Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 september 2019
Met verwijzing naar het Algemeen Overleg van 10 september jl. over de Raad Algemene
Zaken van 16 september a.s. stuur ik u hierbij de door u gevraagde informatie.
Allereerst informeer ik uw Kamer nader over de reactie van de EU op de gevangenenruil
tussen Rusland en Oekraïne die op 7 september jl. plaatsvond. De EU heeft zich via
de woordvoerder van de HV Mogherini in verschillende media1 publiekelijk uitgesproken over de gevangenenruil. De EU gaf in deze reacties aan
het te betreuren dat dhr. Tsemach naar Moskou is overgebracht als onderdeel van de
gevangenenruil tussen Oekraïne en Rusland. Daarbij heeft de woordvoerder van Mogherini,
Rusland nogmaals opgeroepen tot volledige medewerking: «Wij roepen Rusland op om volledig
samen te werken met alle inspanningen om verantwoordelijkheid vast te stellen voor
het tragische neerhalen van MH17». Dezelfde boodschap is deze ochtend ook namens de
gehele EU uitgedragen in OVSE-verband.
Naast de EU hebben ook de NAVO-woordvoerder en OVSE Chairman in Office verklaringen doen uitgaan, waarin zij het belang van waarheidsvinding en gerechtigheid
inzake het neerhalen van MH17, in lijn met VN-resolutie 2166 nogmaals hebben onderstreept.
Hierbij heeft de OVSE ook expliciet de hoop uitgesproken dat deze gevangenenruil geen
negatieve gevolgen zou hebben op de lopende onderzoeken naar het neerhalen van vlucht
MH17.
Zoals ik ook op 10 september jl. met uw Kamer heb besproken blijft Nederland zich,
samen met onze internationale partners voortdurend inzetten voor het belang van waarheidsvinding,
gerechtigheid en rekenschap inzake het neerhalen van vlucht MH17. Dit blijft voor
het kabinet prioriteit. Ook vandaag zal Nederland het belang hiervan, samen met andere
partners, in de Raad van Europa opnieuw onderstrepen.
In het Algemeen Overleg werd verder gevraagd naar de Nederlandse reactie op de oproep
van de Commissie aan de EU-instellingen om in het kader van de artikel-7-procedure
intensiever samen te werken en de oproep aan de Raad om gevolg te geven aan het voornemen
om het proces omtrent artikel 7 van duidelijkere en stabielere procedures te voorzien.
Nederland steunt deze oproep en zal zich hier in de besprekingen in de Raad voor blijven
inzetten. Dit heeft er onder meer toe geleid dat de Raad in juli nieuwe modaliteiten
is overeengekomen voor de hoorzittingen in het kader van artikel 7, lid 1, met onder
meer strakkere tijdslimieten die een zinvolle en constructieve dialoog ten goede moeten
komen. Verder, zoals uiteengezet in het BNC-fiche over de mededeling van de Commissie
inzake Versterking van de Rechtsstaat binnen de Unie, heeft het kabinet in Europees
verband herhaaldelijk bepleit dat, met inachtneming van de primaire besluitvormende
competentie van de Raad, het Europees parlement de mogelijkheid wordt geboden om in
procedures die het heeft ingeleid zijn zaak te bepleiten. Daarnaast heeft het kabinet
zich ervoor uitgesproken dat, waar opportuun om zorgvuldige besluitvorming in de Raad
mogelijk te maken, ook externe actoren in de Raad moeten worden uitgenodigd voor ad-hoc-deelname,
bijvoorbeeld voor de analyse van nieuwe rechtsontwikkelingen in de betrokken lidstaat.
De Commissie bepleit deze twee stappen ook in haar mededeling. Helaas is het in de
bespreking in de Raad tot nu toe gebleken dat hier op dit moment onvoldoende draagvlak
voor bestaat. In algemene zin geldt dat over procedurele stappen in de artikel 7 procedure,
zoals het agenderen op de Raad en het houden van een hoorzitting, besloten wordt met
gewone meerderheid in de Raad. Nederland blijft zich met gelijkgezinde lidstaten inzetten
voor heldere en voortvarende procedures en zal hier ook op de komende Raad Algemene
Zaken opnieuw aandacht voor vragen.
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok