21 501-02
Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen

nr. 611
BRIEF VAN DE MINISTER EN VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 maart 2005

Hierbij hebben wij het genoegen u, mede namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, het verslag te doen toekomen van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 15 en 16 maart jl.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

A. Nicolaï

ALGEMENE ZAKEN

Voorbereiding Voorjaarsraad: Lissabonstrategie

Vrijwel alle lidstaten konden zich in grote lijnen vinden in de voorliggende ontwerp-conclusies voor de Europese Raad voor wat betreft de focus op groei en werkgelegenheid.

De discussie in de Raad concentreerde zich voornamelijk op de paragraaf in de ontwerp-conclusies over de richtlijn diensten. Hoewel de door het Voorzitterschap voorgestelde tekst reeds rekening hield met die lidstaten die huiverig zijn voor de publieke opinie over de richtlijn, vroeg één lidstaat in het bijzonder om nog verdere afzwakking van de tekst.

Voor andere lidstaten lag dit niet in de rede. Zij moedigden de Commissie aan om door te gaan op de ingeslagen weg, inclusief het land van oorsprongsbeginsel en vroegen om opname van een conclusie die aan zou geven dat de Europese Raad een zo spoedig mogelijke afronding van de richtlijn wenst.

Het Voorzitterschap trok geen conclusies uit het debat en gaf aan zich te zullen beraden over de met elkaar tegenstrijdige wensen van de lidstaten.

Over het gedeelte van de conclusies inzake de governance van de Lissabon-strategie kon het overgrote deel van de lidstaten instemmen met de ontwerp-conclusies. Enkele lidstaten vroegen daarbij wel om voldoende flexibiliteit voor de lidstaten bij het opstellen van de nationale programma's.

Ten aanzien van het aanwijzen van een eventuele Mr(s). Lisbon ontbrak enthousiasme bij de meeste lidstaten. Alle lidstaten konden zich vinden in de ontwerp-conclusie die het aan de lidstaten overlaat of zij een nationale coördinator willen aanwijzen.

Voorbereiding Voorjaarsraad: Klimaatbeleid

Het Luxemburgse Voorzitterschap heeft toegezegd concrete emissiereducties in de ontwerpconclusies voor de Europese Raad op te nemen. De meeste lidstaten, inclusief Nederland, hadden uitdrukkelijk gevraagd om dergelijke concrete targets en doelstellingen voor emissiereducties, overeenkomstig de conclusies van de Milieuraad. Het zou een verkeerd signaal aan derde landen zijn als de Europese Raad de conclusies van de Milieuraad niet zou bevestigen, aangezien de EU een voortrekkersrol heeft op dit gebied.

Financiële Perspectieven/Cohesie

Het Voorzitterschap presenteerde volgens plan de «negotiating box» en onderstreepte dat dit document in zijn huidige vorm nog niet was bedoeld voor onderhandelingen. De «box» moest op weg naar een politiek akkoord in juni nog verder worden ingevuld. Ook werd onderstreept dat de «box» onder verantwoordelijkheid van het Voorzitterschap was opgesteld en dat als uitgangspunt het adagium gold «nothing is agreed until everything is agreed». Tenslotte gaf het Voorzitterschap inzicht in de werkwijze: op 17 maart vindt een eerste inhoudelijke bespreking plaats in het Comité van Permanente Vertegenwoordigers (Coreper) te Brussel. Voorafgaand aan de RAZEB's van mei en juni a.s. worden ministeriële «conclaven» voorzien.

Uitbreiding: Kroatië

Tijdens deze RAZEB bespraken de EU ministers van Buitenlandse Zaken voor de derde keer sinds januari 2005 de kwestie Kroatië. Het voorzitterschap stelde dat in deze Raad besloten moest worden of de onderhandelingen met Kroatië op 17 maart a.s. zouden kunnen worden geopend, zoals de ER-conclusies van december 2004 voorzien. Hoofdaanklaagster Del Ponte (ICTY) had in drie brieven aan het voorzitterschap haar negatieve oordeel in dezen neergelegd. Ook Commissaris Rehn was van mening dat hoewel de onderhandelingen met Kroatië liever vroeger dan later moesten worden geopend, dit alleen kon indien de bekende voorwaarde (volledige samenwerking met het ICTY) werd vervuld, hetgeen nu niet het geval was.

