele vragen. Wat is het tijdpad voor de evaluatie van het European Trust Fund? We weten op dit moment alleen nog maar dat het binnen afzienbare tijd zal gebeuren, maar ik zal via de Permanente Vertegenwoordiging nog laten vragen wat nou de planning is. Er wordt verwacht dat het dit jaar wordt, maar het is wel belangrijk om het nog te kunnen meenemen in de planning en de uitvoering van het volgende MFK. Dat kunnen we dus op een ander moment bevestigen.

Dan was er de vraag of er onder het volgende MFK minder budget beschikbaar is. Binnen het MFK is 73,1 miljard beschikbaar voor NDICI. Het bedrag is inderdaad iets lager. Het probleem is ten dele veroorzaakt door het vertrek van het Verenigd Koninkrijk, want het wordt nu gefinancierd door 27 in plaats van 28 lidstaten. We hadden er inderdaad voor kunnen kiezen om het op te hogen, maar in brede zin is daar op dit moment op Europees niveau geen steun voor, zoals ik al eerder zei, noch voor het herstelfonds, noch voor het MFK.

Dan was er de vraag of post-Cotonou gemengd of EU-only is. Dat wordt pas bepaald aan het eind van de onderhandelingen, op basis van de inhoud van het verdrag. We gaan uit van een gemengd verdrag, dus dat vereist ook onder andere de ratificatie door nationale parlementen. Maar het is geen handelsakkoord, dus ICS en andere mogelijke investeringsbeschermingsmechanismen waar u zich zorgen over maakt, zijn niet aan de orde in dezen.

Dan was er nog een opmerking van mevrouw Van den Hul. Ja, onderwijs blijven we belangrijk vinden. Ik breng ook in herinnering dat ik daar gelukkig geen rappel voor nodig heb. Wij hebben onderwijs namelijk weer teruggebracht nadat het in 2010 ongeveer was wegbezuinigd uit alle budgetten. Onderwijs is in deze kabinetsperiode weer een prioriteit, dus wij kijken natuurlijk heel scherp mee bij alle kanalen voor onderwijs voor meisjes en vrouwen die wij nu financieren. We zijn ook nog steeds aan het trekken aan het IFFEd, het mechanisme dat we hebben opgesteld voor innovatieve financiering van onderwijs in middeninkomenslanden voor vluchtelingen en kwetsbare groepen, om te zorgen dat de Wereldbank daar daadwerkelijk uitvoering aan gaat geven samen met het Verenigd Koninkrijk.

Ik neem het punt van Concord echt mee. Ik ga dat volgende week ook formeel opbrengen. Ik wil bevestiging hebben over het hoe en wat, zoals ik al eerder zei. Ik wil weten hoe de consultaties nog vorm kunnen krijgen nu er extra tijd is. Ook zal ik me als geen ander blijven inzetten voor seksuele rechten en gezondheidsrechten en voor de positie van kwetsbare groepen zoals lhbti'ers, zoals het lid van GroenLinks vroeg. We blijven daar echt scherp naar kijken. Dat is niet onderhandelbaar. De internationale druk neemt enorm toe om het juist af te zwakken. Dat zien we deze week ook bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en dat kan gewoon niet. De voortgang is al te traag; laat staan dat we nog willen terugvallen in oude mantra's of dogma's.

Ik vond het wel interessant dat de heer Alkaya concludeerde dat mijn betoog heel kritisch was. Dat was uw interpretatie, maar niet mijn betoog. Laat ik dat even voor de goede orde stellen. Ik kan zorgen delen, maar mijn conclusie is nog steeds dat Europa heel effectief is en dat we ertoe doen als Nederland, samen met Europa, op alle terreinen. Bilateraal is belangrijk, maar met Europa kun je echt impact hebben. Dan kunnen we gehoord worden en de verandering uit blijven dragen.

