21 501-02
Algemene Raad

nr. 234
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 22 januari 1998

De vaste commissie voor Europese Zaken1 heeft op 2 oktober 1997 overleg gevoerd met minister Van Mierlo en staatssecretaris Patijn van Buitenlandse Zaken over het verslag van de Algemene Raad van 15/16 september 1997 en de agenda Algemene Raad van 6/7 oktober 1997.

Van het gevoerde overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Van der Linden (CDA) informeerde wat Agenda 2000 betreft naar het tijdpad dat de regering voor ogen staat in die zin dat er op de top in Luxemburg definitieve beslissingen genomen worden over de uitbreiding en over de vraag of de Algemene Raad ook betrokken wordt bij de financiering van de Europese Unie, zodat dit geen zaak is van alleen de Ecofin-raad. Ook wilde hij in dit verband geïnformeerd worden over het verloop van de discussie inzake solidariteit naar het zuiden en het oosten met het oog op de gevestigde posities, die alleen maar aangetast kunnen worden onder het beslag van unanimiteit.

Opvallend is dat in de Ecofin-raad de Britse compensatie (VK-compensatie) niet bestreden is, wat voor de minister-president geen onacceptabel punt is, zo is gebleken bij de algemene politieke beschouwingen, maar voor het CDA is dit nog steeds geen te herhalen exercitie. Streeft de Nederlandse regering ook naar een VK-compensatie voor Duitsland en Nederland?

Er wordt terecht een punt gemaakt van een meer faire verdeling van de financiële lasten, waarin het CDA de regering steunt. Gezien echter de uitlatingen van de fungerend voorzitter uit Luxemburg op de CDA-partijraad in Den Haag is de vraag of Nederland geen valse start heeft gemaakt bij de discussie daarover en of de door Nederland gehanteerde cijfers wel hard gemaakt kunnen worden. Die cijfers behoren onomstreden te zijn. Als straks ook Duitsland daartegen bezwaar maakt, staan wij helemaal alleen. Overigens is nog vast te stellen dat de toonzetting van de ministers van Buitenlandse Zaken en van Financiën terzake enige nuances vertoont.

De regering opereert in dezen terecht in het kielzog van de Duitsers; die hebben in dit opzicht ook veel meer recht van spreken. Zij zijn nettobetalers geweest, zoals wij nu. Voor de duidelijkheid wil het CDA niet terug naar het principe van juste retour. Daarbij mogen dan ook de economische aspecten meegewogen worden, die wellicht wat minder gemakkelijk zijn te vertalen in financiële cijfers. Wel moet de toekomstige financiering van de Europese Unie een groter billijkheidsgehalte krijgen en daarbij moet het VK-compensatiesysteem absoluut verdwijnen. Het is een misser van de Nederlandse regering dat zij dit niet op de top in Madrid aan de orde heeft gesteld. De regering heeft de politieke keuze gemaakt om de financiering van de Europese Unie te ontkoppelen, maar het CDA heeft daaromtrent een andere inschatting, omdat wij voortdurend defensief zijn. De vrees is dat dit in de toekomst heel moeilijk is. Dit is niet nieuw, want deze kritiek was er al bij het akkoord van Edinburgh. Dit staat een beetje los van partijpolitiek en hangt nauw samen met de gekozen insteek. Het is bekend dat hij tegen het eigenmiddelenbesluit stemde, omdat zijns inziens dwars liggen ten gunste van de Europese zaak wel eens beloond mocht worden. Het kan niet zo zijn dat de Nederlandse belastingbetaler 400 mln. per jaar over het Kanaal moet dragen, omdat de Engelsen ooit bezwaar hebben gemaakt, ondanks volle aanvaarding van het lidmaatschap van de Europese Unie.

Misschien kan de regering nog informatie geven over de institutionele discussie over het tekenen van het Verdrag van Amsterdam. Een vijftal landen, waaronder België en Frankrijk, wilde een verklaring aan het verdrag gehecht hebben over institutionele aanpassingen, voorafgaand aan de toetreding van nieuwe lidstaten. Wordt hiermee het resultaat van het verdrag achteraf niet gedegradeerd? Dit is een majeur politiek punt van ook het huidige kabinet, zo blijkt uit de nota's. Waarom heeft Nederland niet meegedaan met de vijf landen? Was dit ook geen punt geweest van gemeenschappelijk optreden in Beneluxverband, ondanks dat Luxemburg niet meedoet?

De minister van Buitenlandse Zaken constateerde dat de meerderheid van de Benelux daaraan niet meedeed. Aan België kan gevraagd worden om zich bij die meerderheid aan te sluiten.

