21 501-02
Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen

nr. 514
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 9 december 2003

De vaste commissies voor Buitenlandse Zaken1, voor Defensie2 en voor Europese Zaken3 hebben op 13 november 2003 overleg gevoerd met de heer De Hoop Scheffer, minister van Buitenlandse Zaken, de heer Kamp, minister van Defensie, mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, en de heer Nicolaï, staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, over:

– Agenda Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB) van 17 en 18 november 2003 (brief van de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris voor Europese Zaken, mede namens de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, d.d. 11 november 2003) (21 501-02, nr. 504);

– Verslag van de Europese Raad van 16 en 17 oktober 2003 (21 501-20, nr. 227);

– Geannoteerde agenda voor de bijeenkomst van de ministers van defensie in het kader van de RAZEB op 17 november 2003 (brief van de minister van Defensie d.d. 10 november 2003) (21 501-02, nr. 503);

– Verslag van de informele bijeenkomst van de EU-ministers van defensie op 3 en 4 oktober 2003 (21 501-28, nr. 13);

– Verslag van de informele bijeenkomst van de EU-ministers voor ontwikkelingssamenwerking op 23 en 24 oktober 2003 (21 501-02, nr. 502);

– Brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 23 oktober 2003 inzake de laatste ontwikkelingen in het Midden-Oosten (23 432, nr. 132).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Van Dijk (CDA) vraagt de minister om aandacht voor het conflict tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit. De CDA-fractie denkt dat de kans op vrede in het Midden-Oosten alleen via de «roadmap» dichterbij kan worden gebracht. De eerste stap is dat er een eind komt aan het Palestijnse extremisme en aan de bouw van de veiligheidsmuur en de nederzettingen door Israël in de bezette gebieden. Er zijn hoopvolle ontwikkelingen. Zo is de heer Qurei nu tot een volwaardig premier benoemd en heeft hij toegezegd dat er volgend jaar lokale en nationale verkiezingen voor de president en voor het parlement zullen komen. De vraag in dit verband is hoe de positie van Qurei is. Hoe ziet de minister de ontwikkelingen in de machtsverhouding tussen Arafat en Qurei? Hoe verstaat de minister de woorden die Arafat op 12 november heeft uitgesproken bij de installatie van de regering over vermindering van het geweld? Wat is de visie van de minister op het alternatieve Geneefse plan? Hoe verhoudt het Geneefse akkoord zich precies tot de roadmap? Het is goed dat de Associatieraad van de EU met Israël binnenkort bijeenkomt, want er moet een eind komen aan de diplomatieke rel die is ontstaan over de EU-ambassadeur in Israël. Kan de minister daarop ingaan?

De heer Van Dijk is blij dat er in het jaarverslag veel aandacht is besteed aan de coherentie van het EU-beleid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking. Er moet echter niet alleen meer coherentie komen in het EU-beleid, maar ook in het beleid van de nationale lidstaten in relatie tot de EU. In hoeverre is het Nederlandse beleid voor ontwikkelingssamenwerking complementair met het Europese beleid? Hij heeft begrepen dat er sprake is van een forse onderuitputting bij het Europees Ontwikkelingsfonds. Een van de oorzaken daarvan is de lastige procedure om daar geld uit te krijgen. Zou het niet een van de speerpunten van het beleid voor de komende periode moeten zijn om daar iets aan te doen? Hij vindt het een goede zaak dat het punt van «good governance» een belangrijke stempel drukt op het Europese OS-beleid. Wat is volgens de minister de kern van het Europese OS-beleid? Kan zij de Kamer inzicht geven in de opvattingen van de andere lidstaten op dit punt?

De CDA-fractie maakt zich zorgen over de manier waarop wordt omgegaan met het Stabiliteitspact. De heer Van Dijk zou graag zien dat de positie van de Europese Commissie op dat terrein wordt versterkt. Hoe zal de Nederlandse regering de discussie aangaan over de manier waarop moet worden omgegaan met landen die de regels steeds overtreden?

De heer Van Baalen (VVD) merkt met betrekking tot de ratificatie van het uitbreidingsverdrag van de EU op dat er geen indicatie is van de vrijwaringsclausules. Waar denkt de Europese Commissie de «safeguards» te moeten inzetten? Wil de regering de Kamer voor 19 november in een brief laten weten waar zij vrijwaringsclausules noodzakelijk acht?

