Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 21501-02 nr. 928 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 21501-02 nr. 928 |
Vastgesteld 23 oktober 2009
De vaste commissie voor Europese Zaken1 heeft enkele vragen en opmerkingen over de brief van de minister en staatssecretaris van Buitenlandse Zaken van 4 oktober 2009 inzake de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 26–27 oktober 2009 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 926) ter beantwoording aan de regering voorgelegd. Deze vragen, alsmede de daarop op 22 oktober 2009 gegeven antwoorden, zijn hieronder afgedrukt.
I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES
Voorbereiding Europese Raad 29–30 oktober 2009
De leden van de CDA-fractie kunnen zich vinden in de inzet van de regering inzake de voorbereiding van de Europese Raad van 29 en 30 oktober a.s. Ten aanzien van de Baltische Zee Strategie delen zij de mening van de regering dat er geen additionele communautaire financiering of nieuwe instituties moeten komen.
De leden van de PvdA-fractie zien de EU als het toonbeeld van democratie waar mensenrechten hoog in het vaandel staan. In mensenrechtenverdragen en in het grondrechtenhandvest van de EU is het recht op vrije informatievergaring en het recht op een vrije, pluriforme pers vastgelegd. Kandidaat-lidstaten moeten, alvorens zij mogen toetreden tot de EU, voldoen aan deze rechten. De leden van de PvdA-fractie zien dat de laatste tijd steeds hardnekkiger het beeld ontstaat dat een van de lidstaten van de EU deze rechten schendt.
In het kader van de Kopenhagencriteria moeten kandidaat-lidstaten voldoen aan het acquis communautaire alvorens zij mogen toetreden. De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering de mening dat EU-lidstaten blijvend moeten voldoen aan het acquis communautaire deelt. En zo ja, deelt de regering de mening dat tegen lidstaten die het acquis schenden maatregelen in EU verband (door de Europese Raad, de Europese commissie of het Europees parlement) zouden moeten worden kunnen genomen? En zo ja, is de regering bereid dit als agendapunt voor de komende Europese Raad op te voeren, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.
De leden van de PvdA-fractie constateren dat er op dit moment nog geen duidelijkheid is over de bekrachtiging door Tsjechië. Los van institutionele kwesties, zijn ook de bespreking van de nominaties voor de nieuwe Hoge Vertegenwoordiger en de vaste voorzitter van de Europese Raad afhankelijk van de bekrachtiging van het Verdrag.
De bekrachtiging door Tsjechië lijkt vertraging op te lopen door de houding van de Tsjechische president die nieuwe voorwaarden aan bekrachtiging gesteld heeft. De leden van de PvdA-fractie vragen wat er waar is van de uitlating van president Klaus dat er twee zinnen aan een voetnoot zou moeten worden toegevoegd.
Volgens deze leden kan het niet zo zijn dat de EU-landen bereid zijn aan deze wens tegemoet te komen, nu het parlement en de Tsjechische premier hun goedkeuring aan het Verdrag, zoals het er nu ligt, hebben gegeven.
Verdere vertraging van de inwerkingtreding van het Verdrag moet worden voorkomen. Volgens de leden van de PvdA-fractie kan het niet zo zijn dat 1 persoon vertraging veroorzaakt. Deze leden vagen welke waarde kan gehecht worden aan eerdere uitlatingen van de kant van de Tsjechische premier dat alles gereed is voor ratificatie van het Verdrag van Lissabon eind dit jaar.
De leden van de SP-fractie hebben vernomen dat de Tsjechische regering heeft aangegeven de laatst geformuleerde eis van hun president te willen voorleggen aan de Raad. De eis betreft een uitzondering op het Handvest van Grondrechten. Deze leden willen van het Kabinet weten of het bereid is gevolg te geven aan deze nieuw geformuleerde eis en welke gevolgen dat heeft voor het ratificatieproces. De geannoteerde agenda meldt verder dat de bespreking van de nominaties voor de vaste voorzitter van de Europese Raad en Hoge Vertegenwoordiger ook afhankelijk zijn van de Tsjechische bekrachtiging. Mogen deze leden er dan wel vanuit gaan dat wat betreft de samenstelling van de Europese Commissie er niet langer gewacht zal worden? Daarnaast vragen deze leden zich af of de opstelling van de Tsjechische president ook mogelijke gevolgen heeft voor het verkrijgen van een «eigen» eurocommissaris, zoals commissievoorzitter Barroso onlangs suggereerde. De leden van de SP-fractie vragen, indien dat het geval is, of de regering die suggestie steunt.
Nu het Constitutionele Hof in Tsjechië heeft aangegeven op 27 oktober a.s. een uitspraak te kunnen doen inzake de klacht van enkele senatoren, is het volgens de leden van de VVD-fractie zeer wel denkbaar dat op de Raad ook de nominaties voor de nieuwe Hoge Vertegenwoordiger en de vaste voorzitter van de Europese Raad worden geagendeerd. Uit het Benelux-paper dat is rondgestuurd aan de lidstaten en waarin een profielschets voor de voorzitter is opgenomen, wordt wel opgemaakt dat de zinsnede «demonstrate a committent to European projects» moet worden geïnterpreteerd als een afwijzing van de kandidatuur van de heer Tony Blair voor deze functie. De leden van de VVD-fractie vragen of de regering dat in elk geval kan ontkennen.
Deze leden vragen of het klopt dat onze zuiderburen al een blokkade hebben opgeworpen ten aanzien van een eventuele kandidatuur van de heer Blair.
Deze leden vragen of het klopt dat MP Juncker zich kritisch heeft uitgelaten over de steun van de Franse president en de Duitse bondskanselier voor een eventuele kandidatuur van de heer Blair.
Indien de regering deze eventuele kandidatuur van de heer Blair in elk geval niet (bij voorbaat) afwijst, mogen de leden van de VVD-fractie dan uit de gezamenlijke positiebepaling van de Benelux-landen begrijpen dat België en Luxemburg dit ook niet langer doen?
Indien de regering de mening van de VVD nog relevant acht, willen deze leden graag meegeven dat de eventuele Benelux-kandidaturen die zouden kunnen worden gesteld of gevraagd van zowel de premiers van Luxemburg als die van België niet de voorkeur van deze leden hebben en niet aan de profielschets van deze leden voldoen. Een eventuele kandidatuur van de heer Blair, niettegenstaande de «red-lines» die hij bij de onderhandelingen over het Verdrag van Lissabon wist te markeren, zouden deze leden als een krachtig signaal begroeten van een Europa dat een moderniseringsslag moet doormaken (o.a. qua beleidsprioriteiten, financiën) en een meer prominente rol in de wereld (extern optreden, veiligheidsrol) wil innemen.
Tenslotte, zou er onder het Verdrag van Nice tijdens deze EU Top slechts tot voordrachten van 26 Commissieleden worden besloten en de nominaties van de Hoge Vertegenwoordiger en vaste Raadsvoorzitter pas later aan de orde komen, dan gaan de leden van de VVD-fractie ervan uit dat de regering – met het bewust niet steunen van een tweede termijn van Commissaris Kroes – een zeer zware en/of strategisch interessante post voor de beoogd Nederlandse Commissaris in de wacht zal slepen; interne markt, mededinging, energiebeleid, justitie, binnenlandse veiligheid zouden daarvan voorbeelden kunnen zijn. De leden van de VVD-fractie wensen de regering daarbij succes.
De leden van de PVV-fractie stellen dat het eenieder welbekend is dat mede door druk vanuit de Europese Commissie en de Ierse «ja»-lobby inmiddels door de Ieren is ingestemd met het verdrag van Lissabon. De leden van de PVV-fractie hechten eraan op te merken dat zij geen verdere forcering van het verdrag verwachten en zij verzoeken de regering niet nog meer op de zaken vooruit te lopen dan nu reeds het geval is. Nominaties ten aanzien van uit het verdrag voortvloeiende functies en andere institutionele kwesties dienen besproken te worden wanneer de ratificatie in zijn geheel is afgerond, aldus deze leden.
De leden van de SP-fractie willen weten of de Europese Raad zijn belofte zal nakomen om tijdens deze bijeenkomst concrete bedragen te noemen die hij wil bijdragen aan de financiering van klimaatadaptatie in ontwikkelingslanden. Zij vragen in welke mate dat afhankelijk is van de vraag of alle lidstaten het eens kunnen worden over de onderlinge verdeelsleutel. Voorts vragen deze leden of de regering de mening van deze leden deelt dat het belang van een serieuze Europese toezegging te belangrijk is voor het slagen van de Kopenhagenbijeenkomst en dat deze niet afhankelijk mag zijn van de grillen van enkele lidstaten. Zij vragen of het een optie is dat de overgrote meerderheid zich committeert aan een Europese bijdrage, ook al is het onduidelijk of enkele lidstaten daar hun eerlijk deel aan zullen bijdragen. Deze leden vragen of de regering het met hen eens is dat het gezag van de regering enorm zou toenemen tijdens de besprekingen in de EU en later in Kopenhagen wanneer de regering duidelijkheid zou verschaffen over hoe zij van plan is zijn eigen klimaatdoelstellingen in Nederland te realiseren nu het Planbureau voor de leefomgeving aangeeft dat deze met het huidige beleid niet worden gehaald. De leden van de SP-fractie vragen, indien dat het geval is, of de regering dat dan ook gaat doen.
De leden van de VVD-fractie stellen dat ambities goed zijn, maar reële ambities nog beter. Nederland moet zich verzetten tegen een nieuwe en ongecontroleerde ODA-stroom richting armere landen.
Economische, financiële en sociale situatie
De leden van de PVV-fractie stellen dat het voor de Europese Unie van belang is om het vertrouwen in de economie te herstellen. Vanwege de inter-afhankelijkheid van de Europese economieën is hiervoor samenwerking vereist is. De leden van de PVV-fractie moedigen de spoedige coördinatie van herstelprogramma’s dan ook aan. Deze leden zijn van mening dat de prioriteit voor de Unie op juist dit punt moet liggen.
De leden van de SP-fractie vragen, nu wederom de illegale immigratie op de agenda staat, waar de besprekingen op dit punt toe moeten leiden en welke meningsverschillen er beslecht moeten worden.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het staat met de Nederlandse ambities om Frontex te versterken met een fregat of patrouillenboten.
