21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 2220 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 oktober 2020

Hierbij bied ik u het verslag aan van de informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 29 september 2020.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag

VERSLAG INFORMELE RAAD BUITENLANDSE ZAKEN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING VAN 29 SEPTEMBER 2020

Op 29 september 2020 vond de informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking in virtuele vorm plaats, georganiseerd door het Duitse Voorzitterschap en de Hoge Vertegenwoordiger voor het Buitenlandbeleid Josep Borrell. Op de agenda stonden een uitwisseling over het verbeteren van voedselzekerheid in aanwezigheid van World Food Programme (WFP)-directeur David Beasley, een brede discussie over EU-Afrika relaties, een bespreking van de Post-Cotonou onderhandelingen en ten slotte een AOB-punt over Wit-Rusland.

Voedselzekerheid

WFP-directeur Beasley gaf aan dat, mede dankzij steun van de EU, de extreme armoede flink is teruggedrongen de afgelopen jaren. De uitdagingen zijn echter nog groot. Met de honger en voedselzekerheid in de wereld is het niet goed gesteld. Sinds 2014 neemt honger weer toe en deze trend wordt versterkt door de COVID-19 crisis. Volgens Beasley hebben 135 miljoen mensen wereldwijd te maken met acute honger en dat aantal zal mogelijk verdubbelen door COVID-19. Beasley haalde een onderzoek aan van de Johns Hopkins Universiteit1 dat verwijst naar de forse indirecte effecten van de COVID-19 crisis op kinderen: zo komen veel meer kinderen nu te overlijden aan preventable diseases door verminderde toegang tot vaccinatieprogramma’s en voedsel. Ook gaf Beasley aan dat WFP steeds meer aan cash transfers doet, momenteel ter waarde van USD 2,1 miljard, terwijl vroeger vrijwel alle voedselhulp in kind werd gegeven. Lokaal inkopen stimuleert lokale economieën en kleinschalige landbouw. Nederland riep op tot meer gezamenlijke actie; een verbeterde voedselzekerheid kan niet wachten en daartoe zijn meer investeringen nodig. Met name in stedelijke omgevingen zijn cash transfers een goed instrument. Nederland gaf verder aan dat COVID-19 de kwetsbaarheid van onze wereldwijde voedselzekerheid heeft getoond en de noodzaak voor meer robuuste en inclusieve voedselsystemen duidelijk heeft gemaakt. De VN Food System Summit van volgend jaar biedt een goede gelegenheid om een stap te zetten naar een meer duurzame voedselvoorziening. Het zou goed zijn als de EU daar met een proactieve en verenigde EU-boodschap komt, met aandacht voor coherentie, inclusief het handelsbeleid. Tijdens de COVID-19 crisis nam een aantal landen maatregelen die de handel in voedsel belemmerden. Dergelijke acties hebben een multiplier effect en andere landen komen in de verleiding hetzelfde te doen. Dit leidt tot prijsstijgingen die met name ontwikkelingslanden hard treffen en ook onze ontwikkelingsinspanningen schaden. De EU moet zich daarom hard blijven maken voor een open, duurzaam en inclusief handelssysteem, zo stelde Nederland. In de uitwisseling tussen Beasley en de leden van de informele Raad was verder onder meer aandacht voor een verbeterde nexus tussen humanitair en ontwikkelingssamenwerking, het belang van het verbreden van de donorbasis binnen en buiten de EU, ook naar private partijen, en het belang van schoolmaaltijden. Veel kinderen lopen die maaltijd nu mis omdat ze door COVID-19 niet naar school kunnen.

EU-Afrika

De discussie over EU-Afrika was breed en ging over diverse elementen van de Team Europe-inzet in Afrika (COVID-19 en beyond) en Building Back Better, met onder meer aandacht voor (private) investeringen, jeugd, hernieuwbare energie en digitalisering.

