21 501-04 Ontwikkelingsraad

Nr. 133 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juli 2011

Conform de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij aan te bieden de geannoteerde agenda van de Informele Bijeenkomst van de Europese bewindspersonen verantwoordelijk voor ontwikkelingssamenwerking (Informele OS-Raad) op 14 en 15 juli 2011 te Sopot, Polen.

Tevens maak ik gebruik van deze gelegenheid om u te informeren over de voortgang die is gemaakt bij het werkverdelingsproces binnen de EU, n.a.v. mijn toezegging tijdens het Algemeen Overleg met uw Kamer op 10 februari (ter voorbereiding op de informele OS Raad van 22 februari 2011).

Daarnaast geef ik met deze brief gevolg aan de motie van het Eerste Kamerlid Willems d.d. 5 april 2011 (kamerstuk 32 500 V).

De staatsecretaris van Buitenlandse Zaken,

H. P. M. Knapen

Geannoteerde agenda van de Informele Bijeenkomst van de Europese bewindspersonen verantwoordelijk voor ontwikkelingssamenwerking (Informele OS-Raad).

Op 14 en 15 juli 2011 vindt in Sopot, Polen, een informele OS-Raad plaats. Vanwege de afwezigheid van hoge vertegenwoordiger Ashton zal de bijeenkomst worden geleid door het Poolse Voorzitterschap. Ook de Commissaris voor ontwikkelingssamenwerking Piebalgs zal aanwezig zijn. De volgende punten zullen aan de orde komen: het toekomstige hulpinstrumentarium van de Unie, gezamenlijke programmering, de voorbereiding van een EU inzet voor Busan en de Europese hulp aan Centraal Azië en de Stille Zuidzee.

Het toekomstige hulpinstrumentarium van de Unie

Op 29 juni jl. publiceerde de Commissie de mededeling over de begroting 2014–2020 (COM (2011) 500). Het kabinet zal uw Kamer separaat een waardering van deze mededeling sturen. In de mededeling gaat de Commissie ook op hoofdlijnen in op het instrumentarium ter uitvoering van het extern beleid. Tijdens de informele Raad zal een eerste gedachtewisseling plaatsvinden over de elementen uit de mededeling die betrekking hebben op de Europese ontwikkelingssamenwerking.

Bij meerdere gelegenheden is in Europees kader gesproken over de toekomst van de Europese ontwikkelingssamenwerking en het ondersteunende instrumentarium voor de periode 2014–2020. Ook bij de bespreking tijdens deze informele Raad zal Nederland de hoofdpunten inbrengen van de kabinetsreactie op het groenboek over de toekomst EU – OS en de reactie op de consultatie over de instrumenten van extern beleid. Nederland is voorstander van modernisering van het EU-ontwikkelingsbeleid. De Commissie moet zich richten op gebieden waar het internationaal verschil kan maken. Nederland heeft verder gesteld dat tegenover Europese inspanningen concrete verplichtingen moeten staan ten aanzien van het nakomen van internationale afspraken (o.m. op het gebied van migratie en terugkeerbeleid). De mededeling biedt aanknopingspunten om deze punten te realiseren. Ook stelt de Commissie voor middelen uit programma’s gericht op ontwikkelingslanden in eerste instantie te bestemmen voor armoedebestrijding en niet meer ook voor opkomende economieën. Dat is ook conform de kabinetsinzet waarin is gesteld dat landen als China, India en Brazilië niet meer in aanmerking zouden moeten komen voor klassieke OS-programma’s.

Het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) is nu een separaat, intergouvernementeel, fonds dat niet op de EU begroting staat. De Commissie stelt voor € 30 miljard te reserveren voor het EOF 11 (periode 2014–2020). Dit is een ruime reële stijging tov het (huidige) EOF 10. Deze stijging verhoudt zich niet tot de door Nederland gewenste soberheid in Europese uitgaven en Nederland zal zich daar in de Raad dan ook tegen verzetten.

Het is teleurstellend dat de Europese Commissie in haar mededeling stelt dat de voorwaarden om het Europees Ontwikkelingsfonds in de EU-begroting te integreren in 2014 op dit moment nog niet zijn vervuld. Positief is wel dat de Commissie stelt dat er perspectief is op budgettering van het EOF in de toekomst en dat de Commissie het toezicht van het Europees Parlement op het EOF wil vergroten.

Het kabinet blijft van oordeel dat het Europees Ontwikkelingsfonds onder de Europese begroting moet worden gebracht (referte ook de motie van het Eerste Kamerlid Willems d.d. 5 april 2011, kamerstuk 32 500 V). Daarmee vallen de middelen onder de democratische controle van het Europese Parlement, ontstaat er meer flexibiliteit en wordt de relatie met veel ACP-landen gemoderniseerd.

Nederland zal in Sopot opnieuw de kabinetspositie over de integratie van het EOF in de begroting toelichten. Het kabinet geeft zich volledig rekenschap dat de Tweede Kamer (bij de bespreking van het werkprogramma over 2011) van de Commissie een behandelvoorbehoud heeft gemaakt over het vraagstuk van de «toekomst van het EOF».

Gezamenlijke programmering en werkverdeling

Gezamenlijke programmering kan een belangrijke stap zijn naar een betere werkverdeling tussen Europese landen onderling en tussen de lidstaten en de Commissie. Graag maak ik daarom van de gelegenheid gebruik om bij dit agendapunt u conform mijn toezegging te informeren over de laatste stand van zaken met betrekking tot het Europese werkverdelingsproces.

