21 501-02
Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen

nr. 934
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 november 2009

Graag bied ik u hierbij de reactie aan op het verzoek van de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken, voor Europese Zaken en voor Defensie van 16 juni 2009 (kenmerk 21501-02-904/2009D29768) inzake een non-paper van de Europese Commissie over de Dialoog rond Begrotingssteun (dit non-paper ontving ik op 9 november).

Inleiding

Ik waardeer dat de Commissie een uitgebreide reactie (bijlage) heeft opgesteld op de door Nederland geïnitieerde discussie over het versterken van de beleidsdialoog rond begrotingssteun.1 Het non-paper van de Commissie bevat inhoudelijk een aantal belangrijke elementen die Nederland kan onderschrijven en ondersteunen. Nederland heeft het initiatief genomen om dit onderwerp tijdens de aanstaande RAZEB te agenderen en ik heb met het Spaanse Voorzitterschap contact opgenomen om dit belangrijke onderwerp ook in de eerste helft van 2010 op de agenda te zetten.

Politieke dialoog: Artikel 8 Cotonou

Een belangrijke constatering is dat de Commissie de politieke gevoeligheid van begrotingssteun nu beter onderkent. Nederland ziet ook winst in de door de Commissie beoogde versterking van de politieke dialoog met de ACS-landen (Afrika, Caraïben, Stille Oceaan) onder artikel 8 van het Cotonou Verdrag. Belangrijk is dat de Commissie daarbij wil streven naar tijdige coördinatie tussen lidstaten en Commissie en toe wil werken naar meer gezamenlijke EU posities op basis van een ruimere agenda. Dit biedt nuttige aanknopingspunten voor een sterkere politieke dialoog over kwesties die naar aanleiding van onder meer begrotingssteunoperaties kunnen opkomen (zoals vraagstukken mbt goed bestuur en corruptie). Daarbij hecht Nederland er overigens wel aan dat de mogelijkheden voor een «graduele respons» verder worden verkend, indien verslechterende politieke- en beleidsontwikkelingen in het ontvangende land daartoe aanleiding geven. Tussen de politieke dialoog onder artikel 8 en de«passende maatregelen» (inclusief opschorting van de hulp) onder artikel 96 zijn er immers weinig beleidsopties onder Cotonou voor handen.

Nuttig is ook dat de Commissie de door Nederland afgedwongen handelwijze bevestigt dat politiek gevoelige kwesties rond begrotingssteun kunnen worden getild van bespreking in beheerscomités (waar de invloed van lidstaten beperkt is) naar bespreking in Raadskader.

Beleidsdialoog en politieke dialoog

De Commissie baseert haar opstelling volledig op het juridische kader van het Cotonou Verdrag (met name art. 8, 9, 61, 96, 97). Deze juridische benadering is begrijpelijk (de Commissie is immers de «hoeder» van het Cotonou Verdrag), maar heeft ook gevolgen. Een belangrijke implicatie is dat niet-EU donoren in het aangescherpte beleid van de Commissie worden buitengesloten. Ook wil de Commissie de brede (beleids)dialoog aangaande de hulprelatie concentreren binnen de artikel 8 dialoog. Gezien de brede samenwerking en harmonisatie tussen alle donoren rond begrotingssteun is deze inperking niet altijd opportuun. De afgelopen jaren is namelijk een praktijk gegroeid om als begrotingssteun donoren – zowel EU als niet-EU – op basis van een MoU (Memorandum of Understanding) gezamenlijk afspraken te maken met het ontvangende land en op basis hiervan een gemeenschappelijke beleidsdialoog te voeren. Deze praktijk is bijzonder waardevol gebleken, mede in het licht van de Parijs en Accra afspraken.

Nederland meent dat deze praktijk moet blijven bestaan en verder uitgebouwd moet worden, naast de door de Commissie voorgestelde versterking van de politieke dialoog in het kader van artikel 8. Nederland ziet politieke dialoog in het kader van Cotonou en beleidsdialoog rondom begrotingssteun niet als elkaar uitsluitende opties, maar juist als overlegstructuren die elkaar moeten versterken. Een en ander betekent dat gevoelige, «politieke» kwesties gerelateerd aan de uitvoering van de afspraken die van belang kunnen zijn voor het al dan niet continueren van begrotingssteun (zoals corruptie) zonder meer in de beleidsdialoog aan de orde zullen moeten komen. Wat dit betreft zullen de beleidsdialoog rondom begrotingssteun van de gezamenlijke begrotingssteun donoren en de artikel 8 «politieke» dialoog van de EU onvermijdelijk enige overlap in thematiek kennen.

Vervolg

Het non-paper van de Commissie biedt een goede basis voor de vervolgdiscussie over begrotingssteun in de komende RAZEB. Die discussie zal moeten uitwijzen in welke mate de andere lidstaten de visie van de Commissie delen en wat dit zou betekenen voor de ambitie om in EU-kader tot een beter gecoördineerde benadering van begrotingssteun te komen. Nederland zal in ieder geval blijven aandringen op het verdiepen van de beleidsdialoog rond begrotingssteun én het versterken van de specifieke artikel 8 politieke dialoog in EU-kader.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A. G. Koenders


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven