21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 2465 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 februari 2022

Hierbij bied ik u het verslag aan van de Raad Buitenlandse Zaken van 21 februari 2022.

De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra

VERSLAG VAN DE RAAD BUITENLANDSE ZAKEN VAN 21 FEBRUARI 2022

Op maandag 21 februari 2022 vond de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) plaats in Brussel. De Minister van Buitenlandse Zaken nam deel aan deze vergadering. Eerst sprak de Raad met de Oekraïense Minister van Buitenlandse Zaken Kuleba over de situatie rondom Oekraïne en vervolgens spraken de lidstaten hier ook onderling over. Een verslag van deze eerste twee besprekingen ontvangt de Kamer in de brief over de stand van zaken rondom de situatie in Oekraïne, waarin ook verslag wordt gedaan van de informele RBZ van 22 februari jl. (Kamerstuk 36 045, nr. 3) Vervolgens sprak de Raad over klimaatdiplomatie en Bosnië en Herzegovina. Tijdens de lunch vond een bijeenkomst van de EU-Gulf Cooperation Council Joint Council plaats. Onder Current Affairs werd gesproken over de situatie in Mali en gaf de Hoge Vertegenwoordiger (HV) een update over de onderhandelingen over het Joint Comprehensive Plan of Action over het Iraanse nucleaire programma. De cyberoefening die en marge van de RBZ plaats zou vinden is uitgesteld naar een later moment.

Tijdens de RBZ werden nieuwe sancties ten aanzien van Myanmar aangenomen.1 Dit betreft het vierde pakket EU-sancties sinds de staatsgreep van 1 februari 2021. Er werden 22 personen en 4 entiteiten toegevoegd aan het reeds bestaande sanctieregime voor Myanmar, waaronder de Myanmar Oil and Gas Enterprise (MOGE) op voorstel van Nederland.

Klimaatdiplomatie

Tijdens de Raad wezen HV Borrell en vicevoorzitter van de Europese Commissie Timmermans op het belang van klimaatdiplomatie en de verwachtingen die aan de EU gesteld worden in aanloop naar de klimaattop COP27 in Sharm el-Sheikh (7-18 november 2022). Vicevoorzitter Timmermans benadrukte dat de EU een voortrekkersrol wil blijven spelen en een goede partner wil zijn voor klimaatkwetsbare regio’s en ontwikkelingslanden. Hij belichtte elementen van de EU klimaatdiplomatie in de aanloop naar COP27, met onder meer actieve outreach naar grote uitstoters en concrete ondersteuning voor adaptatie en energietransitie in met name Afrikaanse landen en kleine eilandstaten.

Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten de noodzaak van strategisch en gecoördineerd optreden om emissiereductie te realiseren en klimaatweerbaarheid te vergroten. Nederland riep hierbij op tot een gezamenlijke Team Europe benadering. Ook onderstreepte Nederland het belang dat alle EU lidstaten de COP26-verklaring over internationale overheidssteun aan de groene energietransitie ondertekenen. De Raad benadrukte ook de geopolitieke dimensie van de energietransitie en de invloed van klimaat op veiligheid.

Met de aangenomen Raadsconclusies over EU klimaatdiplomatie2 bevestigt de Raad dat klimaatdiplomatie een politieke prioriteit van de EU is en blijft. De Raadconclusies beschrijven de EU inzet in de uitwerking van de rol van de EU in de uitwerking van het Glasgow Pact en het binnen bereik houden van de 1,5 graden doelstelling.

Bosnië en Herzegovina

De Raad besprak de politieke crisis en de kiesstelselhervormingen in Bosnië en Herzegovina. HV Borrell en de Europese Commissie spraken zorgen uit over de toenemende instabiliteit in Bosnië en Herzegovina. Zij deden een dringende oproep aan de Bosnische leiders om terug te keren naar de staatsinstellingen om het land weer te laten functioneren. Alleen dan kan Bosnië stappen zetten op de noodzakelijke EU-hervormingen.

Ook Nederland en andere lidstaten uitten zorgen over ontwikkelingen in Bosnië en Herzegovina. De voortdurende blokkade van de staatsinstellingen door het Bosnisch-Servisch leiderschap van de Republika Srpska in combinatie met de retoriek en acties gericht op afscheiding ondermijnen de stabiliteit van Bosnië en Herzegovina als eenheidsstaat. Lidstaten onderstreepten het belang van Europese maatregelen, complementair aan dialoog, die ingezet kunnen worden om druk op het Bosnisch-Servisch leiderschap te verhogen om de voorgenomen acties te voorkomen. Het kabinet blijft zich conform de motie-Kuzu3 inzetten om de optie van persoonsgerichte sancties tegen de leider van de Bosnische Serviërs, Milorad Dodik, en zijn machtskring op tafel te houden. Wat betreft de kiesstelselhervormingen, benadrukte een aantal lidstaten dat alle vormen van discriminatie moeten worden verwijderd en verdieping van het staatsbestel langs etnische lijnen moet worden voorkomen. Een aantal lidstaten gaf aan dat de hervormingen idealiter voor de geplande verkiezingen in oktober 2022 worden doorgevoerd.

HV Borrell concludeerde dat het faciliteren van dialoog samen met de VS cruciaal blijft en dat EU daarbij moet kijken naar het conditioneren van financiële steun aan Bosnië, om druk op het Bosnisch-Servisch leiderschap te vergroten. Hij constateerde brede steun onder lidstaten voor EUFOR Althea en de HV in Bosnië en Herzegovina, Christian Schmidt, en dat duidelijke strategische communicatie over de internationale inzet richting de Bosnische burgers belangrijk is, ook om desinformatie tegen te gaan. Als laatste benadrukte hij dat hoewel het instellen van sancties zorgvuldig overwogen moet worden, de optie ertoe op tafel moet blijven.

EU-GCC Joint Council

De Raad hield de eerste EU-GCC ministeriele bijeenkomst in ruim vijf jaar nadat vorig jaar de intra-GCC crisis met Qatar werd beëindigd. Saoedi-Arabië (covoorzitter met de HV), Koeweit en Bahrein waren op ministerieel niveau vertegenwoordigd. Oman en Qatar waren aanwezig op viceministerieel niveau en de Verenigde Arabische Emiraten op ambassadeursniveau. Alle interveniërende GCC landen en EU lidstaten benadrukten het belang van versterking van het EU-GCC partnerschap. Belangrijke elementen voor deze hernieuwde samenwerking zijn o.a. handel, regionale veiligheid, klimaatverandering, duurzame energie en de COVID-pandemie. NL ging namens de Benelux in op de mogelijkheden voor een groen partnerschap tussen EU en GCC. Dit partnerschap zal niet alleen bijdragen aan het behalen van de klimaatdoelen, maar zal ook mogelijkheden voor economische groei, banen en energieveiligheid met zich mee brengen. De HV en verschillende lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten het belang van de EU Mensenrechtendialogen met de Golflanden. De Golflanden zelf brachten visa-liberalisatie en de wens tot hervatting van onderhandelingen over een vrijhandelsakkoord onder de aandacht. Ook ging aandacht uit naar regionale kwesties zoals het recent opgelaaide conflict in Jemen en de grensoverschrijdende aanvallen waarbij veel burgerslachtoffers zijn gevallen. Beide zijden onderstreepten dat alleen een vreedzame oplossing een einde aan het conflict kan maken. Enkele GCC ministers benadrukten hun zorgen over de regionale rol van Iran. Een hernieuwd Joint Comprehensive Plan of Action over het Iraans nucleair programma zal deze zorgen niet direct adresseren maar kan hopelijk de basis vormen voor bredere afspraken, aldus de HV. Daarnaast kwamen ook het Midden-Oosten Vredesproces en de situaties in Afghanistan, Libië, Syrië, Libanon en Irak kort ter sprake.

Na afloop werd een co-voorzitterschapsverklaring aangenomen evenals een Gezamenlijk Werkprogramma 2022–2027.4 En marge van de bijeenkomst werd een vestigingsovereenkomst getekend voor een EU delegatie in Qatar, en de HV gaf aan dat de EU ook nadenkt over het openen van een delegatie in Oman. De volgende Joint Council zal in 2023 in de GCC-regio worden gehouden.

