21 501-04 Ontwikkelingsraad

Nr. 189 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 augustus 2016

Hierbij bied ik u de geannoteerde agenda aan van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 12 september 2016.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

GEANNOTEERDE AGENDA RAAD BUITENLANDSE ZAKEN/ONTWIKKELINGSSAMENWERKING VAN 12 SEPTEMBER 2016

Herziening EU-Consensus

De Europese Commissie is op 30 mei jl. publieke consultaties gestart over de herziening van de European Consensus on Development. De Nederlandse reactie op de publieke consultaties is uw Kamer toegegaan op 24 augustus jl. (Kamerstuk 22 112, nr. 2185). De herziening moet het EU ontwikkelingssamenwerkingsbeleid in lijn brengen met de Global Goals. De inbreng van de publieke consultaties zal gebruikt worden door de Commissie om de koers van de Consensus te bepalen, maar ook de andere externe aspecten van de 2030 Agenda. De Commissie heeft aangegeven later dit jaar, na de afronding van de consultaties, zowel met een mededeling over de herziening van de Consensus te zullen komen als met een afzonderlijke overkoepelende mededeling over de implementatie van de Global Goals via zowel de EU interne als de externe beleidsinstrumenten.

De Raad zal specifiek ingaan op het toekomstig beleid richting middeninkomenslanden. ODA zal een kleinere rol moeten spelen in de relatie met middeninkomenslanden die zelf in staat moeten worden geacht om armoede te bestrijden en duurzame ontwikkeling te realiseren. Met deze landen kunnen samenwerkingsverbanden worden aangegaan waarin de nadruk meer ligt op bijvoorbeeld uitwisseling van relevante expertise en technologie. Om dit te kunnen faciliteren kan gedacht worden aan het oprichten van een Europees Centrum voor Uitwisseling van Expertise. Leningen liggen meer voor de hand dan giften. Middeninkomenslanden die, zoals nu in het geval van onder meer Libanon en Jordanië, grote aantallen vluchtelingen opvangen verdienen onze steun, bijvoorbeeld door concessionele leningen ter beschikking te stellen om hen in staat te stellen deze zware last te blijven dragen.

Veiligheid en Ontwikkeling

De Raad zal ook spreken over veiligheid en ontwikkeling. In EU kader is in 2015 het initiatief genomen tot Capacity Building in support of Security and Development (CBSD). Dit initiatief richt zich op het trainen en uitrusten van veiligheidsactoren, inclusief militaire, (met steun van niet-lethale middelen en infrastructuur) om bij te dragen aan vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling in partnerlanden. Het kabinet verwelkomt het recent voorstel van de Commissie om tijdelijk de financiering via het Instrument contributing to Stability and Peace (IcSP), te laten lopen (COM (2016)447). Het BNC-fiche over dit Commissie voorstel komt uw Kamer op korte termijn toe.

Het kabinet is van mening dat CBSD-gerelateerde activiteiten nauw moeten aansluiten bij andere inspanningen van de EU en de lidstaten op het gebied van capaciteitsopbouw, hervorming van de veiligheidssector en het scheppen van voorwaarden voor duurzame ontwikkeling. Nederland heeft in EU verband met succes gepleit voor modernisering van het Security Sector Reform (SSR) beleidskader van de EU. De op 5 juli jl. verschenen gezamenlijke mededeling van de Commissie en Hoge Vertegenwoordiger (HV) getiteld «Elementen voor een EU-breed strategisch kader voor steun aan de hervorming van de veiligheidssector» (JOIN (2016) 31) vormen een waardevolle aanzet voor modernisering van de SSR agenda. Uw Kamer komt over dit voorstel op korte termijn een BNC-fiche toe. Het is de Nederlandse inzet om het document een leidraad te maken voor de toekomst.

EU Global Strategy

In vervolg op de discussie over de implementatie van de EU Global Strategy tijdens de informele Raad Buitenlandse Zaken («Gymnich»), zal de informele Raad Ontwikkelingssamenwerking spreken over de prioriteiten en implicaties van de Global Strategy voor de ontwikkelingsagenda.

Op het terrein van ontwikkelingssamenwerking pleit het kabinet voor de uitwerking van een sectorale strategie van de EU Global Strategy voor de implementatie van de Global Goals. Deze sectorale strategie zou zich moeten richten op de grondoorzaken van conflict, instabiliteit en migratie en met een krachtige EU benadering moeten komen richting fragiele staten en langdurige crisissituaties. Hierbij dient gedacht te worden aan hoe de EU via een targeted approach zijn capaciteiten beter kan inzetten op onder andere inclusieve regering, staatsopbouw, en klimaatverandering als veiligheidsrisico. Er zal gekeken moeten worden hoe de economische kracht van de EU maximaal benut kan worden om landen te stabiliseren (bijvoorbeeld via handel, private sector ontwikkeling, creëren van werkgelegenheid). De sectorale strategie zou tevens een nieuwe impuls moeten geven aan early warning, early action en effectieve conflictpreventie.

Migratie en ontwikkeling

Tijdens de lunch spreekt de Raad over het thema migratie en ontwikkeling. De Raad zal zich buigen over de Commissiemededeling van 7 juni jl. over de externe dimensie van migratie (COM(2016) 385). Uw Kamer is op 26 juni een BNC-fiche toegegaan met de kabinetspositie ten aanzien van deze mededeling (Kamerstuk 22 112 nr. 2157).

Nederland pleit al langer voor een geïntegreerde en alomvattende aanpak gericht op het redden van levens op de Middellandse Zee, een betere samenwerking op terugkeer, een effectieve aanpak van grondoorzaken en een betere opvang van vluchtelingen in regio. Nederland zal zich tijdens de Raad specifiek inzetten voor totstandkoming en een spoedige uitwerking van de migratiecompacts met zeven belangrijke herkomst- en transitlanden en landen van opvang (Ethiopië, Mali, Niger, Nigeria, Senegal, Libanon en Jordanië). Nederland probeert dit proces en de uitvoering van het Valletta actieplan van november 2015 actief te ondersteunen. Zo voerde de Minister van Buitenlandse Zaken in april dit jaar namens Hoge Vertegenwoordiger Mogherini migratiedialogen op hoog niveau met Mali, Senegal en Ivoorkust. Op de uitkomsten van deze dialogen wordt nu verder voortgebouwd. Ook speelt Nederland een actieve rol in discussies over de meest strategische inzet van het EU-noodtrustfonds voor Afrika, met optimale impact op migratie en een adequate betrokkenheid van Afrikaanse landen. Nederland heeft waardering voor de voortvarende aanpak van de Commissie en de snelle toezegging van middelen. Wel zijn er zorgen over de strategische inzet van middelen en de mate van ownership van belanghebbende landen. Op initiatief van Nederland hebben de EU-instellingen in juni in Brussel een bijeenkomst georganiseerd voor de stuurgroepen van de Rabat- en Khartoemprocessen. Doel was om samen vast te stellen hoe het staat met de implementatie van het Valletta-actieplan en welke aanvullende actie er nodig is.

Het kabinet pleit al langer voor de inzet van innovatieve financieringsinstrumenten om extra middelen te katalyseren en de betrokkenheid van de private sector te vergroten. Het kabinet kijkt dan ook uit naar het externe investeringsplan dat de Commissie op 13 september 2016 zal presenteren. Dit investeringsplan zal naar verwachting vooral gericht zijn op de aanpak van de grondoorzaken van migratie. De Commissie heeft aangegeven dat binnen de EU-begroting en het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) EUR 3,1 miljard beschikbaar gesteld zal worden, waarmee de Commissie een totaal van EUR 31 miljard private en publieke investeringen denkt te kunnen mobiliseren.

Daarnaast zal Nederland de gelegenheid aangrijpen om tijdens de Raad aandacht te vragen voor de EU betrekkingen met Eritrea, in lijn met de moties Sjoerdsma/Azmani en Karabulut/Smaling (Kamerstuk 22 831, nr. 112 en nr. 120). De moties betreffen de 200 miljoen uit het Europees Ontwikkelingsfonds die gereserveerd is voor het meerjarenprogramma Eritrea. Het meerjarenprogramma heeft als doel de sociaaleconomische ontwikkeling van de bevolking te stimuleren en moet gebruikt worden om de politieke dialoog over mensenrechten kracht bij te zetten. Tijdens de Raad zal Nederland de zorgen van uw Kamer over de besteding van de 200 miljoen in Eritrea overbrengen en zich sterk maken om deze middelen in te zetten voor de ondersteuning van opvang van Eritrese vluchtelingen in de regio.

Post-Cotonou

De Raad zal spreken over de toekomst van de betrekkingen tussen de EU en de ACS-landen na 2020 aan de hand van het Joint Staff Working Document van de Commissie en de Europese Dienst voor Externe Optreden van 15 juli 2016 (SWD (2016) 250 final) waarin gereflecteerd wordt op het partnerschap.

Het Staff Working Document geeft aan dat de ACS-instituties niet goed functioneren en dat dit een remmend effect heeft op de hulprelatie. Toch wordt in het document geconcludeerd dat het partnerschap meerwaarde heeft. Nederland heeft daarom samen met een aantal like-minded landen aan de Commissie en de Europese Dienst voor Externe Optreden gevraagd om een nadere uitwerking van de conclusie dat het partnerschap toegevoegde waarde heeft.

Het kabinet blijft, in lijn met de kabinetsreactie op het AIV-advies post-Cotonou (kamerstuk van 28 september 2015, nr. 34 300-XVII 4) inzetten op een effectief, modern en gelijkwaardig partnerschap. Een geïntegreerd en coherent EU extern beleid is daarbij het uitgangspunt. Hierbij ligt de nadruk op het formuleren van een relevante vorm voor toekomstige samenwerking. EU-steun dient gebaseerd te zijn op ontwikkelingsperspectieven en niet op een koloniaal verleden. Het kabinet blijft voorts het belang benadrukken van een effectieve en gelijkwaardige samenwerking op thema’s als migratie, klimaat en armoedebestrijding.

APS+ en beleidscoherentie

Tijdens het Algemeen Overleg met uw Kamer over Beleidscoherentie van 22 juni jl. kwam kort het Algemeen Preferentieel Stelsel (APS) + ter sprake. Het kabinet doet hierbij de toezegging gestand om zijn visie te geven op de wijze waarop APS+ ingezet kan worden om coherent beleid te bevorderen.

Het Algemeen Preferentieel Stelsel (APS) is één van de programma’s waaronder de EU lagere tarieven biedt, dan wel een tariefvrije toegang, voor producten die vanuit de begunstigde landen geïmporteerd worden. Het Europese APS-programma voor ontwikkelingslanden kent drie regelingen: APS, APS+ en Everything but Arms (EBA). Het doel van het APS+ is het verminderen van armoede en stimuleren van duurzame ontwikkeling en goed bestuur via het bevorderen van internationale handel. Hiertoe dienen begunstigde landen 27 conventies op het gebied van mensen-, arbeids-, milieurechten en goed bestuur te implementeren. In ruil hiervoor ontvangen zij extra handelspreferenties.

Doordat de begunstigde landen zich committeren aan de implementatie van de 27 conventies en daar extra handelspreferenties voor krijgen, kunnen zij aangesproken worden op de mate van vooruitgang op de onderwerpen die de conventies bestrijken. APS+ dient hier als hefboom. Naast de APS+ dialoog die de EU met de betreffende landen voert, worden ook diverse ondersteuningsprogramma’s gefaciliteerd, bijvoorbeeld door de International Labour Organisation (ILO). De ILO heeft in diverse APS+ landen programma’s gestart die zien op de implementatie van de diverse ILO-conventies. Door de combinatie van de 27 conventies, de handelspreferenties en het aanpalend beleid, bevordert APS+ coherent beleid.

Tot de begunstigde APS+ landen horen momenteel Armenië, Bolivia, Filipijnen, Kaapverdië, Kirgizië, Georgië, Mongolië, Pakistan en Paraguay. Ontwikkelingslanden kunnen een toetredingsaanvraag tot APS+ doen wanneer zij voldoen aan verschillende toetredingscriteria, waaronder de ratificatie van de 27 conventies. Elke twee jaar moet de voortgang van de begunstigde landen gemonitord worden. Om de voortgang van de begunstigde landen te monitoren wordt gebruik gemaakt van informatie van meerdere actoren. Zo gebruikt de Europese Commissie de informatie van de internationale toezichthoudende instanties op de conventies als startpunt. Tevens leveren de begunstigde landen, maatschappelijk middenveld, EU lidstaten en EU-delegaties informatie aan over de implementatie van de 27 conventies. De eerste voortgangsrapportage is januari 2016 gepubliceerd. Eind 2017 wordt de volgende rapportage verwacht.

Naar boven