De leden van de PvdA-fractie erkennen dat de belangrijkste doelstellingen van de strategie zijn: beschermen van het milieu van de Baltische Zee, bevorderen van de welvaart, vergroten van de toegankelijkheid door het versterken van vervoers- en energieverbindingen en verzekeren van veiligheid in de regio. Samenwerking met derde landen vindt met name plaats in het kader van de «Northern Dimension».
Hoe belangrijk effectieve coördinatie van beleid en activiteiten ook zijn voor de verbetering van het milieu, de veiligheid en de economische kansen in de Baltische Zeeregio, het is gelukkig niet de bedoeling, zo blijkt uit het commissiestandpunt en het standpunt van de Nederlandse regering, dat er nieuwe instituties moeten worden opgetuigd. De leden van de PvdA-fractie vragen of dit ook de algemene opvatting is in de overige EU landen.
De leden van de PVV-fractie stellen dat zij, zolang het Baltische Zee project enkel beoogt een betere samenwerking in de regio te bewerkstelligen en geen extra communautaire kosten dan wel agentschappen etc. met zich meebrengt, geen bezwaren tegen deze strategie hebben. Deze leden gaan er vanuit dat de regering nauwlettend in de gaten houdt dat deze strategie ook zonder financiële of institutionele consequenties blijft.
De leden van de PvdA-fractie uiten hun grote zorgen over de terroristische aanslagen van de laatste weken en de verhoogde instabiliteit in het land als gevolg van deze aanslagen. Naast deze verhoogde instabiliteit, speelt ook de vluchtelingenproblematiek een grote rol. De regering stelt terecht dat vrijwillige terugkeer en «early recovery» van groot belang zijn. De leden van de PvdA-fractie steunen daarom de regering in haar pleidooi voor een coherente en geïntegreerde strategie, waarbij militaire actie wordt opgevolgd door «early recovery» activiteiten gericht op civiele wetshandhaving, capaciteitsopbouw van lokaal bestuur en sociaaleconomische wederopbouw.
Deze leden vragen of Nederland of de EU eigen waarnemingen heeft om de veiligheid van het kernwapenarsenaal in Pakistan te kunnen beoordelen. Zo ja, hoe luiden deze waarnemingen, zo vragen deze leden. Tot slot vinden de leden van de PvdA-fractie dat de Malakand strategie te beperkt is om als oplossing te dienen. Zij wijzen erop dat alleen al geografisch gezien deze zich beperkt tot de Noord-Westelijke Grensprovincie van Pakistan, terwijl de problemen inmiddels tot Baloechistan en Punjab zijn uitgebreid.
De leden van de SP-fractie vragen of de regering bereid is de opvatting over regionale vredesonderhandelingen, zoals die ook door de Amerikaanse ex-minister van Buitenlandse Zaken Kissinger zijn ontvouwd (IHT 5 oktober 2009 «Afghanistan’s cruel options») in de RAZEB in te brengen. Deze leden vragen of de regering bereid is een regionale conferentie als EU voorstel in te brengen.
Verder menen deze leden dat aan dergelijke onderhandelingen de allerhoogste prioriteit moet worden gegeven, gezien het feit dat ook Pakistan in een steeds diepere staat van oorlog wordt betrokken. Volgens hen zijn de Amerikaanse bombardementen daar voor een belangrijk deel debet aan. Zij vinden dat daar een einde aan moet worden gemaakt en verzoeken de regering om dit in EU verband over te brengen.
Wat betreft Afghanistan en Pakistan zijn de leden van de PVV-fractie sceptisch. De afgelopen weken waren weer erg gewelddadig. Islamitische regimes zullen nooit democratisch en rechtsstatelijk te werk gaan. Het is echter wel zaak de Taliban in deze landen, en elders ter wereld, te elimineren. Gezien de recente mediaberichten omtrent bombardementen van de Pakistaanse luchtmacht op schuilplaatsen van moslimsextremisten, lijkt Pakistan hier eindelijk meer werk van te maken. De leden van de PVV-fractie vragen of de regering dit kan bevestigen.
De leden van de CDA-fractie vinden het goed dat de ministers tijdens deze RAZEB opnieuw spreken over de betrokkenheid van de EU bij Pakistan en Afghanistan. De leden van de CDA-fractie delen de lijn van de regering dat de EU inzet er op gericht moet zijn bestaand beleid effectiever uit te voeren, dat gericht moet zijn op committent ten aanzien van goed bestuur, democratisering en bestuurlijke en economische vernieuwingen. Deze leden vragen de regering aan te geven of de andere lidstaten deze lijn ondersteunen.
Voorts vragen de leden van de CDA-fractie hoe de Nederlandse regering de sterkere rol van de EU ziet bij het nieuwe Afghan Compact.
De leden van de SP-fractie vragen wat de instructies zijn die de regering aan de Nederlandse vertegenwoordiger in de klachtencommissie heeft gegeven. Eerder al (vorige week) stelden leden van de SP-fractie Kamervragen over het conflict in de VN dat uitmondde in het ontslag van Galbraith. Zij vragen wat de rol is van de EU in deze klachtencommissie en of Nederland daarin de EU-vertegenwoordiger is. Voorts vragen deze leden de opvatting van de regering over de wijze van hertelling en of de Nederlandse vertegenwoordiger in de commissie instructies heeft deze opvatting uit te dragen.
De leden van de CDA-fractie steunen de lijn van de regering waarbij de Pakistaanse regering wordt ondersteund in haar strijd tegen het terrorisme in de noordwestelijke provincies. Een geïntegreerde strategie, waarbij ook aandacht is voor wederopbouwactiviteiten biedt daarbij de grootste kans op duurzaam succes. Deze leden vragen op welke wijze de EU actieve steun biedt om de genoemde Malakand strategie op korte termijn te implementeren. Voorts vragen de leden van de CDA-fractie op welke manier wordt aangesloten bij de initiatieven die vanuit de Verenigde Staten ten aanzien van Pakistan in gang zijn gezet.
De leden van de CDA-fractie delen met de regering de zorgen over de mensenrechtensituatie in Syrië. Ook zijn deze leden van mening dat, door Syrië wellicht bij de EU te betrekken en nadere dialoog aan te gaan de mensenrechtensituatie aan de orde gesteld kan worden. Niettemin zijn de leden van de CDA-fractie van mening dat de EU te allen tijde aan de handrem moet kunnen trekken, indien de situatie verslechtert. Deze leden steunen dan ook de inzet van de regering om hierover een afspraak als EU vast te leggen om het akkoord eenzijdig op te schorten in geval van grove mensenrechtenschending. De leden van de CDA-fractie zullen hierop streng toetsen indien het akkoord voor ratificatie aan het parlement wordt voorgelegd.
De leden van de PvdA-fractie waarderen de inspanningen van de VS om de vredesonderhandelingen tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit weer vlot te trekken. Echter, de recente uitspraken van de Israëlische minister van Buitenlandse Zaken, Avigdor Lieberman, voorspellen weinig goeds voor de nabije toekomst. Lieberman zei «duidelijk te gaan zeggen dat er conflicten zijn die niet tot een alomvattende oplossing leiden, zoals in Cyprus, en dat de mensen leren ermee te leven». Wie gelooft dat Israël en de Palestijnen het wel eens kunnen worden «wekt illusies en sleept ons mee naar een algemeen conflict», zei hij. Het doel van de huidige vredesinspanningen zou volgens hem beperkt moeten blijven tot een interim-akkoord.
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de regering de uitspraken van Lieberman beoordeelt. Voorts vragen zij welke invloed heeft de weigerachtige houding van Lieberman heeft op de Nederlandse houding t.a.v. Israël. De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat de uitspraken van Lieberman de kansen op een oplossing voor het conflict opnieuw kleiner maken.
De leden van de SP-fractie dringen er op aan dat de EU Israël onder druk zet om een einde te maken aan het nederzettingenbeleid. Deze leden vragen wat de EU als lid van het kwartet zal ondernemen.
Ten aanzien van het Associatieakkoord met Syrië is het deze leden niet 100% duidelijk wat de houding van Nederland zal zijn met betrekking tot het mensenrechtenartikel. De leden van de SP-fractie vragen of de regering «nee» zegt tegen een associatieakkoord zonder mensenrechtenartikel of niet.
De leden van de PVV-fractie zijn van mening dat Syrië verre van een associatieakkoord is. We moeten geen associatieovereenkomsten sluiten met mensenrechtenschendende dictaturen. De leden van de PVV-fractie zijn derhalve van mening dat de Nederlandse regering sterker vast dient te houden aan haar principes.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben de mensenrechten hoog in het vaandel staan, en hechten daarom veel belang aan een kritische blik op de mensenrechtensituatie in landen waarmee het een associatieakkoord sluit, dus ook bij Syrië. De leden van de GroenLinks-fractie zijn bezorgd over de mensenrechtensituatie in Syrië. Mensenrechtenorganisaties hebben zich met ferme woorden uitgesproken over bijvoorbeeld de inperking van de vrijheid van meningsuiting.
De minister heeft in zijn brief van 10 juli 2009 aangegeven dat hij concrete eisen stelt aan een ondertekening van het associatieakkoord. Daarmee stond Nederland alleen. De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat, hoewel het belangrijk is de mensenrechtensituatie mee te wegen, een blokkade van het associatieakkoord niet in het belang van de Syrische bevolking zou zijn, omdat op deze manier de deur voor een dialoog over mensenrechten gesloten blijft.
Deze leden vragen of de berichten kloppen dat tijdens de bijeenkomst van EU-ambassadeurs op 8 oktober jl. een politieke declaratie is toegevoegd aan de modelovereenkomst met betrekking tot mensenrechten en dat daarbij de afspraak is gemaakt het verdrag op te schorten bij ernstige mensenrechtenschendingen. Voorts vragen deze leden of deze declaratie dezelfde is als de Joint Declaration zoals opgenomen in de overeenkomsten met Oost-Europese landen als Georgië en Albanië. Is de Syrische regering akkoord gegaan met deze toevoeging? Wat waren voor hen de redenen om hun bezwaren tegen een dergelijke verklaring nu te laten varen, zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie.