Het probleem bij het Stabiliteitspact is niet zozeer gelegen in de regels van het pact. De Europese Commissie moet gewoon de noodzakelijke maatregelen treffen. Wat denkt de Nederlandse regering daaraan te doen?

In het kader van het Europees Ontwikkelingsfonds wordt gesproken over een vredesfaciliteit, waardoor het mogelijk wordt om vredesoperaties gedeeltelijk uit dat fonds te bekostigen. Als een land als Nigeria een vredesoperatie in een ander land wil uitvoeren, zou dat op basis van ODA (official development aid) onder OS kunnen vallen. Kan een westers land als Nederland ook een beroep doen op die vredesfaciliteit als het een vredesoperatie uitvoert?

In zijn brief van 17 oktober 2003 gaat de minister van Defensie in op de mediterrane defensie-inspanningen. De VVD-fractie heeft al eerder aangegeven dat het EVDB onduidelijker wordt als er te veel dimensies zijn. De vraag is hoever de EU daarmee moet gaan. Is het niet verstandiger om op een gegeven moment bilaterale afspraken te maken in plaats van weer een nieuwe dimensie te creëren?

Ook de heer Van Baalen maakt zich zorgen over het nucleaire programma van Iran. Het grote probleem is dat Iran geen democratie is. Hij vindt dan ook dat de EU zich in eerste instantie moet inspannen om de democratie in Iran te bevorderen door de positie van het parlement daar te versterken.

De heer Koenders (PvdA) maakt zich zorgen over de nucleaire problematiek in Iran. Wat zijn de consequenties van het IAEA-rapport (Internationaal Atoomenergie Agentschap) voor Iran? Welke rol zal de EU in het vervolgtraject op zich nemen? Staat de Amerikaanse regering achter hetgeen de drie ministers van buitenlandse zaken van Engeland, Frankrijk en Duitsland in Teheran hebben bereikt? Het leveren van vreedzame nucleaire energie, maar het voorkomen van eventuele nucleaire proliferatie is in de praktijk vaak moeilijk te realiseren, omdat er niet genoeg kan worden geïnspecteerd. Met het oog daarop heeft de heer El Baradei ervoor gepleit om het IAEA in de toekomst in te zetten om multilateraal alle nucleaire installaties te beheren en te controleren. Wat vindt de regering van dit voorstel?

In de discussies van de NAVO en de Verenigde Staten over de uitbreiding van het mandaat in Afghanistan lijkt nu enige vooruitgang geboekt te worden. Iran heeft op het ogenblik een zekere invloed in de regio vanwege de relaties met de sji'itische leiders in Irak en vanwege de drugsproblematiek in Afghanistan. Hoe gaat de EU dit spel spelen?

De heer Koenders vraagt de aandacht van de minister voor de situatie in Servië en Montenegro. Na de moord op de Servische premier Djindjic lijkt het voorzichtige begin van de hervormingen weer gestaakt te zijn. De vraag is of het zinnig is dat de EU daaraan vasthoudt.

De heer Koenders vindt dat het gesprek tijdens de lunch met minister Powell vooral over Irak zal moeten gaan. In Irak is sprake van een grote bestuurlijke chaos en van een politiek vacuüm en daarom is het van belang om met de Amerikanen te spreken over de ideeën van de EU over de toekomst van Irak. Er is geen duidelijkheid over de termijn waarop de overdracht van bevoegdheden aan Iraaks bestuur moet plaatsvinden. Bovendien is er geen duidelijkheid over de constitutie en eventuele verkiezingen. Wordt er in EU-verband nagedacht over het ontwikkelen van een beleidslijn voor Irak?

De voormalige Israëlische minister Beilin en de Palestijnse ex-bewindsman Rabbo hebben in Genève een onofficieel vredesplan opgesteld, waar de Amerikaanse regering al positief op heeft gereageerd. Dat initiatief zou ook op steun van de Nederlandse regering moeten kunnen rekenen. Wat weerhoudt de regering ervan om deze mensen uit te nodigen voor een officieel bezoek aan Nederland?

