21 501-04 Ontwikkelingsraad

Nr. 166 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 januari 2015

Hierbij bied ik u het verslag aan van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 12 december 2014.

De Minister voor Buitenlandse Handelen Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Verslag van de Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking van 12 december 2014

Algemeen

De Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking kwam voor het eerste bijeen onder het voorzitterschap van Hoge Vertegenwoordiger Frederica Mogherini. De Hoge Vertegenwoordiger gaf, niet verrassend, tijdens de vergadering blijk van goede kennis op het gebied van ontwikkelingssamenwerking; zij verwees regelmatig naar het belang van beleidscoherentie voor ontwikkeling en de aid effectiveness agenda. Ze gaf aan de verschillende dossiers op een meer geïntegreerde wijze aan te willen pakken. Daarbij wil zij zowel naar de externe als de EU interne dimensie kijken. Zo zou zij bij een toekomstige bespreking van onwikkelingsfinanciering de commissaris voor financiële zaken, Pierre Moscovici, willen betrekken. Tijdens de Raad waren naast de Hoge Vertegenwoordiger ook aanwezig de commissarissen voor ontwikkelingssamenwerking, Neven Mimica; humanitaire hulp, Christos Stylianides; en milieu, Karmenu Vella.

Een nieuw elan bleek ook uit de organisatie van een diner voorafgaand aan de Raad waarin ik op informele wijze van gedachten kon wisselen met de Hoge Vertegenwoordiger, andere EU commissarissen, de Speciale Adviseur van de Secretaris Generaal van de Verenigde Naties voor de post 2015 agenda, Amina Mohammed en vertegenwoordigers van andere lidstaten. De Hoge Vertegenwoordiger heeft aangegeven tijdens elke Raad een dergelijk moment te willen zoeken. De nieuwe commissaris voor ontwikkelingssamenwerking Mimica maakte een goede indruk tijdens zijn interventies. Er was op de Raad lof voor de brief met beleidsprioriteiten die op Nederlands initiatief met gelijkgestemde landen aan de nieuwe Commissie is gestuurd1. En marge heb ik nog nader kennis gemaakt met Commissaris Stylianides en met hem een aantal urgente zaken doorgesproken, waaronder de hulpverlening aan Syrische vluchtelingen.

Post-2015

De post 2015 ontwikkelingsagenda werd zowel op de Raad als tijdens het informele diner besproken. Tijdens het diner benadrukte Amina Mohammed de belangrijke rol die de EU te spelen had in de post-2015 discussie; de EU moest helpen bruggen te bouwen tussen de verschillende posities. Op de Raad werd het synthese rapport van de Secretaris Generaal van de Verenigde Naties van 4 december jl. verwelkomd als een goede basis voor verdere onderhandelingen. Commissaris Vella uitte wel zijn bezorgdheid dat met de 6 overstijgende concepten die zijn geformuleerd in het rapport (dignity, people, planet, prosperity, justice, partnership) de milieu aspecten van de agenda op de achtergrond dreigen te raken. De Hoge Vertegenwoordiger hield een pleidooi voor het volledig integreren van duurzaamheid in de post 2015 agenda.

Ik heb aangegeven een sterkere inzet te willen zien op seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en kinderarbeid. De indirecte verwijzing naar deze onderwerpen in het synthese rapport – door de bevestiging van de 17 doelen en 169 targets van het rapport van de Open Ended Working Group – zijn gezien het belang van deze onderwerpen niet afdoende. Tevens heb ik er op gewezen dat het belang van handel voor ontwikkeling niet genoeg uit de verf komt in het post 2015 debat. Ik heb er voor gepleit om te komen tot een demystificatie van handelsbegrippen. Ik zal mij hiervoor met gelijkgezinde lidstaten inzetten. Het hoog technocratisch gehalte van de gebruikte terminologie zorgt voor te veel onnodige verwarring in het debat. In wezen is het eenvoudig: handel en investeringen zijn belangrijk voor ontwikkeling omdat zij inclusieve groei en werkgelegenheid tot stand helpen brengen. De EU moet voorwaarden scheppen en zorgen dat haar handelspolitiek duurzaam en ontwikkelingsvriendelijk is en dat het bedrijfsleven zijn rol pakt als het gaat om maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Commissaris Mimica benadrukte de belangrijke rol die het bedrijfsleven te spelen heeft in de financiering van de post -2015 agenda. Ik heb hem daarin gesteund en de hoop uitgesproken dat de private sector onze inzet zal verveelvoudigen. Verder heb ik het belang van het genereren van binnenlandse bronnen, zoals het versterken van belastingsystemen, benadrukt zodat partnerlanden op den duur onafhankelijk van hulpstromen kunnen worden. Ik heb tevens een lans gebroken voor het verhogen van het percentage ODA dat naar de minst ontwikkelde landen gaat. In het debat werd opgemerkt dat de discussies over «ontwikkelingsfinanciering» en over «klimaatfinanciering» wellicht als één gevoerd zouden moeten worden. Het belang van financiële en non financiële stromen en van multi-stakeholder partnerships zoals het Global Partnership for Effective Development Cooperation werd benadrukt. Mimica kondigde aan dat er begin volgend jaar een nieuwe mededeling over de financiering van de post-2015 agenda zal komen. Zoals al aangekondigd in het algemeen overleg van 11 december jl. zal uw Kamer over de inhoud van deze mededeling en de Nederlandse positie per BNC-fiche worden geïnformeerd.