Volgens de heer Van der Linden (CDA) paste dat echter helemaal bij het beleid van de Nederlandse regering, dat ook in nota's is vastgelegd. Het is te begrijpen dat Luxemburg als fungerend voorzitter zegt: als de voorgaande voorzitter niet meedoet, doen wij ook niet mee.

De minister ontkende een dergelijke gedachtegang bij Luxemburg.

De heer Van der Linden (CDA) vroeg vervolgens wat men zich moet voorstellen bij de Permanente Europese conferentie. Wordt dat een surrogaat van de Raad van Europa?

Een actief Middellandse-Zeebeleid is van belang. Bij het dossier Egypte neemt de Europese Unie terecht een halsstarrige houding aan, maar misschien is toch meer schwung mogelijk, ondanks de weinig rooskleurige situaties. Tegen deze achtergrond blijft de Europese Unie angstvallig buiten de discussie over Algerije. Komt de Europese Commissie, Nederland of een andere lidstaat met aanzetten voor de Europese Unie? Men kan deze kwestie toch niet overlaten aan Frankrijk en de Verenigde Naties? Men moet bij hogere golven ook een positie durven in te nemen.

Welke rol speelt de trojka bij het Midden-Oosten? Door de vorige voorzitter van de Algemene Raad zijn de partijen bij elkaar gebracht. De vraag is of de Europese Unie in dezen nog een actieve rol speelt, want daar is weinig van te merken.

Is er een beoordeling te geven van de politieke situatie in Albanië? Hierbij is te denken aan het checks and balancessysteem en de justitiële verhoudingen. Is er sprake van zuiveringen? Waarom hebben de ministers van buitenlandse zaken de OVSE als coördinator aangewezen voor werkzaamheden die door andere organisaties verricht worden?

De minister zegde hierover een overzicht in een korte notitie toe binnen enkele dagen.

De heer Van der Linden (CDA) memoreerde dat de internationale gremia tevreden zijn over de verkiezingen in Bosnië-Herzegovina. Levert dit wel een wezenlijke bijdrage aan de multi-etnische samenleving?

De heer Hessing (VVD) feliciteerde de minister met de ondertekening van het Verdrag van Amsterdam, de zoveelste mijlpaal. De VVD heeft de regering ook uitgebreid gecomplimenteerd met dat verdrag vanwege het institutionele karakter ervan. Het verdrag bevat wegen naar de toekomst.

Men kan zich nu concentreren op de algemene brief van de regering over Agenda 2000, die verwacht wordt in de derde week van oktober. Dan kan die in detail besproken worden. Opvallend in dit verband zijn de verschillende uitgangspunten van een aantal landen: de ene groep kiest voor beheersing van de uitgaven en de andere wil de huidige middelen behouden en misschien zelfs uitbreiden. Wat dit laatste betreft, zijn de volgende uiteenlopende meningen te constateren: het plafond van 1,27% handhaven, wat overigens geen uitgavendoelstelling is; het reserveren daarvan voor uitsluitend de huidige vijftien; het verhogen van het plafond tot 1,37%.

Het stond hem in toenemende mate tegen dat iedereen de Europese Unie als een trog beschouwt waar je zoveel mogelijk uit moet halen. Dat het belang van een instituut wordt afgemeten aan het volume geld, is al lang achterhaald. Welnu, de kwaliteit van de besluitvorming en de doelstelling van de Unie zijn veel belangrijker. Het gaat gelukkig ook in economisch opzicht in een aantal landen in Europa steeds beter, dus kan er op een aantal dossiers best wel bezuinigd worden.

Tegen deze achtergrond kan bekeken worden of het plafond bijgesteld moet worden. Uit de raming blijkt een marge van 10%, waarbij er op de uitgaven nog wel wat bezuinigd kan worden. Als op nationaal niveau de broekriem wordt aangetrokken, kan dat door de Europese Unie gevolgd worden. In dit geval gaat het ook niet op dat alles wat meer kost, beter is.

De regering neemt een heel helder standpunt in over de nettopositie. Er moet nu dan ook nagedacht worden over de strategie om dat standpunt gerealiseerd te krijgen. Daarbij moeten tactische manoeuvres in de vorm van een blokkade niet geschuwd worden, als de andere landen niet ontvankelijk zijn voor de ideeën van Nederland op dat gebied.