De avond voorafgaand aan de informele OS Raad op 22 februari jl. in Brussel sprak ik met zes andere gelijkgestemde lidstaten (VK, Duitsland, Denemarken, Zweden, België, Spanje) over werkverdeling. Het belang van dit Nederlandse initiatief en de noodzaak om beter af te stemmen nu veel landen hun bilaterale beleid herzien, werd breed gedeeld. De deelnemers zegden toe elkaar op de hoogte te houden van de veranderingen in sectorkeuze en landenconcentratie en waar mogelijk te helpen bij knelpunten die kunnen ontstaan door terugtrekking uit een sector of land. Nederland heeft invulling gegeven aan deze toezegging door op 30-31 maart jl. tijdens een bijeenkomst van Europese Directeuren-generaal Internationale Samenwerking in Brussel een presentatie te geven over de herziening van het Nederlandse bilaterale programma. Nederland heeft bij deze bijeenkomst alle lidstaten uitgenodigd hetzelfde te doen en informatie over aanpassingen in programma’s te delen met EU collega’s. Ook heb ik onder meer contact met Duitsland over verdere verbetering van de afstemming tussen het Nederlandse en Duitse programma.

Tijdens de bijeenkomst in maart werd ook in algemene zin over werkverdeling gesproken. De Commissie stelde dat fragmentatie en overlap van Europese hulpprogramma’s meer aandacht behoeven en ziet een grotere coördinerende rol voor zichzelf en de EDEO bij het verbeteren van de werkverdeling. Hoewel veel lidstaten de zorgen van de Commissie delen, is er nog geen overeenstemming over de wijze waarop deze coördinatie vorm moet krijgen.

De Commissie zal in de tweede helft van het jaar voorstellen doen voor «joint programming». Met het oog op die voorstellen zal in Sopot een gedachtenwisseling plaatsvinden over de wijze van samenwerking. Nederland hecht er aan dat er verdere stappen gezet worden. Zoals ik tijdens het algemeen overleg over de RBZ-OS op 19 mei jl. met de Tweede Kamer besprak, is het echter ook een gegeven dat werkverdeling en gezamenlijke programmering niet van bovenaf kunnen worden opgelegd. Flexibiliteit en respect voor nationale besluitvormingsprocedures van donoren en partnerlanden moeten centraal staan. De voorstellen van de Commissie moeten de mogelijkheid openhouden om in verschillende mate van intensiteit samen te werken; oplopend van het delen van informatie, het opstellen van een gezamenlijke strategie of het gezamenlijk uitvoeren van een programma. Het «joint programming document» voor Soedan (dat de Tweede Kamer in juni toeging) is een voorbeeld hoe dit concreet vorm zou kunnen krijgen.

De voorbereiding voor Busan

In de verklaring van Parijs (2005) zijn afspraken gemaakt om de effectiviteit van de internationale hulp te vergroten. In Busan, Korea, zal tijdens het vierde «high level forum on aid effectiveness» de balans worden opgemaakt in hoeverre donoren en ontvangende landen hierin zijn geslaagd. Eind juni verschenen de evaluatie en het voortgangsrapport van de verklaring van Parijs. Deze rapporten vormen de basis voor de besprekingen in Busan. Tijdens de informele Raad zal een eerste gedachtenwisseling plaatsvinden over de bevindingen van deze rapporten. De Commissie zal de uitkomsten van de discussie meenemen in de mededeling over de inzet voor Busan die in oktober van dit jaar zal verschijnen.

De rapporten concluderen dat de Verklaring van Parijs heeft bijgedragen aan de resultaten van ontwikkelingssamenwerking. In de rapporten wordt echter ook geconcludeerd dat de doelstellingen op geaggregeerd niveau niet gehaald zijn, met evenwel grote verschillen tussen de deelnemers. De voorlopers onder de partnerlanden en donoren (waaronder Nederland) hebben echter goede resultaten geboekt en daarmee laten zien dat uitvoering mogelijk is en goede resultaten oplevert. Het high level forum in Busan moet op basis van de bevindingen vastleggen op welke wijze in de toekomst de effectiviteit kan worden vergroot.

De Nederlandse inzet voor Busan zal in oktober in een brief aan uw Kamer nader worden uitgewerkt. Nederland is van mening dat het vergroten van de effectiviteit van de hulp belangrijk is om het maximale uit de internationale hulp te halen. In deze eerste discussie in Europees verband zal ik benadrukken dat Europa als grootste donor een eenduidig geluid moet laten horen. Het is van belang dat aandacht wordt besteed aan de rol van de ontvangende landen bij het vergroten van effectiviteit. Het proces moet verbreed worden naar nieuwe donoren als China en India maar ook de private sector. Daarnaast moet de internationale gemeenschap een beperkt aantal onderwerpen kiezen en niet alles willen doen. Ik denk dat daarbij vooral gekeken moet worden hoe de transparantie en wederzijdse verantwoording kunnen worden vergroot en hoe resultaten van de hulp nog zichtbaarder kunnen worden gemaakt.

Regio’s: Centraal Azië & Stille Zuidzee

Het Poolse Voorzitterschap wil aandacht vragen voor de Europese hulp aan Centraal Aziatische regio en de Stille Zuidzee. Hierbij zal ook gesproken worden over werkverdeling tussen Europese donoren in deze regio’s. Waarschijnlijk zal ook aandacht worden besteed aan de herziening van de EU – Centraal Azië strategie die in 2012 is voorzien. Nederland acht het van belang dat hervormingen op het gebied van mensenrechten, democratisering en rechtsstaat centraal blijven staan in de EU strategie voor deze landen. Ten aanzien van de Stille Zuidzee zal de Commissie de ministers informeren over recente ontwikkelingen in de regio en de activiteiten die de EU onderneemt. Naar verwachting zal hierover geen uitgebreide discussie plaatsvinden.

Naar boven