21 501-02
Algemene Raad

nr. 260
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 21 juli 1998

Conform de bestaande afspraken heb ik de eer U hierbij te doen toekomen het verslag van de Algemene Raad d.d. 13/14 juli 1998.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. van Mierlo

VERSLAG VAN DE ALGEMENE RAAD D.D. 13/14 JULI 1998

Openbaar debat werkprogramma Oostenrijks Voorzitterschap

Het Oostenrijks Voorzitterschap lichtte zijn voornemens toe en besteedde daarbij in het bijzonder aandacht aan de uitbreiding van de Unie, de Euro, Agenda 2000, Kosovo, Turkije/Cyprus, vluchtelingen en mensenrechten in het kader van de a.s. 50e verjaardag van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Alle ministers stemden in met het Oostenrijkse werkprogramma, dat de Commissievoorzitter omschreef als ambitieus en gedegen.

Tijdens het openbare debat dat volgde op de toelichting op het werkprogramma werden de volgende punten naar voren gebracht.

De Britse minister pleitte ervoor om besluiten die de burger raken dichter bij de burger te brengen. De nationale parlementen zouden beter bij de Europese besluitvorming betrokken moeten worden.

De Franse onderminister spoorde de Commissie en het Voorzitterschap aan een eerste voortgangsrapport over de toetredingsonderhandelingen te presenteren aan de Algemene Raad van 5 oktober a.s.

De Belgische minister stelde voorstander te zijn van een snelle inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam, zodat opname van het Schengen-secretariaat en van de nieuwe Hoge GBVB-Vertegenwoordiger met zijn planningseenheid spoedig kunnen worden uitgevoerd. Ook Nederland bepleitte een snelle inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam. Naar mening van Nederland is de discussie over Agenda 2000 niet alleen richtinggevend voor de toekomst van de EU, maar kan zij tevens een goede test-case zijn voor de coördinerende rol van de Algemene Raad. Deze rol heeft, met name in het GBVB, deuken opgelopen. De Algemene Raad moet zich in het spanningsveld tussen Europese Raad en vakraden handhaven als een geloofwaardige, coördinerende factor. Aan de hand van de voorbereiding van de bijeenkomst van regeringsleiders op 24 en 25 oktober a.s., waarbij onder meer de positie van de instellingen aan de orde komt, en het verloop van de Agenda 2000-discussie kan worden beoordeeld of de Raad erin slaagt zijn coördinerende rol te handhaven.

Wat Kosovo betreft werkt de moeizame verhouding tussen de Contactgroep en de Algemene Raad het risico van «zelfbeschadiging» van de Raad in de hand.

De voorzitter van de Commissie bevestigde het belang van de coördinerende rol van de Algemene Raad en werd daarin onder meer bijgevallen door de Duitse, Belgische en Britse minister.

De Duitse minister bepleitte nieuwe verhoudingen met Turkije. De Griekse onderminister stelde daarop dat Turkije er een gewoonte van maakt voorstellen tot verbetering van de relaties af te wijzen. Zo zou het t.a.v. Cyprus allerlei voorstellen tot vertrouwenwekkende maatregelen (demilitarisering, vliegverbod) van de hand hebben gewezen.

Werkprogramma inzake Agenda 2000

De Europese Raad van Cardiff heeft een beroep gedaan op de Raad om zijn werkzaamheden op te voeren, zodat «in de Europese Raad van Wenen aanzienlijke vooruitgang kan worden geboekt met betrekking tot de voornaamste onderdelen van het pakket als geheel». Om aan deze doelstelling te kunnen voldoen, heeft het Oostenrijkse Voorzitterschap een werkprogramma inzake Agenda 2000 opgesteld. Dit werkprogramma lag voor aan de Algemene Raad.

In het werkprogramma worden drie doelstellingen gekozen en drie fasen onderscheiden op weg naar de Europese Raad in Wenen van 11, 12 en 13 december aanstaande.

Het Voorzitterschap heeft de volgende drie brede doelstellingen geïdentificeerd: (1) het bepalen van de voornaamste beleidskwesties in het pakket, en het onderzoeken van mogelijke opties voor deze kwesties; (2) het boeken van vooruitgang met de gedetailleerde besprekingen van de verschillende wetgevingsteksten, met name die welke betrekking hebben op de structuur- en cohesiefondsen, en het interinstitutioneel akkoord; (3) het voorbereiden van een document voor de Europese Raad van Wenen met daarin de algemene structuur van het definitieve akkoord en, waar passend, inhoudelijke elementen.