Een aantal lidstaten meende dat onderhandelingen onverwijld geopend moesten worden en op zijn minst het onderhandelingsraamwerk zou moeten worden goedgekeurd. De hervormers in Kroatië zouden volgens hen een ongewenst hoge prijs betalen bij uitstel van onderhandelingen en het positieve momentum zou in gevaar worden gebracht. Daar tegenover stond een groep lidstaten, waaronder Nederland, die op grond van eigen informatie en van die van Del Ponte vond dat thans geen sprake is van volledige samenwerking met ICTY en dat, wanneer daaraan voorbij zou worden gegaan, de geloofwaardigheid van de EU in het geding zou zijn. Het EU-beleid van conditionaliteit begon nu juist vruchten af te werpen.

Het voorzitterschap concludeerde dat het onderhandelingsraamwerk weliswaar akkoord werd bevonden (waarmee de EU had gedaan wat op haar weg lag), maar dat de opening van de toetredingsonderhandelingen voor onbepaalde tijd zou worden uitgesteld. Eerst wanneer de Raad vaststelt dat Kroatië volledig samenwerkt met het ICTY zal de Raad bij consensus besluiten de toetredingsonderhandelingen te openen. Zulks is vastgelegd in Raadsconclusies.

Externe betrekkingen

Midden-Oosten

De Raad onderstreepte dat de Syrische terugtrekking uit Libanon volledig diende te zijn (incl. de inlichtingendiensten) en volgens een duidelijk tijdschema moest verlopen. Nederland bepleitte om goedkeuring van het Associatie-akkoord met Syrië aan te houden in het licht van de huidige ontwikkelingen. De Raad riep de Libanese autoriteiten op alles in het werk te stellen om de omstandigheden rond de aanslag op ex-premier Al Hariri op te helderen en de verantwoordelijken op te sporen en sprak in dit verband steun uit voor de VN-missie die de aanslag eveneens onderzoekt. Tevens wees de Raad op het belang van onafhankelijke en eerlijke verkiezingen in Libanon, op korte termijn en vrij van buitenlandse inmenging. De Unie is bereid assistentie te verlenen, waaronder het sturen van een waarnemersmissie.

Voor wat betreft de voorziene resolutie over Israël en de Palestijnse gebieden in het kader van de komende zitting van de Mensenrechtencommissie in Genève heeft Nederland gesteld dat in de tekst een goede balans moest worden gevonden tussen enerzijds de bekende aandachtspunten van de internationale gemeenschap ten aanzien van Israël en anderzijds de erkenning van de recente positieve ontwikkelingen en de constructieve opstelling van Israël daarbij.

Iran

De Britse, Franse en Duitse ministers deden samen met HV Solana verslag van het verloop van de onderhandelingen met Teheran over lange termijn regelingen voor Iran's nucleaire programma. Dergelijke regelingen moeten objectieve garanties bieden dat Iran's nucleaire programma uitsluitend voor vreedzame doeleinden zal worden gebruikt en zou bredere samenwerking met Teheran op politiek, economisch en technologisch terrein mogelijk maken. In dit verband is cruciaal dat Iran gedurende dit onderhandelingsproces de toegezegde opschorting van alle opwerkings- en verrijkingsgerelateerde activiteiten volledig naleeft. De betrokken ministers spraken waardering uit voor de steun van de EU- en G8-partners en stelden dat, indien Iran zijn internationale verplichtingen niet nakomt, verwijzing van deze kwestie naar de VN-Veiligheidsraad onvermijdelijk zou zijn. Nederland heeft steun uitgesproken voor de inspanningen van de betrokken landen, maar ook aandacht gevraagd voor de mensenrechtensituatie in Iran. Het onderhandelingsproces over de nucleaire kwestie liet onverlet dat de mensenrechtensituatie zorgelijk blijft, hetgeen nadrukkelijk aan de orde moest worden gesteld door de EU tijdens de Mensenrechtencommissie. Voor het indienen van een resolutie door de EU bestaat geen steun in de Raad.

