21 501-04 Ontwikkelingsraad

Nr. 135 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 juli 2011

Hierbij heb ik het genoegen u het verslag aan te bieden van de informele bijeenkomst van Europese bewindspersonen verantwoordelijk voor ontwikkelingssamenwerking die op 14 en 15 juli 2011 plaatsvond te Sopot, Polen.

De staatsecretaris van Buitenlandse Zaken,

H. P. M. Knapen

Verslag van de informele bijeenkomst van Europese bewindspersonen verantwoordelijk voor ontwikkelingssamenwerking (Informele OS-Raad), 14–15 juli 2011 te Sopot, Polen

Onder leiding van de Poolse staatssecretaris voor Buitenlandse Zaken, de heer Krzysztof Stanowski, werd in Sopot gesproken over het toekomstige hulpinstrumentarium van de Unie, gezamenlijke programmering, de voorbereiding van een EU inzet voor Busan en de Europese hulp aan Centraal Azië en de Stille Zuidzee. Op verzoek van Nederland werd ook stilgestaan bij de situatie in de Hoorn van Afrika.

Het toekomstige EU-hulpinstrumentarium

Commissaris Piebalgs gaf een toelichting op de Commissievoorstellen voor het nieuwe Europese hulpinstrumentarium zoals deze op 29 juni jl. werden gepresenteerd in de mededeling «A budget for Europe 2020» (COM (2011) 500). Hij stelde dat de Europese Commissie de Europese hulp verder wil moderniseren door deze te concentreren op sectoren waar de Commissie een meerwaarde heeft (zoals energie, infrastructuur en regionale samenwerking). Daarnaast bepleitte hij meer differentiatie tussen landen (uitfaseren van «klassieke OS» in opkomende economieën als India, Brazilië en China) en meer conditionaliteit. Veel van de wensen van Nederland, zoals neergelegd in de consultatie van februari 2011 over de «financiering van het externe beleid», zijn in de Commissievoorstellen terug te vinden.

De Commissie wil voor de periode 2014–2020 € 100 miljard beschikbaar stellen voor externe hulp. Piebalgs zei dat de ambities die Europa heeft geformuleerd voor het buitenlands beleid alsmede armoedebestrijding alleen kunnen worden gerealiseerd als daarvoor voldoende middelen beschikbaar worden gesteld. De lidstaten die soberheid in Europese uitgaven bepleiten, waaronder Nederland, gaven aan dat de hoogte van de voorstellen niet in lijn is met het streven naar een bescheiden begroting na 2013. Nederland en enkele andere lidstaten onderschreven wel dat alle lidstaten hun ODA-budgeten (officiële ontwikkelingshulp) in 2015 op het afgesproken niveau van 0,7% BNI moeten hebben gebracht. Ook de aanwezige leden van het Europees Parlement deden een beroep op de lidstaten hun toezeggingen ten aanzien van de 0,7% na te komen.

Nederland heeft gezegd dat het een gemiste kans is dat de Commissie geen voorstellen heeft gedaan om het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) onder de begroting te brengen («budgetteren»). Het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) is nu een separaat, intergouvernementeel, fonds dat niet op de EU begroting staat. Nederland stelde dat door het EOF te «budgetteren» de middelen onder de democratische controle van het Europese Parlement zouden vallen en dat bovendien daarmee meer flexibiliteit zou ontstaan en de relatie met de ACP-landen zou worden gemoderniseerd.

De meningen binnen de Raad liepen uiteen over dit onderwerp. Vooral het Verenigd Koninkrijk en de Commissie wezen op de risico’s van budgettering. Zij stelden dat het EOF in de huidige vorm goed functioneert en het onderliggende Verdrag van Cotonou tot 2020 loopt. De lidstaten, die net als Nederland principieel voorstander zijn van budgettering, hebben zich er goeddeels bij neergelegd dat het EOF voorlopig een intergouvernementeel fonds zal blijven. Zij legden -gezien het lastige krachtenveld- meer de nadruk op de voorwaarden waaraan het nieuwe EOF zou moeten voldoen (gelijktrekken van de bijdragen aan het EOF met de BNI-sleutel; verbeteren van de parlementaire controle door het Europees Parlement; noodzaak van budgetteren ná 2020).

Gezamenlijke programmering

Commissaris Piebalgs onderstreepte het belang van gezamenlijke programmering voor de zichtbaarheid van de EU en het verhogen van de effectiviteit van de Europese inzet. Hij verzekerde de lidstaten dat dit proces er niet op gericht is bevoegdheden van lidstaten met betrekking tot landen- en sectorkeuze te concentreren bij de Europese Commissie. In plaats daarvan moet het streven zijn om gezamenlijke strategieën te realiseren die gebaseerd zijn op de planning van het ontvangende partnerland. Op basis van die strategie kan per sector binnen het ontwikkelingsplan van het ontvangende partnerland een lidstaat of de Europese Commissie als lead donor worden aangewezen. De Commissie zal in de mededeling over de toekomst van de Europese Ontwikkelingssamenwerking (welke medio oktober 2011 zal verschijnen) ingaan op gezamenlijke programmering. Het vraagstuk van gezamenlijke programmering zal ook worden opgenomen in de individuele uitvoeringsverordeningen voor de nieuwe hulpinstrumenten.

Het merendeel van de lidstaten sprak steun uit voor een Commissie-initiatief waarin de gezamenlijke programmering op een niet-bindende wijze tot stand zou komen en waarbij aangesloten wordt bij de planningscyclus van het partnerland. Ook moet het proces open blijven voor (gelijkgezinde) niet-EU donoren (zoals Canada, Zwitserland, Noorwegen en andere).

