21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 2928 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 2 september 2024

De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 23 augustus 2024 over de geannoteerde Agenda van de Informele Raad Algemene Zaken d.d. 2 en 3 september 2024 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2927).

De vragen en opmerkingen zijn op 27 augustus 2024 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 2 september 2024 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, Bromet

Adjunct-griffier van de commissie, Hoedemaker

Inhoudsopgave

blz.

       

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van bewindspersoon

2

       
 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie

4

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

5

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Vragen en opmerkingen van de leden van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele Raad Algemene Zaken van 2 en 3 september 2024. Zij hebben daarbij nog enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie zijn vergenoegd te lezen dat het versterken van het Europese concurrentievermogen om actie en politiek commitment vraagt op alle beleidsterreinen en dat daarbij onder andere opvolging moet worden gegeven aan het rapport van de heer Letta. De Minister geeft in de geannoteerde agenda aan dat hij uitkijkt naar concrete acties op basis van de aanbevelingen. Deze leden vragen de Minister aan welke concrete acties op dit moment wordt gedacht en wat de inzet van de Minister zal zijn bij uitvoering van deze concrete acties.

1. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet verwelkomt de hernieuwde energie en focus die het Letta rapport brengt op het versterken van de interne markt.1 Het kabinet kijkt ernaar uit om samen met lidstaten opvolging te geven aan de aanbevelingen, bijvoorbeeld op het gebied van betere regelgeving en lastenvermindering voor bedrijven. Het kabinet zal vanwege het belang van de interne markt voor de Nederlandse economie pleiten voor een hoog ambitieniveau, in het bijzonder voor het wegnemen van onnodige belemmeringen op de interne markt. Bij de opvolging van de specifieke aanbevelingen hecht het kabinet eraan dat steeds het grotere doel, versterking van de interne markt, voor ogen wordt gehouden. Dat vraagt om een open houding van alle relevante spelers op de interne markt. Het kabinet ondersteunt ook volledig de oproep van Letta tot een horizontale interne marktstrategie, waar Nederland tezamen met 14 andere lidstaten in januari ook toe heeft opgeroepen.2

De aan het woord zijnde leden volgen de lijn van het kabinet inzake het feit dat een sterke economie van belang is voor de bestaanszekerheid en koopkracht van alle Nederlanders en waarderen de inzet van het kabinet op onder andere een sterke interne markt, het verdiepen van de kapitaalmarktunie en de overige inzet, met in het bijzonder het aangaan van gemeenschappelijke schulden. Deze leden vragen het kabinet dan ook hoe het speelveld met betrekking tot standpunten bij overige lidstaten op dit laatste punt ligt.

2. Antwoord van het kabinet:

Op dit moment is er geen voorstel voor een nieuw Europees instrument dat middels gemeenschappelijke schulden gefinancierd wordt. In algemene zin lopen de standpunten van EU-lidstaten over de mogelijkheid voor het aangaan van nieuwe gemeenschappelijke schulden uiteen, en hangen deze af van het doel van de inzet van eventuele nieuwe gemeenschappelijke schulden.

Daarnaast vragen de voornoemde leden naar de positie van Nederland in verhouding tot deze standpunten van de overige lidstaten. Zij zouden de Minister daarnaast graag willen vragen hoe Nederland zijn eigen standpunt zal uitdragen.

3. Antwoord van het kabinet:

Op dit moment is er geen voorstel voor een nieuw Europees instrument dat middels gemeenschappelijke schulden gefinancierd wordt. Nederland is geen voorstander van het aangaan van gemeenschappelijke schuld voor nieuwe Europese instrumenten. Deze positie draagt het kabinet waar nodig voortdurend uit in de Raden en in contacten met de Europese Commissie en andere EU-lidstaten.

De leden van de VVD-fractie zijn blij te lezen dat het kabinet ook tijdens het Hongaars voorzitterschap aandacht blijft vragen voor een sterke rechtsstaat, met onder andere een onafhankelijke rechtspraak, een pluriform mediastelsel en gelijke rechten voor minderheden. Hoe gaat de Minister dit over het voetlicht brengen tijdens de informele Raad Algemene Zaken?

