21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 2929 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 september 2024

Hierbij bied ik u het verslag aan van de informele Raad Algemene Zaken van 2 en 3 september 2024.

De Minister van Buitenlandse Zaken, C.C.J. Veldkamp

VERSLAG INFORMELE RAAD ALGEMENE ZAKEN VAN 2 en 3 september 2024

Op 2 en 3 september jl. vond de informele Raad Algemene Zaken (RAZ) plaats in Boedapest, Hongarije. Tijdens deze informele bijeenkomst is gesproken over EU-concurrentievermogen en de demografische transitie. Gezien het informele karakter van de bijeenkomst vond er geen besluitvorming plaats. De Minister van Buitenlandse Zaken was verhinderd vanwege een reis elders in de wereld; de directeur-generaal Europese Samenwerking vertegenwoordigde Nederland.

EU-concurrentievermogen

Het Hongaarse voorzitterschap agendeerde tijdens de informele RAZ een discussie over het versterken van EU-concurrentievermogen. Dit is een prioriteit van het Hongaarse voorzitterschap. Het zal een belangrijke doelstelling zijn voor de nieuwe Europese Commissie, zoals vastgelegd in de conclusies van de Europese Raad van 17–18 april jl.1 en Strategische Agenda voor 2024–2029.2 Het voorzitterschap hanteerde tijdens de informele RAZ een dwarsdoorsnijdende benadering en legde expliciet de link met de rechtsstaat en betere regelgeving. Betere regelgeving zou volgens het voorzitterschap niet enkel instrumenteel zijn om het EU-concurrentievermogen te versterken, maar ook de rechtsstaat.

De Commissie gaf aan groot belang te hechten aan het vergroten van het EU-concurrentievermogen. Betere regelgeving is daar volgens de Commissie een belangrijk instrument voor. Zo wees ze op de uitvoering van een MKB-en-concurrentievermogen-check op nieuwe wetgeving en de doelstelling om administratieve lasten voor bedrijven met ten minste 25% te verlagen. Ook wees de Commissie op de verantwoordelijkheid van medewetgevers (de Raad en Europees Parlement) bij het realiseren van betere regelgeving, het betrekken van medeoverheden en andere stakeholders, en het belang van dataverzameling en evaluatie.

Om het EU-concurrentievermogen te versterken via betere regelgeving, benadrukten de meeste lidstaten, waaronder Nederland, het belang van 1) het verminderen van administratieve lasten en rapportageverplichtingen voor bedrijven, 2) tijdige consultatie van stakeholders en het vergroten van transparantie en toegankelijkheid van het wetgevingsproces en 3) tijdige en kwalitatieve impact analyses van de Commissie. Enkele lidstaten wezen daarbij ook op de rol van de Raad als medewetgever, het belang van interinstitutionele samenwerking, en het versterken van de rol van de Raad voor regelgevingstoetsing.

Enkele lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten ook het belang van (tijdig) betrekken van uitvoeringsorganisaties en medeoverheden. Nederland verwees in dit kader naar het non-paper over betere regelgeving dat samen met Italië, Zweden, Tsjechië en Denemarken is gepubliceerd.3 Ook de medeondertekenaars vroegen aandacht voor boodschappen uit het non-paper.

Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, erkenden dat de rechtsstaat elementair is voor het goed functioneren van de interne markt. Echter, betoogden zij, het belang van de rechtsstaat voor de EU strekt verder dan kwaliteit van wetgeving en is een fundamentele pijler van Europese samenwerking. Dit betreft onder meer mediavrijheid, onafhankelijke rechtspraak en gelijke rechten voor minderheden.

Demografische transitie

In de discussies over demografie en arbeidsmarkt kwamen de grote demografische verschillen tussen lidstaten, als ook de gedeelde uitdagingen aan de orde. In algemene zin heeft de EU te kampen met vergrijzing en een relatief krimpende beroepsbevolking. Ook kampen verschillende landen met braindrain. Nederland wees in de discussie op zijn uitzonderlijke combinatie van een groeiende bevolking, een klein oppervlak en een grote vraag naar publieke infrastructuur en voorzieningen die een beslag leggen op (onder andere) het ruimtelijk domein.