Nederland wees op de noodzaak van politieke commitment voortgang te maken op het gebied van gezamenlijke programmering en arbeidsverdeling om gezamenlijke programma’s nu daadwerkelijk tot stand te brengen. De EU zou nog vóórdat de nieuwe meerjarenbegroting in 2014 aanvangt, duidelijk voor ogen moeten hebben hoe de gezamenlijke programmering wordt vormgegeven. De individuele uitvoeringsverordeningen voor de nieuwe hulpinstrumenten moeten de mogelijkheden creëren om op lokaal niveau samen te werken. De planning van de Commissie en de lidstaten moet daarom flexibeler zijn, zodat ingespeeld kan worden op de ontwikkelingsplannen van de partnerlanden. Nederland heeft hierop reeds geanticipeerd door in het eigen meerjarige strategische planning proces een midtermreview in te bouwen in 2013. Dan zal expliciet worden bezien of daadwerkelijke gezamenlijke EU programmering een optie is en – als andere lidstaten meedoen – kan onze programmering worden gesynchroniseerd met die van de Commissie/EDEO. De Commissie lijkt ook langs de lijnen van deze aanpak te denken: een meerjarige planning die kan worden aangepast op basis van de ontwikkelingsstrategie van het partnerland. Nederland heeft opgeroepen om naast de aanpassingen in de programmering nu al te beginnen met een aantal pilots.

Voorbereiding van de conferentie in Busan over hulpeffectiviteit (december 2011)

De discussie over de EU inzet voor Busan werd ingeleid door de twee covoorzitters van de werkgroep voor hulpeffectiviteit van de OESO/DAC, de Egyptenaar Talaat Abdel-Malek en Bert Koenders. Beiden riepen de EU op om net als in voorgaande conferenties over effectiviteit (Parijs en Accra) in Busan een grote en constructieve rol te spelen. Een belangrijke boodschap van de covoorzitters is dat Busan een antwoord moet geven op het veranderde internationale speelveld in de ontwikkelingssamenwerking. Er moet samengewerkt worden met nieuwe partners als China en Brazilië, alsook met de private sector, zonder dat de bestaande verplichtingen van de Parijs/Accra agenda te niet worden gedaan. Busan moet daarnaast een eerlijke beoordeling geven wat van de Parijs/Accra agenda is gerealiseerd en waar de Internationale Gemeenschap in de toekomst mee verder moet gaan. Sleutelwoorden voor Busan zijn verder: uitvoering op lokaal niveau en het terugdringen van de bureaucratie.

Veel lidstaten onderschreven de analyse van Busan van de covoorzitters. Nederland wees op het belang van de effectiviteitsagenda en de rol van de EU daarin. Er resteert nog maar weinig tijd om een heldere agenda te formuleren. Wat betreft de prioriteitsstelling binnen de agenda ziet Nederland graag nog meer nadruk op het belang van het bereiken van resultaten, transparantie en accountability. Het belang van de effectiviteitsagenda zal in Busan moeten worden bevestigd. Het proces moet echter worden versimpeld: meer aandacht voor effectiviteit op lokaal niveau en minder aandacht voor bureaucratische processen op hoofdstedenniveau. Tegelijk moet de agenda worden verbreed: meer aandacht voor nieuwe spelers en nieuwe vormen van financiering. Nederland is voorstander van een heldere boodschap in Busan: een korte, krachtige verklaring aangevuld met concrete initiatieven waar (nieuwe) donoren, andere spelers zoals het bedrijfsleven en partnerlanden aan kunnen meedoen. Dit zou het concrete resultaat van de conferentie vergroten en recht doen aan de toegenomen diversiteit binnen het speelveld van ontwikkelingssamenwerking.

Regio’s: Centraal Azië & Stille Zuidzee

De speciale vertegenwoordiger van de EU voor de Centraal Aziatische regio, Pierre Morel, gaf een inleiding over de stand van zaken in Centraal Azië. De EU is maar beperkt aanwezig in deze regio. Aandacht voor de regio is echter gerechtvaardigd vanwege het zwakke bestuur in veel van de landen, grensoverschrijdende problemen als drugshandel en de aanwezigheid van grondstoffen. De ministers onderschreven de noodzaak om in de regio programma’s te blijven ontwikkelen. Belangrijk daarbij is dat gezien de beperkte aanwezigheid van de lidstaten er een goede werkverdeling tot stand komt.

Diverse eilanden in de Stille Zuidzee worden geconfronteerd met de gevolgen van klimaatverandering. De ondersteuning van de benodigde klimaatadaptatie wordt bemoeilijkt door de uitgestrektheid van het gebied en de vaak beperkte capaciteit op de eilanden om programma’s uit te voeren. De Commissie zou graag zien dat bij de samenwerking met de eilanden waar mogelijk met begrotingssteun wordt gewerkt. Nederland en enkele andere lidstaten hebben herhaald dat begrotingssteun alleen kan worden ingezet wanneer aan alle politieke en economische criteria is voldaan.

Hoorn van Afrika

Op verzoek van Nederland, Ierland en het Verenigd Koninkrijk werd kort gesproken over de situatie in de Hoorn van Afrika. Nederland vroeg aandacht voor de grote aantallen vluchtelingen die Kenia moet herbergen en de noodzaak de uitbreiding van het kamp Dadaab open te stellen. De Commissie lichtte toe dat zij het afgelopen jaar al € 70 miljoen beschikbaar stelde voor de regio. Voor de huidige situatie werd begin juli een bedrag van € 5,7 miljoen beschikbaar gesteld. De komende week zal Commissaris Georgieva (Noodhulp) een bezoek brengen aan de regio om te onderzoeken welke aanvullende ondersteuning door de EU kan worden geboden.

Naar boven