Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 21501-02 nr. 910 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 21501-02 nr. 910 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 juni 2009
Graag bieden wij u hierbij het verslag aan van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 15 en 16 juni 2009, alsmede de ontwerpconclusies van de Europese Raad van 18 en 19 juni 2009.1
De minister van Buitenlandse Zaken,
M. J. M. Verhagen
De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,
F. C. G. M. Timmermans
VERSLAG VAN DE RAAD ALGEMENE ZAKEN EN EXTERNE BETREKKINGEN (RAZEB, INCLUSIEF ONTWIKKELINGSSAMENWERKING) VAN 15 EN 16 MEI 2009
Voorbereiding Europese Raad van 18 en 19 juni
De Raad besprak de concept ER conclusies over financieel economische en sociale kwesties, klimaat en illegale migratie. Deze conclusies bevatten nog niet de Ierse teksten met betrekking tot het verdrag van Lissabon. Tijdens de Raad werd hier teleurstelling over uitgesproken. Wel heeft Ierland aangegeven dat het resultaat van de besprekingen tijdens deze Europese Raad van strategisch belang zal zijn, aangezien daarna de campagne voor het tweede Ierse referendum zal beginnen. Luxemburg heeft namens de Benelux ongenoegen uitgesproken dat de tekst niet beschikbaar was voor de Raad. De Razeb was toch de Raad die de ER voorbereidde. Staatssecretaris Timmermans heeft uiteengezet Ierland te willen helpen het probleem op te lossen, maar dit zou niet mogen leiden tot een nieuwe ratificatieprocedure.
Economische, financiële en sociale onderwerpen
Een aantal lidstaten en de Commissie riepen op tot een ambitieuze boodschap op het terrein van financieel toezicht en het maken van voortgang. Nederland heeft benadrukt dat ambitieuze conclusies nodig zijn en dat dit momentum moet worden aangegrepen om de norm te zetten en te voorkomen dat banken oude praktijken konden voortzetten.
Het Verenigd Koninkrijk waarschuwde voor de financiële gevolgen voor de lidstaten van bindende uitspraken van de nog op te richten drie European Supervisory Authorities (ESA’s). Met name het VK als financieel centrum zou in dat geval grote financiële risico’s kunnen lopen.
De zuidelijke lidstaten riepen op tot meer solidariteit bij de bestrijding van illegale immigratie en vroegen om een meer operationele passage in de ER-conclusies, onder meer over een grotere rol van Frontex. De oostelijke lidstaten vroegen aandacht voor de oostelijke dimensie van immigratiestromen. Een aantal lidstaten benadrukte dat de hervestiging van vluchtelingen op vrijwillige basis zou moeten plaatsvinden. Elke mogelijke verwijzing naar gestructureerde «burdensharing» op termijn was voor deze lidstaten niet acceptabel. Daarbij maakte men een onderscheid tussen «burdensharing» bij de hervestiging van de vluchtelingen en financiële «burdensharing». Voor deze laatste vorm lijkt wel weer steun te bestaan.
Staatssecretaris Timmermans heeft duidelijk gemaakt dat het tempo in de onderhandelingen omhoog moet en dat het daarom essentieel is dat deze Europese Raad laat zien dat er concrete voortgang wordt geboekt. De conclusies van de Ecofin Raad helpen daarbij en moeten daarom in zijn geheel worden bekrachtigd. Eén lidstaat verzette zich tegen het bekrachtigen van de conclusies van de Ecofin Raad door de Europese Raad.
Sprekend over de financiering van het klimaatbeleid wezen verschillende lidstaten, waaronder Nederland, erop dat de twee principes voor de financiële lastenverdeling – financiële draagkracht en verantwoordelijkheid voor de uitstoot van broeikasgassen – zowel op internationaal niveau moeten gelden als bij de lastenverdeling binnen de EU. Het zou een verkeerd signaal aan Kopenhagen zijn indien de EU deze internationale principes niet onverkort ook in eigen kring zou willen toepassen. Eén lidstaat hield evenwel vast aan een voorbehoud ten aanzien van de EU-interne verdeling van de lasten. Het wenste de besluitvorming hierover uit te stellen tot de Europese Raad van oktober.
Daarnaast heeft staatssecretaris Timmermans ervoor gepleit dat de EU in de ER-conclusies uitdrukkelijk haar bereidheid uitspreekt financiële ondersteuning te bieden aan ontwikkelingslanden voor het opstellen van nationale klimaatstrategieën.
Midden-Oosten (MOVP inclusief Libanon en Syrië)
De discussie over het MOVP stond vooral in het teken van de rede die premier Netanyahu uitsprak op zondag 14 juni.
SG/HV Solana deed verslag van zijn recente bezoek aan de regio waar hij een positieve, optimistische sfeer had geconstateerd. Hij beschouwde de speech van Netanyahu als bemoedigend, ook al bevatte deze nog veel complicerende elementen. De Raad verwelkomde de toespraak van premier Netanyahu als een positieve ontwikkeling omdat hij zich bereid had getoond de oprichting van een Palestijnse staat te aanvaarden. Sommige ministers toonden zich daarbij kritisch over de strikte voorwaarden die Netanyahu verbond aan de oprichting van een Palestijnse staat. Ook minister Verhagen was kritisch over het stellen van voorwaarden vooraf; deze dienden juist onderdeel te zijn van de onderhandelingen zelf.