De EU heeft door de jaren heen associatieakkoorden gesloten met een aantal landen waar de mensenrechtensituatie twijfelachtig is, bijvoorbeeld in Jordanië, Tunesië en Israël. Aan die akkoorden is geen declaratie toegevoegd met betrekking tot deze problematiek. Door juist in het geval van Syrië zo zwaar te tillen aan een dergelijke toevoeging, komt het land in een isolement, en dit draagt zeker niet bij aan het oplossen van het probleem. De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat argumenten van de minister voor het tegenhouden van ondertekening van het akkoord belangrijk zijn, maar trekken zelf een andere conclusie. De toevoeging van een gemeenschappelijke interpretatieve verklaring bij artikel 135 van het akkoord vormt niet specifiek een meer bruikbare basis voor de aanpak van de mensenrechtensituatie in Syrië, aldus deze leden.
De leden van de GroenLinks-fractie hopen wel op een effectieve implementatie van artikel 2 van elk associatieakkoord. Benchmarks en meetbare doelstellingen kunnen het monitoren van alle associatieakkoorden uniformeren. Deze leden vragen de mening van de minister over de invoering van een dergelijk algemeen systeem van benchmarks, doelstellingen op maat en monitoring als onderdeel van het EU associatieakkoord. Voorts vragen deze leden of de regering bereid is met regelmaat aan de Kamer te rapporteren over de naleving van artikel 2 van alle associatieakkoorden die de EU heeft.
De leden van de GroenLinks-fractie rekenen er graag op dat Nederland politieke besluitvorming van de EU tot het aangaan van het associatieakkoord met Syrië zal ondersteunen en noch zichzelf, noch Syrië in een geïsoleerde positie zal manoeuvreren.
De inspanningen van de landen op de Westelijke Balkan ten aanzien van het bestrijden van criminaliteit en corruptie zijn volgens de leden van de PVV-fractie onder de maat. Bosnië wordt nog immer verscheurd door interne polarisatie. Kroatië levert nog steeds geen goede medewerking aan het Joegoslavië-tribunaal en moet meer doen op het gebied van justitiële hervormingen. Uitbreiding van de Europese Unie is wat de leden van de PVV-fractie betreft onbespreekbaar, al helemaal met landen die niet aan de basisvoorwaarden kunnen voldoen. De leden van de PVV-fractie zijn van mening dat landen zelf initiatief moeten tonen alvorens de EU met allerlei verbeterde overeenkomsten en subsidies op de proppen komt. Samenwerking met een internationaal erkend tribunaal is dan wel het minste wat een land, dat nota bene EU kandidaat is, dient te laten zien. De regering heeft eerder aangegeven dat het Zweedse voorzitterschap, mede gezien het door de Commissie uitgezette tijdpad, deze herfst voorzag in de laatste fase te kunnen belanden qua onderhandelingen met Kroatië. De leden van de PVV-fractie vragen of de regering kan bevestigen dat dat inmiddels niet meer het geval is.
De leden van de CDA-fractie constateren een gebrek aan vooruitgang in Bosnië en Herzegovina (hierna mede: BiH). Zij vragen of de grondwettelijke wijzigingen die worden voorgesteld de centrale staatsorganen beter zullen laten functioneren. De huidige Grondwet houdt de huidige verdeeldheid in stand door drie bevolkingsgroepen een stem te geven. Het beste zou zijn om de huidige grondwet geheel te vervangen, maar daarvoor zijn de verschillen in visie te groot, aldus de leden van de CDA-fractie. Zij vragen de regering aan te geven of er een stappenplan is om de huidige Grondwet zodanig te wijzigen dat uiteindelijk een Grondwet ontstaat die bindend werkt tussen de verschillende etnische groepen van BiH. Voorts vragen deze leden de regering aandacht te vragen voor het onderwijssysteem in BiH. De drie etnische groepen hebben verschillende leerschema’s en er is geen sprake van gezamenlijke schoolgang door de etnische groepen.
In BiH circuleren nog grote hoeveelheden munitie en wapens en zijn private beveiligingsdiensten actief. De leden van de CCDA-fractie vragen op welke wijze de EU kan bijdragen aan het opruimen van overtollige munitie en wapens. Zij vragen de regering deze problematiek tijdens de RAZEB te bespreken. De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering naar aanleiding van de motie Ormel c.s. van 9 juni 2009 de vestiging van een expertisecentrum ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit ter tafel heeft gebracht. Helaas heeft de Commissie geantwoord dat het Southeast European Cooperative Initiative Center (SECI) zich hier al mee bezig houdt. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat de georganiseerde criminaliteit een belangrijke oorzaak is van onvoldoende integratie van bevolkingsgroepen in BiH; deze leden verzoeken de regering om nogmaals het belang van een expertisecentrum in Bosnië Herzegovina te benadrukken en daar voor te ijveren. De georganiseerde criminaliteit heeft belang bij het handhaven van de huidige instabiele status-quo in Bosnië Herzegovina.
De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat omvorming van de positie van de Hoge Vertegenwoordiger alleen kan als er voldoende vooruitgang kan worden gemaakt en zij vragen. welke voortgang is gemaakt in relatie tot de benchmarks.
De leden van de PvdA-fractie stellen dat ongeveer een derde van de fondsen van de Europese Commissie voor Bosnië naar criminaliteitsbestrijding en JBZ gaat. Met behulp van de Europese Unie is een regionaal centrum opgericht ter bestrijding van de grensoverschrijdende criminaliteit, het Southeast European Cooperative Initiative Center (SECI), dat deels als expertisecentrum functioneert. Ook de EVDB-missies EUPM en EUFOR houden zich proactief bezig met de bestrijding van de georganiseerde misdaad, voor EUPM wordt dit na 2010 zelfs de hoofdtaak.
De leden van de PvdA-fractie constateren dat er veel energie en geld in de aanpak van de georganiseerde misdaad in Bosnië en Herzegovina zit en vragen of ook bekend is wat de resultaten van deze aanpak zijn.
De leden van de SP-fractie maken zich ernstig zorgen over de politieke situatie in Bosnië-Herzegovina. Zij vragen de regering hoe zij de invloed van de stagnatie in Bosnië-Herzegovina op de regio beoordeelt en of dit ook de uitvoering van het Stabilisatie- en Associatieakkoord in gevaar brengt.
Met betrekking tot de sluiting van het kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger willen deze leden iets meer weten over de beoordeling van de regering of aan de gestelde voorwaarden is voldaan, omdat de regering nu enkel uitspreekt dat die voorwaarden niet moeten worden afgezwakt. Deze leden vragen of het klopt dat er meerdere lidstaten zijn die aansturen op een besluit in november om het kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger te sluiten zodra er een akkoord ligt over een grondwetswijziging. Deze leden vragen of de regering hun mening deelt dat een dergelijk akkoord, net als de recente politiehervormingen, en zeker wanneer het onder grote druk van de EU en VS tot stand is gekomen, onvoldoende bewijst dat er onomkeerbare stappen worden gezet richting het opheffen van de verdeeldheid in het land. Indien dat het geval is, vragen deze leden of de regering het met hen eens is dat er daarom meer tijd moet worden genomen voor de implementatie van de grondwetswijziging alvorens te besluiten tot sluiting.
De Raad zal worden geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot de toetredingsonderhandelingen tussen de EU en Kroatië. In het grensgeschil tussen Kroatië en Slovenië is een doorbraak bereikt. De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven aangeven of er ook grensgeschillen zijn tussen Kroatië en Servië en tussen Kroatië en BiH. Voorts vragen deze leden de regering of zij van mening is dat deze grensgeschillen ook opgelost moeten worden voor een eventuele aanvraag van het EU lidmaatschap door Kroatië.
De leden van de CDA-fractie vinden het teleurstellend dat de hoofdaanklager van het ICTY heeft geconstateerd dat er weinig verbetering is in de samenwerking tussen Kroatië en het ICTY. Deze leden zijn van mening dat de onderhandelingen over hoofdstuk 23 opgeschort dienen te blijven totdat er sprake is van volledige medewerking van Kroatië met het ICTY. De leden van de CDA-fractie vragen de inzet van de Nederlandse regering en of de regering kan aangeven hoe de overige EU lidstaten hier instaan.
De leden van de PvdA-fractie stellen dat de Raad zal worden geïnformeerd over de huidige stand van zaken met betrekking tot de toetredingsonderhandelingen tussen de EU en Kroatië. Hoewel er een doorbraak is in het grensgeschil tussen Kroatië en Slovenië, speelt de samenwerking met het Joegoslavië tribunaal een belangrijke rol in de verdere voortgang van de onderhandelingen.
De leden van de PvdA-fractie wijzen erop dat een consistente implementatie van de uitbreidingsstrategie van 2006 nu belangrijker is dan ooit. Uitgangspunt van deze strategie is dat het tempo van toenadering tot de EU afhankelijk is van de mate waarin de noodzakelijke hervormingen in de individuele landen worden doorgevoerd. De indruk is dat de onderhandelingen met Kroatië in een stroomversnelling zitten. Eind vorig jaar voorzag de Europese Commissie dat de onderhandelingen eind 2009 kunnen worden afgerond. De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering de mening deelt dat niet de verwachte of gewenste datum van afronding van de onderhandelingen de doorslag mag geven wat betreft het oordeel over de noodzakelijke hervorming, maar dat deze inhoudelijk zullen moeten beoordeeld. Het gaat volgens deze leden toch uiteindelijk om de bereikte resultaten en niet om de inzet richting die resultaten, hoewel de doorbraak in het grensgeschil en de inzet van de Kroatische premier, uiteraard lovenswaardig zijn. De leden van de PvdA-fractie vragen hoe breed gedragen de opvatting is dat de samenwerking met het ICTY (meer dan) voldoende moet zijn alvorens er verdere onderhandelingsresultaten kunnen worden geboekt.
