21 501-03 Begrotingsraad

Nr. 88 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 juli 2015

De Europese Commissie heeft op 27 mei jongstleden de ontwerpbegroting 2016 voor de EU gepubliceerd. U bent hier op 15 juni over geïnformeerd.1 In die brief heb ik ook de kabinetsinzet betreffende de ontwerpbegroting uiteengezet.

Inmiddels is op 6 juli een compromis bereikt tussen de EU-lidstaten over een positie van de Raad. Alle lidstaten hebben aangegeven voornemens te zijn in te stemmen met dit compromis. De Begrotingsraad van 24 juli aanstaande wordt daardoor vervangen door een formele schriftelijke besluitvormingsprocedure, waarbij lidstaten tot begin september 2015 de mogelijkheid hebben hun stem door te geven. Gelet op het positieve resultaat van de onderhandelingen ben ik voornemens in te stemmen met de voorgestelde Raadspositie. In de voorliggende brief informeer ik uw Kamer over de inhoud hiervan.

Raadspositie begroting 2016

De Europese Commissie presenteerde op 27 mei een ontwerpbegroting van 143,5 miljard euro in betalingen en 153,5 miljard euro in vastleggingen (exclusief speciale instrumenten). Hiermee bleef dit voorstel zowel in betalingen als in vastleggingen onder de respectievelijke plafonds uit het Meerjarig Financieel Kader (MFK). De onderhandelingen in de Raad hebben geresulteerd in het voorstel zoals samengevat in tabel 12. Vergeleken met het originele Commissievoorstel zijn de betalingen verlaagd met bijna 0,6 mld. euro en de vastleggingen met ruim 1,4 mld. euro.

Het kabinet heeft zich tijdens de onderhandelingen over deze begroting ingezet voor lagere betalingen- en vastleggingenniveaus, teneinde meer rekening te houden met verwachte ontwikkelingen in latere jaren van het MFK. Eerder inzet van de contingency margin in 2014 zorgt bijvoorbeeld voor een verlaging van de MFK-plafonds in de jaren 2018–2020. De Nederlandse inzet voor een wezenlijk hogere marge is hiermee geslaagd.

In de onderhandelingen is steun gezocht bij gelijkgestemde lidstaten zoals Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Oostenrijk, Finland en Denemarken. Tegenover deze groep lidstaten stond een groep lidstaten die zich verzette tegen een verlaging van de begroting en in het bijzonder categorie 1b (cohesiebeleid).

Het kabinet heeft bij de inzet aangegeven geen categorieën op voorhand uit te sluiten, waarbij gepoogd zou worden de uitgaven aan onderzoek en innovatie zoveel als mogelijk te ontzien. Het onderhandelingsresultaat weerspiegelt dit naar de mening van het kabinet in voldoende mate. Zo stijgt categorie 1a (Concurrentiekracht) met daarin programma’s als Horizon2020 (het programma voor onderzoek en innovatie) nog steeds met 8,6% in betalingen. Tevens hebben ook categorieën 1b (Cohesiebeleid) en 2 (Landbouw) bijgedragen aan besparingen.

Gevolgen voor de Nederlandse begroting

In het Raadscompromis blijven de betalingen ruim onder het betalingenplafond. Aangezien Nederland op het betalingenplafond en daarmee behoedzaam raamt, heeft de Raadspositie geen gevolgen voor de afdrachtenramingen in 2016.

Proces

Het Raadscompromis wordt na de schriftelijke stemming begin september verstuurd aan het Europees parlement. Het Europees parlement heeft daarna tot half oktober de tijd om het compromis van de Raad te amenderen. Als de Raad met die amendementen akkoord kan gaan is er een akkoord bereikt. Mocht dit niet het geval zijn, dan zal conciliatie plaatsvinden tussen de Raad en het Europees parlement, eindigend in een Begrotingsraad op 13 november. Uw Kamer zal op de hoogte gehouden worden van de ontwikkelingen.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
1

Kamerstuk 21 501-03, nr. 87

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven