21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 2254 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 december 2020

Middels deze brief informeer ik uw Kamer over de voortgang t.a.v. de uitvoering van de gewijzigde motie van de leden Omtzigt en van Helvert (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2234) over een onafhankelijk internationaal onderzoek naar de inzet van fosfor als brandwapen, clustermunitie en buitenlandse strijders, alsmede mogelijke oorlogsmisdaden.

Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken op 19 november jl. heb ik in lijn met de gewijzigde motie van de leden Omtzigt en van Helvert gepleit voor het belang van waarheidsvinding en voor een onafhankelijk internationaal onderzoek naar de inzet van fosfor als brandwapen, clustermunitie en buitenlandse strijders, alsmede mogelijke mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden (ref. verslag RBZ Kamerstuk 21 501-02, nr. 2244). Op aandringen van het kabinet riep Hoge Vertegenwoordiger Borrell, in zijn verklaring van 19 november, namens de EU op tot onderzoek naar mogelijke oorlogsmisdaden. Hij sprak zich eveneens uit tegen de inzet van clustermunitie en brandwapens, en riep op tot een volledige en onmiddellijke terugtrekking van alle buitenlandse strijders in de regio.

Conform de gewijzigde motie heeft het kabinet daarbij het verzoek aan de OPCW overgebracht onderzoek te doen naar het gebruik van chemische wapens. In het antwoord stelt de organisatie dat er na zorgvuldige analyse geen aanwijzingen zijn dat chemische wapens zijn gebruikt in het conflict. De organisatie ziet daarom geen aanleiding een onderzoek te starten. Voorts stelt de organisatie dat de informatie, die onder meer van Armenië werd verkregen, erop wijst dat in het conflict fosfor niet als chemisch, maar als brandwapen is gebruikt. Het gebruik van brandwapens valt niet onder de Chemical Weapons Convention (CWC), maar onder Protocol III van de Convention on Certain Conventional Weapons (CCW). De OPCW heeft als zodanig geen bevoegdheid hier onderzoek naar te verrichten. De OPCW laat weten dat Armenië en Azerbeidzjan van bovenstaande op de hoogte zijn gebracht. Bij de CCW zijn Armenië noch Azerbeidzjan partij. Dit geldt ook voor het Verdrag inzake clustermunitie.

In het VAO RAZ van 12 november jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 23, VAO Raad Algemene Zaken) gaf ik aan op alle onderzoekspunten van de leden Omtzigt en Van Helvert de route van de OVSE te willen kiezen. Onderzoek door het Internationaal Strafhof behoort niet tot de voor de hand liggende mogelijkheden, aangezien Armenië noch Azerbeidzjan partij is bij het Statuut van Rome. Bovenstaand verzoek is daarom tevens door de Permanente Vertegenwoordiging bij de OVSE overgebracht aan het OVSE-secretariaat. Ook in onze contacten met internationale partners (o.a. met Frankrijk en de VS als covoorzitters van de Minsk Groep) is het belang van waarheidsvinding en het doen van onderzoek benadrukt.

In hun reacties gaven de vertegenwoordigers van de covoorzitters aan de mogelijkheden tot onderzoek nader te willen bekijken, maar wezen er tevens op dat eventuele onderzoeksactiviteiten die niet binnen de reeds bestaande OVSE-mandaten vallen door alle OVSE-deelnemende landen (waaronder dus ook Armenië en Azerbeidzjan) moeten worden geaccordeerd. Voor de volledigheid wil ik vermelden dat er binnen de OVSE deelnemende landen zijn die stellen dat het doen van genoemd onderzoek (zeker wanneer dit zeer uitgebreid zou zijn) in dit stadium mogelijk juist contraproductief kan zijn voor het succes van het huidige staakt-het-vuren en een toekomstige duurzame en vreedzame oplossing voor het conflict.

Ook tijdens de OVSE Ministeriële Raad van 3 en 4 december heb ik mij o.a. hard gemaakt voor een onafhankelijk onderzoek naar de inzet van fosfor, clustermunitie en buitenlandse strijders, alsook eventuele oorlogsmisdaden en mensenrechtenschendingen. De meeste OVSE deelnemende landen die tijdens de eerste dag van de Ministeriële Raad het woord namen over Nagorno-Karabach, wezen op het belang van naleving van het staakt-het-vuren en op het belang van een voortgezette rol voor de covoorzitters van de Minsk Groep. Zij riepen verder op om samen met de covoorzitters te werken aan het vinden van een duurzame en vreedzame oplossing voor dit conflict, in lijn met internationaal recht.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Naar boven