De leden van de SP-fractie ondersteunen het standpunt van de regeriing dat Kroatië nog steeds onvoldoende samenwerkt met het Joegoslavië tribunaal (ICTY). De leden van de SP-fractie vragen de regering of het overhandigen van de nog ontbrekende documenten die door het tribunaal zijn verzocht voldoende wordt geacht om verder te onderhandelen over het hoofdstuk rechtelijke macht en fundamentele rechten. Daarnaast vragen deze leden of de regering hun mening deelt dat het bevreemdt dat de Commissie de verwachting uitspreekt dat de onderhandelingen mogelijk volgend jaar kunnen worden afgesloten, terwijl het onduidelijk is of en wanneer deze documenten zullen zijn opgespoord.
De beleidsvoornemens van de nieuwe Moldavische regering bieden de aanknopingspunten om te onderhandelen over een nieuwe brede overeenkomst ter vervanging van de Partnerschapsovereenkomst. Momenteel is er echter nog geen nieuwe president gekozen. De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven waarom dit nog niet is gebeurd en wanneer dit wel zal gebeuren. Voorts vragen deze leden of de regering het met hen eens is dat het verstandig zou zijn deze verkiezing af te wachten voordat onderhandeling over een nieuw akkoord in gang wordt gezet.
De leden van de CDA-fractie steunen de inzet van de regering.
De leden van de SP-fractie steunen de regering in haar mening dat het niet juist is de sancties tegen Oezbekistan te beëindigen.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de Rusland Top geen punt op de agenda is. Deze leden willen echter een aantal aandachtspunten in aanloop naar de Top aan de orde stellen. Zij vragen of de regering heeft kennisgenomen van het rapport door de commissie Tagliavini en of dit rapport besproken zal worden in aanloop naar de Rusland Top. Voorts vragen deze leden wat daarbij de inzet van de Nederlandse regering is. De leden van de CDA-fractie vragen of de toenemende onrust op de Noordelijke Kaukasus een onderwerp is dat besproken zal worden op de Rusland Top. De leden van de CDA-fractie vragen om medewerking van Rusland om de moordzaken op Anna Politkovskaya en Natalia Estemirova op te lossen. De leden van de CDA-fractie vagen een reactie van de regering of dit punt aan de orde kan worden gesteld bij de Rusland Top.
De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen omtrent de situatie in Sri Lanka. Deze leden vragen of de regering met hen van mening is dat het afsluiten van het GPS plus verdrag met Sri Lanka samenhangt met de mensenrechtensituatie in Sri Lanka.
De leden van de PvdA-fractie willen ook graag aandacht vragen voor de situatie in Sri Lanka. Ondanks vele toezeggingen van de regering dat na de oorlog in april ze naar huis zouden kunnen terugkeren, zitten tienduizenden onschuldige mannen, vrouwen en kinderen nog altijd vast in de overbevolkte vluchtelingenkampen. Zonder water, medicijnen, sanitaire voorzieningen en fatsoenlijk eten. In de tussentijd trekt de Sri Lankaanse regering zich niets aan van hun lot. Dit is een schandelijke situatie, waaraan zo snel mogelijk een einde gemaakt moet worden, aldus deze leden.
De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering bereid is om in EU-verband te pleiten om Generalised System of Preferences Plus (GSP+) voor Sri Lanka in te trekken om de regering van Sri Lanka ertoe te bewegen de hoognodige veranderingen m.b.t. de vluchtelingenkampen door te voeren. Voorts vragen deze leden op welke wijze de EU verder aan een verbetering van de situatie in de vluchtelingenkampen zou kunnen bijdragen.
De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe het de recente uitspraak van de Russische regering beoordeelt dat praten over sancties tegen Iran op dit moment enkel de onderhandelingen met Iran zou frustreren. Erkent de regering dat sancties niet effectief zijn indien Rusland als zowel lid van de VN-Veiligheidsraad als buurland daar geen medewerking aan zou verlenen, zo vragen deze leden.
De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe zij de recente uitspraak van de Russische regering beoordeelt dat praten over sancties tegen Iran op dit moment enkel de onderhandelingen met Iran zou frustreren. Erkent de regering dat sancties niet effectief zijn indien Rusland als zowel lid van de VN-Veiligheidsraad als buurland daar geen medewerking aan zou verlenen, zo vragen de leden van de SP-fractie.
De leden van de PVV-fractie hechten er in het kader van de relatie met Iran aan op te merken dat zij geen verbetering zien, zowel op het gebied van het nucleaire dossier als op het gebied van mensenrechten. Nog steeds wil Iran niet praten over zijn verrijkingsprogramma. De berichten hieromtrent van het IAEA zijn onduidelijk. Vertrouwelijke rapporten zouden wijzen op het feit dat Iran atoombommen kan maken, terwijl de Verenigde Naties anderzijds complimenten uitdeelt aan het adres van Teheran omdat ze zo goed mee zouden werken. Deze leden vragen de regering hierover meer duidelijkheid te verstrekken. Wat betreft de interne aangelegenheden bereikte deze leden deze week nog het bericht dat in Iran drie betogers die tijdens de demonstraties van afgelopen juni zijn opgepakt, ter dood zijn veroordeeld. Burgers die ter dood veroordeeld worden omdat ze demonstreren! Ook hier verwachten de leden van de PVV-fractie een krachtig internationaal optreden in plaats van dat Nederland haar«afschuw uitspreekt». Daar doet Iran in ieder geval niets mee, aldus deze leden.
II. REACTIE VAN DE MINISTER EN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Voorbereiding Europese Raad 29–30 oktober 2009
Het voorzitterschap was aanvankelijk voornemens onder het agendapunt «Voorbereiding Europese Raad» over Iran te spreken. Inmiddels heeft het echter bekend gemaakt dit onderwerp tijdens het diner op maandag 26 oktober aan de orde te stellen.
In antwoord op vragen van de PvdA-fractie over het acquis communautaire en het nemen van maatregelen tegen lidstaten die het acquis schenden, diene dat lidstaten moeten voldoen aan het acquis communautaire. Het rechtssysteem in de EU-lidstaten is zodanig ingericht dat eventuele gebreken via de rechter aan de orde kunnen worden gesteld.
Op vragen van de PvdA-fractie en de SP-fractie kan de regering mededelen dat President Klaus zijn zorg heeft geuit dat de Benes-decreten zullen worden aangevochten in geval het Handvest van de Grondrechten direct toepasbaar wordt en dat dat tot eigensdomsaanspraken zou kunnen leiden. President Klaus heeft aangegeven deze mogelijkheid te willen uitsluiten.
Niet duidelijk is welke juridische vorm President Klaus hierbij voor ogen heeft. Zolang niet helder is wat de precieze wens is van President Klaus, is het moeilijk daarover een oordeel te vellen. Voor de regering staat de spoedige inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon voorop. De Tsjechische regering heeft zich op het punt gesteld dat het geen heropening wenst van ratificatieproces in alle lidstaten. De regering deelt deze mening.
De leden van de fractie van de SP vragen zich af of ze (op grond van wat wordt gesteld in de geannoteerde agenda over de nominaties voor de vaste voorzitter van de Europese Raad en Hoge Vertegenwoordiger) er vanuit mag worden gegaan dat wat betreft de samenstelling van de Europese Commissie er niet langer gewacht zal worden.
Of deze Europese Raad zal spreken over de samenstelling van de nieuwe Commissie, hangt mede af van de uitspraak van het Tsjechisch Constitutioneel Hof, dat een hoorzitting organiseert op 27 oktober as., en van de vraag of aan de door President Klaus geformuleerde wens op enigerlei wijze gevolg zal worden gegeven. Op dit moment is het onduidelijk of het Zweeds voorzitterschap de samenstelling van de nieuwe Commissie uiteindelijk op de agenda plaatst.
Daarnaast vragen de SP-leden zich af of de opstelling van de Tsjechische President ook mogelijke gevolgen heeft voor het verkrijgen van een «eigen» eurocommissaris, zoals commissievoorzitter Barroso onlangs suggereerde. De leden van de SP-fractie vragen, indien dat het geval is, of de regering die suggestie steunt.
Tijdens de Europese Raad van juni jl. is uitgesproken dat het Verdrag van Lissabon uiterlijk eind 2009 in werking zou moeten zijn getreden. De regering gaat er vanuit dat de Tsjechische regering zich daaraan houdt. Als blijkt dat het langer gaat duren dan moet het voorzitterschap met de lidstaten bezien hoe daar mee om te gaan.
Mocht het zeker worden dat de Tsjechische president niet binnen afzienbare tijd zal overgaan tot het tekenen van de goedkeuringswet bij het Verdrag van Lissabon, dan zal de nieuwe Commissie moeten worden aangesteld op basis van het Verdrag van Nice. Dat betekent dat de Commissie moet worden verkleind ten opzichte van de huidige Commissie met 27 commissarissen. In dat geval zullen alle scenario’s voor reductie van het aantal leden van de Commissie worden besproken. Die situatie is op dit moment niet aan de orde.
De regering verwijst tevens naar de brief van 5 oktober jl. (over de Nederlandse positie inzake de betekenis van de uitslag van het Ierse referendum voor Europa en voor de ratificatie en implementatie van het Verdrag van Lissabon) waarin de benoeming van de Commissie op grond van het Verdrag van Nice en het Verdrag van Lissabon beschreven staat.
Leden van de VVD-fractie vragen het kabinet of de profielschets voor de vaste voorzitter van de Europese Raad in het Benelux-memorandum moet worden uitgelegd als een afwijzing van de kandidatuur van de heer Blair voor deze functie. Voorts vragen zij of het klopt dat België en Luxemburg zich al tegen de kandidatuur van de heer Blair hebben uitgesproken en wat het betekent voor de gezamenlijk positiebepaling van de Benelux-landen.
De regering benadrukt dat de profielschets voor de vaste voorzitter van de Europese Raad als omschreven in het Benelux-memorandum geen afwijzing van welke kandidatuur dan ook impliceert. Bij het opstellen van deze profielschets samen met de andere Benelux-landen heeft de regering altijd het institutioneel evenwicht voor ogen gehad en niet een specifieke persoon. Daaruit volgt dat het Benelux-memorandum niet tot doel had een gezamenlijk standpunt in te nemen namens de Benelux ten aanzien van een kandidaat voor vaste voorzitter van de Europese Raad, maar wel ten aanzien van bepaalde kwalificaties waaraan een kandidaat moet voldoen.
In antwoord op de vragen van de leden van de SP-fractie over klimaatverandering kan de regering mededelen dat financiering van klimaatadaptatie in ontwikkelingslanden in deze periode prominent op de agenda staat van de diverse Raadsformaties. De inzet van de regering is om de komende weken de EU-inzet verder te concretiseren om weer stappen te kunnen maken in de mondiale klimaatonderhandelingen. De Milieuraad behandelt alle elementen die Nederland wenst terug te zien in een Kopenhagen-akkoord – mitigatie, adaptatie, financiering en technologie. De Ecofin-Raad buigt zich met name over de EU-inzet ten aanzien van financiering van klimaatacties in ontwikkelingslanden. De Europese Raad zal naar aanleiding van de Milieuraad en de Ecofin de EU-positie nader concretiseren.
Over de exacte uitkomsten van de Europese Raad kan dus enkel nog gespeculeerd worden. Financiering van klimaatacties in ontwikkelingslanden staat nog volop ter discussie, waarbij onder de lidstaten zowel voor- als tegenstander zijn van het noemen van concrete bedragen. Ook de interne lastenverdeling is nog onderwerp van discussie. De Nederlandse inzet blijft ongewijzigd: een bedrag van 100 miljard euro (zowel publiek en privaat) is nodig in 2020 voor de bekostiging van mitigatie- en adaptatieacties in ontwikkelingslanden. De omvang van de benodigde publieke middelen is afhankelijk van het aandeel dat de koolstofmarkt levert en wat ontwikkelingslanden zelf bij kunnen dragen. De EU zal in de publieke financiering haar eerlijke aandeel bijdragen. Nederland zet in op een eerlijk aandeel van de EU op 20–30% van de totale benodigde publieke financiering. Dat is realistischer dan het aandeel van 10–30% dat de Europese Commissie noemt. Wat Nederland betreft kan de interne verdeling van deze EU-bijdrage ná Kopenhagen vastgelegd worden.
EU-regeringsleiders hebben al wel erkend dat een snelle start moet worden gemaakt met internationale financiële steun voor klimaatacties waarbij ze verwezen naar de mededeling van de Europese Commissie van 10 september jl. In mondiaal kader wordt er gekeken naar Europa als voortrekker in de onderhandelingen en men hoopt dat de aankomende Europese Raad een extra impuls kan geven, ook op het gebied van klimaatfinanciering. Hier zet Nederland zich ook voor in, en wil graag concrete getallen zien voor klimaatacties op de korte termijn. Daarom heeft het kabinet toegezegd aan het EU-bedrag voor de periode 2010–2012 een geloofwaardige bijdrage te leveren van 100 miljoen euro per jaar, die deels via de EU-begroting zou kunnen lopen. Aangezien Nederland een van de eerste landen is die concrete bedragen noemt, is het nog niet mogelijk om in te schatten wat de andere lidstaten bijdragen.
Tenslotte is Nederland zeer geloofwaardige onderhandelingspartner, binnen- en buiten de Europese Unie, als het gaat om het behalen van zijn emissiereductiedoelen en haar klimaatbeleid in bredere zin.
In antwoord op een vraag van de VVD-fractie over een nieuwe en ongecontroleerde ODA-stroom richting armere landen benadrukt de regering dat klimaatverandering het gevolg is van een probleem dat ontwikkelingslanden niet zelf hebben veroorzaakt en het behalen van de millennium ontwikkelingsdoelstellingen nog kostbaarder maakt. Met name voor de armste en meest kwetsbare landen zijn deze additionele lasten moeilijk te dragen. De regering is daarom van mening dat adaptatie aan klimaatverandering in de meest kwetsbare landen zoveel mogelijk met nieuw en additioneel geld dient te worden gefinancierd.
De regering zet zich in voor een eerlijke, efficiënte en effectieve internationale financiële architectuur voor klimaatbeleid. Zij wil daadwerkelijke klimaatacties in ontwikkelingslanden zien, in ruil voor financiële ondersteuning. Al in de Bali-routekaart is afgesproken dat mitigatieacties van ontwikkelingslanden en de voor deze acties bestemde financiering meetbaar, controleerbaar en verifieerbaar dienen te zijn.
Daarom benadrukt de regering het belang van een bottom-up benadering bij het financieren van klimaatacties. Het opstellen van nationale low carbon growth plannen door zowel ontwikkelde als ontwikkelingslanden is in dit kader van grote waarde, omdat goed nationaal beleid de effectiviteit van financiële ondersteuning vergroot. De beheersstructuur voor klimaatfinanciering moet volgens het kabinet bestaan uit een verschillend aantal fondsen en landen die samenwerken op basis van hun comparatieve voordelen, waarbij efficiënt kan worden gewerkt. Vanwege deze decentrale opzet is er de noodzaak om een coördinatiemechanisme op te zetten. Dit mechanisme zal primair de voorwaarden scheppen voor de effectieve koppeling van financiering aan acties en daarvoor verantwoording afleggen aan de Partijen bij het Kopenhagen-akkoord. Het kabinet hecht grote waarde aan het bewaken van de voortgang van klimaatacties en dat er voldoende balans is in de aanwending van de middelen. Hierbij is geen sprake van een ongecontroleerde financieringsstroom.
De leden van de SP-fractie vragen waar de besprekingen inzake illegale migratie toe moeten leiden nu het wederom is geagendeerd voor de Europese Raad. Voorts wordt gevraagd welke meningsverschillen er beslecht moeten worden.
In vervolg op de conclusies van de Europese Raad van juni jl. zal de Europese Commissie tijdens de aanstaande Europese Raad verslag doen van de voorstellen en maatregelen die sindsdien zijn gedaan. De besprekingen zullen uiteindelijk moeten leiden tot een effectieve(re) bestrijding van de illegale migratiestromen in het Middellandse Zeegebied. Het gaat daarbij om hervestiging van van asielzoekers binnen de Europese Unie, de versterking van Frontex en samenwerking met derde landen op het gebied van migratie.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe het staat met de Nederlandse ambities om Frontex te versterken met een fregat of patrouilleboten.
Nederland biedt momenteel op verschillende manieren ondersteuning aan Frontex-operaties, waaronder door middel van de inzet van grenswachten. Tevens heeft Nederland een Rigid Hull Inflatable Boat met tweehoofdige bemanning ingezet in de Griekse wateren. De mogelijkheden om binnen de Nederlandse randvoorwaarden een bijdrage te leveren aan Frontex-operaties door middel van de inzet van een fregat of patrouilleboten, worden onderzocht.
Volgens het voorstel van de Commissie zullen geen nieuwe instellingen worden opgetuigd voor de Baltische Zee Strategie. Nederland deelt deze zienswijze van de Commissie. Op de vraag van de leden van de PvdA-fractie of dit ook de algemene opvatting is van andere EU-landen kan de regering mededelen dat, voor zover bekend, ook de andere EU-lidstaten deze mening zijn toegedaan. In de concept-Raadsconclusies wordt dan ook niet gesproken over nieuwe instellingen.
De Raad zal naar verwachting een strategiepapier goedkeuren waarin de geïntensiveerde EU-inzet ten aanzien van Afghanistan en Pakistan uiteen wordt gezet. Bij dit strategiepapier zal ook een overzicht worden opgenomen van de actuele hulpinspanningen van de lidstaten. Nederland heeft bij bespreking van het strategiepapier er op gewezen dat de in het papier geschetste geïntensiveerde strategie moet leiden tot een effectievere implementatie van het bestaande beleid ten aanzien van Afghanistan en Pakistan. Aan de CDA-fractie kan worden gemeld dat deze zienswijze door alle lidstaten wordt gedeeld.
De leden van de SP-fractie vragen of de regering bereid is de opvattingen over regionale vredesonderhandelingen, zoals die door de Amerikaanse ex-minister van Buitenlandse Zaken Kissinger zijn ontvouwd, in de Razeb in te brengen. Ook vragen de leden van de SP-fractie of de regering in de Razeb wil pleiten voor een regionale conferentie. De regering zal allereerst haar eigen opvattingen over regionale vredesonderhandelingen in de Razeb inbrengen. Dit jaar zijn er diverse regionale bijeenkomsten geweest tussen Afghanistan, Pakistan, en andere bij de regio betrokken landen en organisaties. De internationale conferentie over Afghanistan in Den Haag afgelopen maart en de G8 Foreign Ministers meeting in Triëst in juni jl. zijn twee belangrijke voorbeelden hiervan. Nederland zal in EU-kader blijven pleiten voor verdere EU-ondersteuning van de regionale politieke dialoog. Het is echter in eerste instantie aan de partijen in de regio zelf om te beslissen of de organisatie van een regionale vredesconferentie op dit moment een nuttige bijdrage kan leveren aan de wederzijdse betrekkingen. Indien een dergelijke conferentie door Afghanistan en Pakistan wenselijk wordt geacht zal Nederland pleiten voor EU-ondersteuning van dit initiatief.
Het beoogde geïntensiveerde EU-beleid is sterk gericht op een regionale aanpak, ook al vergen de uitdagingen in beide landen ieder ook een op maat gesneden benadering. Ten aanzien van het stimuleren van regionale samenwerking zal de EU zich met name richten op technische en financiële ondersteuning van bestaande regionale organisaties, zoals bijvoorbeeld de South Asian Association Regional Cooperation (SAARC), de Central Asia Regional Economic Cooperation (CAREC) en de Shanghai Cooperation Organisation (SCO). De EU is voornemens hierbij aan Afghanistan en Pakistan hulp in de vorm van capaciteitsopbouw te geven, zodat beide landen op een effectieve wijze kunnen deelnemen aan deze organisaties. Daarnaast is de EU bereid bij te dragen aan initiatieven op het gebied van regionale infrastructuur, zoals transportverbindingen in de regio, en aan de totstandkoming van handels- en transitovereenkomsten. Ook zal de EU technische expertise leveren voor verbeterd grensbeheer en voor het tegengaan van illegale migratie aan Afghanistan, Pakistan en hun buurlanden. Een ander voorbeeld van EU-steun voor regionale samenwerking is het hoger- en beroepsonderwijs. De EU is voornemens onderlinge samenwerking tussen onderwijsinstituten in de regio te stimuleren, in lijn met prioriteiten van de betreffende overheden.
