Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 21501-02 nr. 939 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 21501-02 nr. 939 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 december 2009
Graag bieden wij u hierbij het verslag aan van de Raad Algemene Zaken en de Raad Buitenlandse Zaken van 7 en 8 december 2009.
De minister van Buitenlandse Zaken,
M. J. M. Verhagen
De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,
F. C. G. M. Timmermans
Verslag van de Raad Algemene Zaken (RAZ) en Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) van 7 en 8 december 2009
Voorbereiding van de Europese Raad van 10 en 11 december 2009
In de Raad werd waardering uitgesproken over het voorbereidende werk dat door het Zweedse voorzitterschap is verricht, waardoor de overgang naar het nieuwe Verdrag soepel is verlopen. In de Europese raadsconclusies zal een paragraaf worden toegevoegd over de aanpassing die nog dient plaats te vinden om – nu het Verdrag van Lissabon in werking is getreden – de additionele EP-zetels toe te kennen. Hiertoe is in december 2008 besloten. Zoals bekend, betreft het voor Nederland één zetel. Om deze tijdelijke ophoging van het aantal EP-zetels te realiseren zal het protocol betreffende de overgangsmaatregelen gewijzigd worden.
De Commissie en de lidstaten feliciteerden het Zweedse voorzitterschap met het ambitieuze Stockholmprogramma dat een goede balans biedt tussen de rechten van de burger enerzijds en de interne veiligheid van de Unie anderzijds.
Financieel, economische en werkgelegenheidssituatie Er bestond tevredenheid over de uitkomsten van de Ecofin Raad van 1 en 2 december inzake exit-strategieën en Europees toezicht op financiële instellingen. Tijdens de Raad heeft staatssecretaris Timmermans gepleit voor een EU-begrotingsevaluatie in 2010. Hoewel er helaas bij veel lidstaten geen behoefte meer bestaat aan deze evaluatie, wordt in de concept ER-conclusies de Commissie wel opgeroepen om met een mededeling te komen.
In de Raad werd vooruit gekeken naar de nieuwe EU 2020-strategie (de opvolger van de Lissabonstrategie). Staatssecretaris Timmermans heeft gezegd de tekst van de Europese Raadsconclusies te zien als een goede opening voor een inhoudelijk debat over duurzame economische groei in Europa waarbinnen voldoende aandacht voor sociale- en duurzaamheidsvraagstukken moet zijn. Ook moet de strategie actiegericht zijn en niet eindigen in een dode letter.
Conform de toezegging tijdens het debat van de Staat van de Unie op 1 december jl. (in reactie op het verzoek van uw lid de heer Ormel), is de organisatie van een innovatieTop in Eindhoven onder de aandacht gebracht van de minister van Economische Zaken.
In algemene zin bestond er veel steun voor de voorgenomen inzet met betrekking tot klimaat in Kopenhagen: een bindend akkoord gekoppeld aan een duidelijk tijdpad. Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, hebben zich uitgesproken voor het opnemen van een concreet bedrag voor de fast start financiering in de tekst. Verder heeft staatssecretaris Timmermans in dit verband aangegeven dat het belangrijk is dat aan ontwikkelingslanden werkelijk commitment wordt getoond, niet alleen op de kortemaar ook op de lange termijn.
De Raad bereidde een discussie over Afghanistan tijdens de aanstaande Europese Raad voor. De Europese Raad zal van gedachten wisselen over de wijze waarop de EU via uitvoering van het in oktober aangenomen actieplan op geïntegreerde wijze de stabiliteit en ontwikkeling van Afghanistan en Pakistan kan bevorderen. Hiermee wil de EU de uitvoering van de beleidsprioriteiten van de nieuwe Afghaanse regering steunen. Ook is het de verwachting dat de Europese Raad de Afghanistan-strategie van de regering Obama zal verwelkomen.
De Raad nam conclusies aan over het toenaderingsproces van de kandidaat-lidstaten (Kroatië, Turkije en Macedonië) en de potentiële kandidaat-lidstaten (Albanië, Bosnië-Herzegovina, Kosovo, Montenegro, Servië en – voor het eerst dit jaar – IJsland), op basis van het uitbreidingspakket dat de Commissie op 14 oktober jl. presenteerde. De hoofdaanklager van het Joegoslavië-tribunaal, Serge Brammertz, gaf een toelichting op zijn appreciatie van de samenwerking van de landen van de Westelijke Balkan met het tribunaal. De discussie in de Raad concentreerde zich op een viertal landen: Kroatië, Turkije, Macedonië en Servië.