Meneer Alkaya, uw vragen in het bijzonder gingen over de controle op de uitgaven van de EU. Er is een literatuurstudie, kennelijk, naar ontwikkelingssamenwerking – dat is wat anders dan controle – in sub-Sahara Afrika 2013–2018. Deze studie, in opdracht van de IOB, neemt 55 evaluaties en andere rapporten van de EU in het kader van ontwikkelingssamenwerking onder de loep en geeft inzicht in de bereikte resultaten. Over het algemeen is dat positief. Ik ken de studie zelf niet, maar ik word geadviseerd dat die studie zelf positief is. Het is dus niet zo'n treurig beeld als geschetst. Het staat ook op de website van de IOB. Wat belangrijker is, is uw vraag hoe we meer inzichtelijk kunnen maken hoe de uitgaven lopen en hoe daar nog een andere vorm van controle op kan plaatsvinden. Daar heb ik al een toezegging op gedaan, namelijk dat ik daarop zal terug zal komen na discussie om te kijken wat mogelijk zou zijn en hoe. Er is heel veel informatie beschikbaar. Het probleem is om het allemaal samen te krijgen.

Ik weet niet of ik nog een vraag heb gemist. De heer Weverling deed nog ...

De voorzitter:

De heer Alkaya wil in elk geval nog even reageren op wat u zegt.

De heer Alkaya (SP):

Even kort, ter aanvulling. Het gaat niet alleen om controle als in inzicht, maar ook om een evaluatie van de effectiviteit, subsidiariteit: of het beter besteed is dan wij dat zouden doen, een inschatting daarvan. Dat is ook nog een belangrijk punt. Het gaat ook niet alleen om bilaterale hulp. Ik ben ook niet tegen internationale samenwerking, maar dat is wat anders dan 70 miljard overmaken en ook eigen middelen geven om zelf dingen te doen. Dat is wat anders dan wat mevrouw Kuik bijvoorbeeld zei: het samenwerken en coördineren van de nationale inzet.

Minister Kaag:

Ik denk dat we gewoon een ander wereldbeeld hebben wat betreft het belang en de effectiviteit van de EU, maar daar is dit misschien niet het forum voor. Dat wordt nog bevestigd door de heer Alkaya, hoor ik zo zonder gehoorapparaat. Ik heb geen gehoorapparaat. Dat was een grapje.

Nog even een vraag van mevrouw Kuik: Nederland zet echt in op de verdeling – dat vinden we correct en juist – door de Wereldgezondheidsorganisatie, om de noden voorop te zetten. Het global allocation plan zal leidend zijn, wat mij betreft. Daar zetten wij ook op in.

Dan was er nog een hartenkreet van de heer Weverling, maar ik dacht dat ik die eigenlijk al beantwoord had. Ja, we willen er natuurlijk voor zorgen dat corruptiebestrijding, effectieve besteding, helderheid en conditionaliteit op het juiste moment worden ingezet.

De voorzitter:

Dan denk ik dat ik nu kan overgaan tot het voorlezen van de toezeggingen zoals die zijn genoteerd.

  • Zodra de evaluatie van het EU Trust Fund for Africa beschikbaar is, zal een kabinetsappreciatie met de Kamer worden gedeeld.

  • De Minister komt terug op wat meer mogelijk is als het gaat om meer toezicht en controle op EU-ontwikkelingssamenwerking, na nader overleg dat de Minister zal voeren over dit onderwerp.

Mijn vraag aan de Minister is dan nog of zij een termijn kan noemen waarop wij een reactie kunnen verwachten.

Minister Kaag:

Eerlijk gezegd weet ik niet hoe complex deze operatie zal blijken, dus ik kan uit de losse pols een suggestie doen. Ik wil daar misschien in een volgend AO op terugkomen. We moeten het echt goed uitzoeken. Hier moet wat overleg over gevoerd worden. Ik kan niet zeggen: over twee weken. Ik weet het gewoon even niet. Ik kijk even naar de ambtenaren om te zien of zij een datum willen geven. Ik hoor mei. Dat is te laat. Voor het einde van dit kalenderjaar.

De voorzitter:

Nou, dan hebben we een termijn. Voor het einde van het kalenderjaar. Dank u wel Minister. Ik dank de leden voor hun inbreng en de Minister voor de beantwoording van de gestelde vragen en daarmee sluit ik dit algemeen overleg.

Sluiting 11.21 uur.

Naar boven