De SP-fractieleden menen dat de Amerikaanse bombardementen bijdragen aan een diepere staat van oorlog in Pakistan en dat deze bombardementen moeten worden beëindigd. De Amerikaanse en Pakistaanse autoriteiten spreken onderling over deze militaire acties en de acties vinden plaats in samenspraak en samenwerking. In deze militaire operatie heeft de EU geen rol.
Aan de leden van de PVV-fractie kan gemeld worden dat Nederland geen gedetailleerde informatie heeft over bombardementen op schuilplaatsen van moslimextremisten door de Pakistaanse luchtmacht. Pakistan heeft dit voorjaar een groot offensief ingezet in gebieden waar de Taliban (vaak ook openlijk) zijn invloed had uitgebreid. Dit legeroffensief in de North West Frontier Provinces en FATA wordt voortgezet in die gebieden waar Taliban nog steeds aanwezig is. Op zaterdag 17 oktober jl. is een grote nieuwe operatie tegen Taliban stellingen in Zuid-Waziristan van start gegaan. Hierbij vinden zowel luchtacties als grondoffensieven plaats.
Aan de leden van de CDA-fractie kan worden gemeld dat alle EU-partners de lijn ondersteunen dat ook de Afghaanse regering zelf het beleid ten aanzien van goed bestuur, democratisering en bestuurlijke en economische vernieuwingen effectiever dient te implementeren. Tegelijkertijd zal de EU kijken naar nieuwe mogelijkheden om initiatieven op deze gebieden te steunen. Zo zal de EU mede met het oog op de Afghaanse parlementaire- en districtsverkiezingen in 2010 nauw betrokken zijn bij de implementatie van verbeteringen in het verkiezingsproces en, zal zij zich inzetten voor bevordering van het functioneren van een pluralistisch politiek partijenstelsel en van een beter functionerend parlement. Ook zal de EU samen met de Afghaanse regering werken aan concrete maatregelen voor hervorming van de begroting en zal zij financiële en technische steun geven aan het UNDP programma (Afghan Sub-National Governance Programme, ASGP) op het gebied van lokaal bestuur.
De toekomstige Afghaanse regering zal nieuwe afspraken moeten maken over het beleid van de komende jaren. Enerzijds zouden die afspraken als een soort contract tussen de regering en de bevolking kunnen worden vastgelegd. Anderzijds moeten er hernieuwde afspraken met de Internationale Gemeenschap worden gemaakt. Het huidige Afghanistan Compact loopt in 2010 af en in een nieuw Compact, tussen de Afghaanse regering en de internationale Gemeenschap, zouden realistische doelstellingen en meetbare benchmarks moeten worden geformuleerd. De internationale Gemeenschap, inclusief de EU, kan aan de hand daarvan bezien hoe de regering te helpen bij het bereiken van deze doelen. In antwoord op de vragen van de CDA-fractie dient dat Nederland zal aandringen op een actieve rol van de EU in dit proces. Prioriteiten daarbij moeten zijn: Afghaans ownership, goed bestuur, anticorruptie, mensenrechten, transitional justice, rule of law en veiligheid. Ook in de implementatiefase zal de EU door nauwe samenwerking met de Afghaanse regering en andere internationale spelers in Afghanistan intensief betrokken moeten blijven.
In antwoord op de vragen van de SP-fractie over de Nederlander die lid is van de Klachtencommissie Verkiezingen kan het volgende worden vermeld. De Afghaanse Kieswet bepaalt dat de Klachtencommissie uit vijf leden bestaat. Volgens de wet dienen het Afghaanse Hooggerechtshof en de Afghaanse Onafhankelijke Mensenrechtencommissie elk één lid aan te wijzen. De VN-Speciaal Vertegenwoordiger dient drie internationale leden aan te wijzen. Volgens het Reglement van Orde van de Klachtencommis- sie dienen de leden hun taken op een tijdige, objectieve, onpartijdige en niet-politieke wijze te vervullen. De Nederlander werd door de VN-Spe- ciaal Vertegenwoordiger voor Afghanistan, Kai Eide, benoemd als één van de drie onafhankelijke internationale leden. Betrokkene is dus als onafhankelijke deskundige door de VN voorgedragen en hij is niet verbonden met de Nederlandse regering.
Ten aanzien van het ontslag van de UNAMA-medewerker Galbraith, verwijs ik u naar de op 16 oktober jl. beantwoorde Kamervragen van de SP-fractie en de op 16 oktober beantwoorde vragen van GroenLinks (met de respectievelijke kenmerken 2009Z18 397 en 2009Z18 545). De wijze van hertelling is onderling door de Klachtencommissie Verkiezingen en de Onafhankelijke Verkiezingscommissie overeengekomen, na consultatie van internationale experts op dit onderwerp. Een dergelijke steekproefsgewijze methode voor hertelling is in het verleden elders in de wereld toegepast. De regering heeft vertrouwen in de wijze waarop deze methodiek overeengekomen is. Op 20 oktober jl. bepaalde de Onafhankelijke Verkiezingscommissie op basis van de hertelling dat een tweede verkie- zingsronde nodig is. Deze ronde zal worden gehouden op 7 november 2009. Nederland zal er in de Raad voor pleiten dat de EU ook tijdens deze tweede ronde met een verkiezingswaarnemersmissie in Afghanistan aanwezig is.
De CDA-fractie vraagt op welke wijze de EU actieve steun biedt voor snelle implementatie van de Malakand Strategie. Op dit moment zijn er nog geen activiteiten in uitvoering, omdat de Strategie pas op 24 september jl. tijdens een top van regeringsleiders en staatshoofden van de Friends of Democratic Pakistan formeel werd aangenomen. In EU-kader heeft Nederland aangedrongen op een snelle overgang van papieren strategie naar concrete actie. De EU is van plan met name in te zetten op de hervormingen van de veiligheidssector en het verbeteren van de rule of law. Alle lidstaten bekijken momenteel hoe op lange termijn middelen kunnen worden vrijgemaakt om het plan volledig te laten uitvoeren. Het door de VS, VK en Pakistan opgezette Multidonor Trustfund, beheerd door de Wereldbank, zou een modaliteit kunnen bieden voor financiering van de Malakand Strategie en soortgelijke activiteiten elders in de grensregio. Op bijdragen aan dit fonds beraden alle partijen zich nog.
De leden van de PvdA-fractie vragen of Nederland of de EU eigen waarnemingen heeft om de veiligheid van het kernwapenarsenaal in Pakistan te kunnen beoordelen en, indien dat zo is, hoe deze waarnemingen luiden. De veiligheid van het Pakistaanse kernwapenarsenaal is een Pakistaanse aangelegenheid. Noch de EU, noch Nederland hebben eigen waarnemingen om deze veiligheid te kunnen beoordelen. De VS onderhoudt hierover wel nauwe contacten met de Pakistaanse autoriteiten en beoordeelt het Pakistaanse kernwapenarsenaal op basis van de door de Pakistaanse aangeleverde informatie. Vooralsnog verklaart de VS dat de veiligheid van het kernwapenarsenaal in Pakistan voldoende is.
In reactie op de opmerkingen en vragen van uw Kamer over het Midden-Oosten Vredesproces en Syrië bericht de regering het volgende. De regering heeft kennis genomen van de uitspraken van minister Lieberman naar aanleiding van zijn gesprek met de Amerikaanse MOVP-gezant Mitchell, waaraan de leden van de PvdA-fractie refereren. Deze uitspraken weerspiegelen, naar het voorkomt, opvattingen van minister Lieberman. Voor de regering zijn de beleidsopvattingen van de Israëlische regering als geheel, zoals uitgedragen door premier Netanyahu, leidend. Namens Israël heeft Premier Netanyahu in zijn toespraak in juni jl. bij de Bar-Ilan Universiteit zich uitgesproken als voorstander van de hervatting van de vredesbesprekingen met de Palestijnen, leidend tot de oprichting van een Palestijnse staat, zonder voorwaarden vooraf en op basis van bestaande verplichtingen van alle partijen. Tot die verplichtingen horen ook de afspraken die gemaakt zijn over nederzettingen in de Routekaart voor de Vrede. In reactie op de vraag van leden van de SP-fractie benadrukt de regering dat zij blijft pleiten voor krachtige stellingname van de EU in het Kwartet tegen de uitbreiding van nederzettingen, ook in Oost-Jeruzalem. Dit is ook tot uitdrukking gebracht in de laatste verklaring van het Kwartet van 24 september 2009.
De fracties van het CDA, de SP, de PVV en GroenLinks verwijzen naar het Associatieakkoord met Syrië. Het beleid van de EU is sinds 2004 om in akkoorden met derde landen op te nemen dat schending van een van de essentiële clausules, waaronder die inzake mensenrechten, kan leiden tot opschorting van het akkoord. In het Associatieakkoord met Syrië is een clausule opgenomen inzake mensenrechten. De tekst van het Associatieakkoord met Syrië is uitonderhandeld op basis van een mandaat van voor 2004. De regering heeft er in EU-verband op aangedrongen dat, in overeenstemming met de geldende praktijk na 2004, wordt vastgelegd dat schending van deze essentiële clausule gevolgen heeft voor de toepassing van de overeenkomst. Deze vastlegging zal plaatsvinden in de vorm van een verklaring van de RAZEB, waarin wordt bevestigd dat naleving van mensenrechtenstandaarden een essentieel onderdeel vormt van de associatieakkoorden die de EU afsluit; derhalve kan de EU tot opschorting van de toepassing besluiten in geval van schending van die standaarden. Over de tekst van deze verklaring is op niveau van de EU-ambassadeurs overeenstemming bereikt. Deze verklaring, waarop wordt gedoeld door de leden van de fractie van GroenLinks, betreft geen gemeenschappelijke verklaring maar een unilaterale EU-verklaring. De regering zal zich er uiteraard steeds voor inzetten dat de EU de noodzakelijke stappen neemt zodra blijkt dat Syrië zijn verplichtingen op mensenrechtengebied niet nakomt. Overigens heeft Syrië op maandag 19 oktober aan het EU-voorzitterschap te kennen gegeven nog enige tijd nodig te hebben voor interne afstemmingsprocedures, alvorens het tot ondertekening van het Associatieakkoord kan overgegaan. Op het moment van schrijven is het nog niet duidelijk of hierdoor de ondertekening van het akkoord en marge van de oktober-RAZEB aan de orde zal komen.
Ten aanzien van de wenselijkheid om over te gaan tot implementatie van een systeem van benchmarks, doelstellingen op maat en monitoring als onderdeel van de EU-associatieakkoorden, zoals opgemerkt door de fractie van GroenLinks, geldt dat een dergelijk systeem reeds vorm heeft gekregen in het Europees Nabuurschapsbeleid (ENB). Binnen het ENB worden per land afspraken gemaakt omtrent specifieke doelstellingen en acties voor een periode van drie tot vijf jaar. De Europese Commissie evalueert periodiek de voortgang van de verschillende ENB-partners en brengt hierover schriftelijke rapportages uit aan de lidstaten. Het ENB omvat landen aan de oostelijke en zuidelijke grenzen van de Unie, waaronder Syrië. Daarnaast rapporteert de regering periodiek aan de Tweede Kamer over de naleving van de mensenrechten in de wereld, zowel per thema als voor landen en regio’s. Daarbij worden ook de mensenrechtenstandaarden waaraan de mensenrechtenparagraaf van de Associatieakkoorden refereert onder de loep genomen.
De leden van de CDA, PvdA en SP-fracties maken een aantal opmerkingen over Bosnië-Herzegovina. Op 8 oktober hebben het Zweedse EU-voorzit- terschap en de VS, in aanwezigheid van vertegenwoordigers van de Europese Commissie en het Raadssecretariaat, een pakket maatregelen voorgesteld aan de Bosnische leiders. Het pakket is bedoeld om vooruitgang te boeken met betrekking tot de voorwaarden voor sluiting van het kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger, en om de politieke samenwerking in het land te bevorderen. De voorgestelde grondwettelijke wijzigingen die onderdeel uitmaken van het pakket hebben onder meer als doel om de centrale staatsorganen efficiënter te laten functioneren. Op 20 en 21 okto- ber worden de besprekingen voortgezet onder leiding van de initiatiefnemers. De Nederlandse regering hoopt dat de Bosnische leiders hun onderlinge verschillen ondergeschikt kunnen maken aan een gezamenlijk belang en bereid zijn tot een compromis.
De regering deelt het oordeel van de leden van de CDA-fractie dat gezamenlijke schoolgang zou kunnen bijdragen aan verzoening en daarmee aan de toekomst van Bosnië-Herzegovina. De etnische groepen hechten echter sterk aan hun eigen onderwijssystemen, waardoor het niet waarschijnlijk is dat op afzienbare tijd een uniform systeem tot stand komt.
In het kader van het bilaterale OS-programma heeft (onder andere) Nederland bijgedragen aan het opruimen van overtollige munitie en wapens. UNDP besteedt hier aandacht aan in uiteenlopende programma’s. Ook de OVSE voert programma’s uit op dit terrein. Nederland is voorstander van voortzetting van dergelijke programma’s.
De CDA- en SP-fractie hebben gevraagd naar de voortgang met betrekking tot de benchmarks voor sluiting van het kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger (HV). De regering hecht eraan dat wordt vastgehouden aan de gestelde conditionaliteit voor sluiting van het kantoor. Momenteel zijn er nog twee doelstellingen (verdeling staats- en defensie-eigendommen) niet of onvolledig gerealiseerd en is er nog geen sprake van een stabiele politieke situatie. De overige drie doelstellingen (duurzame regeling voor de status van Brcko; akkoord over verdeling van de belastinginkomsten; functionerende rechtstaat) zijn wel gehaald. Ook was al eerder voldaan aan de voorwaarde van sluiting van de Stabilisatie- en Associatie-Overeenkomst met de EU. Het voldoen aan de doelstellingen en voorwaarden die zijn gesteld voor sluiting van het kantoor van de HV vormt ook onderdeel van de onderhandelingen die zijn opgestart naar aanleiding van het initiatief van het Zweedse EU voorzitterschap. Zo liggen er momenteel concrete voorstellen op tafel voor de verdeling van staats- en defensie-eigendommen.
Een aantal EU-lidstaten streeft naar een snelle sluiting van het kantoor van de HV. Hiertoe zou ten vroegste tijdens de geplande vergadering van de Steering Board van de Peace Implementation Council (PIC) van 18 en 19 november een besluit kunnen worden genomen. De voorstanders van snelle sluiting bepleiten een flexibele interpretatie van de gestelde voorwaarden. De regering deelt de zorgen van de SP-fractie over de politieke situatie in Bosnië-Herzegovina en heeft in PIC en EU verband steeds opgeroepen om alle voorwaarden strikt na te leven en besluitvorming zoveel mogelijk te baseren op daadwerkelijke uitvoering van wetgeving.
De regering meent echter wel dat een eventueel politiek akkoord nieuwe kansen biedt om uit de langdurige politieke impasse te komen en het noodzakelijke hervormingsproces weer op gang te brengen. De op 8 oktober jl. voorgestelde grondwetswijziging vereist complexe besluitvorming in de staatstructuur van Bosnië-Herzegovina en zal naar verwachting tijd kosten.
De regering deelt de zorgen van de Kamer over georganiseerde misdaad in Bosnië-Herzegovina en merkt op dat er niettemin langzaam vooruitgang wordt geboekt, o.m. op het gebied van bestrijding van smokkel van mensen en drugs. Politiecoördinatie, binnen Bosnië-Herzegovina en met de buurlanden, toont enige verbetering. De EUPM speelt hierbij een belangrijke rol. De verwevenheid tussen georganiseerde misdaad, corruptie en politiek kan echter alleen effectief worden aangepakt door nationale instellingen op het gebied van politiesamenwerking, anticorruptie en rechtshandhaving. Het vertrek van internationale rechters en aanklagers per 1 januari 2010 zou de positie van het staatshof en van staatsaanklagers verzwakken. Staatshof en staatsaanklagers vormen een belangrijk onderdeel van de discussie over grondwetsherziening. Meer inspanningen van de Bosnische autoriteiten blijven nodig, zoals ook de Europese Commissie constateert in het recente Voortgangsrapport.
De leden van de fracties van de PVV, het CDA, de PvdA en de SP vragen allen aandacht voor het gebrek aan samenwerking van Kroatië met het ICTY. In het voortgangsrapport van de Europese Commissie van 14 oktober 2009 gaat de Commissie in op de aanzienlijke voortgang die Kroatië heeft geboekt in het pre-accessietraject, waarmee het einde van de onderhandelingen in zicht komt. Nederland erkent dat Kroatië flinke stappen heeft gezet in het hervormingsproces. Maar tegelijkertijd benadrukt de Nederlandse regering de noodzaak van het opbouwen van een geloofwaardige staat van dienst bij de tenuitvoerlegging van het acquis op bepaalde onderdelen, waaronder de hervormingen op justitieel terrein. Deze hervormingen dienen in 2009 en in 2010 te worden voortgezet.
De Nederlandse regering is daarnaast van mening dat Kroatië de samenwerking met het Joegoslavië-tribunaal dient te verbeteren. De hoofdaanklager van het Joegoslavië-tribunaal, Brammertz, liet zich op 4 juni 2009 tegenover de VN Veiligheidsraad wederom kritisch uit over de gebrekkige samenwerking. Deze heeft met name betrekking op de toegang tot vermiste documenten, en het onderzoek hieromtrent, in het gerechtelijk onderzoek naar onder andere voormalig Generaal Gotovina.
Nederland blijft, samen met een aantal andere lidstaten, van oordeel dat Kroatië meer inspanningen dient te leveren in de samenwerking met ICTY, alvorens voortgang kan worden geboekt in de onderhandelingen over het hoofdstuk over rechtelijke macht en fundamentele rechten (hoofdstuk 23).
De leden van verschillende fracties vragen naar de visie van de regering op het verdere tijdpad voor de onderhandelingen. De Europese Commissie meldt in het voortgangsrapport van 14 oktober 2009 dat wanneer Kroatië aan alle voorwaarden voldoet, de onderhandelingen volgend jaar zouden kunnen worden afgerond. De regering verzet zich tegen het vroegtijdig noemen van streefdata; dit is immers in strijd met de uitbreidingsstrategie van december 2006. Hierin is vastgelegd dat het tempo van het toetredingsproces afhangt van de resultaten van de hervormingen in het land waarmee over toetreding wordt onderhandeld, waarbij ieder land op zijn merites zal worden beoordeeld. De Europese Unie zal pas vlak voor het einde van de onderhandelingen streefdata voor toetreding moeten vaststellen. Daarbij is de vraag leidend of de betreffende kandidaat-lidstaat, in dit geval Kroatië, aan alle voorwaarden heeft voldaan.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven of eventueel bestaande grensgeschillen tussen Kroatië met Servië en/of met Bosnië-Herzegovina ook opgelost moeten worden voor een eventuele aanvraag van het EU lidmaatschap door Kroatië. Goed nabuurschap is een essentieel onderdeel van het pre-accessietraject. Grensgeschillen tussen landen onderling worden gezien als een bilaterale kwestie die buiten het onderhandelingsproces dienen te worden beslecht.
Op 16 oktober kondigde een EU-delegatie onder leiding van de Zweedse minister Bildt in Chisinau een snelle start van de onderhandelingen over een nieuwe brede overeenkomst met Moldavië aan. De regering steunt dit voornemen en acht het niet noodzakelijk om de verkiezingen voor een nieuwe president af te wachten voordat de onderhandelingen over een nieuw akkoord worden begonnen. De recent aangetreden Moldavische regering geniet de steun van een parlementaire meerderheid en is volledig handelingsbevoegd. Er zijn geen juridische of politieke beletsels voor het openen van onderhandelingen. Hierbij komt dat de nieuwe regering bemoedigende beleidsvoornemens als versnelling van het hervor- mingsproces, verbetering van de mensenrechtensituatie en toenadering tot Europa heeft aangekondigd. Deze positieve signalen hebben er toe geleid dat er onder de EU-lidstaten veel steun is voor een spoedige start van de onderhandelingen over een nieuwe brede overeenkomst. Dit biedt een kans om de hervormingsgezinde krachten in Moldavië te steunen. Voorts wil de EU voorkomen dat de EU kritische oppositie via frustratie van de Presidentsverkiezingen de facto een veto kan uitspreken over het openen van de onderhandelingen. De grondwettelijk laatst mogelijke datum voor de presidentsverkiezing is 11 november.