Europees Nabuurschapsbeleid

De Commissie presenteerde ter kennisgeving aan de Raad landenrapporten voor Georgië, Azerbeidjan, Armenië, Libanon en Egypte in het kader van het Europees Nabuurschapsbeleid (ENP). Deze rapporten zijn feitelijk van aard en bevatten conclusies noch aanbevelingen. Mede in verband met de situatie in Libanon zal de discussie over het starten met de voorbereidingen voor ENP-actieplannen voor de onderhavige landen op een later moment worden gevoerd. Tijdens de discussie over het Midden-Oosten wees Nederland reeds op het belang bij verdere stappen richting Libanon de huidige ontwikkelingen goed in ogenschouw te nemen.

Rusland

De Commissie heeft de Raad geïnformeerd over de voorbereiding van de EU-Rusland Top op 10 mei 2005. Centraal daarbij staat – conform de Nederlandse inzet – het bereiken van overeenstemming met Rusland over een ambitieus en evenwichtig pakket waarmee zgn. «roadmaps» voor alle vier «Gemeenschappelijke Ruimten» tot stand worden gebracht, waarin de essentiële belangen van de EU gewaarborgd zijn. Integraal onderdeel hiervan is de aandacht voor democratische principes, mensenrechten en fundamentele vrijheden.

Soedan

In de discussie over Soedan en de lopende discussie in New York over een nieuwe resolutie van de VN-Veiligheidsraad stond de noodzaak van berechting van de begane misdaden in Darfur centraal. Nederland heeft daartoe nogmaals bepleit dat de Veiligheidsraad spoedig de aanbevelingen van de «International Commission of Inquiry» overneemt, incl. verwijzing van berechting naar het Internationaal Strafhof. Hierbij is ook de suggestie gesteund dat de Unie daartoe zonodig zelf op korte termijn een resolutie indient in New York.

VN-Mensenrechtencommissie

De Raad concludeerde onder meer dat de EU haar zorgen over de mensenrechtensituatie in Iran en China tot uiting zal brengen tijdens 61ste zitting van de VN-Mensenrechtencommissie (MRC). Ten aanzien van Iran heeft Nederland zich er in de aanloop naar de MRC hard voor gemaakt dat mensenrechtenschendingen uitdrukkelijk aan de orde worden gesteld. Voor wat betreft China worden met name de schendingen van burger- en politieke rechten gereleveerd. De Unie hecht eveneens aan voortzetting van de mensenrechtendialogen met Iran en China. De EU zal waar mogelijk samen met de Afrikaanse Groep initiatieven ontplooien op Soedan, Congo en Burundi. Inzake Soedan onderstreepte de Raad de noodzaak om de ernstige schendingen van mensenrechten en humanitair recht te veroordelen en de straffeloosheid aan te pakken en de resolutie mede te baseren op het rapport van de «International Commission of Inquiry». Tijdens de consultaties EU-Rusland over mensenrechten op 1 maart jl. zijn de mensenrechtenschendingen in Tsjetsjenië nadrukkelijk aan de orde gesteld en is de noodzaak onderstreept van concrete maatregelen die moeten leiden tot een verbetering van de situatie op de grond. Rusland heeft zich open en constructief in deze besprekingen opgesteld.

Moldavie

De Raad besloot de Nederlandse oud-ambassadeur Jacobovits de Szeged te benoemen tot EU Speciaal Vertegenwoordiger voor Moldavië. Hij zal zich in het bijzonder richten op de bijdrage die de EU kan leveren aan een oplossing voor het conflict rondom de afgescheiden regio Transdnjestrië.

Naar boven