De Raad concludeerde dat Kroatië nu de eindfase heeft bereikt van de toetredingsonderhandelingen met de Unie. De Raad sprak zijn waardering uit voor de aanzienlijke vorderingen in het toetredingsproces, maar wees tevens op de nog resterende tekortkomingen, met name op het gebied van de consolidering van de rechtsstaat. De Raad stelt dat indien Kroatië de zichzelf gestelde doelstelling wil halen om volgend jaar de onderhandelingen af te ronden, het land wel aan alle uitstaande verplichtingen moet hebben voldaan. Tegelijkertijd roept de Raad Kroatië op, in overeenstemming met de Nederlandse inzet, de samenwerking met het Joegoslavië-tribunaal te verbeteren en het onderzoek naar de vermiste documenten onverwijld voort te zetten. Tevens werden conclusies aangenomen over het Financiële Pakket voor Kroatië, dat vooruitlopend op het Kroatische lidmaatschap door de Commissie is opgesteld om de nodige voorbereidingen te kunnen treffen. Deze financiële ramingen (de Kamer toegegaan per BNC-fiche van 20 november jl., kamerstuk 22 112, nr 967) zijn nodig om de onderhandelingen te kunnen openen over de hoofdstukken Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, Structuurbeleid en Begroting.
Over de raadsconclusies over Turkije voerden de ministers van Buitenlandse Zaken een uitvoerige discussie. Kern van het debat betrof de vraag of aanvullende maatregelen tegen Turkije thans aan de orde zijn, nu Turkije ondermeer nog steeds geen schepen en vliegtuigen uit Cyprus toelaat in zijn (lucht)havens en daarmee in gebreke blijft met de implementatie van het Ankara-protocol. Uiteindelijk stemde de Raad in met een scherpe veroordeling van het gebrek aan implementatie van het Ankara-protocol, zonder echter nieuwe sanctiemaatregelen te treffen. Vele lidstaten, waaronder Nederland, stelden dat Turkije zichzelf al zeer benadeelt door het Ankara-protocol niet uit te voeren. Daardoor blijven acht belangrijke onderhandelingshoofdstukken bevroren en vermindert – naarmate het proces vordert – het aantal onderwerpen waarover met Turkije kan worden onderhandeld. De Raad verzoekt de Commissie om in haar eerstvolgende voortgangsrapport te rapporteren over de stand van zaken met betrekking tot de tenuitvoerlegging van het Ankara-protocol. De Raad dringt voorts aan op een actieve en concrete Turkse bijdrage aan het helpen oplossen van de deling van Cyprus. Hierop zegde één lidstaat toe zijn reserve op onderhandelingshoofdstuk 27 (Milieu) op te heffen, zodat dit hoofdstuk kan worden geopend tijdens de Inter Gouvernementele Conferentie van 21 december a.s.
Ook riep de Raad Turkije op verder werk te maken van het doorvoeren van hervormingen. Mede op Nederlands aandringen verwijst de Raad ook expliciet naar het belang van de vrijheid van meningsuiting, godsdienstvrijheid alsmede vrouwen- en kinderrechten.
Tegelijkertijd stelt de Raad vast dat Turkije een belangrijke stabiliserende factor is in de regio en van groot belang is voor de dialoog tussen culturen alsmede de energievoorziening. De Raad verwelkomt het historisch akkoord van oktober 2009 waarmee de relatie tussen Turkije en Armenië wordt genormaliseerd.
In de raadsconclusies over Macedonië werden de stappen verwelkomd die Macedonië het afgelopen jaar heeft gezet om te voldoen aan de acht prioriteiten uit het Toetredingspartnerschap (zie ook kabinetsappreciatie over EU-uitbreiding van 30 oktober, kamerstuk 23 987, nr. 104). Als blijk van waardering voor de geboekte vorderingen had de Commissie in haar uitbreidingspakket de aanbeveling aan de Raad gedaan de toetredingsonderhandelingen met Macedonië te openen. De discussie in de Raad spitste zich toe op het gevolg dat aan deze aanbeveling zou moeten worden gegeven, gelet op het feit dat nog geen oplossing is gevonden voor de naamkwestie. Besloten werd «tijdens het volgende voorzitterschap» op de kwestie terug te komen en alsdan mogelijk een besluit te nemen over het moment waarop de toetredingsonderhandelingen kunnen worden geopend.
Naar aanleiding van de inleiding van Hoofdaanklager Brammertz werd uitvoerig van gedachten gewisseld over de raadsconclusies voor Servië. Brammertz bevestigde in zijn inleiding de positieve trend die hij de afgelopen zes maanden had gesignaleerd en betoonde zich volledig tevreden over de Servische samenwerking met het tribunaal. Volgens Brammertz bestaat in Servië zowel de politieke wil als de operationele capaciteit om de twee resterende voortvluchtigen (Ratko Mladic en Goran Hadzic) te arresteren. Minister Verhagen stelde daarop te kunnen instemmen met een Raadsbesluit waarmee de interim Stabilisatie en Associatieovereenkomst (SAO) in werking zou worden gesteld. Dit betekent materieel dat de handelsbepalingen (ondermeer de afbouw van tarieven) uit de SAO zullen worden toegepast. Minister Verhagen stelde dat de Raad over zes maanden, na het eerstvolgende rapport van Brammertz aan de VN-veiligheidsraad, zou moeten terugkomen op de vraag of de SAO zelf ter goedkeuring aan de 27 nationale parlementen van de lidstaten zou kunnen worden voorgelegd. Dit voorstel werd door de Raad overgenomen. Hiermee houdt de Raad druk op Servië om de samenwerking met het ICTY te bestendigen en de arrestatie van de twee resterende voortvluchtigen te realiseren.
