21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 975 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 juni 2010

Graag bied ik u hierbij het verslag aan van de Raad Buitenlandse Zaken (inclusief Ontwikkelingssamenwerking) van 14 juni 2010.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Verslag van de Raad Buitenlandse Zaken (inclusief Ontwikkelingssamenwerking) d.d. 14 juni 2010

Deel Ontwikkelingssamenwerking

Millennium Ontwikkelingsdoelen

De ministers voor Ontwikkelingssamenwerking namen conclusies aan over de millennium ontwikkelingsdoelen (MDGs). Deze zullen de basis vormen van de EU-inzet voor de VN MDG-top die in september in New York zal plaatsvinden. De Raadsconclusies benadrukken onder meer de aanpak van «achterlopende» MDGs, de eigen verantwoordelijkheid van ontwikkelingslanden, het nakomen van afspraken over omvang van de hulp, effectievere hulp door scherpere werkverdeling, het belang van de bredere agenda (handel, belastingen, landbouw/voedselzekerheid, klimaatverandering, etc.) en de rol van bedrijfsleven en ondernemerschap, inclusief innovatieve privaatpublieke partnerschappen en microfinanciering.

Zonder de afgesproken doelstelling van minimaal 0,7% ODA/BNP in 2015 ter discussie te willen stellen, wezen meerdere lidstaten op de moeilijke budgettaire situatie waarin zij zich op dit moment bevinden. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, bepleitte dat de uitvoering van de EU-afspraken over de hulpomvang de komende jaren intensief op politiek niveau dient te worden besproken. Naast de OS-ministers in de RBZ, zou ook de Europese Raad zich hierover regelmatig kunnen buigen. Enkele andere lidstaten wezen een dergelijke betrokkenheid van de ER af. HV Ashton concludeerde dat zij dit met de voorzitter van de Europese Raad zou opnemen.

Commissaris Piebalgs (ontwikkelingssamenwerking) gaf aan dat de Commissie in het kader van de Mid Term Review van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) overweegt om fondsen te herschikken ten gunste van ontwikkelingslanden die achterlopen bij het bereiken van de MDGs. Een voorstel daartoe zal mogelijk later worden gepresenteerd.

Gendergelijkheid en ontwikkeling

De ministers voor Ontwikkelingssamenwerking spraken kort over het actieplan over gendergelijkheid en ontwikkeling dat als bijlage aan de Raadsconclusies over de MDGs zal worden toegevoegd. Zweden benadrukte het belang van regelmatige bespreking van de voortgang. Commissaris Piebalgs zegde in het voorjaar van 2010 een eerste rapportage toe. HV Ashton gaf aan dat zij het aspect van gender en ontwikkeling mee zou nemen bij de verdere opzet van de EDEO.

Raad Buitenlandse Zaken

Soedan, Georgië

Wegens de volle agenda werd besloten de onderwerpen Soedan en Georgië niet tijdens deze zitting van de Raad te behandelen, maar bij een volgende gelegenheid.

Gaza

De ministers bespraken, in aanwezigheid van Kwartet-gezant Blair, de recente ontwikkelingen rondom Gaza.

Blair berichtte bij Israël aan te dringen op verandering van het Gaza-beleid. Hij voorzag onder andere een verdere versoepeling van de lijst met goederen die Gaza ingevoerd mogen worden. Hij zag de openstelling van het Israëlische onderzoek naar het incident voor twee internationale waarnemers, waaronder de voormalige Ierse MP en Nobelprijswinnaar David Trimble, als een positieve stap.

Ministers, waaronder Minister Verhagen, herhaalden hun oproep aan Israël de grenzen van Gaza open te stellen voor humanitaire hulp en normaal goederen- en personenverkeer. De EU staat klaar om in overleg met de betrokken partijen en op basis van de Agreement on Movement and Access uit 2005 daarbij te assisteren, om de reconstructie van Gaza en de economische ontwikkeling van het gebied te bevorderen. De HV zegde toe voor de volgende RBZ met voorstellen te zullen komen voor mogelijke EU-betrokkenheid.