De heer Grossman, onderminister van buitenlandse zaken van de Verenigde Staten, heeft in een toespraak gezegd dat het nu aan de Palestijnen is om te laten zien dat zij het menen. De heer Koenders is het daar niet mee eens. Hij vindt dat Israël ook een eigen verantwoordelijkheid heeft in dat proces. Is de minister het ermee eens dat van beide partners een inzet mag worden verlangd?

De boycot van de speciale vertegenwoordiger van de EU stuit op veel kritiek. Wordt iedereen die bij Arafat is geweest niet meer ontvangen in Israël? Wat denkt de regering daaraan te doen?

In de Associatieraad met Israël zal een forse discussie met Israël worden gevoerd. Wat hangt er boven de markt als de antwoorden niet overeenkomen met de verwachtingen? Hoe worden de mensenrechten aan de orde gesteld? Hoe wordt de problematiek van de exportproducten aan de orde gesteld?

De heer Koenders maakt zich grote zorgen over het gebrek aan aandacht van de EU voor Afrika. Zimbabwe is een potentieel nieuw crisisgebied en er is sprake van een economische kaalslag in de landen in Zuid-Afrika. Wanneer en op welke wijze zal dit onderwerp aan de orde komen?

In haar brief van 31 oktober 2003 besteedt de minister voor Ontwikkelingssamenwerking onder andere aandacht aan het voorstel voor een vredesfaciliteit. Wat is de precieze gedachte achter die vredesfaciliteit? In de brief staat voorts dat binnen de OESO-DAC een discussie over modernisering van de ODA-criteria gevoerd moet worden. Wat zal daar precies besproken worden? Kan de minister de Kamer een overzicht geven van de onderuitputting van het EOF (Europees Ontwikkelingsfonds)?

De minister van Defensie heeft zich in de pers positief uitgelaten over het voorstel van de Conventie voor een Europees wapenagentschap. De heer Koenders vindt dat een goed voorstel. Zal Nederland in de discussie actief pleiten voor een interne markt voor de defensie-industrie en voor een strakke coördinatie van het beleid voor aankoop en ontwikkeling van materieel?

Op dit moment behandelt het Amerikaanse Congres een voorstel dat tot gevolg zal hebben dat het aandeel van Amerikaanse componenten in defensiematerieel stijgt tot 60%. De heer Koenders is er niet gerust op dat de Amerikaanse regering daarover een veto zal uitspreken als gevolg van de inzakkende Amerikaanse staalindustrie. Dat heeft zeer negatieve gevolgen voor projecten als de JSF, die gebaseerd zijn op gezamenlijke ontwikkeling en productie. Hoe gaat de Nederlandse regering daarmee om?

De heer Herben (LPF) verwacht van de Nederlandse regering dat zij de komende tijd meer aandacht zal besteden aan de voor- en nadelen van de EU voor Nederland, vooral ook met het oog op een eventueel referendum over de Europese grondwet. In het verslag van de Europese Raad van 16 en 17 oktober staat dat er brede steun is voor de oprichting van een agentschap voor het beheer van lucht- en zeegrenzen. Uit de brief van de minister van Defensie van 17 oktober maakt hij op dat in 2004 wel een agentschap wordt opgericht voor onderzoek, ontwikkeling en aanschaf van defensiematerieel. De heer Herben vindt het grensbewakingsagentschap op dit moment veel belangrijker, omdat de nieuwe oostgrenzen goed bewaakt moeten worden. Waarom zet de minister daar niet wat actiever op in?

De heer Herben vindt dat de ministers van buitenlandse zaken van het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Frankrijk een goed resultaat hebben bereikt in Iran, maar hij vraagt zich af wat de regering vindt van deze gezamenlijke actie van deze drie lidstaten? Hoe verhoudt deze opstelling zich met de komst van een Europese minister van Buitenlandse Zaken?

In zijn brief van 10 november 2003 schrijft de minister van Defensie dat het Italiaanse voorzitterschap voorstelt om de EU militaire staf op te dragen een concept op te stellen voor het gebruik van militaire middelen ter ondersteuning van civiele autoriteiten bij het omgaan met de gevolgen van militaire aanslagen (consequence management) en dat Nederland dit streven steunt. Wat stelt Nederland zich in concreto voor bij het gebruik van militaire middelen ter ondersteuning van civiele autoriteiten na een terroristische aanslag? Is Nederland voldoende voorbereid op terroristische aanslagen? Zijn daarvoor voldoende militaire middelen beschikbaar?

In de brief van 17 oktober 2003 verwijst de minister van Defensie naar de operatie Artemis in Congo. Wat vindt de minister van het door de EU gehanteerde «framework nation concept», waarbij een nationaal hoofdkwartier fungeert als kern van een multinationale operatie?

In de brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking van 31 oktober staat dat veel lidstaten terughoudend waren over het openen van de discussie over de ODA-criteria in OESO-DAC-verband met uitzondering van Spanje. In hoeverre hebben landen die ver achterblijven bij de norm het recht om Nederland op dit punt te bekritiseren?

Mevrouw Karimi (GroenLinks) vindt dat de EU een beleid moet ontwikkelen voor Irak, omdat de situatie daar kritiek is. De Verenigde Staten zijn in verwarring over de situatie in Irak en stellen de Iraakse bestuursraad, die nauwelijks bevoegdheden heeft, verantwoordelijk voor het falen van het beleid. Zij pleit ervoor dat de Nederlandse regering in EU-verband aandringt op het terugtrekken van de Europese troepen uit Irak. De EU heeft nauwelijks invloed op de ontwikkelingen in Irak, omdat de Verenigde Staten daartoe niet bereid zijn. In hoeverre kan de Nederlandse regering dan de verantwoordelijkheid dragen voor het eventuele sneuvelen van Nederlandse militairen?

Mevrouw Karimi vraagt zich af waarom Duitsland, Engeland en Frankrijk ervoor hebben gekozen om gedrieën te bemiddelen in het conflict met Iran. Zij is slechts ten dele tevreden over het bereikte resultaat, want zij kan zich niet aan de indruk onttrekken dat het een lobby is geweest voor de nucleaire industrie van die drie landen. Waarom is het onderwerp van de alternatieve energie niet aan de orde gesteld? Is de minister bereid zich daarvoor in te zetten? Zij merkt tot slot nog op dat de mensenrechten als gevolg hiervan niet van de agenda mogen verdwijnen.

De heer Bakker (D66) zet vraagtekens bij het bezoek van de drie ministers aan Iran. Wat is de positie van de Nederlandse regering in het conflict over het nucleaire programma van Iran?

Voor de bijeenkomst van de Europese Raad en de lunch met minister Powell staan wat de heer Bakker betreft in ieder geval drie belangrijke punten op de agenda.

Het eerste punt is de situatie in Irak. De Verenigde Staten lijken onder druk van de wereldgemeenschap bereid te zijn verdere en snellere stappen te zetten in de richting van overdracht van bevoegdheden naar Irak en de VN. Het perspectief op een versnelde overdracht van die bevoegdheden is voor de fractie van D66 een belangrijk toetspunt voor een eventuele verlenging van de uitzending van de Nederlandse troepen naar Irak. De heer Bakker zet ook vraagtekens bij de risicoanalyse en bij het gebrek aan informatie vanuit de Verenigde Staten over de situatie in Irak.

Het tweede aandachtspunt is de situatie in het Midden-Oosten. In het rapport van de Verenigde Naties wordt aandacht gevraagd voor de humanitaire situatie van de Palestijnen. Op 18 november zal de Associatieraad bijeenkomen. Wat zal daar worden besproken? Zullen de bouw van de muur en het nederzettingenbeleid aan de orde worden gesteld? De heer Bakker zet vraagtekens bij de Israëlische boycot van de heer Otte, de Europese vertegenwoordiger, omdat hij met Arafat heeft gesproken. Wat denkt de Nederlandse regering daaraan te doen? Wat gebeurt er met de producten uit de nederzettingen? De Europese Commissie verzoekt de lidstaten om het aan haar over te laten. Welke acties heeft de Europese Commissie al ondernomen?

Het derde punt waar aandacht aan moet worden besteed, is Guantanamo Bay. De heer Bakker zegt niet op voorhand dat mensen daar onrechtmatig gevangen worden gehouden, maar hij vindt dat er wel een fatsoenlijke rechtsgang hoort te zijn, ongeacht de daden van de betrokkenen.