Minister Verhagen pleitte ervoor dat de EU nauw zou moeten aansluiten bij het VS-beleid en dat de EU actief moest nadenken over ondersteuning bij de uitvoering van een uiteindelijk vredesakkoord: bijvoorbeeld op het gebied van veiligheidsgaranties en het vluchtelingenvraagstuk.
Ondanks verschillende inhoudelijke appreciaties van de speech van premier Netanyahu waren de ministers het eens dat de EU nauw moest blijven samenwerken met de VS en dat de uitspraken van Netanyahu dienden te worden verwelkomd als een stap vooruit. Enkele ministers waarschuwden verder voor een te smalle EU-benadering van het MOVP en benadrukten dat de regionale context niet uit het oog moest worden verloren.
Mede vanwege die context waren sommige ministers van mening dat de EU zo snel mogelijk het Associatieakkoord met Syrië moest ondertekenen. Minister Verhagen onderschreef de waardering lof voor Damascus voor zover het ging om de houding van Syrië ten aanzien van de recente verkiezingsuitslag in Libanon. Nederland kon echter niet nu en zonder meer akkoord gaan met de ondertekening van het Associatieakkoord – daarvoor waren er nog teveel onvervulde toezeggingen op mensenrechtengebied, hetgeen minister Verhagen ook zou aankaarten tijdens zijn reis naar de regio. Het voorzitterschap stelde vast dat de Razeb op de ondertekening van het EU-Syrië Associatieakkoord tijdens het Zweedse voorzitterschap terug zou komen.
Tot slot werd de verklaring besproken van de EU-Israël Associatieraad, welke laatste in de marge van de Razeb plaatsvond. Daarbij gingen er geen stemmen op van lidstaten om de EU-Israël relatie te bevriezen. In de verklaring (bijgevoegd) wordt de beslissing van december over intensivering van de relatie bevestigd en wordt uitgesproken dat de intensivering moet plaatsvinden op basis van gedeelde waarden, waaronder mensenrechten en democratie. De Nederlandse positie terzake blijft dat de versterking van de relaties met Israël moet worden voortgezet, ook om als betrouwbare partner onze invloed bij Israël te behouden. De verklaring inzake de EU-Israël Associatieraad komt hiermee overeen.
Hoofdaanklager Brammertz was te gast bij de lunchbespreking van ministers over Westelijke Balkan. Met name is gesproken over Servië en de samenwerking met het ICTY.
Vrijwel alle ministers en de Commissie betoogden dat de verbetering van de Servische samenwerking met het ICTY een aantal positieve stappen rechtvaardigde, waaronder deblokkering van de voorlopige inwerkingtreding van de SAO door middel van de Interim Overeenkomst. Minister Verhagen wees er daarentegen op dat de hoofdaanklager geen volledige samenwerking van Servië had vastgesteld, hetgeen voorwaarde is voor inwerkingtreding van de interim-SAO en van het ter ratificatie voorleggen aan de nationale parlementen van de SAO, zoals in april 2008 unaniem door de Raad in twee besluiten is vastgelegd.
Minister Verhagen zei voorts dat ook Nederland er belang aan hecht dat Servië wordt gesteund in de stappen die nu gemaakt zijn, om uiteindelijk te komen tot volledige samenwerking met het ICTY en daarmee het perspectief te verruimen op verdere integratie in Europa. Daartoe zou de Raad zijn politieke goedkeuring kunnen hechten aan visumliberalisatie voor de Servische bevolking, zodra Servië aan de laatste technische vereisten daartoe heeft voldaan. Nederland en de EU zouden bereid moeten zijn om te kijken naar praktische ondersteuning om aan die vereisten te voldoen.
In dit kader vroeg minister Verhagen tevens aan de Commissie om te kijken wat nog gedaan kan worden aan de feitelijk vereenvoudiging van de toegang tot het wetenschappelijk onderwijs van studenten (visa voor langere duur).
Ook vroeg Nederland de Commissie om voorstellen voor uitbreiding van het bestaande unilaterale regime van handelspreferenties, als stimulans voor Servië om ook de laatste stappen op de weg naar volledige samenwerking te nemen.
Enkele ministers betoogden daarop dat deblokkering van de interim-SAO belangrijker was dan visumliberalisatie en dat de rapportage van de Hoofdaanklager geïnterpreteerd kon worden als zou Servië op dit moment al maximaal met ICTY samenwerken. Brammertz bevestigde desgevraagd evenwel expliciet dat de samenwerking op dit moment niet als maximaal kon worden gekwalificeerd. Minister Verhagen concludeerde dat dus geen volledige samenwerking bestond en dus aan gestelde voorwaarde niet is voldaan. Daarop sloot de voorzitter de discussie.