Current Affairs

Mali

Onder Current Affairs werd gesproken over de recente ontwikkelingen in Mali, waaronder de terugtrekking van Taakgroep Takuba en operatie Barkhane uit Mali, en de impact daarvan op de EU-inzet in Mali. De lidstaten zijn bezorgd over de situatie in Mali en volgen de ontwikkelingen nauwgezet. De HV gaf aan dat EDEO, mede op basis van een hoog-ambtelijk bezoek aan de regio, werkt aan een onderzoek op basis waarvan besloten wordt hoe om te gaan met de EU-inzet en met name met de EU-missies in Mali. Nederland heeft tijdens de Raad aangegeven dat er geen sprake kan zijn van business as usual en gepleit voor benchmarks en rode lijnen ten behoeve van komende besluitvorming over de EU-missies in Mali. De voorbereidingen voor de EPF-steunmaatregel zijn voorlopig opgeschort, in lijn met de Nederlandse inzet op dit punt.

Tijdens het Commissiedebat RBZ d.d. 16 februari jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 462) is toegezegd de Kamer niet enkel te informeren over de gevolgen van de ontwikkelingen in Mali op EUTM Mali, maar ook over gevolgen voor de VN-missie MINUSMA in Mali, inclusief de effectiviteit van de missie. Zoals de Kamer recentelijk gemeld5, ziet MINUSMA vooralsnog voldoende mogelijkheden om haar mandaat uit te voeren. Frankrijk heeft aangegeven zijn operationele steun aan MINUSMA de komende maanden voort te zetten totdat de terugtrekking van Taakgroep Takuba en Operatie Barkhane uit Mali volledig afgerond is. Naar aanleiding van de recente ontwikkelingen in Mali vindt er ook binnen de VN nader overleg plaats over de gevolgen van de ontwikkelingen in Mali en de terugtrekking van Taakgroep Takuba en operatie Barkhane voor MINUSMA. Zodra de ontwikkelingen en het overleg met de partners binnen de EU en VN daartoe aanleiding geven, zal de Kamer hierover nader worden geïnformeerd.

Iran/JCPOA

Ook is er gesproken over de laatste stand van zaken in de onderhandelingen over het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA). Het lijkt erop dat de onderhandelingen in Wenen in een cruciale fase terecht zijn gekomen. Er was een gedeeld besef van het belang om snel tot een akkoord te komen.

Overig

EMASoH

Het kabinet maakt van de gelegenheid gebruik om de Kamer te informeren over het besluit de Nederlandse bijdrage aan de missie European-led Maritime Awareness Strait of Hormuz (EMASoH) voor de periode maart t/m juni 2022 tijdelijk uit te breiden met twee stafofficieren. Nederland zal gedurende deze periode gezamenlijk met België de commandovoering van de militaire component van EMASoH overnemen, waarbij België de commandant zal leveren en Nederland de plaatsvervangend commandant. Met deze bijdrage levert Nederland een aanvullende inspanning aan de missie, die gericht is op het bevorderen van maritieme veiligheid en de-escalatie van spanningen in de Golfregio. Tevens biedt de inzet de gelegenheid om de reeds goede defensiesamenwerking van Nederland met België en Frankrijk te verdiepen.

Burundi

Op 8 februari jl. heeft de Raad Raadsbesluit 2016/394 ingetrokken. Daarmee zijn de met dat besluit ingestelde maatregelen tegen Burundi op basis van artikel 96 van het Verdrag van Cotonou beëindigd. De maatregelen waren in 2016 genomen in reactie op gewelddadigheden rond de presidentiële verkiezingen in 2015 en het niet-naleven door de Burundese overheid van bepaalde beginselen inzake mensenrechten, democratie en de rechtstaat. De maatregelen bepaalden dat er geen OS-middelen ten goede mochten komen van Burundese overheidsinstanties. Zowel de EU als Nederland hebben na het intrekken van dit Raadsbesluit de ontwikkelingssamenwerking voortgezet via maatschappelijke partners en multilaterale organisaties.

In juni 2020 is na vreedzaam verlopen verkiezingen een nieuwe regering aangetreden onder leiding van president Évariste Ndayishimiye. Sindsdien is er een voorzichtige verbetering in de binnenlandse situatie zichtbaar en is de politieke dialoog tussen Burundi en de EU hervat. Op basis van deze ontwikkelingen is besloten de maatregelen te beëindigen. Het intrekken van dit Raadsbesluit zal naar verwachting leiden tot een verdere normalisering van de relaties met Burundi. Daardoor kunnen de EU en de lidstaten, waaronder Nederland, nog beter bijdragen aan hervormingen in Burundi. Doel blijft om de verbeterde maar nog altijd zorgwekkende situatie omtrent mensenrechten, rechtstaat en democratie in Burundi verder te verbeteren.

Naar boven