De heer Bakker vindt dat Nederland en andere EU-landen het niet over hun kant behoren te laten gaan dat Frankrijk en Duitsland de afspraken in het Stabiliteitspact overtreden. Hij merkt echter op dat het optreden van minister Zalm in dat verband volstrekt contraproductief is. Het lijkt hem zinnig dat de Nederlandse regering zich eens beraadt op de vraag hoe zij verder moet omgaan met deze situatie. Is het niet verstandig om de discussie hierover verder te laten zitten?

Antwoord van de regering

De minister van Buitenlandse Zaken heeft enkele reserves met betrekking tot de samenstelling van het kabinet-Qurei, maar hij vindt dat premier Qurei de kans moet krijgen om geloofwaardigheid op te bouwen. Een van de problemen is dat de invloed van Arafat groot blijft, vooral op het punt van de veiligheidstroepen. Hij verwacht ook dat Arafat een groter stempel op dit kabinet kan drukken dan op het vorige. De minister is het ermee eens dat het stokken van het vredesproces in het Midden-Oosten niet alleen het gevolg is van het Palestijnse terrorisme. Dat komt evenzeer door het veiligheidshek en het nederzettingenbeleid van Israël. Beide partijen zullen zich aan de gemaakte afspraken moeten houden. De minister is voorzichtig optimistisch, omdat Sharon en Qurei elkaar volgens een Israëlisch persbericht op 20 november zullen ontmoeten. Dat is de enige manier om het vredesproces weer op gang te krijgen.

Het plan van de heren Rabbo en Beilin is wat de minister betreft meer dan welkom. Hij zal zich tijdens de discussie in de Algemene Raad ook inzetten voor het houden van een gesprek met deze heren. In dat plan wordt een eindsituatie geschetst die niet zo ver af ligt van de afspraken die in Taba zijn gemaakt, waar bijna overeenstemming over was. Het is echter onmogelijk om de roadmap dood te verklaren, want dat is het officiële document waar de Verenigde Staten, Rusland, de VN en de Europese Unie nog steeds achter staan. Hij vindt het niet verstandig als de Nederlandse regering officieel aanwezig is bij de ondertekening van dat plan, omdat Nederland een gesprekspartner moet blijven van alle partijen, ook van minister Sharon. Hij wil niet de indruk wekken dat de Nederlandse regering dat plan op hetzelfde niveau tilt als de roadmap.

De minister heeft begrepen dat de Israëlische minister van buitenlandse zaken Shalom ook aanwezig zal zijn tijdens de Associatieraad met Israël. De Nederlandse regering vindt dat de EU een kritisch gesprek zal moeten voeren met Israël over het nederzettingenbeleid en het veiligheidshek. Daarbij zijn sancties overigens niet aan de orde. De Israëlische boycot van de heer Otte vanwege zijn bezoek aan Arafat keurt hij af.

De minister is blij dat de drie ministers van buitenlandse zaken van Duitsland, Frankrijk en Engeland in Iran een stap hebben kunnen zetten in de richting van een oplossing van het probleem van het nucleaire programma van Iran. Hij is het er alleen niet mee eens dat zij dat op eigen initiatief hebben gedaan, zonder contact te hebben opgenomen met de Europese partners en de Hoge vertegenwoordiger, de heer Solana. De verwachting is dat dit patroon zich waarschijnlijk vaker zal voordoen in een Unie van 25, maar dat wil niet zeggen dat de minister daar blij mee is. De minister zal dit onderwerp ook zeker aan de orde stellen tijdens de lunch op 17 november.

De eerste analyse van de situatie in Iran van de heer El Baradei zal eerst nog besproken moeten worden in het IAEA. De minister is het ermee eens dat zou moeten worden voorkomen dat dit onderwerp wordt besproken in de Veiligheidsraad, maar dan zal Iran wel meer openheid van zaken moeten geven. Na lezing van de eerste analyse van het rapport van de heer El Baradei dringt zich de gedachte aan «non-compliance» op, hoewel dat woord niet wordt gebruikt in dat rapport. De conclusie is dat Iran een consistent patroon van misleiding en verzwijging heeft vertoond, maar dat Iran inmiddels wel volledige medewerking verleent. Het IAEA heeft geen harde bewijzen gevonden dat de verzwegen nucleaire materialen en activiteiten verbonden zijn aan een nucleair wapenprogramma. Gezien de dubieuze staat van dienst van Iran is er een robuust verificatiesysteem nodig om aan te tonen dat Irans nucleaire programma uitsluitend vreedzaam is bedoeld. Er zijn aanwijzingen dat Iran zeer binnenkort het additioneel protocol zal tekenen. Dat wil zeggen dat het inspectieregime aanzienlijk zal worden uitgebreid. Mocht Iran daar niet aan willen meewerken en mocht er sprake zijn van non-compliance, dan is de gang naar de Veiligheidsraad en alles wat daaruit voortvloeit noodzakelijk. De minister is zich ervan bewust dat de mensenrechtensituatie in Iran buitengewoon zorgelijk is. Nederland zal dan ook bezien of en hoe een resolutie in de Verenigde Naties kan worden ingediend. Nederland staat wat dat betreft echter vrijwel alleen en het hangt af van de steun die Nederland daarvoor kan vinden in de EU.