Hoofdaanklager Brammertz stelde dat ook Kroatië in gebreke blijft voor wat betreft volledige samenwerking met het ICTY. Minister Verhagen stelde dan ook dat er geen reden is om de reserve van Nederland (en enkele andere landen) op onderhandelingshoofdstuk 23 (judiciary and fundamental rights) op te heffen.
De Raad besprak de EU-reactie die zou moeten volgen op een eventuele veroordeling van oppositieleidster Aung San Suu Kyi. Naar verwachting zal het vonnis eind juni bekend worden en de EU diende dan onmiddellijk een EU-verklaring af te geven waarin het vonnis scherp zou worden veroordeeld. De Raad besloot dat tijdens de Europese Raad, die samenvalt met de verjaardag van Aung San Suu Kyi, reeds een verklaring zou worden afgegeven waarin solidariteit zal worden betoond met de Nobelprijswinnares en bovendien zou worden duidelijk gemaakt dat, indien het tot een vonnis zou komen, de EU niet zou terugschrikken voor aanscherping van het EU-sanctieregime, gericht tegen het regime.
De ministers spraken tevens af te bezien op welke wijze de bestaande sanctiemaatregelen effectiever konden worden gemaakt. Zij benadrukten voorts dat naast het sanctieregime, ook de weg van de dialoog open moest blijven om positieve veranderingen in Birma teweeg te brengen. Deze dialoog diende zowel met het regime in Birma als met de buurlanden te worden gevoerd en zou ondersteunend moeten zijn aan de pogingen die VN-gezant Gambari onderneemt om een koerswijziging in Birma te bewerkstelligen.
De Raad evalueerde het Gemeenschappelijk Standpunt inzake Cuba en de hernieuwde politieke dialoog met Cuba, waartoe de Raad in juni 2008 had besloten. De ministers constateerden een gemengd beeld: naast positieve ontwikkelingen, zoals de Cubaanse uitnodiging aan de speciale VN-rapporteur inzake martelingen, blijven vele zorgpunten rondom de mensenrechtensituatie bestaan. De Raad sprak daarbij bezorgdheid uit over de voortdurende detentie van politieke gevangenen, het gebrek aan toegang van internationale humanitaire organisaties tot Cubaanse gevangenissen en de noodzaak voor ongehinderde contacten met het maatschappelijk middenveld en de oppositie.
De ministers besloten de dialoog met een jaar te verlengen met als doel de positieve elementen uit de dialoog te bestendigen en tevens verdere voortgang te kunnen boeken op de zorgpunten. Mede op verzoek van Nederland zal de Raad in juni 2010 de dialoog wederom evalueren en beoordelen of voldoende resultaten zijn behaald om de dialoog voort te zetten.
Op verzoek van Nederland sprak de Raad over de situatie in Soedan. Minister Verhagen noemde drie belangrijke punten van aandacht voor de komende periode: de uitvoering van het comprehensive peace agreement (CPA), de humanitaire situatie en samenwerking met het ICC. Minister Verhagen benadrukte het belang van een spoedige implementatie van enkele essentiële elementen in het CPA, zoals grensafbakening, de aanvaarding van de resultaten van de volkstelling en juridische hervormingen. De humanitaire situatie dient de komende maanden nauwgezet te worden gevolgd, met name de bescherming van burgers en de situatie in de vluchtelingenkampen. Voor wat betreft het ICC dient de EU de cruciale rol van het Hof bij het bestrijden van de straffeloosheid te blijven benadrukken, ook in het licht van het arrestatiebevel tegen president Bashir.
De ministers onderschreven het belang om de situatie in Soedan nauwgezet te blijven volgen, in aanloop naar de verkiezingen die thans voorzien zijn voor maart 2010. Zweden, het inkomend EU-voorzitterschap, gaf daarbij aan Soedan te zullen agenderen voor een Razeb dit najaar.
Hoewel Iran niet stond geagendeerd, besprak de Raad de ontwikkelingen in Iran in het licht van de uitslag van de presidentsverkiezingen op 12 juni jl. en de gewelddadigheden die daar op volgden.
De ministers waren van oordeel dat het Iraanse Kiescomité onverwijld onderzoek zou moeten doen naar de beschuldigingen over vermeende fraude.
Het hardhandig neerslaan van vreedzame protesten in reactie daarop druiste bovendien in tegen het universele recht op de vrijheid van meningsuiting.
De Raad was het eens dat de EU immer bereid was de dialoog met Iran aan te gaan, maar dat die alleen kon plaatsvinden op basis van wederzijds respect en naleving van aangegane verplichtingen.
Deze boodschap is door minister Verhagen op dinsdag 16 juni nogmaals nadrukkelijk aan de Tijdelijk Zaakgelastigde van Iran overgebracht. Daarbij heeft minister Verhagen tevens geprotesteerd tegen de aanhouding en intimidatie van een Nederlandse televisieploeg, de in beslagname van hun beeldmateriaal en de beperking van verslaggeving door buitenlandse journalisten. Tevens wordt door de Nederlandse ambassadeur in Teheran over deze kwestie om opheldering gevraagd en protest aangetekend.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-02-910.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.