Er zijn mogelijkheden om wat rationeler met de middelen van de structuur- en cohesiefondsen om te gaan en die te saneren of af te bouwen in de toekomst, mede met het oog op de uitbreiding. Op dit laatste hoeft daarmee overigens niet gewacht te worden. Hij was van mening dat lidstaten die (gaan) deelnemen aan de EMU niet meer legitiem een beroep op het Cohesiefonds kunnen doen.

Wat de uitbreiding betreft, lijkt het erop dat Nederland een voorkeur voor een kopgroep heeft. Zoiets behoeft een nadere onderbouwing, want een mogelijkheid is toch ook dat de onderhandelingen gestart worden met alle kandidaat-leden.

Geconstateerd kan worden dat Syrië belangstelling heeft voor een associatieakkoord en dat de Commissie een mandaat vraagt aan de Raad voor het starten van de onderhandelingen daartoe. Maar in de begroting voor 1998 staat dat er gestreefd wordt naar afronding van de onderhandelingen met die partners waarmee nog geen euromediterrane associatieverdragen zijn gesloten, te weten Egypte, Libanon, Algerije en, wanneer de tijd rijp is (!) Syrië. Hoe wordt bepaald of de tijd rijp is en is het niet wat vroeg om over een mandaat te praten met het oog op de situatie in Syrië en de relatie tot het vredesproces?

De mensenrechteninspecteurs van de VN zijn hardhandig Kongo uitgezet. Heeft dat consequenties voor de voorgenomen hervatting van de hulp aan Kongo?

Wat Cyprus betreft, wordt er helaas niet meer strikt in koppelingen gedacht. Het is namelijk goed om de onderhandelingen te koppelen aan een politieke regeling. Wat moeten wij in de Unie met Cyprus waar geen stabiele vredessituatie is? Het is heel functioneel om die eis op tafel te leggen ter bevordering van dat proces. De wens is dan ook dat de minister toezegt dat er over toetreding van Cyprus niet kan worden gesproken zolang daar geen duurzame politieke regeling is bereikt.

De heer Hessing was zeer blij met de uitspraak van het WTO-panel over de bananen. Waardering voor het Nederlandse opereren op dit dossier in de afgelopen jaren is beslist op haar plaats. De consequente houding in dezen heeft effect gehad. Het heeft de Europese Commissie evenwel veel moeite gekost om zich sportief te voegen in de uitslag van het WTO-panel. Uiteindelijk zal het toch gebeuren, waarvoor waardering. Toch mag niet via een achterdeur geprobeerd worden om dat te traineren. Zo kan de Commissie aan de hand van compensatievoorstellen de WTO vragen om op bepaalde onderdelen ontheffingen toe te staan. Het ergste wat hierbij kan gebeuren, is dat er een deal met de Amerikanen gesloten wordt. Het gaat er nu om dat die handel geliberaliseerd wordt. Natuurlijk moeten er afspraken gemaakt worden met landen en niet met bedrijven die zwaar getroffen zijn over verdere differentiatie op landbouwgebied. Er moeten ook geen staatssubsidies op bananenbedrijven komen.

Wat is het resultaat van de bespreking op 16 en 17 september jl. in het kader van de Helms-Burtonwet? Wordt de extraterritoriale werking uitgesloten? Als de onderhandelingen niet voor 15 oktober a.s. zijn afgerond, is de minister bereid om de deadline te verplaatsen, omdat zolang er gepraat wordt, er in ieder geval geen ruzie gemaakt wordt?

De heer Van Waning (D66) had geen nadere vragen.

De voorzitter sloot zich aan bij de felicitaties voor de ondertekening van het Verdrag van Amsterdam, waarbij Amsterdam weer even centrum van Europa was.

Het antwoord van de minister van Buitenlandse Zaken

De minister sprak zijn dank uit voor de gelukwensen. Voorts antwoordde hij dat het enig min of meer gemarkeerde tijdpad voor Agenda 2000 is dat de belangrijkste uitgangspunten voor de uitbreiding op de top in Luxemburg worden vastgelegd. Het regeringsstandpunt terzake wordt natuurlijk in de Kamer besproken. Twee jaar later wordt in Helsinki de oogst van alle dossiers, die uiteindelijk wel allemaal gekoppeld zullen zijn, vastgesteld.