Meerdere ministers, waaronder minister Verhagen, wezen erop dat Hamas geen garen mag spinnen bij een versoepeling van de toegang tot Gaza. De terechte Israëlische veiligheidszorgen dienen geadresseerd te worden, en op geen enkele wijze mag de legitimiteit van de Palestijnse Autoriteit in diskrediet gebracht worden. Voorts benadrukte minister Verhagen het belang dat de proximity talks doorgaan. De EU moet in contacten met de Arabische partners benadrukken dat hun steun voor president Abbas en zijn keuze voor dialoog cruciaal is. Deze opmerkingen werden in de Raad breed gesteund.

Iran

De Raad verwelkomde de VN-Veiligheidsraadresolutie over het instellen van additionele sancties tegen Iran die op 9 juni jl. werd aangenomen. De Raad sprak over de doorvoering van de daarin vervatte maatregelen, evenals over maatregelen die de EU in aanvulling op de VNVR-resolutie kan nemen. De bespreking diende mede als voorbereiding op de Europese Raad, die hierover naar alle waarschijnlijkheid een verklaring zal aannemen.

De ministers waren het erover eens dat de VNVR-resolutie wederom een duidelijk signaal geeft aan Iran dat het zich niet aan zijn internationale verplichtingen kan en mag onttrekken. Om dit te onderstrepen zou de EU spoedigst moeten overgaan tot implementatie van de maatregelen die in de Veiligheidsraadresolutie genoemd worden (onder andere maatregelen in de handelssector, een wapenembargo, een verscherpt goedereninspectieregime, maatregelen in de financiële sector en een uitbreiding van de personen- en entiteitenlijst).

Meerdere ministers, waaronder minister Verhagen, benadrukten dat de Unie een principebesluit moet nemen om de VNVR-resolutie niet alleen spoedig te implementeren, maar ook te versterken en aan te vullen. De voorgestelde maatregelen in de VNVR-resolutie zijn op verschillende terreinen nog vrijblijvend en weinig specifiek. Het is aan de Unie om leiderschap te tonen en waar nodig aanscherpingen aan te brengen met sancties die de uitvoering van het Iraanse nucleaire programma verder bemoeilijken, die betrekking hebben op goederen en diensten die Iran relatief moeizaam buiten de EU zal kunnen inkopen en die zo min mogelijk effect op de Iraanse bevolking hebben. De EU kan als grote handelspartner van Iran extra druk uitoefenen om het gedrag van Iran te veranderen.

De Europese Raad zal op 17 juni a.s. naar verwachting de RBZ vragen om de VNVR-resolutie om te zetten in Europees beleid en daarbij ook te besluiten tot aanvullende maatregelen in de transport-, handels-, energie- en financiële sectoren. Het streven is dat de RBZ in juli het besluit neemt tot instelling van deze maatregelen.

Conform het tweesporenbeleid blijft ook na instelling van deze sancties dialoog met Iran over hun nucleaire ambities het eerste doel. Indien Iran sancties wil voorkomen is het aan Iran om de internationale gemeenschap te tonen dat het nucleaire programma vreedzaam van aard is. Daarvoor dient Iran zijn verplichtingen onder het Non-Proliferatie Verdrag na te komen en volledig samen te werken met het IAEA.

Westelijke Balkan

De hoofdaanklager van het Joegoslavië-tribunaal, Serge Brammertz, gaf een inleiding over de mate waarin de landen van de Westelijke Balkan (in het bijzonder Servië en Kroatië) meewerken met het ICTY. Hij bevestigde in zijn inleiding dat Servië naar tevredenheid samenwerkt met het Joegoslavië-tribunaal. De reeds in december 2009 gesignaleerde trend wordt hiermee voortgezet. Hoofdaanklager Brammertz is met name positief over de samenwerking in de lopende strafzaken.

