21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 960 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 april 2010

Graag bieden wij u hierbij de geannoteerde agenda aan van de Raad Algemene Zaken en de Raad Buitenlandse Zaken (RAZ/RBZ) van 26 april 2010.

Aangezien met uw Kamer overeen is gekomen geen BNC-fiche te schrijven over het Commissievoorstel voor het Europese Burgerinitiatief, zal daarop hieronder uitgebreider dan gebruikelijk voor een geannoteerde agenda worden ingegaan.

Een deel van de RBZ zal bestaan uit een gezamenlijke sessie van de ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie. De ministers van Defensie komen ook onderling bijeen, tevens als Bestuursraad van het Europees Defensie Agentschap (EDA).

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

De minister van Defensie,

E. van Middelkoop

GEANNOTEERDE AGENDA VAN DE RAAD ALGEMENE ZAKEN EN DE RAAD BUITENLANDSE ZAKEN (RAZ/RBZ) VAN 26 APRIL 2010

Raad Algemene Zaken

Follow-up Europese Raad

De Raad Algemene Zaken (RAZ) zal bespreken op welke wijze de verschillende actiepunten worden opgepakt die ten aanzien van de «Europa 2020-strategie» voortvloeien uit de conclusies van de Europese Raad van 25 en 26 maart jl. Het streven is de strategie op de Europese Raad van juni officieel vast te stellen. Het Spaanse roulerend voorzitterschap heeft hiertoe inmiddels een «roadmap» opgesteld. Deze voorziet in een tijdpad voor bespreking van de invulling van de kerndoelen op de terreinen van sociale inclusie en onderwijs in de verschillende raadsformaties, de invulling van de nationale sub-doelen door de lidstaten en het traject van de vaststelling van de geïntegreerde richtsnoeren. Nederland kan zich vinden in deze opzet. Of een en ander haalbaar wordt valt evenwel te bezien. Diverse lidstaten menen dat het tijdpad kort is. Nederland zal zich in de bespreking met de Commissie over de nationale invulling van de kerndoelen terughoudend opstellen en de demissionaire status van de regering onder de aandacht brengen.

Ten aanzien van de actiepunten in de Europese Raadsconclusies om de internationale klimaatonderhandelingen stapsgewijs verder te brengen, het volgende: in de EU wordt nu gewerkt aan de eerste rapportage over de vroege financiering, te presenteren op de UNFCCC-zitting in juni in Bonn. Commissie en Lidstaten maken ondertussen werk van het intensiveren van de Europese outreach naar derde landen. De eerste VN-onderhandelingsronde van dit jaar heeft inmiddels plaatsgevonden en leverde – met moeite – de nodige procesafspraken op over het aantal extra bijeenkomsten alsook een mandaat voor de voorzitter om een nieuwe onderhandelingstekst te produceren.

Tijdens de ER werd tevens overeengekomen dat er een task force gevormd zal worden onder leiding van voorzitter Van Rompuy. Deze task force, bestaande uit de ministers van Financiën en de ECB, zal voor het einde van dit jaar komen met voorstellen ter versterking van de Economische en Monetaire Unie. Het kabinet is van mening dat een versterkte economische coördinatie de handhaving van het Stabiliteits- en Groeipact kan versterken. Duidelijke strategieën voor crisisrespons, begrotingsdiscipline en economische coördinatie dragen alle bij aan financiële en economische stabiliteit. Overigens zal de Commissie begin mei komen met een, reeds in het Commissiewerkprogramma aangekondigde, mededeling met een pakket maatregelen op dit terrein.

EDEO

De RAZ zal een bespreking voeren over de Europese Dienst voor het Externe Optreden (EDEO) met het oog op het bereiken van politieke overeenstemming. Uiteindelijke besluitvorming zal pas plaats kunnen vinden nadat het EP is geraadpleegd.

Hoge Vertegenwoordiger Ashton heeft voor de oprichting van deze Europese diplomatieke dienst op 25 maart jl. een voorstel ingediend. Een toelichting op dit voorstel met een kabinetsappreciatie gaat u begin volgende week voorafgaande aan het Algemeen Overleg toe.

