21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 2584 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 december 2022

Op 21 december jl. verzocht de vaste Commissie voor Europese zaken om een brief over de wijze waarop» de Minister-President tijdens de Europese top d.d. 15-16 december uitvoering heeft gegeven aan de motie van het lid Van der Graaf c.s. over aandringen op een gezamenlijke oproep aan Azerbeidzjan om de vijandelijkheden tegen de bevolking van Nagorno-Karabach te staken» (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1880). Tevens werd verzocht in te gaan op de vraag wat het kabinet gaat doen om een verdere verslechtering van de situatie te voorkomen.

Met deze brief voldoe ik graag aan dit verzoek.

Het kabinet heeft met zorg de ontwikkelingen gevolgd rondom de Lachin-corridor en heeft deze zorgen op 12 december jl. bilateraal op hoogambtelijk niveau overgebracht aan de Azerbeidzjaanse autoriteiten. De EU heeft op 13 december jl. een verklaring1 uitgebracht met een oproep aan de Azerbeidzjaanse autoriteiten om vrije en veilige doorgang door de Lachin-corridor te verzekeren. Op 15 december jl. heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken via een tweet een oproep van gelijke strekking gedaan aan de Azerbeidzjaanse autoriteiten.

Verder heeft het kabinet in een gesprek op 16 december jl. met EU Speciaal Vertegenwoordiger voor de Zuidelijke Kaukasus, Toivo Klaar, zijn zorgen rondom de Lachin-corridor aangekaart.

Zoals de Minister-President tijdens het debat over de Europese Raad van 15-16 december met uw Kamer reeds aangaf (Handelingen II 2022/23, nr. 34, Europese top ban 15-16 december 2022), was het opbrengen van de situatie in Nagorno-Karabach tijdens deze Europese Raad niet opportuun, aangezien dit onderwerp niet op de agenda stond.

Het kabinet heeft zijn zorgen over deze kwestie opgebracht in het Comité van Permanente Vertegenwoordigers bij de EU (Coreper) op 20 december jl. Ook is de situatie in Armenië en Azerbeidzjan op verzoek van Nederland en een aantal andere lidstaten op de agenda van de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) van 23 januari a.s. gezet. Uw Kamer zal hierover tijdig worden geïnformeerd via de geannoteerde agenda.

Het kabinet blijft de situatie rondom de Lachin-corridor nauwlettend volgen en zal zijn zorgen zowel in bilateraal als in EU-verband onverminderd blijven opbrengen.

De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra

Naar boven