Onder dit agendapunt lagen ook Raadsconclusies voor die op de Raad Algemene Zaken op 16 december 2014 zijn aangenomen. In de Raadsconclusies is een sterke gezamenlijke EU positie vastgelegd. De Raadsconclusies roepen op tot een universele en transformatieve agenda, doen recht aan de intrinsieke link tussen armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling, en respecteren het «leave no one behind» principe. Nederlandse prioriteiten zoals SRGR hebben hun weerslag gevonden in de conclusies. De EU gaat met deze conclusies goed voorbereid de intergouvernementele onderhandelingen in.

Migratie, vluchtelingen en ontwikkeling

De wens om te komen tot een geïntegreerde aanpak van het buitenlands beleid bleek ook uit de agendering van migratie. Het betrof de eerste formele bespreking van migratie vanuit een ontwikkelingsperspectief die ooit op de Raad gehouden is. De Raad nam conclusies aan over het verband tussen migratie en ontwikkeling. Ik heb de Raad opgeroepen ook de volgende stap te maken en concrete opvolging te geven aan de conclusies zodat migratie beter geïntegreerd wordt in het buitenlands en ontwikkelingsbeleid. Deze wens was ook al uitgesproken tijdens de gezamenlijke ministeriele bijeenkomst van JBZ en BZ-collega’s in Rome op 27 november jl. De Hoge Vertegenwoordiger heeft toegezegd dat tijdens een volgende Raad op migratie zal worden teruggekomen en Mimica toonde zich bereid de opvolging van de Raadsconclusies voortvarend ter hand te nemen.

Lidstaten benadrukten de positieve kanten van migratie voor ontwikkeling, zoals remittances, maar ook de uitdagingen, met name illegale migratie. De noodzaak tot aanpak van illegale migratiestromen werd onderstreept; evenals het systematisch integreren van migratie in ontwikkelingsbeleid, het aanpakken van de «root causes» en het betrekken van de diaspora. Naast het Rabat proces lijkt het Khartoem proces nu goed van de grond te komen. Verschillende lidstaten riepen op tot betere lastenverdeling tussen lidstaten aangezien het overgrote deel van de migranten op dit moment door een beperkt aantal lidstaten wordt opgevangen. Ook werd gesuggereerd een speciale vertegenwoordiger voor vluchtelingen in te stellen. Ik heb samen met andere lidstaten de Commissie opgeroepen te onderzoeken of er meer EU fondsen gemobiliseerd kunnen worden voor vluchtelingen.

Ik heb onder dit agendapunt ook de problemen van het World Food Programme (WFP) opgebracht die zijn ontstaan door de tijd tussen toezeggingen en het overmaken van middelen door donoren. Recent is de hulpverlening van WFP aan Syrische vluchtelingen daardoor in de problemen gekomen. Ik heb het belang onderstreept van het terugbrengen van dit tijdsverloop en iedereen opgeroepen hiervan werk te maken. Zeker als er al jaren wordt samengewerkt met bepaalde ontvangers, moeten administratieve lasten kunnen worden teruggebracht zodat tijdwinst kan worden gemaakt.

Hoge Vertegenwoordiger Mogherini rondde het debat af door te benadrukken dat een langere termijn benadering vereist is, waarin humanitaire hulp en ontwikkelingshulp worden meegenomen. Zij benadrukte het belang om hierbij zowel naar de EU interne als externe dimensie te kijken. De Hoge Vertegenwoordiger zei begin 2015 migratie voor bespreking op agenda voor het externe cluster Commissarissen te zullen zetten en Commissaris Avramopoulos voor migratie en binnenlandse zaken bij deze bespreking te zullen betrekken.

Ebola

Commissaris en EU Ebola coördinator Stylianides bracht rapport uit over Ebola. Hij noemde de situatie minder hevig dan voorheen, maar nog verre van onder controle. Er waren nog steeds gevallen van meer dan 60 besmettingen per dag in Sierra Leone. De bijdragen van de EU waren al boven de target van 1 miljard euro uitgestegen, maar er was nog steeds een grondig gebrek aan epidemiologen medici, laboranten en medische apparatuur. Stylianides onderstreepte de noodzaak om de bestaande noodsituatie te linken aan de langere termijn EU steun aan de regio.

Commissaris Mimica die de regio recent had aangedaan concentreerde zich op deze post-ebola fase. Er worden voorbereidingen getroffen voor een internationale conferentie om de meest getroffen landen te begeleiden voor de lange termijn. Deze conferentie zou begin 2015 plaatsvinden. Internationale donoren en regionale actoren, zoals de Afrikaanse Unie, zullen betrokken worden. Mimica gaf aan dat de crisis mogelijk een heroriëntering van de middelen onder het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) zou vergen.

Lidstaten waren eensgezind dat hoewel de humanitaire inzet om Ebola verspreiding tegen te gaan prioriteit moest hebben, er tegelijkertijd ook naar de langere termijn moest worden gekeken. In dat verband kwam de opbouw van gezondheidssystemen, gedragsveranderingen, overheidsfunctioneren en inentingsaanpak aan de orde. In de discussie die volgde werd het voorstel in herinnering gebracht om te komen tot een «stand-by capability» voor medisch personeel («witte helmen»). Er was veel waardering van vooral kleinere donoren voor de mogelijkheid die werd geboden om via de Karel Doorman een bijdrage te leveren. Ik heb tijdens de Raad de extra steun aangekondigd die Nederland zal leveren in de vorm van 50 laboranten die in Liberia en Sierra Leone gaan assisteren in de strijd tegen Ebola.

In een persoonlijk kennismakingsgesprek na afloop van de Raad met commissaris Stylianides, waarbij eveneens de Nederlandse Ebola gezant, Hans Docter, aanwezig was, sprak Stylianides zijn waardering uit voor de Nederlands humanitaire expertise en inzet, in het bijzonder op Ebola. Hij benadrukte het belang van politieke oplossingen voor humanitaire problemen. Ik heb de versterkte Nederlandse inzet op humanitaire hulp in de komende jaren toegelicht. Tevens heb ik nogmaals mijn zorgen uitgesproken voor de problemen waarmee organisaties als WFP kampen wanneer overmakingen niet snel genoeg volgen op gedane toezeggingen. WFP heeft extra fondsen beschikbaar gesteld gekregen van onder andere de Commissie die de problemen tot het eind van het jaar moeten ondervangen.

Gender

Zowel Mogherini als Mimica spraken hun persoonlijke commitment uit voor gendergelijkheid, niet enkel van belang in de ontwikkelingsagenda, maar ook voor het brede externe beleid van de Unie. «No women, no development, no dignity» volgens Mimica. De commissaris gaf aan dat met het EU gender action plan 2010–15 vooruitgang is geboekt, maar dat er nog veel werk te verrichten is. Hij zei voor het nieuwe EU «gender action plan» (2016–2020) te zullen zoeken naar versterkte samenwerking met lidstaten en maatschappelijk middenveld. Hij wilde tastbare resultaten boeken op dit terrein. Nederland zet zich hier ook voor in via zijn lidmaatschap van de Task Force die belast is met de formulering van het actieplan.

Het Letse inkomend voorzitterschap informeerde de Raad dat gender – naast post-2015 en Centraal Azië – één van de prioriteiten van hun voorzitterschap zal zijn. Er was beperkte tijd voor discussie op deze Raad, maar er werd toegezegd dat tijdens de volgende Raad ontwikkelingssamenwerking op 26 mei 2015 substantieel op het onderwerp zal worden ingegaan. De Raad werd geïnformeerd dat er op 2 maart een «High-Level Event on Women’s Empowerment and Sustainable Development» zal plaatsvinden in Riga. Ik heb toegezegd hieraan te zullen deelnemen. Ik heb op de Raad benadrukt dat de post-2015 discussies hét moment zijn om voortgang te boeken op het gebied van gender. Als gender goed verankerd wordt in de nieuwe ontwikkelingsagenda zal dat belangrijke gevolgen hebben voor de komende vijftien jaar. Ik heb tevens gepleit voor inclusiviteit door ook niet gelijkgezinde landen en actoren in de discussie te betrekken.

Ondertekening EPA West-Afrika

Tijdens de Raad heb ik voor Nederland de Economische Partnerschapsovereenkomst (EPA) ondertekend tussen de Europese Unie enerzijds en de West-Afrikaanse staten, de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse staten (ECOWAS) en de West-Afrikaanse Economische en Monetaire Unie (WAEMU) anderzijds. In het ontwikkelingsvriendelijke akkoord wordt rechtgedaan aan de bijzondere situatie van de regio die voor een belangrijk gedeelte uit Minst Ontwikkelde Landen (MOLs) bestaat. Het betrof een belangrijk moment na het doorlopen van een onderhandelingstraject van ruim tien jaar met zestien Afrikaanse landen en twee regionale organisaties. Overigens hebben een klein aantal West-Afrikaanse landen het akkoord om voor hun moverende redenen nog niet willen tekenen. Ik wil mij in mijn rol als honest broker op dit dossier, in nauw overleg met de Commissie, er voor inzetten dat deze toch ook aan boord komen. Ik zal in mijn contacten over deze kwestie ook oog houden voor hoe de samenwerking van de EU met de Afrikaanse regionale organisaties verder verbeterd kan worden op het gebied van regionale integratie, zoals ook toegezegd tijdens het algemeen overleg van 11 december jl.

Naar boven