Europees burgerinitiatief1

De RAZ zal een oriënterend debat voeren over het voorstel van de Commissie voor de verordening inzake het Europees Burgerinitiatief. De verordening is een uitwerking van hetgeen in het Verdrag van Lissabon is afgesproken hierover. Nederland stuurde op 28 januari jl. reeds zijn reactie op het Groenboek Europees Burgerinitiatief aan de Commissie, waarin ook het commentaar van uw Kamer werd meegenomen. Op 17 februari jl. is deze brief eveneens aan uw Kamer gestuurd (kamerstuk 30 184, nr 32).

Het voorstel voorziet in de uitwerking van de procedures en voorwaarden voor de indiening van een burgerinitiatief en schept een mogelijkheid voor EU-burgers om de Commissie te verzoeken binnen het kader van haar bevoegdheden een voorstel uit te werken. De besluitvorming over de verordening vindt plaats met gekwalificeerde meerderheid. Het EP is medewetgever.

Nederland is voorstander van de introductie van het Europees burgerinitiatief, omdat dit de betrokkenheid van de burger bij de EU kan vergroten. Voor de Nederlandse regering is een belangrijk uitgangspunt dat het instrument van het burgerinitiatief zo uitvoerbaar en zo simpel als mogelijk is. Nederland is over het geheel tevreden over het voorstel omdat in het algemeen recht gedaan wordt aan dit uitgangspunt. Tegelijkertijd zal Nederland oog houden voor de juiste balans in de verordening tussen enerzijds laagdrempeligheid en anderzijds dat recht wordt gedaan aan representativiteit.

Wat betreft de laagdrempeligheid wordt de mogelijkheid tot online registratie van steunbetuigingen gewaardeerd. Maar Nederland zal zich kritisch opstellen ten aanzien van die bepalingen die van initiatiefnemer en steunbetuigers een veelheid aan informatie vereisen, zoals bijvoorbeeld het vermelden van een rechtsbasis door initiatiefnemer. De Commissie stelt dit voor, maar Nederland vindt dit niet rijmen met de gewenste laagdrempeligheid van het instrument. Dit vereiste is ook niet nodig. In het voorstel is immers voorzien in een ontvankelijkheidstoets door de Commissie nadat 300.000 handtekeningen zijn verzameld.

Wat betreft de representativiteit is Nederland het eens met het voorstel dat binnen 1 jaar de vereiste 1.000.000 handtekeningen uit minimaal 1/3e van de lidstaten moeten komen. Echter, over het minimum aantal handtekeningen per lidstaat is Nederland kritisch. Waar in het Groenboek nog uitgegaan werd van 0,2% van de bevolking van een EU-lidstaat, voorziet het voorstel dat het aantal handtekeningen per lidstaat wordt bepaald door het aantal EP-leden per lidstaat te vermenigvuldigen met een factor 750. Dit komt voor Nederland neer op 19.500 handtekeningen (ongeveer 0,12% van de bevolking). Nederland heeft een voorkeur voor een formule waarbij het aantal handtekeningen voor Nederland richting de 40.000 gaat (ongeveer 0,2% van de bevolking).

Tot slot legt de Commissie overeenkomstig het Nederlandse standpunt de verantwoordelijkheid voor de authenticiteitscontrole van de verzamelde handtekeningen bij de lidstaten. Overigens, de uitwerking en implementatie hiervan in Nederland moet nog nader worden uitgewerkt. Het privacy aspect heeft hierbij de volle aandacht.

Raad Buitenlandse Zaken

Soedan

De Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) zal spreken over de politieke ontwikkelingen in Soedan in het licht van de verkiezingen die momenteel plaatsvinden. Bij het schrijven van deze brief werd er nog gestemd. Evenwel lijkt een verkiezing van president Bashir zeker, gezien de terugtrekking van belangrijkste uitdager Yassir Arman uit de nationale presidentiële verkiezingen en de (partiële) boycot door enkele oppositiepartijen.

Nederland betreurt dat de bevolking in delen van Soedan haar stem niet heeft kunnen uitbrengen, ondanks het tot nu toe relatief rustige verloop van de verkiezingen. Er zijn veel onregelmatigheden gemeld, deels veroorzaakt door een gebrekkige organisatorische voorbereiding door de National Election Commission. Ook betreurt Nederland het dat Europese verkiezingswaarneming in Darfur niet mogelijk bleek. Ondanks tekortkomingen en onregelmatigheden hebben de verkiezingen wel een opening gegeven voor democratisering. Nederland wacht nadere berichten over de verkiezingen en het oordeel van de EU-waarnemingsmissie af.