Voorts heeft het Voorzitterschap het werk in drie fasen verdeeld. In een eerste fase (tot eind september) zal enerzijds een aantal centrale vraagstukken van de verschillende deelonderwerpen van Agenda 2000 (pretoetredingsinstrumenten, structuur- en cohesiefondsen, gemeenschappelijk landbouwbeleid, toekomstig financieel kader) worden verduidelijkt, en anderzijds maximale vooruitgang met de wetgevingsteksten worden geboekt.

In een tweede fase (van eind september tot en met november) zullen mogelijke opties voor een aantal centrale vraagstukken worden bezien aan de hand van «non-papers» van het Voorzitterschap. In deze fase zijn ook discussies op politiek niveau voorzien in de Algemene Raden, de Ecofin Raad en de Landbouw Raad. Daarnaast zal zoveel mogelijk voortgang gemaakt worden met de wetgevingsteksten.

In een derde fase (aanloop Wenen – vanaf eind november) zullen de voorbereidingen worden getroffen voor het document van het Voorzitterschap dat aan de Europese Raad van Wenen zal worden voorgelegd.

Vervolgens merkte het Oostenrijkse Voorzitterschap op dat het op de Algemene Raad van 5 oktober een eerste inhoudelijke discussie wil voeren op basis van een voortgangsverslag van het Voorzitterschap.

Tot slot ging de Raad kort in op de coördinatie van het Agenda 2000-pakket. Het Voorzitterschap merkte op dat de Raad de horizontale coördinatie van Agenda 2000 voor zijn rekening moet blijven nemen. De Europese Raad in Amsterdam heeft de Algemene Raad uitdrukkelijk met deze coördinatie belast, rekening houdend met de vakraden (o.a. Ecofin Raad en Landbouw Raad) en de Europese Raad.

Schengen

Het ging om een korte procedurele behandeling van het Schengen-Noorwegen/IJsland dossier, gericht op het opstellen van een onderhandelingsmandaat voor een overeenkomst tussen de Raad en die twee landen over de toepassing en de verdere ontwikkeling van het Schengen-acquis na inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam.

Denemarken, Finland en Zweden spraken teleurstelling uit over het gebrek aan voortgang. Zij insisteerden op afronding van de besluitvorming nog avant het zomerreces op een manier die Noorwegen/IJsland op ruimhartige manier bij de toepassing en de verdere ontwikkeling van het Schengen-acquis in EU-verband zou betrekken. Zij wezen ook op de verwevenheid van de EU met de Noordse paspoortunie, waardoor beide zijden vragende partij zijn van een goede regeling.

Frankrijk beaamde dat de bescherming van de Noordse paspoortunie buiten kijf staat, maar vond ook dat een regeling er niet toe moest leiden dat derde landen in feite «quasi-lidstaten» van de EU zouden worden.

Het Voorzitterschap concludeerde dat het de bilaterale contacten zou voortzetten in de verwachting nog in juli het dossier te kunnen afmaken, eventueel via een schriftelijke procedure.

Belarus

In de Algemene Raad bestond grote overeenstemming over de conclusies inzake de door de Belarussische autoriteiten afgedwongen ontruiming van de ambassadeursresidenties in Minsk. De Raad veroordeelde deze schending van de Weense Conventie en concludeerde voorts dat, naast de op 9 juli jl. van kracht geworden visumrestricties, verdere maatregelen zullen worden overwogen als Belarus in strijd met de Conventie blijft handelen.

Functioneren van de Raad EURO XI

De Algemene Raad bereikte overeenstemming over het vraagstuk van de betrokkenheid van Permanente Vertegenwoordigers bij de informele EURO XI-bijeenkomsten. De Algemene Raad kon zich vinden in een lijn waarbij de «1 + 1»-formule blijft gehandhaafd. Voorts staat het de EURO-landen vrij te bepalen wie de ECOFIN-minister vergezelt (lid Monetair Comité of de Permanente Vertegenwoordiger bij de EU). Daarnaast wordt de voorzitter van het Comité van Permanente Vertegenwoordigers, oftewel de Permanente Vertegenwoordiger van de lid-staat dat het halfjaarlijks Voorzitterschap van de EU bekleedt, bij de beraadslagingen uitgenodigd. Voorzover de Permanente Vertegenwoordigers (PV's) niet in de delegatie bij de EURO XI-bijeenkomsten zijn opgenomen, kunnen de PV's in het Comité van Permanente Vertegenwoordigers door hun voorzitter worden geïnformeerd. E.e.a. houdt in dat ook de PV's van niet-EURO-landen hun voordeel kunnen doen met de geboden transparantie.