Hoge Vertegenwoordiger Borrell wees in zijn introductie op de noodzaak van schuldherstructurering en het werken aan groen herstel. Commissaris Urpilainen pleitte voor een gecoördineerde outreach naar Afrikaanse partners, mede in voorbereiding van de EU-AU bijeenkomsten en de programmering voor het volgende Meerjarige Financiële Kader (MFK, 2021–2027). De EU-AU ministeriële en EU-AU Top die gepland waren voor dit najaar, zijn als gevolg van COVID-19 uitgesteld, maar de dialoog kan ook op andere manieren voortgezet worden. Voor wat betreft de MFK-programmering zal de EU met Afrikaanse partners moeten reflecteren op de vertaling van prioriteiten in concrete deliverables, zo stelde Urpilainen. Net als de Hoge Vertegenwoordiger refereerde Urpilainen aan de schuldenkwestie. Zij benadrukte de noodzaak om hier samen met collega-ministers van Financiën in op te trekken. Over Team Europe zei de Commissaris dat EUR 7 miljard van de COVID-19 respons naar Afrika zal gaan2. Ze stelde voor om samen met lidstaten een schrijven uit te doen gaan aan EU-delegaties en ambassades over het optrekken als Team Europe in de programmering voor het MFK 2021–2027. In het algemeen was er brede steun onder lidstaten voor de Team Europe aanpak en het doortrekken daarvan naar het volgende MFK. Daarbij zal ook voldoende aandacht moeten zijn voor gezamenlijke strategische communicatie, zo meenden EU lidstaten.

In de interventies van lidstaten was veel steun voor de inzet op groen herstel en het ondersteunen van Afrikaanse partners bij een groene transitie. Er klonk onder meer een pleidooi voor het nog beter verankeren van de EU Green Deal in de EU-inzet in derde landen. Veel lidstaten noemden de noodzaak van schuldverlichting, al dan niet op een case-by-case basis. Diverse lidstaten steunen het initiatief van Commissievoorzitter Von der Leyen in VN-kader om inzet op schuldverlichting te koppelen aan de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (Sustainable Development Goals, SDGs). Ook werd gepleit voor een bredere benadering gericht op het laten toenemen van overheidsinkomsten, onder meer via het verbreden van de basis voor het heffen van belastingen en voorkomen van kapitaalvlucht en belastingontduiking. Een enkele lidstaat refereerde aan steun voor het African Continental Free Trade Agreement (AfCFTA). In de informele Raad was voorts veel aandacht voor het bevorderen van private investeringen, onder andere door het mobiliseren van kapitaal voor het midden- en kleinbedrijf.

Nederland prees de rol van de EU in de aanpak van COVID-19 en vroeg naast groen herstel ook aandacht voor inclusief herstel. Hierbij stelde Nederland dat er een focus moet zijn op de aanpak van ongelijkheid en het verbeteren van het sociaal contract tussen overheden en burgers. Dit kan door EU-instrumenten nog explicieter te richten op het bevorderen van hervormingen in partnerlanden. Nederland verwees daarbij naar rapporten van de Europese Rekenkamer. Ook benadrukte Nederland de noodzaak van het voeren van een stevige politieke dialoog, waarbij de EU niet bang moet zijn uitsluiting, ongelijkheid en corruptie aan te kaarten. Tegelijkertijd zou de EU van onderop moeten werken aan empowerment, van vrouwen, jeugd en kwetsbare groepen, zodat zij hun overheid ter verantwoording kunnen roepen. Nederland pleitte eveneens voor meer aandacht voor cash transfers en sociale vangnetten in de EU-programmering om deze groepen te bereiken en hun kwetsbaarheid te verkleinen. Voor wat betreft een toekomstig vaccin, gaf Nederland aan dat deze verdeeld zouden moeten worden op basis van behoeften, niet op basis van de financiële slagkracht van landen. Het multilaterale systeem en meer specifiek de COVID-19 Global Vaccine Access (COVAX) faciliteit waaronder de Advance Market Commitment (AMC) zijn hiervoor zeer geschikt. Nederland prees de deelname van de Europese Commissie in de COVAX faciliteit en de bijdrage aan AMC en riep lidstaten op om dit voorbeeld te volgen. Nederland prees ook het werk van het European Fund for Sustainable Development (EFSD) bij het steunen van de private sector, en in het bijzonder het midden- en kleinbedrijf, omdat deze zorgen voor banen en perspectief. In het verlengde hiervan onderstreepte Nederland het belang van publiek-private partnerschappen en de noodzaak om de private sector in ontwikkelingslanden van voldoende liquiditeit te voorzien, juist ook in tijden van COVID-19. In het kader van groen herstel riep Nederland de EU op om een leidende rol te spelen op het gebied van klimaat wereldwijd. Als aandeelhouders bij de Wereldbank, het IMF en leden van de G20 kunnen EU instellingen en lidstaten invloed uitoefenen, zo stelde Nederland. Daarbij moeten we meer complexe discussies, zoals die over schuldkwetsbaarheid niet schuwen; met name waar het de meest kwetsbare en minst ontwikkelde landen betreft, hebben OS-ministers een rol te spelen. Nederland sloot zich aan bij Eurocommissaris Urpilainen die eerder pleitte voor een intensieve samenwerking met collega-ministers van Financiën ten behoeve van het behalen van de SDGs en de klimaatagenda van Parijs. Tenslotte stond Nederland stil bij het belang van outreach naar de AU en Afrikaanse partners ten behoeve van het formuleren van gezamenlijke doelen voor het EU-AU partnerschap, en het betrekken van het maatschappelijk middenveld en andere relevante groepen daarbij.