De Raad zal ook spreken over de Europese prioriteiten ten aanzien van de aanloop naar het zelfbeschikkingsreferendum voor Zuid-Soedan (januari 2011). Om de voorbereidingen op het referendum, maar ook de periode na het referendum zo vreedzaam mogelijk te laten verlopen is goede samenwerking tussen de National Congress Party en de Sudan Peoples» Liberation Movement cruciaal. Nederland dringt aan op een spoedige afronding van het Comprehensive Peace Agreement, waarbij het sluiten van concrete overeenkomsten tussen noord en zuid over uitstaande knelpunten, zoals grensafbakening, welvaartsdeling en controle over natuurlijke hulpbronnen, essentieel zijn. Daarbij zal met name prioriteit moeten worden gegeven aan de toekomstige status van de conflictgevoelige grensgebieden tussen Noord- en Zuid-Soedan, Abyei, Zuid-Kordofan en Blue Nile. In de discussie over de voorbereidingen op het referendum en de periode erna zal Nederland uitdrukkelijk aandacht vragen voor veiligheid. De bescherming van de burgerbevolking zal een (nog) hogere prioriteit moeten krijgen in het UNMIS-mandaat (United Nations Missions in Sudan).

Strategische partners

Tijdens de Europese Raad van maart jl. heeft voorzitter Van Rompuy aangekondigd in september een extra Europese Raad te willen beleggen tijdens welke zal worden gesproken over de omgang van de Europese Unie met haar strategische partners. De ministers van Buitenlandse Zaken zullen ook voor deze bijeenkomst worden uitgenodigd. HV Ashton wil tijdens de komende RBZ kort spreken over de omgang met strategische partners. Op het moment van schrijven van deze brief is nog niet bekend of tijdens de RBZ een inhoudelijke discussie zal worden gevoerd of dat het om een procedurele bespreking ter voorbereiding van het verdere traject gaat.

Bij het Gymnich-overleg van maart jl. waren de ministers het erover eens dat de EU opkomende actoren, zoals China, India en Brazilië, sterker moet engageren, opdat zij worden aangemoedigd hun verantwoordelijkheid voor internationale vraagstukken als vrede en veiligheid, klimaat, handel en ontwikkelingssamenwerking te nemen. Om hierin te slagen zal de EU een strategische visie op de omgang met deze landen ontwikkelen. De regering steunt dit voornemen. Om effectief te zijn, moeten de strategieën differentiëren tussen landen en de prioriteiten per land vaststellen. De strategieën kunnen eraan bijdragen dat de positie van de EU op het wereldtoneel sterker wordt. Dat is noodzakelijk – de internationale belangen van de EU zijn zo groot dat de EU het zich niet kan veroorloven internationaal tweede viool te spelen. Strategische discussies zullen een eensgezinde Europese stellingname bevorderen. Dit zal de internationale positie van HV Ashton kunnen versterken. De EU zou zich niet alleen op economische samenwerking mogen concentreren; zij moet ook de waarden van de Unie uitdragen.

Indien de discussie inhoudelijk van aard is, zal de regering inbrengen dat de EU opkomende actoren kan engageren via de reguliere dialogen en toppen, maar dat de EU ook door meer samen te werken, onder andere in het kader van GVDB-missies, een actievere en verantwoorde opstelling van opkomende landen kan stimuleren. Tegelijkertijd moeten we verder werken aan steviger verankering van alle landen in het mondiale rechtssysteem. De regering meent dat de EU, als één van de drie grote actoren in de wereld, bijzondere prioriteit moet geven aan de gebieden die grenzen aan het eigen grondgebied, dat wil zeggen de Oostelijke buren, Rusland en de Mediterrane Partners. Deze prioriteitsstelling volgt uit de natuurlijke betrokkenheid bij de eigen buurlanden. Daarnaast speelt een rol dat mag worden verwacht dat stabiliteit en modernisering in nabijgelegen regio’s onze veiligheid en economische groei bevorderen, wat de internationale positie van Europa verder versterkt. Vanuit deze prioriteitsstelling moet de EU met voorrang synergieën zoeken met internationale en regionale organisaties die zich met deze regio’s bezighouden, zoals de NAVO, de OVSE en de Raad van Europa.

Externe middelen EU

Tijdens de lunch zal de Hoge Vertegenwoordiger mogelijk ook kort willen spreken over de prioriteitstelling bij de inzet van de middelen die de EU tot haar beschikking heeft voor het voeren van extern beleid. Nederland zal stellen dat de EU een bijzondere verantwoordelijkheid heeft bij het bevorderen van welvaart en stabiliteit bij de (na)buren. Deze politieke prioriteit vertaalt zich op dit moment ook in de beschikbaarheid van voldoende fondsen voor deze landen (nabuurschapbeleid en pre-accessiebeleid). Daarnaast zal Nederland stellen dat de EU ook bijzondere prioriteit moet blijven toekennen aan de Minst Ontwikkelde Landen en fragiele staten. Nederland dringt traditioneel daarom ook aan op het verhogen van de armoedefocus in de ontwikkelingsprogramma’s van de EU (Europees Ontwikkelingsfonds; Development Co-operation Instrument). Ook zal Nederland onderstrepen dat de enveloppe voor het GBVB-budget adequaat moet zijn om de GVDB-missies en GBVB-ambities van de EU te kunnen financieren. Tot slot zal Nederland benadrukken dat de Commissie elk jaar behoedzaam moet blijven ramen om telkens voldoende budgettaire ruimte te behouden binnen de marges van Categorie IV van de begroting («De EU als een mondiale speler») om te kunnen inspelen op nieuwe politieke prioriteiten die opkomen (bijvoorbeeld Haïti).

Birma

De RBZ zal spreken over de naderende verkiezingen in Birma en de wijze waarop de EU zich zou moeten inzetten voor een verbetering van het verkiezingsproces en de mensenrechtensituatie in Birma. De Birmese autoriteiten hebben zich tot nu toe niet gevoelig getoond voor de kritiek van de internationale gemeenschap op het gebrek aan democratisering en respect voor mensenrechten in Birma. De recent aangenomen kieswetten maken bij voorbaat vrije, eerlijke en voor iedereen toegankelijke verkiezingen onmogelijk. Deze wetten bepalen onder andere dat (ex-)gedetineerden zich niet kandidaat mogen stellen, wat betekent dat vrijwel alle leiders van oppositionele partijen zijn uitgesloten omdat zij in detentie zijn.

De mensenrechtensituatie in Birma is in de aanloop naar de verkiezingen niet verbeterd. Er is geen vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vereniging of mediavrijheid. Etnische minderheden worden onderdrukt en er zijn meer dan 2000 politieke gevangenen.

Tegen deze achtergrond ziet de regering op dit moment geen aanleiding om de bestaande sancties te versoepelen en kan zij instemmen met verlenging van het EU-sanctieregime tegen Birma. Pas als er concrete vooruitgang wordt geboekt op het gebied van mensenrechten en democratische beginselen ligt versoepeling van sancties in de rede. Om ook op constructieve wijze democratisering van Birma te bevorderen, zal de EU proberen een rechtstreekse dialoog met Birma aan te gaan, in aanvulling op het sanctieregime. De regering meent dat voor een directe dialoog realistische, lange termijn doelen moeten worden gesteld en dat een eerste EU-missie grondig moet worden voorbereid. Uiteraard moet een dergelijke missie voldoende gelegenheid krijgen om met vertegenwoordigers van oppositiepartijen te spreken.

Iran

Op 8 april jl. zijn de vijf permanente leden van de VN-Veiligheidsraad en Duitsland (de zgn. E3+3) in New York begonnen met onderhandelingen over een nieuwe VNVR-sanctieresolutie jegens Iran. Amerikaanse regeringsfunctionarissen spraken de verwachting uit dat de onderhandelingen over een nieuwe sanctieresolutie meerdere weken zullen duren.

In antwoord op het verzoek van uw Kamer van 1 april jl. (ref. uw kenmerk 21501-02-957/2010D16522) u te informeren over de actuele stand van het Iraanse nucleaire programma, bericht ik u dat sinds mijn brief van 24 maart jl. weinig is veranderd. De Iraanse autoriteiten geven nog steeds geen blijk te willen voldoen aan de eisen en verzoeken van de VN-Veiligheidsraad en het IAEA. Dit betekent dat Iran de verplichting om te stoppen met het verrijken van uranium naast zich neer blijft leggen. Tevens geeft het voortdurend uitblijven van een constructieve reactie van Iran op het IAEA-voorstel inzake de Tehran Research Reactor aan dat Iran nog steeds niet serieus met de internationale gemeenschap wil spreken over zijn nucleaire programma. Daarnaast onthulde president Ahmadinejad op 9 april jl. ter gelegenheid van de jaarlijkse dag van de nucleaire technologie een nieuwe generatie ultracentrifuges. Volgens Iran zou het gaan om nog snellere centrifuges voor de verrijking van uranium. Het IAEA zal moeten verifiëren of deze beweringen met feiten gestaafd kunnen worden.