De ministers van Buitenlandse Zaken spraken over de verlenging van het mandaat van internationale rechters en aanklagers in Bosnie-Herzegovina en over de toekomst van de EUFOR/Althea missie. Minister Verhagen en een groot aantal andere ministers benadrukten dat het van belang is de executieve missie voorlopig te laten voortbestaan, in elk geval tot na de verkiezingen van oktober 2010 en zolang het Office of the High Representative ondersteuning nodig heeft, en hiervoor voldoende capaciteit ter beschikking te stellen.
In januari zal nader worden gesproken over het voornemen om de EUFOR/Althea missie om te vormen tot een zogenaamde hybride missie, waarbij EUFOR met executief mandaat in elk geval wordt voortgezet tot na de verkiezingen in 2010, terwijl gelijktijdig een trainingsmissie wordt opgestart. Deze discussie zal mede plaatsvinden in het licht van besluitvorming van lidstaten over de beschikbaarstelling van troepencontigenten. Ook zal dan verder worden gesproken over het moment waarop beëindiging van de missie nader kan worden bezien. Minister Verhagen sprak met enkele andere ministers zijn zorg uit over het feit dat het mandaat van de internationale rechters en aanklagers, dat op 14 december afloopt, nog niet is verlengd. De internationale rechters en aanklagers leveren een belangrijke bijdrage aan de rechtszaken over misdaden begaan tijdens de oorlog. Indien zij noodgedwongen vertrekken ontstaat een terugslag: lopende zaken onder hun rechtspraak moeten geheel opnieuw worden gedaan en zaken die door ICTY worden doorverwezen kunnen niet in behandeling worden genomen. Minister Verhagen pleitte er daarom voor dat de Hoge Vertegenwoordiger zijn mandaat zou aanwenden om een verlenging te bewerkstelligen.
De ministers spraken in een set Raadsconclusies hun zorg uit over het gebrek aan voortgang in het Midden-Oosten Vredesproces. Tegelijk uitten zij de hoop dat het Israëlische besluit om de bouw van nederzettingen tijdelijk te beperken, zal bijdragen aan een spoedige hervatting van de vredesbesprekingen. De ministers bevestigden dat zij de Amerikaanse inspanningen om de partijen weer aan de onderhandelingstafel te krijgen krachtig ondersteunen. De Raad benadrukte dat de EU zich moet richten op het formuleren van concrete bijdragen, zogeheten deposits, die kunnen helpen bij zowel het bereiken als het uitvoeren van een uiteindelijk vredesakkoord.
De Raad sprak voorts bezorgdheid uit over de recente onlusten in Oost-Jerusalem en riep de partijen op af te zien van verdere provocaties. De partijen dienen door onderhandelingen een oplossing te vinden voor de status van Jeruzalem als hoofdstad van zowel Israël als van een toekomstige Palestijnse staat, zo stelde ook minister Verhagen. Het Nederlandse standpunt dat hiermee op generlei wijze vooruit wordt gelopen op de uitkomsten van de finale statusonderhandelingen, werd breed gedeeld.
De ministers uitten grote zorg over het feit dat Iran tot dusverre geen enkele stap heeft gezet om de internationale gemeenschap te overtuigen van het vreedzame karakter van het Iraanse nucleaire programma. Door de recente bekendmaking van de voorheen geheime verrijkingsinstallatie in Qom, uitlatingen over het bouwen van een tiental additionele verrijkingsinstallaties, het zelfstandig verrijken van uranium tot 20% en het niet accepteren van het IAEA-compromis voor het opwerken van laagverrijkt uranium in het buitenland zijn de zorgen alleen nog maar gegroeid. De ministers constateerden dat er spoedig geen andere opties meer resteren dan het nemen van additionele maatregelen jegens het regime, bij voorkeur in VNVR-kader, maar zo nodig complementair aan het VNVR-proces. Naar verwachting zal de Europese Raad de ministers van Buitenlandse Zaken verzoeken om in de RBZ van januari nader te spreken over de opties daartoe.
Hiermee is tevens antwoord gegeven op de vragen van uw lid de heer Voordewind, gesteld tijdens het vragenuurtje van 1 december jl. (uw kenmerk 2009Z23215).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-02-939.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.