4. Antwoord van het kabinet:

Het Hongaarse voorzitterschap heeft de lidstaten gevraagd om tijdens de informele Raad Algemene Zaken te reflecteren op het gebruik van impact assessments en op de transparantie en effectiviteit van publieksconsultaties. Het voorzitterschap ziet het verminderen van regeldruk en het verbeteren van het wetgevingsproces als een manier om het Europese concurrentievermogen te versterken en als hoeksteen van een functionerende rechtsstaat. Voor het kabinet is het verminderen van administratieve lasten belangrijk om het concurrentievermogen van de EU te versterken. Als het gaat om een goed functionerende rechtsstaat zal Nederland tijdens de informele Raad Algemene Zaken inbrengen dat ook andere aspecten van rechtsstatelijkheid, zoals een onafhankelijke rechtspraak, cruciaal zijn voor een goed functionerende rechtsstaat.

De aan het woord zijnde leden zouden de Minister daarnaast willen vragen welke stappen er door het Hongaars voorzitterschap gemaakt zullen worden om deze zaken te waarborgen. Hoe gaat de Minister het Hongaars voorzitterschap hiertoe aanmoedigen?

5. Antwoord van het kabinet:

De zorgen over de staat van de rechtsstaat in Hongarije, die onder andere in het rechtsstaatsrapport 2024 van de Europese Commissie3 uitvoerig uiteen gezet zijn en die het kabinet deelt, zijn uw Kamer bekend. Op korte termijn ontvangt uw Kamer – mede in aanloop naar de Raad Algemene Zaken van 24 september 2024 – een kabinetsappreciatie van dit rapport. Het kabinet blijft inzetten op volledige inzet van het beschikbare EU-rechtsstaatsinstrumentarium voor een effectieve en duurzame aanpak van de rechtsstaatproblematiek in Hongarije samen met zoveel mogelijk gelijkgezinde lidstaten. Hongarije heeft het voornemen geuit om de reguliere horizontale en landenspecifieke rechtsstaatdialogen op basis van het rechtsstaatrapport 2024 dit najaar te zullen agenderen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de leden van de NSC-fractie

De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele Raad Algemene Zaken van 2 en 3 september 2024. Deze leden hebben enkele vragen over de kabinetsinzet gedurende deze Raad Algemene Zaken.

Het rapport van de heer Draghi over de toekomst van het Europese concurrentievermogen zou in eerste instantie na de Europese verkiezingen gepubliceerd worden. Kan de Minister, vanwege het belang van het rapport, aandringen op het zo spoedig mogelijk publiceren van dit rapport?

6. Antwoord van het kabinet:

Het rapport van Mario Draghi over Europees concurrentievermogen wordt dit najaar verwacht. Het rapport inclusief publicatiedatum is een intern Commissieproces, waar lidstaten of de Raad niet over gaan. In lijn met de motie Kahraman4, ingediend tijdens het debat over de buitengewone Europese Raad op 16 april jl., is de Commissie verzocht het rapport-Draghi voor de verkiezingen van het Europees Parlement in juni van dit jaar openbaar te maken.5 Uw Kamer zal na publicatie over het rapport worden geïnformeerd.

Tegen Hongarije loopt op dit moment een artikel 7-procedure. In het verslag van de laatste Raad Algemene Zaken staat dat de conclusie van de voorzitter is dat de Raad zich over de artikel 7-procedure zal blijven buigen. Dit suggereert dat de Voorzitterschap invloed heeft op de voortgang. Kan de Minister aangeven hoe dit proces nu verloopt nu de beklaagde het Voorzitterschap heeft?

7. Antwoord van het kabinet:

Voor de Artikel 7 procedure zijn geen vaste termijnen vastgelegd waardoor het EU-voorzitterschap invloed kan uitoefenen op de agendering van deze procedure. Het Hongaarse voorzitterschap lijkt (vooralsnog) niet voornemens de Artikel 7 procedure te agenderen. Het kabinet zet er op in dat de rechtsstaatproblemen in Hongarije effectief en duurzaam worden geadresseerd. Naast de Artikel 7 procedure worden er verschillende instrumenten ingezet om Hongarije aan te zetten tot rechtsstaathervormingen. Het is voor het kabinet van belang dat deze instrumenten zo volledig en adequaat mogelijk worden toegepast.6

Vragen en opmerkingen van de leden van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister van Buitenlandse Zaken de informele Raad Algemene Zaken niet zal bijwonen vanwege een reis elders in de wereld. Deze leden vinden het een goede zaak dat Nederland geen bewindspersoon naar Boedapest stuurt, maar begrijpen hieruit dat de Minister mogelijk wel zou deelnemen indien hij geen andere verplichtingen had. Dat keuren de leden van de D66-fractie af en zij roepen de Minister op tijdens het Hongaarse voorzitterschap niet deel te nemen aan informele Raden in Boedapest.

