21 501-04 Ontwikkelingsraad

Nr. 192 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 december 2016

Hierbij bied ik u het verslag aan van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 28 november 2016.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

VERSLAG VAN DE RAAD BUITENLANDSE ZAKEN (ONTWIKKELINGSSAMENWERKING) VAN 28 NOVEMBER 2016

EU consensus voor ontwikkeling

Hoge vertegenwoordiger (HV) Mogherini en Commissaris Mimica presenteerden aan de Raad Buitenlandse Zaken (Ontwikkelingssamenwerking) de drie Mededelingen die op 22 november jl. door de Europese Commissie werden gepubliceerd: een Mededeling over de nieuwe EU Consensus voor ontwikkeling; een Mededeling over de implementatie van de Global Goals in het interne en het externe beleid van de EU; en een Mededeling over Post-Cotonou. De HV benadrukte in haar inleiding dat de drie Mededelingen mede in het licht van de EU Global Strategy moeten worden bezien. De EU en Lidstaten vormen gezamenlijk, zo stelde de HV, een belangrijke speler op het wereldtoneel die de focus moest leggen op de essentialia: armoedevermindering, sociale sectoren en gender. Zij wees er verder op dat de aandacht in de EU Consensus voor private sector ontwikkeling, veiligheid en migratie een belangrijke vernieuwing vormde.

De HV riep de Lidstaten op meer gecoördineerd en in gezamenlijkheid op te treden bij de tenuitvoerlegging («joint programming» en «joint action»). Europees Commissaris voor ontwikkelingssamenwerking Mimica onderstreept de prominente rol van vrouwen en jeugd; zij zijn immers essentieel voor verandering en daarom expliciet in de Mededeling over de Consensus opgenomen. De HV en Commissaris Mimica spraken de hoop uit dat de Commissie en de HV, de EU Lidstaten en het Europees Parlement spoedig een gezamenlijke Verklaring over de EU consensus overeen kunnen komen voorafgaand aan de eerstvolgende Raad Buitenlandse Zaken (Ontwikkelingssamenwerking) op 19 mei 2017. Ondertekening van deze gezamenlijke Verklaring zou dan tijdens de volgende Europese Ontwikkelingsdagen in juni 2017 moeten plaatsvinden.

Lidstaten spraken hun steun uit voor de Mededeling over de nieuwe EU Consensus voor ontwikkeling, in het bijzonder voor de nadruk daarin op vrouwen en jeugd. In de bespreking wezen Lidstaten verder op verschillende aandachtspunten. Sommige lidstaten wilden zoveel mogelijk focus op de allerarmsten, andere lidstaten benadrukten juist de ongelijkheid in middeninkomenslanden. Nieuwe uitdagingen zoals migratie en klimaatverandering werden eveneens door veel Lidstaten genoemd. Enkele Lidstaten wezen op het belang van voldoende ruimte voor het maatschappelijk middenveld. Veel Lidstaten noemden het belang van het betrekken van de private sector, onder andere in het kader van het recente Commissie voorstel voor een Extern Investeringsplan. Enkele Lidstaten gingen in op het belang van belastingbeleid, transparantie en digitalisering voor ontwikkeling, andere op het belang van cultuur als motor voor ontwikkeling.

Met Nederland wezen verscheidene Lidstaten op het belang van beleidscoherentie – tussen handel en ontwikkelingssamenwerking, maar ook bij het wegnemen van de grondoorzaken van migratie. Nederland meende dat de EU Consensus en de EU inzet op humanitair vlak goed op elkaar moesten aansluiten. Nederland onderstreepte voorts de noodzaak van focus in de hernieuwde EU consensus. Het is belangrijk non-gouvernementele organisaties, denktanks, de private sector en de Europese Investeringsbank hierbij nauw te betrekken. Commissaris Mimica was welwillend over het voorstel van Nederland en enkele andere Lidstaten om de gezamenlijke Verklaring over de EU Consensus ook door het maatschappelijk middenveld te laten ondertekenen. Nederland benadrukte tenslotte het belang van monitoring van de bereikte resultaten.

Post-Cotonou

HV Mogherini en Commissaris Mimica lichtten de hoofdlijnen van de Mededeling over post-Cotonou toe. De HV en de Commissie willen de samenwerking tussen de EU en de ACS-landen in een verdrag blijven verankeren. Hen staat een structuur voor ogen, waarin onder een voor alle partners relevante paraplu regio-specifieke nauwere samenwerking wordt afgesproken. Uitgangspunt hierbij is een grondige vernieuwing van de institutionele architectuur die tegemoetkomt aan de huidige geopolitieke context, gebaseerd op efficiëntie, flexibiliteit, subsidiariteit en proportionaliteit. De HV en de Commissie willen de komende maanden gebruiken voor consultaties, in het bijzonder met de ACS landen, om in de loop van 2017 met een voorstel voor een onderhandelingsmandaat te komen.