Zwitserse aanvraag Europese Conferentie

De Raad bevestigde de eerder gekozen benadering dat de Algemene Raad aan de Europese Raad van Wenen zou aanbevelen Zwitserland tot de Europese Conferentie toe te laten in het licht van de EU-strategie die Zwitserland nu volgt. De Zwitserse Minister van Buitenlandse Zaken, de heer Cotti, zal voor de Europese Conferentie op ministerieel niveau op 5 oktober a.s. als «kandidaat-deelnemer» worden uitgenodigd.

Afgesproken werd om tijdens het aanstaande Gymnich terug te komen op eventuele uitbreiding van de Europese Conferentie in de toekomst.

Westelijke Balkan

De Raad heeft conclusies aangenomen die betrekking hebben op Kosovo en op Albanië. De verklaring van de Contactgroep van 8 juli jl. over Kosovo werd grotendeels onderschreven; de belangrijkste elementen zijn: een oproep aan beide partijen om de wapens neer te leggen en om tot een dialoog te komen, ondersteuning van een op te stellen resolutie in de VN-Veiligheidsraad over verwezenlijking van de tot nu toe gestelde eisen aan Belgrado en aan de Kosovo-Albanezen en de eventuele opvolging van een dergelijke resolutie door een resolutie waardoor ingrijpen onder Hoofdstuk VII van het VN-Handvest (afdwingbare maatregelen) wordt gerechtvaardigd.

De Raad verwelkomde tevens het voornemen van de Contactgroep om een studie te ondernemen naar mogelijke elementen voor een vergaande vorm van autonomie voor Kosovo.

Ten aanzien van Albanië heeft de Raad o.a. opgeroepen tot een voortzetting door Tirana van het beleid van terughoudendheid t.a.v. Kosovo, van interne democratisering, bestrijding van corruptie en herstel van de openbare orde. Tevens werd de oppositie opgeroepen een constructievere houding aan te nemen.

Guinee-Bissau

De Raad heeft zich tijdens de lunch gebogen over de situatie in Guinee-Bissau. De Raad heeft zich uiterst bezorgd getoond over de verslechtering van de situatie. Het conflict dat zich concentreerde op het gebied in en rond de hoofdstad lijkt zich te verspreiden over het gehele land. Door de Raad is een oproep gedaan aan alle partijen om tot een wapenstilstand te komen en in dialoog met elkaar te treden.

De Raad heeft voorts aandacht gevraagd voor de noodzaak van humanitaire hulp in Guinee-Bissau. De Raad wees er met name op dat de strijdende partijen de verlening van humanitaire hulp niet mogen blokkeren, zoals in bepaalde gevallen is voorgekomen.

Oost-Timor

De Algemene Raad besprak de situatie in Oost-Timor mede naar aanleiding van het bezoek van de ambassadeurs van de EU-troika (Oostenrijk, Verenigd Koninkrijk en Nederland) aan het eiland. Na een bespreking van de situatie concludeerde de Raad dat er zich nieuwe kansen voordoen om te komen tot een realistische en bevredigende oplossing voor het probleem Oost-Timor, waarbij rekening wordt gehouden met de rechten en legitieme wensen van de bevolking van het eiland in overeenstemming met internationale normen en principes. De Raad onderstreepte het toegenomen belang van de besprekingen die gaande zijn onder auspiciën van de Verenigde Naties en bevestigde opnieuw zijn steun voor deze dialoog.

Daarnaast gaf de Raad aan dat hij het tijdig betrekken van Oosttimorese leiders bij de gesprekken van groot belang acht. Tevens was de Raad van mening dat de bevolking van Oost-Timor op het daarvoor geëigende moment geconsulteerd zou moeten worden.

Nigeria

Tijdens de lunch is de situatie in Nigeria aan de orde gekomen. De Raad heeft zijn medeleven betoond met het overlijden van Chief Moshood Abiola.

De Raad heeft het besluit van generaal Abubakar om over te gaan tot de vrijlating van een aantal politieke gevangenen verwelkomd. Tegelijk is echter een oproep gedaan voor de vrijlating van alle politieke gevangenen in Nigeria. Voorts was de Raad van mening dat de Nigeriaanse regering verdere stappen dient te zetten op weg naar vrije en eerlijke verkiezingen en een democratische regering. De Raad heeft medegedeeld dat zij bereid is positief te reageren op mogelijke verzoeken voor steun aan een proces van nationale verzoening dat zal leiden tot de vestiging van een democratisch gekozen burgerregering.