De Nederlandse regering is niet van plan de troepen terug te trekken uit Irak. Het is weliswaar een uiterst riskante operatie, maar terugtrekken zou volstrekt verkeerd zijn. Tijdens de lunch met minister Powell op dinsdag 18 november zal dit onderwerp zeker aan de orde komen. De inzet van de EU is van begin af aan geweest om gezamenlijk op te treden op het punt van Irak. De minister constateert echter dat er in het EU-optreden nog steeds te veel sporen zijn van de initiële verdeeldheid in de EU. De EU moet haar best doen om voor de wederopbouw van Irak tot één EU-positie te komen. De Nederlandse regering zal inzetten op een versnelling van de overdracht van de bevoegdheden aan de Irakezen. Het dilemma dat zich daarbij voordoet is dat bij de vervanging van een dictatoriaal regime door een ander regime aandacht moet worden besteed aan de democratische legitimatie en de grondwettelijke structuren.

De minister zal tijdens de vergadering van de Algemene Raad opheldering vragen over het voorstel voor een vredesfaciliteit voor Afrika. De minister wil precies weten wat de consequenties van die vredesfaciliteit zijn voor de verhouding ODA/non-ODA. Ook wil de minister precies weten in hoeverre HGIS/non-ODA wordt uitgeput door een bijdrage aan die vredesfaciliteit. Dit gaat de minister allemaal te vlug. Hij is niet ten principale tegen een vredesfaciliteit, maar dat moet wel onder een aantal voorwaarden gebeuren.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking merkt op dat Nederland niet tevreden is over het jaarverslag. De verslaglegging over coördinatie, coherentie en complementariteit kan op veel punten verbeterd worden. Nederland heeft met enkele donoren – het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Duitsland – voorstellen gedaan om de verslaglegging op die punten in de toekomst te verbeteren. De Europese Commissie kan een grotere rol spelen bij de coördinatie en de harmonisatie van regelgeving. Brussel is nog niet voluit aan de slag gegaan met coherentie, terwijl juist coherentie van groot belang is, bijvoorbeeld voor het landbouwbeleid en het wapenexportbeleid. Nederland speelt daarbij een voortrekkersrol. Inmiddels is er een kopgroep coherentie opgericht, waar een aantal Europese lidstaten deel van uitmaakt.

De onderuitputting van het EOF is een bekend gegeven. Er was altijd al sprake van een stuwmeer, maar dat begint nu eindelijk kleiner te worden. Mede onder druk van de lidstaten wordt de boekhouding verbeterd, maar dat is nog niet voldoende. De minister zegt toe dat zij de Kamer zal informeren over de omvang van het stuwmeer. Voor Nigeria is 600 mln EOF-geld beschikbaar, maar dat geld kan niet worden uitgegeven omdat er geen goede voorstellen zijn. Nederland heeft bij de Commissie aangedrongen op het bevriezen van de steun aan Zimbabwe. Dat betekent dat die gelden in het stuwmeer blijven, totdat het wel aan programma's in Zimbabwe kan worden besteed. Uiteraard zal het EOF uiteindelijk geïntegreerd moeten worden in de Europese begroting. Daar heeft de Commissie ook goede voorstellen voor gedaan.