De bespreking van de Mededeling door de Raad liet een tweedeling zien. Een groep Lidstaten onderschreef de analyse van de HV en Commissie en steunde de door hen voorgestelde weg om deze bijzondere vorm van partnerschap voort te zetten, maar tegelijkertijd te moderniseren met een grotere nadruk op de onderscheiden regio's. Een andere groep Lidstaten wees met Nederland, op de veranderde internationale context sinds 2000, op de noodzaak van coherentie met de EU Global Strategy en met de hernieuwde EU Consensus. Deze Lidstaten waren van mening dat doorgaan met een apart kader voor de samenwerking tussen de EU en de ACS landen niet langer gerechtvaardigd is. Zij trokken de toegevoegde waarde van een nieuw verdragskader in twijfel. Wel erkenden deze Lidstaten dat regionalisering van de samenwerking en uitbreiding van de samenwerking naar niet ACS-landen positief konden zijn. Nederland benadrukte in dit verband dat de EU Consensus ook het kader diende te vormen voor de toekomstige relatie met ACS-landen.

Migratie en ontwikkeling

De HV informeerde Ministers over de stand van zaken met betrekking tot de compacts. In oktober was de Europese Raad daarover een eerste voortgangsrapport toegegaan, in december volgt een tweede voortgangsrapport. De HV stelde een voorzichtige positieve ontwikkeling vast, bijvoorbeeld in de samenwerking tussen de EU en Niger. Voor een succesvolle compact benadering waren verantwoordelijkheid aan Afrikaanse zijde en eensgezind optrekken aan EU zijde essentieel, aldus de HV. Commissaris Mimica voegde toe dat alle vijf pijlers van Valletta moesten worden geïmplementeerd.

Een aantal Lidstaten toonde zich voorstander van het verbreden van de lijst van compact landen. Sommige Lidstaten wensten de samenwerking uit te breiden naar Oost- en Noord-Afrikaanse landen, andere Lidstaten noemden Irak, Iran, Afghanistan, Pakistan en Bangladesh. De HV wees echter op het belang van focus voor de effectiviteit van de Compacts. Nederland onderstreepte het belang van onderlinge samenwerking en samenhang en refereerde aan het bezoek van Minister van Buitenlandse Zaken Koenders namens de HV aan Mali en Niger op 10 en 11 december a.s. Meetbare resultaten moeten hierbij voorop staan, aldus Nederland. Naast een verbetering van de terugkeer en van opvang van vluchtelingen in de regio dient ook beter gekeken te worden naar investeren in ontwikkeling met het oog op wegnemen van grondoorzaken van migratie, onder andere via de inzet van het EU Trustfund. Verscheidene Lidstaten pleitten voor positieve prikkels. Nederland onderstreepte met enkele andere Lidstaten het belang van naleving van de ODA-criteria. Veel Lidstaten hoopten op snelle overeenstemming tussen Raad en Europees Parlement over het Extern Investeringsplan.

Energie en ontwikkeling

Tijdens de informele lunch spraken Ministers over energie en ontwikkeling. In hun inleidingen refereerden de HV, de vice-voorzitter van de Commissie Sefcovic en Commissaris Mimica aan het belang van toegang tot hernieuwbare en schone energie, betrokkenheid van de private sector daarin en de uitwerking van het klimaatakkoord van Parijs. Vice-voorzitter Sefcovic stelde vast dat nieuwe technologieën – zon en wind – goed toepasbaar waren in Afrika, maar dat maatwerk noodzakelijk was. De ontwikkeling van de aanwezige olie en gas reserves werd gehinderd door regionale instabiliteit, aldus de vice-voorzitter. Commissaris Mimica wees in aanvulling onder andere op de Europese financiering van het innovatieve financieringsprogramma ElectriFi, ontwikkeld met FMO. Met het Extern Investeringsplan zou op termijn gewerkt kunnen worden aan een meer geïntegreerde benadering samen met de private sector, aldus de commissaris en de HV.

Lidstaten konden zich vinden in deze analyse en de Raad nam raadsconclusies over dit onderwerp aan. Nederland onderstreepte het belang van investeren in techniek en van betrokkenheid van de private sector. Nederland bepleitte dat de focus op de allerarmsten en vrouwen gericht moest zijn.

Naar boven