De leden van de D66-fractie delen de mening van de Minister dat het Nederlands bedrijfsleven baat heeft bij een goed vestigingsklimaat. Kan de Minister toelichten op welke manieren het Europees lidmaatschap essentieel is voor het Europees vestigingsklimaat?

8. Antwoord van het kabinet:

Een EU-lidmaatschap draagt op verschillende manieren bij aan het Europees vestigingsklimaat. Zo hebben Europese – en Nederlandse – bedrijven toegang tot de interne markt en bevordert het vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal het ondernemerschap. Daarnaast hebben Nederlandse bedrijven en ondernemers toegang tot een grote afzetmarkt. Lidmaatschap van de EU biedt politieke en economische stabiliteit, wat investeerders geruststelt en het vestigingsklimaat verbetert. Ook biedt de EU financiële steun voor ontwikkeling, innovatie en infrastructuur, wat aantrekkelijk is voor het vestigingsklimaat. Tenslotte hebben EU-lidstaten inspraak in de besluitvorming binnen de EU, waarmee invloed uitgeoefend kan worden op de regelgeving die van invloed is op het vestigingsklimaat.

Welke voordelen heeft het lidmaatschap van de Europese Unie voor Nederlandse ondernemers? Kan de Minister een schatting maken van wat uittreden uit de Europese Unie ondernemers gemiddeld per jaar zou kosten?

9. Antwoord van het kabinet:

Zie vraag 8 voor de voordelen van EU-lidmaatschap voor Nederlandse ondernemers. Omdat er geen sprake is van uittreding heeft het kabinet geen inschatting gemaakt van de kosten voor ondernemers. Wel heeft het Centraal Planbureau (CPB) een rapport gepubliceerd over de handelsbaten van de interne markt, waarin het aangaf dat het Nederlands bbp 3.1% hoger ligt dankzij de handel die binnen de EU plaatsvindt. Hiermee is Nederland een van de landen met het meeste profijt van de Europese interne markt. De Kamer is daar op 31 januari 2022 over geïnformeerd.7

Kan de Minister aangeven wat het effect van het van binnenuit slopen van de EU zou hebben op het vestigingsklimaat en Nederlandse ondernemers?

10. Antwoord van het kabinet:

Zoals beschreven in het hoofdlijnenakkoord blijft Nederland een constructieve partner in de EU. Hieronder valt ook het actief bijdragen aan een gezonde, stabiele economie en een eerlijke interne markt met een gunstig klimaat voor ondernemers, inclusief Nederlandse ondernemers.

Eén van de coalitiepartners in dit kabinet is nog steeds uitgesproken voorstander van het «van binnenuit slopen van de EU». Deze partij levert onder andere de Minister van Economische Zaken, die voornamelijk deel zal nemen aan de Raden Concurrentievermogen. Is die Minister ook de mening toegedaan dat de EU van binnenuit gesloopt dient te worden? Zo ja, hoe rijmt hij dit met de standpunten zoals naar voren gebracht in de geannoteerde agenda van de informele Raad Algemene Zaken?

11. Antwoord van het kabinet:

Zoals beschreven in het hoofdlijnenakkoord zijn een gezonde economie en florerende bedrijven noodzakelijk voor de welvaart in Nederland. «Van binnenuit slopen van de EU» is niet in lijn hiermee en vormt geen onderdeel van het kabinetsbeleid. Het kabinet is van mening dat een stabiele Nederlandse economie en gezonde bedrijven niet zonder een goed vestigingsklimaat kunnen.