De discussie over de solidariteit zal wel op de grootst mogelijke toonhoogte gevoerd worden, want de solidariteit vormt juist het probleem bij alle dossiers. Als de onevenwichtige verdeling direct in de Raad aan de orde gesteld was, was de kern van het probleem opgelost bij alle dossiers. Dat is niet gebeurd, maar alle gevoeligheden, angsten en verlangens bij zuid en noord zijn wel duidelijk geworden. De kritiek op het voorstel van de Europese Commissie was dat het tactisch en strategisch uiterst kwetsbaar was. Het ware hem liever geweest als het aanvangsbod strenger was geweest voor de Zuid-Europese landen. Dan was de discussie omgekeerd gevoerd en hadden de Zuid-Europese landen wat meer gekregen van de wat meer bedeelden. Nu moeten wij echter iets gaan weghalen bij overbedeelde landen die het gevoel hebben dat zij nog zoveel te kort komen. Toch zal er moeten worden gewerkt met het uitgangspunt van de Commissie.

Daar een dergelijk eerste etalering van uitgangsposities gevoelig lag, had hij gezegd dat het hem voorkwam dat er veranderingen in de verdeling moesten komen, wat overigens moeilijk zou zijn. Au fond is er te weinig geld voor de toetredende landen. Bovendien moet er geld worden gevonden, opdat de nettopositie van onder andere Nederland niet slechter wordt. Dus er zitten een aantal conflicterende wensen in één pakket. Een en ander zal vorm moeten krijgen in de discussie. Het heeft dan ook geen zin om buitengewoon kwaadaardige uitspraken te doen in een bepaalde richting. De ruimte in de landbouwuitgaven moet overigens niet vergeten worden, maar het zou heel onverstandig zijn als de regering aangaf waar het geld vandaan moest komen.

De heer Van der Linden (CDA) wees op de uitspraak van de minister in de notities dat er horizonbepalingen nodig zijn voor de structuurfondsen, dus dat er meer geld naar Oost-Europa moet. Als de regering daaraan vasthoudt, is dat helder voor ook de oppositie in dit parlement.

De minister kon hieraan toevoegen dat ook de 0,46% te hoog geacht werd voor de fixatie van de uitgaven en dat de fixatie als mechanisme een punt van bespreking moest zijn. Tegen deze achtergrond is het zeker dat er iets met de structuurfondsen moet gebeuren, maar deze opmerking zal best wel wat landen in de hoogste boom jagen.

De heer Van Waning (D66) vroeg zich af of er geen commissie van drie wijzen benoemd kan worden, omdat het elan van een stabiel Europa teloor dreigt te gaan doordat de ministers hun nationale standpunten naar voren brengen.

De minister antwoordde dat de Raad een commissie van vijftien wijzen is. Natuurlijk gaan wij een moeilijke tijd tegemoet en daarbij zal de vermoeidheid het wel eens van het elan winnen. De realiteit is dat er de komende jaren ook gevechten gevoerd worden over nationale belangen, maar het gaat er uiteindelijk om of met behoud van de Europese idealen een sanering mogelijk is waarin de landen zich kunnen schikken. Hierbij is het erg belangrijk dat de juiste toonhoogte bewaard wordt, want dat biedt ruimte voor gesprek en daaruit moeten de oplossingen komen.

De heer Woltjer (PvdA) wilde graag dat in de op korte termijn toegezegde notitie ook wordt ingegaan op de manier waarop de netto bijdragen van de lidstaten beter in verhouding kunnen komen, omdat die mede bepalend zijn voor de nettobetalingspositie.

De minister zou dat doen. Die notitie komt de maandag of dinsdag na 24 oktober a.s. naar de Kamer, als die in het kabinet besproken is.

De VK-compensatie had hij als een serieus probleem aan de orde gesteld in de Algemene Raad, maar hij heeft daarvoor geen oplossing kunnen geven. Evenmin heeft hij suggesties in die richting vernomen. Een of twee andere landen hebben dat ook aangekaart.

De heer Van der Linden (CDA) vroeg zich af waarom het VK steeds een veto kan uitspreken over de bespreking van de VK-compensatie. Waarom mag Duitsland of Nederland, die daarvoor zoveel moeten inleveren, geen constructief veto uitspreken over de continuering van de VK-compensatie?

De minister wist ook dat aan de hand van veto's een standpunt kracht bijgezet kan worden, maar Engeland moet ook geen veto uitspreken. Een constructief veto van andere zijde is een contradictio in terminis. Als wij dit punt in Madrid hadden gekoppeld aan het verdrag, was er nu geen Verdrag van Amsterdam geweest.

De heer Van der Linden (CDA) vond het naïef van de regering om te denken dat zij zonder een machtswoord één stap verder komt. Dan moet zij het resultaat accepteren.

De minister reageerde dat niemand aan het begin van de onderhandelingen met een veto gaat werken.

De heer Woltjer (PvdA) vroeg of de heer Van der Linden vindt dat de landbouw nu al te veel voor Oost-Europa moet betalen.