De Nederlandse regering betreurt het voortdurend uitblijven van volledige samenwerking van Iran met het IAEA. De huidige Iraanse opstelling draagt op generlei wijze bij aan het herstel van het internationaal vertrouwen in het door Iran geclaimde vredelievende karakter van zijn nucleaire programma. Iran zou zich spoedigst aan verdere gesprekken met de E3+3 moeten committeren en moeten voldoen aan de verplichtingen uit eerdere VN en IAEA-resoluties. Conform het tweesporenbeleid is de regering van mening dat de voorbereidingen op mogelijke additionele sanctiemaatregelen voortgezet dienen te worden, zo lang Iran blijft weigeren op betekenisvolle wijze gehoor te geven aan de uitnodiging tot een dialoog over de nucleaire ambities. Besluitvorming over eventuele additionele sancties ligt allereerst bij de VN-Veiligheidsraad. Mocht in het VNVR-proces geen consensus mogelijk blijken, dan moet de EU zich bereid tonen om met gelijkgezinde landen maatregelen te nemen.

Ook in de afgelopen periode is gebleken dat Iran mensenrechten schendt. Iran heeft de internetcensuur en het storen van mobiele communicatie en van TV- en radiosignalen nog niet gestaakt. Nederland zal zich binnen de EU blijven inzetten voor voortgezet krachtig en zichtbaar protest tegen mensenrechtenschendingen en – overeenkomstig de verklaring van de afgelopen Raad – toewerken naar navenante actie in EU-verband. Nederland vindt het niet gepast dat een land dat stelselmatig mensenrechten schendt, lid wordt van de VN-Mensenrechtenraad. In een brief aan alle VN-lidstaten zal de EU zich tegen MRR-lidmaatschap van notoire mensenrechtenschenders uitspreken.

Kirgizië

Mogelijk zullen de ministers spreken over de recente ontwikkelingen in Kirgizië. Op 6 april jl. verhevigden de protesten tegen de toenemende prijsstijgingen, corruptie en het repressieve bewind van president Bakijev. Dit leidde tot gewelddadige botsingen tussen de oppositie en veiligheidstroepen, waarbij tenminste 81 mensen omkwamen en vele honderden gewonden vielen. President Bakijev zag zich gedwongen te vluchten uit de hoofdstad Bisjkek, waarna de oppositie een interim-regering aanstelde onder leiding van Roza Otoenbajeva, die eerder actief was als minister van Buitenlandse Zaken en als ambassadeur in de VS en het VK. De interim-regering is voor een periode van zes maanden aangesteld waarna verkiezingen zullen worden gehouden.

HV Ashton heeft namens de EU alle partijen in Kirgizië opgeroepen terughoudendheid te betrachten, de democratische spelregels te respecteren en een vreedzame oplossing te vinden. De EU Speciaal Vertegenwoordiger voor Centraal-Azië, Pierre Morel, is naar Kirgizië afgereisd voor overleg met de interim-regering. De VN en de OVSE hebben verklaringen van gelijke strekking afgegeven en eveneens speciale gezanten naar Kirgizië gezonden.

Gezamenlijke bijeenkomst van de ministers van Buitenlandse Zaken en ministers van Defensie

Afghanistan

Bij de bespreking over Afghanistan zal ook SG NAVO Rasmussen aanwezig zijn. Hij zal naar verwachting een terugkoppeling geven van de NAVO ministeriële in Tallinn, waar de opbouw en versterking van het Afghaanse leger en de politie op de agenda staan. Nederland zal tijdens dit deel van de RBZ benadrukken dat dit proces hand in hand moet gaan met het versterken van het openbaar bestuur in Afghanistan. Alleen op deze wijze kan gekomen worden tot een verantwoorde overdracht van verantwoordelijkheden.