De Raad was eensgezind ten aanzien van het belang om demografische overwegingen mee te nemen bij de totstandkoming van nieuw beleid, en belemmeringen die in de weg staan van een optimale benutting van het arbeidsmarktpotentieel in lidstaten weg te nemen. Daarbij dient rekening gehouden te worden met de situatie in afzonderlijke lidstaten. Enkele lidstaten noemden ook arbeidsmigratie uit derde landen naar de EU als oplossing voor arbeidsmarkttekorten, met verwijzing naar veiligheidsrisico’s bij het toelaten van inwoners met de Russische nationaliteit. In de discussie was tevens aandacht, met verwijzing naar het rapport-Letta4 en de zogenaamde vijfde vrijheid (onderzoek, innovatie en onderwijs), voor het belang van vaardigheden, scholing en een leven-lang-leren. Hierbij is de wederzijdse erkenning van kwalificaties van belang. Nederland wees hierbij op het belang van nationaal beleid om deze uitdagingen te adresseren.

Deelsessies concurrentievermogen

Naast de plenaire discussie spraken lidstaten tijdens de informele RAZ in kleiner verband over een drietal thema’s: industrie en de groene en digitale transitie; publieke en private financiering; en demografie en arbeidsmarkt. Hierover werd nadien plenair door het voorzitterschap teruggekoppeld. Nederland nam deel aan de sessie over demografie en arbeidsmarkt, waarbij de discussie in de sessie overeenkwam met de hierboven weergegeven discussie in de plenaire sessie.

Het voorzitterschap gaf aan dat er in de eerste sessie over industrie en de groene en digitale transitie steun bestond voor een nieuwe deal voor het EU-concurrentievermogen, en dat er gesproken was over 1) digitalisering en kunstmatige intelligentie, 2) energie(zekerheid), 3) het MBK, 4) Global Gateway, handelsverdragen en partnerschappen met het globale Zuiden, 5) het versterken van toeleveringsketens, met name van kritische grondstoffen.

In de sessie over de rol van publieke en private financiering bij het versterken van het Europees concurrentievermogen ging volgens het voorzitterschap de discussie vooral over de aanbevelingen van het rapport-Letta. Hierbij was met name aandacht voor het ontsluiten van privaat kapitaal in algemene zin en het vervolmaken van de kapitaalmarktunie en de bankenunie in het bijzonder. Ook wezen lidstaten op de kansen die publiek-private partnerschappen kunnen bieden. Daarnaast noemden meerdere lidstaten het belang van een nieuw Meerjarig Financieel Kader dat de prioriteiten van de EU weerspiegelt. De discussie toonde aan dat er geen consensus is over de noodzaak om publieke fondsen aan te wenden of om staatssteun aan het bedrijfsleven te verruimen.

En marge van de informele RAZ vond een bilateraal gesprek met de Hongaarse Minister voor Europese Zaken plaats. Tijdens dit gesprek kwamen onder andere de prioriteiten van het kabinet en het Hongaars voorzitterschap aan de orde.

Daarnaast werd gesproken over de rol van het voorzitterschap en werden de Nederlandse zorgen over de Hongaarse «Nationale Kaart» duidelijk onder de aandacht gebracht. Ook stelde Nederland de rechtsstatelijkheidsproblematiek in Hongarije aan de orde. Hongarije plaatste rechtsstatelijkheid in de context van concurrentievermogen. Nederland gaf aan dat een sterke rechtsstaat, waaronder onafhankelijke rechtspraak, voor Nederland fundamenteel is voor het functioneren van de interne markt.

En marge van de informele RAZ vond een rondetafelgesprek plaats met diverse lidstaten, waaronder Nederland en Hongaarse NGO’s, over de rechtsstaat en mensenrechten in Hongarije.


X Noot
3

Kamerstuk 21 501-02, nr. 2913.

X Noot
4

Zie kabinetsappreciatie rapport-Letta «Much more than a Market», bijlage bij Kamerstuk 21 501-30, nr. 603.

Naar boven