21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 2143 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 april 2020

Hierbij bied ik u aan het verslag van de extra Informele Raad Buitenlandse Zaken van 3 april 2020.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

VERSLAG EXTRA INFORMELE RAAD BUITENLANDSE ZAKEN VAN 3 APRIL 2020 COVID-19

Op vrijdag 3 april vond er een extra informele Raad Buitenlandse Zaken plaats per videoconferentie waaraan de Minister van Buitenlandse Zaken deelnam. De Raad stond geheel in het teken van de internationale respons op COVID-19. Hoge Vertegenwoordiger Borrell structureerde de discussie langs de onderwerpen repatriëring/consulaire bijstand, internationale samenwerking en desinformatie.

Consulaire Samenwerking

In de Raad bestond brede overeenstemming over de substantiële inspanning die inmiddels is verricht door de individuele lidstaten en de Unie als geheel. Veel reizigers zijn inmiddels weer thuis maar een substantieel aantal wacht nog op vervoer. Hoge Vertegenwoordiger Borrell noemde in dit verband 350.000 teruggekeerde reizigers uit EU-lidstaten en 250.000 die nog zijn gestrand. Veel lidstaten, waaronder Nederland, signaleerden daarbij het belang van een gecoördineerde benadering van derde landen die geen landingsrechten afgeven voor repatriëringsvluchten. Verschillende lidstaten wezen daarnaast op het afnemen van commerciële mogelijkheden, het sluiten van hubs maar vooral de noodzaak belemmeringen op het gebied van transits binnen de Unie zelf zo snel mogelijk op te heffen. Ook noemden lidstaten het probleem dat de nog achtergebleven reizigers veelal kleinere groepen EU-burgers in vaak afgelegen gebieden betreffen, waardoor EU-samenwerking steeds noodzakelijker wordt om terugkeer naar hun respectieve EU-lidstaten mogelijk te maken. Hierbij werden verschillende landen genoemd zoals Australië, Nieuw-Zeeland, Marokko, de Filippijnen, Zuid-Afrika en India. Ook werd het belang genoemd van het maken van een duidelijk onderscheid tussen reizigers – waarvoor maatregelen noodzakelijk zijn – en EU-burgers die resideren in derde landen.

Nederland heeft, net als veel andere lidstaten, in deze discussie steun uitgesproken voor het verzoek van de Commissie om het budget van het Union Civil Protection Mechanism (UCPM), dat een deel van de kosten van bepaalde repatriëringsvluchten kan financieren, op te hogen. De Europese Commissie ondersteunt gecoördineerde repatriëring van buiten de EU die ten goede komt aan burgers van meerdere EU-lidstaten met cofinanciering. Deze vergoeding geschiedt onder dit Union Civil Protection Mechanism. Tevens wees Nederland op het Nederlandse voorstel tot oprichting van een COVID-19 Nood Fonds om getroffen lidstaten bij staan bij het bestrijden van het virus en de bereidheid van Nederland daar een substantieel bedrag aan te doneren.

Internationale samenwerking

Hoge Vertegenwoordiger Borrell riep in deze discussie op tot een coherente en gecoördineerde Europese aanpak («Team Europe») en vroeg lidstaten hun inspanningen bij de Commissie kenbaar te maken opdat de EU met een geconsolideerd cijfer ten aanzien van hulpinspanningen naar buiten kan treden, nadrukkelijk zonder dat de nationale inspanningen via de EU moeten worden geleid. De Raad was eensgezind over de noodzaak van internationale samenwerking om de COVID-19 pandemie te bestrijden. Veel lidstaten noemden hierbij het belang van multilaterale instellingen zoals de VN, de WHO en de internationale financiële instellingen en de noodzaak voor de EU om deze te ondersteunen. Lidstaten noemden veelvuldig Afrika, Westelijke Balkan en Oostelijk Partnerschap maar ook Venezuela en zijn buurlanden als prioriteit in dat opzicht. Bovendien wees een aantal lidstaten erop dat naast de zorgen over gezondheidszorg in derde landen, de economische crisis na de COVID-19 pandemie grote gevolgen zal hebben waardoor ook de belangen van de Unie geraakt kunnen worden. Nederland wees in de discussie op de aankondiging van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerkingl inzake een substantieel financieel pakket ter zake. In de geannoteerde agenda van de extra informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 8 april aanstaande die uw Kamer separaat toeging, is de Nederlandse inzet op dit terrein nader uiteengezet (Kamerstuk 21 501-04, nr. 228).

Desinformatie

Tot slot sprak de Raad over des- en misinformatie rond COVID-19. Er bestond brede overeenstemming in de Raad dat derde landen de crisis gebruiken voor eigen doeleinden bijvoorbeeld om politieke systemen of crisismanagementmodellen aan te prijzen die zich niet verhouden tot de Europese normen en waarden en daarbij bovendien de EU in een kwaad daglicht proberen te stellen.

In de Raad bestond brede overeenstemming dat het EU Rapid Alert System goed werk verricht. Net als verschillende andere lidstaten heeft Nederland in de Raad benadrukt dat de maatregelen ter bestrijding van desinformatie rond COVID-19 altijd proportioneel en subsidiair, tijdelijk en niet-discriminerend moeten zijn en zodra dat mogelijk is, moeten worden afgeschaald. Het waarborgen van grondrechten moet voorop blijven staan, de lidstaten moeten de Europese waarden blijven uitstralen en mensenrechtenverdedigers blijven steunen. In dit verband uitten verschillende lidstaten – waaronder Nederland – zorgen over de onlangs in Hongarije aangenomen wetgeving. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft bovendien na de Raad telefonisch contact gehad met zijn Hongaarse counterpart om de Nederlandse zorgen te bespreken. Hoge Vertegenwoordiger Borrell besloot de Raad met de constatering dat heldere en duidelijke externe communicatie van de EU over COVID-19 en de maatregelen die worden getroffen, kan bijdragen aan het bevorderen van begrip en positieve beeldvorming.

Naar boven