De heer Van der Linden (CDA) sprak dit tegen. Hij had wel de landbouwuitgaven ter discussie gesteld. Het is op zichzelf goed dat bepaalde landbouwuitgaven onder de sociale paragraaf komen. Het is ook goed dat het hele subsidiestelsel, niet de inkomenssteun betreffend, in de Europese Unie in discussie komt.

De minister herhaalde dat de Nederlandse regering voortgaat met zich in te zetten voor het op den duur verwijderen van de VK-compensatie, maar dat zij niet zal voldoen aan het verzoek van de CDA-fractie om reeds aan het begin van een onderhandelingsproces met een veto te dreigen.

Over de cijfers van de nettopositie wordt op het ogenblik gediscussieerd. Nederland heeft niet officieel, maar ter illustratie van het standpunt dat het nu wel genoeg is, statistieken, daarbij behorende cijfers en een berekening gebruikt en die zijn lange tijd gevolgd door de Europese Rekenkamer. Deze heeft in de berekeningen een aantal wijzigingen aangebracht, waardoor het beeld voor dit jaar kan veranderen. De vraag is nu dan ook wat wel en wat niet wordt meegerekend en zo ja, in welke mate dat gebeurt. Daarom moet er een objectivering komen om te voorkomen dat er iedere keer een discussie ontvlamt over het cijfermatige beeld. Mede om deze reden werkt de Commissie aan één geaccepteerd beeld. Als er in dit opzicht resultaat geboekt wordt, zal dat zo snel mogelijk aan de Kamer doorgegeven worden.

België, Italië en Frankrijk hebben een verklaring opgesteld, omdat zij in grote moeilijkheden zijn gekomen bij het «verkopen» van het gesloten verdrag aan hun parlement dan wel bevolking. De verklaring bevat twee paragrafen. De eerste is de vaststelling dat het bij de top op de institutionalia niet helemaal gehaald is. Hiermee wordt echter aan voorbij gegaan dat wij wel verder gekomen zijn dan het min of meer door de hele Raad geaccepteerde aanbod van bondskanselier Kohl in Noordwijk om helemaal niks te regelen. Een totaaloplossing van het Nederlandse voorzitterschap is toen niet gehaald, omdat onder andere België en Italië grote problemen maakten bij de alternatieven. De minister had hen erop gewezen dat zij een rol gespeeld hebben in het onbevredigende resultaat op dit punt.

De tweede paragraaf bevat de wens van meer meerderheidsbesluitvorming, iets wat overigens ook de Nederlandse regering wilde. Ook staat daarin dat de instituties geregeld moeten worden voor de volgende uitbreiding, wat door iedereen al besloten was. Dit is dus absoluut een overbodige verklaring in Europees opzicht. Zoals aangegeven, hadden de genoemde landen dit nodig voor binnenlands gebruik. Daar dit niet nodig was voor Nederland, heeft Nederland er niet aan meegedaan. Daarbij komt het eergevoel van Nederland als voorzitter en in die hoedanigheid verantwoordelijk voor de gesloten compromissen.

Wij zijn nog steeds niet verder gekomen met de Permanente Europese conferentie, omdat dit beeld zich moet ontwikkelen, maar de Nederlandse regering vindt het van groot gewicht dat dit uit de verf komt. De landen die het aangaat, moeten het gevoel hebben dat zij betrokken zijn bij het toetredingsproces, op welke termijn dan ook. Iedereen ziet wel in dat het geen zin heeft om met een land dat heel ver van het acquis zit dezelfde onderhandelingen te voeren als met een land dat daar dicht bij zit. De energie, de tijd en het geld kunnen beter worden gebruikt om het land dat ver van het acquis af is, onderhandelingsgeschikt te maken, dus om het dichterbij te brengen.

Een en ander gaf hem reden om aan te nemen dat men zijn heil zal zoeken op de weg van de differentiatie. Daarbij worden twee belangrijke principes in de West-Europese cultuur erkend: de gelijkheid van de kansen en de ongelijkheid van de capaciteiten, naast elkaar in één proces, maar wel in twee verschillende stadia. Iedereen zit dus in het proces van uitbreiding, wat van majeur politiek psychologisch belang is. In dit verband is het dan ook niet verstandig om over een kopgroep te spreken.