Het principe van «goed bestuur» is gelukkig geen taboe meer. Dat principe is sinds het verdrag van Cotonou in een stroomversnelling geraakt. Met de ACS-landen wordt specifiek de goedbestuuragenda besproken. In de discussies tussen de Commissie en de lidstaten wordt niet alleen gesproken over de mensenrechten, maar vooral ook over de thema's armoedevermindering, democratisering en wereldwijde veiligheid. In de beleidsnotitie van de minister is «goed bestuur» een standaardelement voor het bilaterale beleid, in politiek, economisch en sociaal opzicht. De minister kan de conclusies van de Raad dan ook van harte steunen.

De minister merkt op dat Nederland bij de discussie over de OESO-DAC-criteria goed moet oppassen wat wel en niet aan veiligheidshervorming kan worden besteed. De afspraak is dat alle EU-landen 0,7% bestemmen voor ontwikkelingshulp, maar voorkomen moet worden dat landen als Spanje en Portugal een groot deel daarvan besteden aan de ondersteuning van de troepen in het Zuiden. Dan wordt het geld niet besteed aan armoedebestrijding en aan het creëren van een veilige situatie met het oog op duurzame armoedebestrijding. De minister heeft het initiatief van de vredesfaciliteit verwelkomd tijdens de informele Raad ontwikkelingssamenwerking in Triëst. In Nederland is er voor het Stabiliteitsfonds een onderscheid gemaakt tussen ODA- en non-ODA-middelen en de minister vindt dat dit ook in Europees verband moet gebeuren. Het zal binnen de OESO-DAC-criteria moeten blijven. Bij de toerekening zal gekeken moeten worden hoe het voor de individuele lidstaten uitpakt. Modernisering van de DAC-criteria is nodig voor de hervorming van een veiligheidssector in ontwikkelingslanden.

De minister van Defensie merkt op dat het doel van het agentschap voor defensiecapaciteiten is om de interne Europese defensiemarkt te bevorderen. Op dat punt is er echter een obstakel, te weten artikel 296 van het EG-verdrag dat landen de mogelijkheid biedt om de eigen defensie-industrie te beschermen. Nederland is voorstander van inperking van artikel 296 en van een open en transparante defensiemarkt in Europa. De minister is dus blij dat de Europese Commissie binnenkort met een Groenboek over dit onderwerp komt. Hij hoopt dat dit de gelegenheid biedt om tot een ombuiging van het Europese beleid te komen. Er is veel te winnen bij een beter werkende Europese defensiemarkt. De minister is geen voorstander van de plannen van het Amerikaanse Congres en hij hoopt dan ook dat de Amerikaanse regering het Congres in de hand zal kunnen houden. Hij vindt dat er op basis van prijs en kwaliteit geconcurreerd moet kunnen worden op de wereldmarkt door een sterke Amerikaanse en een sterke Europese industrie. Het is de bedoeling dat het agentschap de verwerving van materieel strakker zal aansturen en daardoor een scherpere prijs zal bedingen. Het moet dus zorgen voor een goede coördinatie bij de aankoop van materieel. De minister zegt toe dat hij bij een andere gelegenheid wat dieper zal ingaan op de verschillende aspecten van dat agentschap.

De staatssecretaris merkt op dat de schending van de afspraken in het Stabiliteitspact door Duitsland en Frankrijk niet alleen slecht is voor het Europese financieel-economische beleid, maar ook voor het vertrouwen van de andere lidstaten in de betrouwbaarheid van deze landen. Nederland zal in dit verband dan ook blijven pleiten voor een versterking van de positie van de Europese Commissie. Dat betekent dat de Europese Commissie in plaats van het aanbevelingsrecht het recht moet krijgen om voorstellen te doen. Het ziet er vooralsnog niet naar uit dat andere landen er evenals Nederland op zullen aandringen om harde consequenties te verbinden aan het Franse en Duitse beleid. Nederland beraadt zich nu ook op de mogelijkheden die er nog resten.

De staatssecretaris zegt toe dat hij de vragen over de uitbreiding en de «safeguards» schriftelijk zal beantwoorden. Tijdens de RAZEB-bijeenkomst op 17 en 18 november zal dit onderwerp aan de orde gesteld worden. De staatssecretaris zegt voorts toe dat hij daarvan verslag zal doen in het debat met de Kamer om de Kamer zoveel mogelijk duidelijkheid te geven over dit proces.