Daarnaast zal HV Ashton rapporteren over de implementatie van het EU-Actieplan voor Afghanistan. Volgens Nederland moet de EU zich concentreren op beleidsterreinen als goed bestuur, mensenrechten, rule of law en corruptiebestrijding. In juni of juli zal in Kaboel een Afghanistan-conferentie plaatsvinden, die zich zal richten op concretisering en implementatie van de uitkomsten van de Afghanistan-conferentie in Londen van januari dit jaar. Het is wenselijk dat de EU dan concrete resultaten van de uitvoering van het actieplan kan laten zien.

GVDB-Operaties

Tijdens de gezamenlijke sessie van de ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie zal ook worden gesproken over de lopende GVDB-operaties. Hierbij zal de aandacht vooral uitgaan naar de operaties EUNAVFOR Atalanta en EUFOR Althea.

EUNAVFOR Atalanta

Wat betreft operatie Atalanta zal er aandacht zijn voor de resultaten van de recente maritieme verstoringoperaties van de EU-eenheden voor de kust van Somalië. Uw Kamer is reeds geïnformeerd over de significante rol die Hr. Ms. Tromp hierin heeft gespeeld. In totaal heeft operatie Atalanta in de afgelopen maand ongeveer 150 verdachten van piraterij ontwapend. De helft van dit aantal heeft Hr. Ms. Tromp voor zijn rekening genomen. Op dit moment zijn zeven schepen en drie vliegtuigen actief in operatie Atalanta. De gerichte acties zijn effectief geweest in het frustreren van piraterijactiviteiten en hebben een afschrikwekkend effect gehad. Nederland zal informeren naar de ontwikkelingen op het gebied van regionale berechting en in het bijzonder ook naar de te nemen actie in vervolg op de Keniase opzegging van de overdrachtsovereenkomst met de EU voor piraterijverdachten. Nederland zal daarnaast vragen naar de gesprekken tussen de EU en Tanzania, Jemen en Mauritius over nog te sluiten overdrachtsovereenkomsten voor piraterijverdachten. Overigens heeft op 14 april de Zweedse viceadmiraal Thornqvist het commando over operatie Atalanta overgenomen van de huidige Italiaanse Force Commander Gumiero. Hr. Ms. Tromp beëindigt op 17 april zijn deelname aan operatie Atalanta en wordt afgelost door het amfibisch transportschip Hr. Ms. Johan de Witt.

EUFOR Althea

Zoals in de artikel 100-brief van 23 maart jl. aan de Kamer is medegedeeld, heeft de RBZ eind januari 2010 besloten tot een hybride taakstelling voor EUFOR: naast de bestaande executieve taak zal de missie zich vanaf juni 2010 ook toeleggen op capaciteitsopbouw en training. De training moet de Bosnische strijdkrachten zelf in staat stellen om de veiligheid en stabiliteit van Bosnië-Herzegovina te garanderen en vormt daarmee eveneens een exitstrategie voor het executieve deel van de missie van EUFOR. De discussie over operatie Althea zal zich waarschijnlijk vooral richten op de opbouw van de trainingsmissie en op de periode na de verkiezingen in Bosnië-Herzegovina die in oktober van dit jaar zullen worden gehouden. Het recente besluit van de Raad komt tegemoet aan het standpunt van Nederland dat de EU een verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van de garantie van de stabiliteit in Bosnië-Herzegovina en daarmee de regio. Het eventueel beëindigen van het executieve mandaat van EUFOR na de verkiezingen wordt later dit jaar door de EU opnieuw afgewogen en besproken op basis van een evaluatie van de politieke en veiligheidssituatie.

Bijeenkomst van de ministers van Defensie

EDA Bestuursraad

De Bestuursraad van het Europees Defensie Agentschap (EDA) zal kennis nemen van de voorstellen van het EDA voor het werkplan 2011 – 2013. Het werkplan is gebaseerd op het strategisch raamwerk van het EDA, in het bijzonder het capaciteitenontwikkelingsplan. Nederland meent dat de voorstellen een goede basis vormen voor het werk van het EDA in de komende drie jaar. Internationale samenwerking is belangrijk om de behoefte aan militaire capaciteiten zo goed mogelijk te kunnen vervullen, ondanks teruglopende defensiebudgetten. Nederland meent echter dat het EDA nog scherper prioriteiten zal moeten stellen, ook om een stijging van het budget te voorkomen.