Post-Cotonou

Eurocommissaris Urpilainen lichtte de stand van zaken van de Post-Cotonou onderhandelingen toe. De ambitie is om de onderhandelingen voor eind oktober af te ronden. Zij gaf aan dat dit een uitdaging zal zijn, gezien de uiteenlopende posities van de ACP en de EU op een aantal punten. Urpilainen gaf aan met een compromispakket te willen komen, waarin de sleutelbelangen van de EU en ACP-landen zijn meegenomen. Van de EU-zijde zijn er twee belangrijke belangen. Ten eerste de tekst over mensenrechten in het verdrag, zoals die over Seksuele Oriëntatie en Genderidentiteit (SOGI) en Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR). Ten tweede de tekst over migratiesamenwerking, en dan met name die over terugkeer en readmissie. Van ACP-zijde is er weerstand op beide teksten. Commissaris Urpilainen gaf aan die te willen doorbreken. Boodschap aan de ACP is dat verbeterde samenwerking op terugkeer en readmissie een politieke topprioriteit is. Hierbij verwees Urpilainen ook naar het nieuwe Asiel- en Migratiepact. Veel lidstaten onderstreepten het belang van het verankeren van goede terugkeerafspraken in het verdrag conform het onderhandelingsmandaat. De politieke dialoog met ACP-landen hierover zou moeten worden geïntensiveerd. Een groep lidstaten, waaronder Nederland, vroeg ook om ambitieuze taal op het gebied van SRGR en SOGI. De SRGR-taal zou niet onder de tekst uit de European Consensus on Development van 2017 uit mogen komen3. Nederland intervenieerde stevig op zowel SRGR als het verankeren van goede terugkeer-afspraken in het akkoord, conform het onderhandelingsmandaat. Tevens gaf Nederland aan dat de EU niet zou moeten buigen voor de druk om de taal en inzet op SRGR te verzwakken. Het gaat hier om een internationale strijd die groter is dan alleen dit verdrag. SRGR heeft de afgelopen tijd bovendien alleen maar aan relevantie gewonnen: COVID-19 zorgt immers voor een toename in zwangerschappen onder adolescenten, kindhuwelijken en moedersterfte. Een grote groep van lidstaten pleitte tenslotte voor een gemengd verdrag, mede omdat dit een politiek sterker instrument zou zijn om te werken aan de doelen genoemd in het verdrag. De vertegenwoordigers van het Europees parlement benadrukten dat het voor hen essentieel is dat de Joint Parliamentary Assembly blijft bestaan. Urpilainen concludeerde dat het afsluiten van het verdrag afhankelijk is van politieke wil en politiek commitment. Zij gaf aan blij te zijn met de door lidstaten aangeboden hulp bij het engageren van de ACP-landen op de thema’s mensenrechten en migratie. Zij stelde goede nota genomen te hebben van de voorkeur voor een gemengd verdrag, maar zei ook het advies van haar juridische dienst mee te zullen nemen. Urpilainen verwees voorts naar de overgangsmaatregelen die zullen gelden tot 30 juni 2021 om een juridisch vacuüm te voorkomen.

Overig

AOB Wit-Rusland

Zweden had een AOB aangevraagd om te spreken over steun aan onafhankelijke media en het maatschappelijk middenveld in Wit-Rusland. Zweden gaf aan dat de situatie verslechtert en het respect voor mensenrechten enorm onder druk staat. Gesteund door een aantal andere lidstaten pleitte Zweden voor het vergroten van EU-steun aan niet-statelijke actoren, in de erkenning dat de absorptiecapaciteit beperkt is. De EUR 60 miljoen aan COVID-19 middelen zou niet bij de overheid terecht moeten komen, zo stelde Zweden. In plaats van begrotingssteun zou gezocht moeten worden naar alternatieve kanalen.

Naar boven