Gelet op de afspraak die in de Raad was gemaakt in december 2009, stelde Minister Verhagen daarop te kunnen instemmen met een besluit om de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst (SAO) ter ratificatie aan de nationale parlementen voor te leggen. Minister Verhagen stelde dat de Raad over zes maanden, na het eerstvolgende rapport van Brammertz aan de VN-veiligheidsraad, zou moeten terugkomen op de vraag of de Europese Commissie verzocht kan worden een «avis» op te stellen over de Servische EU-lidmaatschapsaanvraag. Dit voorstel werd door de Raad overgenomen. Hiermee houdt de Raad druk op Servië om de samenwerking met het ICTY te bestendigen en de arrestatie van de twee resterende voortvluchtigen te realiseren. Zolang als noodzakelijk moet voor elk stap in het EU-toetredingsproces goede samenwerking met het ICTY een voorwaarde zijn.

Hoofdaanklager Brammertz stelde dat Kroatië een additionele inspanning moet leveren om te komen tot een alomvattend administratief onderzoek naar de vermiste documenten die hij nodig heeft voor de vervolging van een aantal Kroatische verdachten, in het bijzonder Gotovina. Met verwijzing naar het op 11 februari jl. door de regering met de Tweede Kamer besprokene, zei Nederland pas te kunnen instemmen met de opening van onderhandelingshoofdstuk 23 (rechterlijke macht en fundamentele rechten), indien de samenwerking met het ICTY zou worden opgenomen als volwaardig «sluitingsijkpunt» van dit hoofdstuk.

Voorts heeft de Raad conclusies aangenomen over de ministeriële bijeenkomst in Sarajevo op 2 juni jl. Hierin wordt het Europese perspectief van de landen van de Westelijke Balkan herbevestigd en worden de landen aangemoedigd tot hervormingen en regionale samenwerking. Tegelijkertijd wordt de conditionaliteit in het uitbreidingsproces in deze conclusies onderstreept.

Tot slot heeft de Raad conclusies aangenomen over de politieke situatie in Albanië en over de verlenging van het mandaat van de EU-missie in Kosovo (EULEX) met twee jaar.

Piraterij Somalië

De ministers spraken over piraterijbestrijding voor de kust van Somalië. HV Ashton deed verslag van haar bezoek aan de regio en haar inspanningen om de berechting van piraterijverdachten in de regio te verbeteren. De HV was tevreden dat de Keniaanse regering het opzeggen van de overdrachts-MoU nogmaals zal overwegen en voorlopig alle verzoeken tot overdracht per casus zal blijven beoordelen. Ook was zij tevreden dat de Tanzaniaanse autoriteiten met de EU in gesprek zullen gaan over het sluiten van een overdrachtsovereenkomst.

De HV zegde toe spoedig opties te presenteren voor de wijze waarop de EU kan bijdragen aan het vergroten van de berechtingcapaciteit in de regio. Gedacht wordt onder andere aan het steunen van speciale piraterijkamers in nationale rechtbanken of het oprichten van een Somalisch hof in één van de omliggende landen.

Voorts spraken de ministers waardering uit voor de resultaten van de EU-missie ATALANTA. Naast het reageren op kapingpogingen is ATALANTA de laatste tijd ook succesvol ingezet op betere preventie van piraterijaanvallen. Besloten werd de missie met twee jaar te verlengen, tot december 2012. Ook werd voorgenomen de Area of Operations aan de oost- en zuidflanken uit te breiden om beter te kunnen reageren op de toegenomen actieradius van de piraten.

Alle ministers onderschreven de noodzaak om de onderliggende oorzaken van piraterij te bestrijden, door nadrukkelijk aandacht te geven aan de veiligheids- en ontwikkelingsproblematiek in Somalië. De Raad verzocht de HV om de EU-strategie voor de Hoorn van Afrika (uit 2009) nader uit te werken en verdere voorstellen te doen voor Europese betrokkenheid in de regio. De ministers spraken daarbij af in het najaar een strategische discussie te voeren over een integreerde EU-aanpak van piraterij. De Commissie, bij monde van OS-commissaris Pielbags, zegde toe om vóór deze bespreking de gevraagde voorstellen voor nadere EU-betrokkenheid in de regio te zullen presenteren.

Haïti / EU-rampenrespons

De Raad besprak de mogelijke versterking van de EU-capaciteit voor rampenrespons op basis van een rapport van HV Ashton en Commissaris Georgieva over de ervaringen met de EU-hulpverlening in Haïti na de aardbeving van 12 januari jl.

Het rapport stelt dat de EU relatief tevreden kan zijn over de wijze waarop de EU hulp heeft verleend aan Haïti, maar dat mogelijkheden bestaan tot verbetering van de EU-structuur voor rampenrespons en de zichtbaarheid van de inzet van de EU. De Raad zal bij een latere gelegenheid, mede op basis van het genoemde rapport, verder spreken over versterking van de huidige structuren met een EU Emergency Response Capability (ERC). Commissaris Georgieva kondigde voor het najaar van 2010 een mededeling hierover aan.

HV Ashton benadrukte te streven naar een structuur die snel, effectief, gecoördineerd en zichtbaar EU-optreden mogelijk maakt. Hierbij zullen zijzelf en de Europese Dienst voor Extern Optreden ook een duidelijke rol moeten spelen.

Cuba

De ministers besloten op voorstel van Spanje pas bij een volgende gelegenheid te spreken over de evaluatie van het Gemeenschappelijk Standpunt van de EU betreffende Cuba. Het uitstel van de evaluatie houdt verband met mogelijke positieve ontwikkelingen ten aanzien van de mensenrechtensituatie in Cuba op korte termijn. Verschillende ministers, waaronder minister Verhagen, maakten kenbaar dat het uitblijven van positieve ontwikkelingen tot een nog kritischere grondhouding van de EU zal nopen.

Korfoe proces

De Raad sprak kort over het Korfoe-proces met het oog op de informele OVSE-ministeriële in Almaty (16–17 juli a.s.) en de (mogelijke) OVSE-top op 22–23 november a.s.

Het Korfoe-proces is in 2009 in het leven geroepen om de OVSE nieuw elan te geven. De afgelopen maanden hebben de deelnemende staten aan de OVSE hiervoor inhoudelijke voorstellen gedaan op uiteenlopende gebieden.

Verschillende ministers spraken zich positief uit over een EU-inzet die zich richt op vier prioriteitsgebieden, te weten (i) conflictpreventie en -beheersing, alsmede het zoeken naar oplossingen voor de bevroren conflicten; (ii) conventionele wapenbeheersing; (iii) de implementatie van OVSE-afspraken op het gebied van de «menselijke dimensie» (inclusief vrijheid van media) en; (iv) grensoverschrijdende bedreigingen.

Enkele ministers benadrukten dat het Korfoe-proces een centrale plek moet krijgen op de agenda van de aanstaande informele OVSE-ministeriële en dat een OVSE-top in november alleen doorgang moet vinden wanneer deze een inhoudsvolle agenda kent die de verschillende dimensies van de OVSE op gebalanceerde wijze meeneemt. Als besloten wordt een Top te organiseren, moet de EU constructief en pro-actief meewerken aan het invullen van de agenda.

Kinderarbeid

De ministers behandelden het Commissierapport over de bestrijding van kinderarbeid (dat uw Kamer op 7 juni jl. toeging met de geannoteerde agenda voor deze bijeenkomst van de Raad Buitenlandse Zaken). Het rapport was op verzoek van minister Verhagen tot stand gekomen en ook de bespreking in de Raad was op Nederlands initiatief. Minister Verhagen benadrukte de opportuniteit van de bespreking: drie weken geleden presenteerde de ILO het nieuwste Global Report over kinderarbeid, waaruit blijkt dat nog steeds 215 miljoen kinderen kinderarbeid verrichten – een flagrante schending van hun meest basale mensenrechten.

De belangrijkste conclusie in het Commissierapport – dat de EU meer kan en moet doen om kinderarbeid te bestrijden – werd door de ministers krachtig bevestigd. Minister Verhagen benadrukte dat de Raad niet alleen politieke steun moet verbinden aan de strijd tegen kinderarbeid, maar ook juist het startschot moet geven voor een ambitieus, concreet en vooral coherent pakket aan maatregelen. De aangenomen Raadsconclusies weerspiegelen dit: een geïntegreerde benadering van politieke dialoog om de druk op landen te verhogen om ILO-normen na te komen, meer inzet van OS-middelen op gebied van kinderarbeid, intensivering van maatregelen op MVO-gebied (maatschappelijk verantwoord ondernemen) en een aanzet om kinderarbeid te integreren in het EU-beleid voor openbare aanbestedingen. Ook schrijven de conclusies voor dat het Algemeen Preferentieel Stelsel beter wordt ingezet om kinderarbeid te bestrijden.

Het verbod op producten die met de ergste vormen van kinderarbeid zijn gemaakt, kreeg helaas onvoldoende bijval. Andere lidstaten, daarin ondersteund door de Commissie, zagen te weinig mogelijkheden om dit voorstel op korte termijn uitvoerbaar te maken, mede vanwege de uitdaging om productieketens voldoende inzichtelijk te maken. Wel is op verzoek van minister Verhagen de Commissie gevraagd uiterlijk eind 2011 nader te rapporteren over de mogelijkheden hiertoe, waarmee toch een stap is gezet. Nederland kan derhalve met een goed gevoel terugkijken op de resultaten van deze Raad. De Nederlandse inspanningen om kinderen wereldwijd betere levensomstandigheden te bieden hebben concreet resultaat opgeleverd. Op het gebied van politieke dialoog, OS, handel en MVO zijn belangrijke stappen gezet om kinderarbeid tegen te gaan. Juist door deze geïntegreerde aanpak en door inzet van een breed scala aan instrumenten kan de EU een verschil maken.

Kirgizië

Onder dit ingelaste agendapunt berichtte HV Ashton over de escalatie van het geweld in Zuid-Kirgizië, waarover zij contact onderhoudt met de minister van buitenlandse zaken van Kirgizië Kazakbaev en EU Speciaal Vertegenwoordiger Morel. Zij stelde dat de EU-inspanningen zich met name zouden moeten richten op het verlenen van humanitaire assistentie, het monitoren van de situatie in nauwe samenwerking met de OVSE en de VN en het aanmoedigen van de voorlopige regering om haar voornemens met betrekking tot het politieke proces in het land (referendum over de grondwet, hervorming kieswet, nieuwe verkiezingen) uit te voeren.

Commissaris Georgieva liet weten dat onmiddellijk een expert naar het gebied was gestuurd om te inventariseren waar en hoe humanitaire hulp te bieden. Bij deze veldmissie werd nadrukkelijk ook Oezbekistan betrokken, waar immers inmiddels een groot aantal mensen naar toe is gevlucht. Commissaris Georgieva stelde dat een zorgvuldige afweging gemaakt moet worden van de veiligheidsrisico’s voor humanitaire hulpverleners.

De Raad sprak zijn zorg uit over het geweld in Zuid-Kirgizië en benadrukte de noodzaak spoedig te komen tot een herstel van de openbare orde en de «rule of law». De partijen in het conflict werden opgeroepen de gewelddadigheden te staken, terughoudendheid te betrachten en zo spoedig mogelijk tot een dialoog te komen. De ministers spraken steun uit voor de aanpak van HV Ashton en Commissaris Georgieva. Enkele ministers vroegen de mogelijkheden voor het opzetten van een missie (vergelijk EUMM Georgië) te onderzoeken.

Naar boven