De Permanente Europese conferentie speelt een rol naast de onderhandelingen door te helpen bij het gevoel, dat iedereen moet hebben, dat men op weg is naar het Europese lidmaatschap, niet door onderhandelingen, maar door op de tweede en de derde pijler in concrete politieke kwesties, die van belang zijn voor nu en de toekomst, stelling te nemen met de leden van de Europese Unie. Nederland heeft aan het eind van zijn voorzitterschap al enkele voorstellen gedaan voor de inrichting daarvan. Het is nu aan het Luxemburgse voorzitterschap om die uit te werken. Als daarover meer bekend is, wordt de Kamer daarover ingelicht.

Het acquis kan op verschillende manieren gedefinieerd worden, maar het gaat om het geheel van materiële en immateriële zaken, waaronder mensenrechten. Afhankelijk van de afstand tot dat geheel worden de onderhandelingen gestart. Er moet wel alles aan gedaan worden om te proberen om de betrokkenen dichterbij te brengen.

De heer Woltjer (PvdA) maakte onderscheid tussen de fundamentele beginselen van de Unie en de materiële verworvenheden van de Unie. De Unie kan nu eenmaal geen staten opnemen die niet voldoen aan de beginselen, maar de Raad van Europa wil wel uitbreiden, als de staten zich committeren aan de beginselen. Hij maakte zich zorgen over een dergelijke ontwikkeling.

De minister merkte op dat de heer Woltjer daar niet zo bang voor hoefde te zijn in de Europese Unie. De Raad van Europa heeft een duidelijke functie om de normen lager te stellen, want zo kunnen de anderen erbij getrokken worden. De Europese Unie werkt zo niet; men treedt toe tot een club waar men voortdurend met elkaar is. Daartoe moet men dus aan de maatstaven voldoen.

De heer Van der Linden (CDA) deelde de vrees van de heer Woltjer dat de politieke druk zo groot wordt dat toch ook bijvoorbeeld de Baltische staten bij de onderhandelingen betrokken worden.

De minister antwoordde dat wij daar bij zijn. Natuurlijk hebben de noordelijke staten een zeer sterke drang om zich op de Baltische staten te werpen, wat wordt gecompenseerd door andere landen die zich richten op Cyprus. Daarbij is altijd consensus nodig om tot een beslissing te komen. Ook zullen wij dan zien of wij tegen de politieke druk bestand zijn en of het de toets der criteria doorstaat.

De toegezegde nota over Algerije is bijna klaar. Het is echter absoluut niet bekend op welke wijze er paal en perk gesteld kan worden aan elke nieuwe verschrikking aldaar. De VN heeft daar ook uitspraken over gedaan, maar het gaat wel om terroristische bewegingen die zich tegen het regeringsbeleid keren. De gesprekspartners zijn degenen die het meest last hebben van de terroristische aanslagen, wat een iets ander beeld dan normaal is. Er is wel sprake van een «twist» in de democratische structuur in Algerije om het fundamentalisme met het terrorisme eventueel te verminderen, maar dat stoot het terrorisme nog niet af. Het is dan ook niet uitgesloten dat daarover aanstaande maandag iets wordt opgenomen in het slotcommuniqué. Daar het voor iedereen een toenemende zorg is, zal daarover in ieder geval in de Europese Unie gediscussieerd moeten worden, maar het zal ontzettend moeilijk zijn om een instrument te vinden dat verder gaat dan een mooie belijdenis. Overigens is dit geen officieel agendapunt.

De heer Van Waning (D66) vroeg naar aanleiding van een uitspraak van het Europees Parlement of de Algemene Raad ook heeft overwogen om contact te leggen met het nieuwe Algerijnse parlement.

De minister merkte op dat er voortdurend contacten zijn, ondanks dat er geen of minder publieke statements komen. Maar contacten die de publieke opinie bevredigen, zullen er nog niet geweest zijn. Het gaat er evenwel om dat het moorden wordt voorkomen.

Hij zou onophoudelijk verklaren dat de Europese Unie een rol heeft in het Midden-Oosten. Dat blijkt ook zeer duidelijk uit gesprekken van de trojka met zowel de Amerikaanse als de Israëlische regering. Daarbij is echter geen oplossing van het conflict totstandgekomen, evenmin in gesprekken tussen de Amerikaanse en Israëlische regering. Zorgwekkend is wel dat daarna door de Israëlische regering weer uitspraken zijn gedaan over voortzetting van het nederzettingenbeleid. Gezien de huidige stand van zaken zou de Israëlische regering daar buitengewoon voorzichtig mee moeten zijn.

Ondanks dat wij ons best doen, verloopt het proces in Bosnië langzaam en zijn de effecten eerder etniserend dan ontetniserend. Een en ander hangt heel erg af van wat er in de Republika Srpska tot stand gebracht kan worden. Daar en in de federatie zal het multi-etnische ideaal nagestreefd moeten worden. Het cynisme over het resultaat wordt weliswaar gedeeld, maar er rest niets anders dan op deze weg door te ploeteren.