Voorts onderschrijven de aan het woord zijnde leden de inzet van de Minister met betrekking tot optimale benutting van het arbeidsmarktpotentieel in de lidstaten. Tegelijkertijd laat de grote krapte op de arbeidsmarkt zien dat dit niet voldoende zal zijn. Zo concludeerde de Europese Commissie al eerder dat een groot aantal vakkrachten van buiten de EU nodig zal zijn voor bijvoorbeeld de energietransitie en schrijft ook de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 dat bepaalde arbeidsmigranten van buiten de EU onmisbaar zijn. Deze leden vragen het kabinet deze boodschap ook uit te dragen tijdens de Raad.

12. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is van mening dat allereerst het arbeidsmarktpotentieel in lidstaten optimaal benut dient te worden om arbeidsmarkttekorten te mitigeren. Daarnaast is het verhogen van de arbeidsproductiviteit via automatisering en innovatie van belang om de vraag naar arbeid te verlagen. Tegenover kennismigranten van buiten de EU voert het kabinet reeds uitnodigend beleid. Ook is het binnen het huidige beleid mogelijk om onder voorwaarden arbeidsmigranten van buiten de EU te werk te stellen. Gericht en weloverwogen arbeidsmigratiebeleid kan bijdragen aan het oplossen van resterende knelpunten en tegelijkertijd een verdere druk op publieke voorzieningen helpen voorkomen.

De voornoemde leden maken zich grote zorgen over de veiligheidsimplicaties van de Hongaarse Nationale Kaart waarmee onder andere Russische burgers worden toegelaten. Zij steunen dat de Minister dit zal opbrengen en vragen welke concrete voorstellen Nederland zal doen om veiligheidsrisico’s tegen te gaan.

13. Antwoord van het kabinet:

In algemene zin is de dreiging van spionage door Rusland actueel, waarbij Nederland en de Europese Unie spionagedoelwitten zijn.8 Het kabinet heeft vanuit die invalshoek zorgen uitgesproken en blijft alert wanneer het gaat over de voorwaarden voor het toelaten van personen met de Russische en Belarussische nationaliteit tot het Schengengebied.9 Hongarije heeft inmiddels gereageerd op de zorgen van de Europese Commissie t.a.v. de Hongaarse «Nationale Kaart».10 Het kabinet wacht de analyse van de Europese Commissie in antwoorden op deze Hongaarse reactie af.

Tot slot hebben de leden van de D66-fractie kennisgenomen van onlangs aangenomen wetgeving in Bulgarije omtrent de LHBTI+-gemeenschap. Zij hebben grote zorgen over de impact van deze wet op LHBTI+»ers in Bulgarije. Is de Minister bereid zijn afkeuring tegen deze wetgeving uit te spreken en Bulgarije op te roepen deze maatregelen ongedaan te maken?

14. Antwoord van het kabinet:

Anti-LHGBTI+ wetgeving keurt het kabinet af. Het kabinet volgt de ontwikkelingen in Bulgarije daarom nauwgezet en heeft dit ook bilateraal laten weten.11 Het is nu primair aan de Commissie om, in haar rol als hoedster van de Verdragen, te beoordelen of Bulgarije het Unierecht schendt en hier indien nodig tegen op te treden. Het kabinet steunt de Europese Commissie als hoedster van de Verdragen in haar toezicht op de naleving van het Unierecht door EU-lidstaten.


X Noot
1

Zie kabinetsappreciatie Letta Rapport «Much more than a Market», bijlage bij Kamerstuk 21 501-30, nr. 603, nr. 603.

X Noot
2

Kamerstuk 21 501-30, nr. 596.

X Noot
4

Kamerstuk 21 501-20, nr. 2077.

X Noot
5

Kamerstuk 21 501-20, nr. 2085.

X Noot
6

Zie voor een overzicht van het EU-rechtsstaatinstrumentarium Kamerstuk 21 501–02, nr. 2426.

X Noot
7

Kamerstuk, 35 982, nr. 1.

X Noot
8

Zie onder meer de jaarverslagen van de AIVD en de MIVD van 2023.

X Noot
11

Zie voor de reactie van de ambassade in Sofia: https://www.instagram.com/p/C-cwndtoocO/?igsh=N29tYWdmc2Jzd28y.

Naar boven