De discussie over de unanimiteit bij de financiële perspectieven en de nettobegrenzer is nog gaande. Het vetorecht bij de meerjarenbegroting is als het ware een negatief instrument; dat wil zeggen dat wordt voorkomen dat het erger wordt. De nettobegrenzer is een positief instrument; dat wil zeggen dat wordt afgesproken dat een lidstaat niet meer dan een bepaald bedrag kwijt is aan Europa. Daarom zijn beide zaken belangrijk.

De staatssecretaris is het eens met de opmerking dat de burger duidelijk moet worden gemaakt wat de winst is van Europa en van een grensoverschrijdende aanpak.

De reden om voorzichtig te zijn met de oprichting van een agentschap voor de grensbewaking is dat Nederland geen blanco cheque wil geven aan zuidelijke en oostelijke landen voor de grensbewaking. Hij is het ermee eens dat de oprichting van een grensbewakingsagentschap van groot belang is voor Europa.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

De Haan

De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie,

Albayrak

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Dijksma

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken,

De Boer


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), Rijpstra (VVD), Dijksma (PvdA), De Haan (CDA), voorzitter, Koenders (PvdA), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), ondervoorzitter, Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Eurlings (CDA), Wilders (VVD), Van Baalen (VVD), Van As (LPF), Herben (LPF), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Dijk (CDA), Fierens (PvdA), Tjon-A-Ten (PvdA), Eijsink (PvdA), Brinkel (CDA), Szabó (VVD).

Plv. leden: Oplaat (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD), Dubbelboer (PvdA), Hessels (CDA), Stuurman (PvdA), Vos (GroenLinks), Arib (PvdA), De Wit (SP), Leerdam (PvdA), Sterk (CDA), Hirsi Ali (VVD), Van Miltenburg (VVD), Varela (LPF), Van den Brink (LPF), Haverkamp (CDA), Rambocus (CDA), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Kant (SP), Eski (CDA), Çörüz (CDA), Wolfsen (PvdA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Waalkens (PvdA), Van Winsen (CDA), Geluk (VVD), Dittrich (D66).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Klaas de Vries (PvdA), Bakker (D66), Koenders (PvdA), Van Beek (VVD), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Vendrik (GroenLinks), Albayrak (PvdA), voorzitter, Wilders (VVD), Balemans (VVD), Van Baalen (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD), Van Winsen (CDA), Van den Brink (LPF), Mastwijk (CDA), Herben (LPF), ondervoorzitter, Kortenhorst (CDA), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Van Velzen (SP), Algra (CDA), Haverkamp (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Straub (PvdA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Brinkel (CDA).

Plv. leden: Van Dam (PvdA), Lambrechts (D66), Waalkens (PvdA), Cornielje (VVD), Halsema (GroenLinks), Fierens (PvdA), De Ruiter (SP), Van den Brand (GroenLinks), Adelmund (PvdA), Hofstra (VVD), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Oplaat (VVD), De Haan (CDA), Nawijn (LPF), Smilde (CDA), Hermans (LPF), Bruls (CDA), Van der Staaij (SGP), De Wit (SP), Jan de Vries (CDA), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Van Heemst (PvdA), Tichelaar (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Van Dijk (CDA).

XNoot
3

Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Dijksma (PvdA), voorzitter, De Haan (CDA), Koenders (PvdA), Atsma (CDA), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Van der Staaij (SGP), Eurlings (CDA), Waalkens (PvdA), Weekers (VVD), Balemans (VVD), Van Baalen (VVD), Van Winsen (CDA), Van den Brink (LPF), Van den Brand (GroenLinks), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Dijk (CDA), Nawijn (LPF), ondervoorzitter, Dubbelboer (PvdA), Van der Laan (D66), Brinkel (CDA), Szabó (VVD).

Plv. leden: Hirsi Ali (VVD), Duivesteijn (PvdA), Kruijsen (PvdA), Hessels (CDA), Van Heteren (PvdA), Çörüz (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Bussemaker (PvdA), De Wit (SP), Eijsink (PvdA), Rouvoet (ChristenUnie), Spies (CDA), Douma (PvdA), Wilders (VVD), Griffith (VVD), Geluk (VVD), Algra (CDA), Vos (GroenLinks), Vergeer (SP), Mastwijk (CDA), Buijs (CDA), Varela (LPF), Fierens (PvdA), Dittrich (D66), Ferrier (CDA), Dezentjé Hamming (VVD).

Naar boven