Het is bekend dat wij ons kunnen vinden in het plafond van 1,27%, mits er voldoende afstand blijft tot het daadwerkelijke gebruik. Dit is overigens niet vastgepind, evenmin het huidige niveau. Wel zeggen wij in algemene zin dat er voldoende afstand moet zijn tussen het reële verbruik en het maximum van 1,27%.

Inderdaad moeten wij de Unie niet afmeten aan de geldhoeveelheid en evenmin aan de hoeveelheid geld die er niet in zit. De Unie moet zo rationeel mogelijk worden ingericht en als er geld nodig is om samen dingen beter te doen dan alleen, moet dat via de contributies opgebracht worden. Natuurlijk is alles wat meer kost niet altijd beter, maar alles wat minder kost, is ook niet per definitie beter. Bij sanering kan zich het spasme voordoen dat bezuinigen het hoogste goed is, waarbij het risico van kwaliteitsverlies ontstaat. Zeker de landen met de netto-overschotten, niet alleen Nederland, maar ook Duitsland, moeten daarvoor waken. Overigens is de Nederlandse regering vastbesloten om het snoeimes te hanteren, want dat moet gebeuren. Verder was hij het eens met de opmerkingen van de heer Hessing in dit verband.

Er zijn geen criteria voor het verlenen van een mandaat ten behoeve van Syrië. Wel kan het volgende criterium gehanteerd worden, wat overigens heel rekbaar is: alles wat goed is voor het vredesproces. En Syrië begint daar weer belangstelling voor te krijgen. Dat is een segment in het vredesproces. Een zeer goede en constructieve opstelling is dat, als er overeenstemming is over het starten van de onderhandelingen, er een opportunistisch criterium wordt gehanteerd dat voornamelijk door het vredesproces wordt geregisseerd. En dan zal de Commissie de Raad om een mandaat vragen.

Voorzover was na te gaan, is er een foutieve berichtgeving geweest over Kinshasa. De aanvoerders van de commissie zijn naar New York teruggeroepen om met Kofi Annan en mevrouw Robertson over het mandaat en de verdere handelwijze te praten. Het loopt daar vast en het gaat nu voornamelijk over de volgorde van het onderzoek; persoonlijk leek hem de volgorde van de gebeurtenissen de juiste. Op zichzelf is de conclusie van Kabila juist dat de ene massaslachting de andere oproept. Er wordt volkomen willekeurig gehandeld, als er alleen vanaf 1995 wordt onderzocht. Dan moet ook 1993 worden onderzocht. Er wordt een oplossing gezocht voor de stagnatie die daarin is opgetreden. Het is wel te hopen dat men zo snel mogelijk teruggaat met een bruikbare interpretatie van het mandaat. Anders kan het proces dat is ingezet met het bezoek van de trojka onmiddellijk stopgezet worden. Er waren twee criteria. De ene was een conditio sine qua non: geef de commissie alle vrijheid, mogelijkheid en protectie om het werk te doen, waarbij het uitgangspunt van Kabila wordt geaccepteerd. De andere was: laat zien dat het beleid gericht is op de bescherming van mensenrechten en op het verkrijgen van democratie. Aan de hand van de ontwikkelingen terzake kan het beleid van de hulpverlening op gang komen en zich ontwikkelen.

Als het gaat om de toetreding van Cyprus, is er sprake van een zekere dualiteit. Zo is het evident dat wij Cyprus niet willen hebben in de status waarin het nu verkeert en door een monolitische formulering wordt er ongewild aan Turkije een soort droit de regard gegeven of een veto dan wel een beslissende stem, wat ook niet de bedoeling is. Wij zijn dus een beetje bezig tussen de wal en het schip. Er wordt de zogeheten constructieve ambiguïteit gevolgd.

Het antwoord van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken

De staatssecretaris vertelde dat hij de afgelopen week uit gesprekken in Roemenië en Bulgarije tot de conclusie was gekomen dat er in verband met het acquis communautaire het best en tweeledige strategie gevolgd kan worden: serieuze onderhandelingen met landen waar op een redelijke termijn uitzicht bestaat op lidmaatschap met een zo groot mogelijke acceptatie van het acquis communautaire en zo snel mogelijk wegwerken van gigantisch achterstanden aldaar. In de praktijk zal de tweede strategie veel belangrijker worden ten behoeve van de reïntegratie van heel Centraal Europa. De reactie van de betrokken landen houdt buitengemeen veel verband met politiek prestige. Zo wil Roemenië absoluut in de eerste groep zitten. Uiteindelijk gaat het echter om een integrale strategie ter versnelling van het reïntegratieproces.