De fracties van CDA en SP verwijzen naar de discussie in Raadsverband over de verlenging van de sancties tegen Oezbekistan. Het is gebleken dat nagenoeg alle lidstaten menen dat de Europese Unie effectiever kan werken aan de verbetering van de mensenrechtensituatie in Oezbekistan als de sancties niet nogmaals worden verlengd, maar de Unie wel duidelijk haar zorgpunten nog eens onder de aandacht van de Oezbeekse autoriteiten brengt en de situatie nauwlettend blijft volgen. De regering streeft naar een zo effectief mogelijke dialoog met Oezbekistan en blijft van mening dat sancties hierin een rol kunnen spelen. Wel wil de regering een eventuele EU-consensus over het niet verlengen van de sancties niet in de weg staan.
De regering heeft kennisgenomen van het rapport van de Independent International Fact-Finding Mission on the Conflict in Georgia onder leiding van de Zwiterse diplomate Tagliavini. Dit onderzoek werd in opdracht van de Europese Unie uitgevoerd. Op 30 september heeft mevrouw Tagliavini het rapport aangeboden aan Georgië, de Russische Federatie, de EU, de Verenigde Naties en de OVSE. Ook heeft zij op die dag de inhoud van het rapport aan de EU lidstaten toegelicht. In antwoord op de vragen van de CDA-fractie bericht de regering dat zij meent dat het zgn. Tagliavini-rapport een genuanceerd feitenrelaas biedt dat kan bijdragen aan een beter begrip van de oorzaak en het verloop van het conflict tussen Georgië en Rusland in augustus vorig jaar. Het rapport zal, naar verwacht, in aanloop naar de EU-Rusland Top niet nader worden besproken, maar het kan vooral een positieve bijdrage leveren aan de internationale besprekingen die in Genève mede onder leiding van de EU plaatsvinden tussen de bij het conflict in Georgië betrokken partijen.
De agenda voor de EU-Rusland Top op 18 november in Stockholm is nog niet bekend. Op grond van eerdere bijeenkomsten is het de verwachting dat ook deze keer gesproken zal worden over de mensenrechtensituatie. Nederland zal tijdens de voorbereidingen van de Top wederom aandacht vragen voor de mensenrechtensituatie in Rusland en in het bijzonder de positie van mensenrechtenverdedigers. Verder zal de regering zorg uitspreken over de sterke toename van geweldsincidenten in de Noordelijke Kaukasus. Voor de goede orde zij vermeld dat tijdens de EU-Rusland mensenrechtendialoog op 5 en 6 november in Stockholm de situatie in de regio, de positie van mensenrechtenverdedigers alsook de vooralsnog onopgeloste moorden op de mensenrechtenverdedigers Politkovskaja en Estemirova aan de orde zullen worden gesteld.
De fracties van CDA en PvdA vroegen naar de mensenrechtensituatie in Sri Lanka en het verband met de APS-plus preferenties waar Sri Lanka gebruik van maakt.
In algemene zin is uitgangspunt van Nederland dat de APS-plus regeling een objectief, stimulerend handelsinstrument moet zijn dat ontwikkelingslanden onder voorwaarden aanvullende handelspreferenties toekent. De voorwaarden betreffen met name de ratificatie en effectieve implementatie van een aantal verdragen op het terrein van mensen- en arbeidsrechten en milieu. Wanneer op basis van onderzoek van de Europese Commissie blijkt dat niet (of niet langer) aan de voorwaarden wordt voldaan, vindt Nederland dat preferenties geheel of gedeeltelijk moeten worden opgeschort. De minister van Economische Zaken en de staatssecretaris voor Europese Zaken hebben dit ook kenbaar gemaakt aan de Sri Lankaanse minister van Handel tijdens zijn bezoek aan Nederland op 12–13 oktober jl.
De Europese Commissie is in oktober 2008 een onderzoek gestart naar de effectieve implementatie van verschillende mensenrechtenconventies in Sri Lanka. Het rapport van de Commissie d.d. 19 oktober jl., dat is gebaseerd op een onderzoek van onafhankelijke experts, concludeert dat Sri Lanka in de periode 2005–2008 zijn verplichtingen voortvloeiende uit het Internationale Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten, het Verdrag tegen Foltering, en de Conventie inzake de Rechten van het Kind niet effectief heeft geïmplementeerd. De regering vindt dat dit aanleiding moet zijn voor opschorting van de APS-plus handelspreferenties waarvan Sri Lanka gebruik maakt. De verwachting is dat de Commissie dit ook aan de lidstaten zal voorstellen. Zonodig zal de regering hiervoor pleiten.
Bij een beslissing over herinvoering van de APS-plus preferenties zullen vervolgens de Sri Lankaanse vorderingen ten aanzien van de implementatie van de relevante conventies worden beoordeeld, inclusief de rechten van vluchtelingen en ontheemden.
De komende RAZEB zal er bij de Sri Lankaanse regering op aandringen de condities in de vluchtelingenkampen op internationaal geaccepteerd niveau te brengen. Dat wil zeggen dat de regering de onmiddellijke vrijwillige en veilige terugkeer van de ontheemden mogelijk moet maken en de overblijvende ontheemden in de kampen bewegingsvrijheid moet verlenen. Ook dienen hulpverleners ongehinderd toegang tot de kampen krijgen. Onder deze voorwaarden is de EU bereid om in dialoog met de Sri Lankaanse regering de terugkeer van ontheemden te faciliteren door projecten te steunen gericht op reconstructie en ontwikkeling.
De leden van de fractie van de PVV vragen de regering meer duidelijkheid te verschaffen over het nucleaire dossier van Iran. Gegeven het gebrek aan bereidheid bij Iran volledige openheid te betrachten met betrekking tot het nucleaire programma is het niet eenvoudig een inschatting te maken over de Iraanse ambities. Het perspectief dat Iran op afzienbare termijn het vermogen om een kernwapen te maken verwerft, baart de regering, evenals de bredere internationale gemeenschap, ernstige zorgen. Iran moet er toe worden gebracht uitvoering te geven aan de betreffende Veiligheidsraadresoluties en zijn internationale verplichtingen nakomen.
Momenteel wordt door de E3+3, bestaande uit de permanente leden van de VN-Veiligheidsraad en Duitsland, en HV Solana met Iran gesproken om te komen tot een oplossing voor het Iraanse nucleaire vraagstuk. Naar verwacht zullen de E3 en HV Solana de Raad informeren over de laatste gepreksronde (19 oktober). Deze gesprekken bieden Iran de kans om openheid van zaken te geven. De regering is van mening dat dit diplomatieke proces alle steun verdient. Tegelijkertijd is de regering van mening dat indien deze gesprekken binnen afzienbare tijd onvoldoende resultaat opleveren, de internationale gemeenschap passende nieuwe maatregelen moet nemen. Met de leden van de fractie van de SP is de regering van mening dat dergelijke maatregelen, mede uit oogpunt van effectiviteit, bij voorkeur in VN-verband moeten geschieden. Echter, indien de VN-Veilig- heidsraad niet tot overeenstemming kan komen is de regering van mening dat, indachtig de motie van het lid Voordewind c.s., de EU met zoveel mogelijk gelijkgezinde landen maatregelen moet treffen. Overigens heeft de EU reeds nu verdergaande sanctiemaatregelen getroffen dan de VN-Veiligheidsraad voorschrijft.
De regering deelt de zorgen van de PVV-fractie en over de mensenrech- tensituatie in Iran en de verschillende veroordelingen tot doodstraf in de massaprocessen. Er bestaat bij de Iraanse autoriteiten geen misverstand over de principiële Nederlandse afwijzing van de doodstraf en de Nederlandse zorgen omtrent de procesgang bij de massaprocessen. Zowel in VN-kader en EU-verband, alsook in bilaterale contacten is dit Nederlandse standpunt uitgedragen en onder de aandacht van de Iraanse autoriteiten gebracht. In diverse EU-verklaringen en demarches naar aanleiding van de ontwikkelingen na de verkiezingen heeft de EU Iran gewezen op zijn verantwoordelijkheden met betrekking tot het handhaven van mensenrechten. Nederland zal zich ervoor blijven inzetten dat de Unie Iran blijft oproepen de doodstraf af te schaffen. In aanvulling hierop heeft Nederland op nationale basis in de Mensenrechtenraad zorgen geuit over het verloop van de massaprocessen en de vele willekeurige arrestaties van politieke opponenten, journalisten, mensenrechtenverdedigers en anderen. Ook sprak Nederland in de nationale verklaring zijn bezorgdheid uit over rapporten over mensenrechtenschendingen in gevangenissen en het gebruik van de doodstraf. De regering volgt de ontwikkelingen nauwgezet. De gezamenlijke druk op Iraanse autoriteiten zal worden voortgezet en zonodig worden opgevoerd.
Samenstelling:
Leden: Atsma (CDA), Van Bommel (SP), Ondervoorzitter van der Staaij (SGP), Waalkens (PvdA), Voorzitter Ormel (CDA), Van Velzen (SP), Nicolaï (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Van Dijk (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Jonker (CDA), Irrgang (SP), De Roon (PVV), Boekestijn (VVD), Pechtold (D66), Ten Broeke (VVD), Gill’ard (PvdA), Van Dijk (SP), Thieme (PvdD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU) en Peters (GL).
Plv. leden: Jager (CDA), De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), Vos (PvdA), Van Heugten (CDA), Lempens (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Schermers (CDA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Knops (CDA), Jacobi (PvdA), Samsom (PvdA), Kuiken (PvdA), Teeven (VVD), Spies (CDA), Roemer (SP), Wilders (PVV), Meeuwis (VVD), Van der Ham (D66), Van der Burg (VVD), Besselink (PvdA), Van Leeuwen (SP), Ouwehand (PvdD), Voordewind (CU) en Vendrik (GL).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-02-928.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.