De Bestuursraad zal voorts besluiten over de start van een gezamenlijk investeringsprogramma in EDA-kader, dat deel uit zal maken van een bredere samenwerking met de Europese Commissie en het European Space Agency (ESA). De onderwerpen van het programma zijn bescherming tegen CBRN-dreigingen (Chemisch, Biologisch, Radiologisch en Nucleair), onbemande luchtsystemen en situational awareness. Nederland kan instemmen met het voorstel, evenals met het voorstel voor een project voor een Counter-IED demonstrator (Improvised Explosive Devise).

De ministers van Defensie zullen tevens spreken over de toekomst van defensieonderzoek onder het Verdrag van Lissabon. Het Verdrag opent de mogelijkheid om defensieonderzoek te doen uit middelen van de Unie. Dat zou een aanvulling zijn op het bestaande kaderprogramma voor veiligheidsonderzoek dat onder de Europese Commissie valt. Nederland staat in principe positief tegenover een pilot in de vorm van een «preparatory action for Defence Research». Voorwaarde is wel dat het programma wordt ontwikkeld in samenspraak met ministers van Defensie om zeker te stellen dat de behoefte aan militaire capaciteiten leidend blijft. Dat is zowel in het belang van het GVDB als van de Europese defensiegerelateerde industrie.

Het eindrapport van de wise pen groep over maritieme surveillance ligt eveneens voor aan de Bestuursraad. Nederland steunt de analyse die in dat rapport wordt gemaakt waarin ondermeer wordt gepleit voor een regionale aanpak om maritieme surveillance te verbeteren en wordt ingegaan op een beter gebruik van nieuwe technologieën. Nederland steunt de aanbevelingen die door de wise pen groep worden gedaan, met uitzondering van de aanbeveling om een centrale Europese organisatie voor maritieme surveillance op te richten aangezien dat een onnodige extra bestuurslaag zou creëren.

Capaciteiten

Maritime Security

In het verlengde van de discussie over maritieme surveillance zullen de ministers van Defensie ook spreken over maritime security. Het Spaanse voorzitterschap heeft de lidstaten opgeroepen na te denken over betere samenwerking in het maritieme domein op het gebied van veiligheid. Hiertoe zou een maritieme veiligheidsstrategie moeten worden opgesteld, zou informatie-uitwisseling en samenwerking tussen de militaire en de civiele actoren binnen het maritieme domein (in de nationale context betreft dit de Koninklijke marine, de Koninklijke marechaussee, de kustwacht, de politie, de douane, etc.) moeten worden geïntensiveerd. Nederland steunt een verbeterde maritieme samenwerking op dit vlak, maar wil hierbij opmerken dat dit niet moet leiden tot het stellen van behoeften voor nieuwe capaciteiten. Een maritieme veiligheidsstrategie zou wel in overeenstemming moeten zijn met de reeds bestaande Europese Veiligheidsstrategie en met het blauwboek geïntegreerd maritiem beleid dat onder verantwoordelijkheid van de Europese Commissie is opgesteld. De NAVO werkt momenteel aan een vergelijkbaar initiatief. Het is daarom van belang dat de EU en de NAVO nauw samenwerken en elkaar ook op dit terrein niet beconcurreren, maar versterken.

Rampenbestrijding

Naar aanleiding van de respons op de aardbeving in Haïti is door verschillende lidstaten en de Commissie verdergaande EU-coördinatie bepleit van de inzet van civiele, humanitaire en ook militaire middelen door de EU in humanitaire noodsituaties. Het Mechanisme voor Civiele Bescherming (nu onder DG Humanitarian Aid and Crisis Response) van de EU bestaat sinds 2001 en is in 2005 herzien. Via dit mechanisme coördineert de EU de inzet van civiele beschermingsmiddelen door lidstaten in respons op rampen binnen en buiten de EU. Hoewel uit evaluaties van deze civiele beschermingsmissies blijkt dat het Mechanisme goed functioneert, is een aantal lidstaten van mening dat de EU onvoldoende zichtbaar en effectief is op het terrein van rampenbestrijding. Nederland is van mening dat in eerste instantie de Verenigde Naties verantwoordelijk is voor de coördinatie van internationale hulpverlening. Daarnaast is Nederland van mening dat initiatieven voor versterking van de EU-rampenrespons niet moeten leiden tot een extra coördinatielaag, waarmee afbreuk zou kunnen worden gedaan aan de snelheid en effectiviteit van de internationale hulpverlening.


XNoot
1

Deze passage vervangt een regulier BNC-fiche.

Naar boven