De heer Hessing (VVD) achtte dit een waardevolle aanvulling, omdat het daarbij gaat om het belang voor de betrokken landen om zo snel mogelijk naar de Europese Unie toe te groeien.

De heer Van Waning (D66) wilde weten of Turkije wel of niet meedoet.

De minister antwoordde dat het de bedoeling is dat Turkije in de permanente conferentie meedoet. Dat geldt voor elk land dat «vue» heeft op «Europa», op welke termijn dan ook. Maar de onderhandelingen spelen zich heel nadrukkelijk daarbuiten af en die staan daar dus los van.

De staatssecretaris bevestigde dat de Europese Commissie zich in beginsel zal voegen naar de uitspraak van het WTO-bananenpanel. Er wordt nog gewerkt aan de materiële invulling daarvan, maar er is nogal wat politieke controverse over de uitvoering van die uitspraak van het bananenpanel: liberaal of anti-liberaal. Het is begrijpelijk dat Nederland streeft naar een liberale oplossing met herstel van zo normaal mogelijke handelsverhoudingen. Hij maakte zich evenwel zorgen over de politieke sfeer van het debat: alsof het WTO-panel een overwinning is van het grootkapitaal op de kleine grondbezitters in Afrika. Dat is een totale misfit. Het is dan ook te hopen dat die discussie een beetje aardig gehouden kan worden.

Over de Helms-Burtonwet zijn er besprekingen in multilateraal OESO-kader ten behoeve van een aanvulling op internationale gedragsregels voor de wijze waarop internationale investeerders gebruik kunnen maken van activa uit een nabij of ver verleden. Dat is afgesproken in de wapenstilstand tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie naar aanleiding van het Helms-Burtonconflict, maar die besprekingen verlopen ietwat stroef. Daar Nederland dat panel voorzit, zullen wij alles op alles zetten om de besprekingen voor de afgesproken einddatum van 15 oktober af te ronden. Als de wapenstilstand tot niets leidt, hoef je niet meteen met schieten te beginnen, maar dan is wel de vraag of wij de panelprocedure tot leven brengen, voor de beantwoording waarvan wij de tijd hebben tot de lente van 1998. Dit geldt ook voor de d'Amatowetgeving voor investeringen in Libië en Iran. Welnu, door simpel tijdsverloop zonder veel resultaat wordt het klimaat er niet beter op. Dat moet dan ook nauwkeurig bewaakt worden, want het laatste wat wij kunnen gebruiken, is een frontaal conflict tussen Europa en de Verenigde Staten over zaken waarover wij het in de grond van ons hart wel eens zijn.

Het hangt van de reactie van de Verenigde Staten af in hoeverre het contract van de Franse Total met Iran een rol speelt. Daar wordt gestudeerd op de vraag of dat contract valt onder de werking van de d'Amatowetgeving. Aangezien de Amerikaanse regering haar positie nog niet bepaald heeft, is het prematuur om te speculeren over de invloed daarvan op het verloop van de discussie.

De voorzitter van de commissie,

Ter Veer

De griffier van de commissie,

Van Overbeeke


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Linden (CDA), Blauw (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Weisglas (VVD), Terpstra (CDA), Verspaget (PvdA), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Ter Veer (D66), voorzitter, Ybema (D66), Van Middelkoop (GPV), Leers (CDA), Sipkes (GroenLinks), Woltjer (PvdA), ondervoorzitter, Hendriks, Gabor (CDA), Voûte-Droste (VVD), Schuurman (CD), Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Van Oven (PvdA), Hoogervorst (VVD), Rouvoet (RPF), Van Waning (D66), Rehwinkel (PvdA), Koenders (PvdA).

Plv. leden: Bukman (CDA), Te Veldhuis (VVD), Blaauw (VVD), Verhagen (CDA), Van der Ploeg (PvdA), Hillen (CDA), Koekkoek (CDA), Wessels (D66), Van den Berg (SGP), Van der Hoeven (CDA), M. B. Vos (GroenLinks), Witteveen-Hevinga (PvdA), Meyer (groep-Nijpels), G. de Jong (CDA), O. P. G. Vos (VVD), Poppe (SP), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Roethof (D66), Crone (PvdA), Verbugt (VVD), Leerkes (Unie 55+), Hoekema (D66), Lilipaly (PvdA), Adelmund (PvdA).

Naar boven