Diversen: Anti-dumping/ongebleekte stof

In het Proces verbaal van de Algemene Raad werd een verklaring van een achttal lidstaten, waaronder Nederland, opgenomen inzake een voorlopige anti-dumping maatregel inzake de invoer van ongebleekte katoen uit China, Egypte, India, Indonesië, Pakistan en Turkije. De acht lidstaten spreken hun bezorgdheid uit over deze voorlopige anti-dumping heffingen die de Commissie op 25 maart jl. heeft ingesteld, te meer daar een meerderheid in de Raad al twee maal eerder tegen definitieve anti-dumping rechten tegen deze landen heeft gestemd. De acht lidstaten zetten vraagtekens bij de gronden die de Commissie aanvoert en wijzen op de schade die de textielverwerkende industrie in de Europese Unie door deze maatregel ondervindt. Vier andere lidstaten hebben in reactie hierop een verklaring afgelegd waarin zij de Commissie steunen. De Raad zal zich in september uitspreken over de instelling van definitieve anti-dumping rechten.

Samenwerkingsraad Moldova

De eerste Samenwerkingsraad na de inwerkingtreding van de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst (PSO) met Moldova verliep in een open en vriendschappelijke sfeer.

Zoals verwacht benadrukte de Moldavische delegatie de wens tot toetreding tot de EU, het belang van betere markttoegang voor Moldavische landbouwproducten en snellere voortgang van transportprojecten in het kader van de Trans-Europese Netwerken.

Van EU-zijde werd gemeld dat de prioriteit van beide partijen zou dienen te liggen bij volledige implementatie van de PSO en toetreding van Moldova tot de WTO. Verder is aangedrongen op intensivering van de economische herstructurering in Moldova.

De Samenwerkingsraad stelde het Gemeenschappelijk Werkprogramma 1998–1999 en de procedureregels voor de Samenwerkingsraad en voor het Samenwerkingscomité vast. Het Samenwerkingscomité werd opgedragen voor nadere uitwerking van het Werkprogramma zorg te dragen.

Associatieraad EU-Tunesië

En marge van de Algemene Raad vond op 14 juli jl. een associatieraad EU-Tunesië plaats. De associatieraad was de eerste in het kader van de EUROMED-akkoorden, die zijn afgesloten in het kader van de verklaring van Barcelona inzake samenwerking tussen de EU en de landen van de Middellandse zee regio. Het oostenrijkse Voorzitterschap complimenteerde Tunesië met de vorderingen die op economisch gebied zijn gemaakt. Daarbij werd echter benadrukt dat het Barcelona-proces uitdrukkelijk uitgaat van samenhang tussen politieke, economische en culturele samenwerking. Het Voorzitterschap sprak de hoop uit dat Tunesië zich in de toekomst meer zou engageren voor de mensenrechten. Tunesië benadrukte in haar interventie de vooruitgang met name op het gebied van maatschappelijke hervormingen (politiek pluralisme, politieke vrijheden en de rechtsstaat). Daarnaast gaf Tunesië aan de voor haar beschikbare MEDA-middelen (EU-hulp voor de MZ-landen) reeds benut te hebben en verzocht de EU extra gelden voor Tunesië vrij te maken.

Gezamenlijke Raad EU-Mexico

En marge van de Algemene Raad vond op 14 juli jl. de eerste gezamenlijke Raad EU-Mexico plaats. De Gezamenlijke Raad werd gehouden in het kader van het op 1 juli 1998 in werking getreden Interim Akkoord EG-Mexico. Dit Interim Akkoord zal van kracht zijn tot de inwerkingtreding van het Algemeen Akkoord met Mexico, dat zich momenteel in de (nationale) ratificatiefase bevindt.

Door het Voorzitterschap, de Commissie en Mexico werden interventies gehouden waarin de totstandkoming van de akkoorden tussen de EU en Mexico werd verwelkomd en werd aangedrongen op een snelle ratificatie van het Algemeen Akkoord. Mexico sprak de hoop uit dat de aanstaande onderhandelingen met de EU inzake handelsliberalisering spoedig tot resultaten zouden leiden. Van EU-zijde werd benadrukt dat deze onderhandelingen tot een kwalitatief goed resultaat zouden moeten leiden. Mexico en de EU kwamen tenslotte overeen dat de instituties, die conform het Interimakkoord opgezet dienen te worden (Gezamenlijke Raad, Gezamenlijke Commissie, Sub-Commissies) middels een schriftelijke procedure ingesteld zullen worden.

Naar boven