21 501-02
Algemene Raad

24 609
Intergouvernementele conferentie

nr. 191
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 27 februari 1997

Conform de bestaande afspraken heb ik de eer U hierbij aan te bieden het verslag van de Algemene Raad d.d. 24/25 februari 1997, alsook het verslag van de Ministeriële IGC-vergadering van die datum.

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

M. Patijn

Verslag van de Algemene Raad d.d. 24/25 februari 1997

Middellandse Zeebeleid

– Voorbereiding Barcelona II

Commissaris Marín introduceerde de Mededeling van de Commissie over de tenuitvoerlegging van de Verklaring van Barcelona en de oriëntaties voor de follow-up conferentie op Malta. De Commissie wil het partnerschap versterken onder meer door concretisering van een aantal algemene beginselen van Barcelona. Zij onderstreept hierbij onder andere het belang van nauwere samenwerking tussen de Middellandse Zeelanden in de regio. Barcelona is immers niet een van andere ontwikkelingen geïsoleerd proces. Wat de oriëntaties betreft noemde Marín onder meer tenuitvoerlegging van het pakket overeengekomen vertrouwenwekkende maatregelen, regionale maatregelen ter aanvulling van de bilaterale associatieakkoorden (origineregels, concurrentie, fiscale regels) en meer vooruitgang op het terrein van jeugd, mensenrechten en JBZ-onderwerpen.

– Bilaterale overeenkomst met Egypte, Jordanië en Libanon

Het Voorzitterschap gaf aan tijdens het bezoek aan Kairo bij de Egyptenaren te hebben aangedrongen op een realistische bijstelling van de eisen op het gebied van markttoegang voor landbouwprodukten, opdat de Commissie in staat zou worden gesteld een nieuw mandaat te vragen. Het Voorzitterschap deed een dringend beroep op de lidstaten alsdan een tegemoetkomende houding aan te nemen. Hangpunten blijven volgens de Commissie vooralsnog onderwerpen als landbouw, mensenrechten en readmissie in de onderhandelingen met Egypte. Italië maakte van de gelegenheid gebruik Nederland er op te wijzen dat het niet veel bewegingsvrijheid heeft inzake de door Egypte gevraagde tariefcontingenten voor rijst, zolang de, zoals Italië het stelde, speculatieve invoer van rijst uit de Nederlandse Antillen niet was afgestopt.

Over de stand van zaken in de onderhandelingen met Jordanië toonde de Commissie zich optimistisch.

Wat betreft Libanon kondigde de Commissie aan dat de onderhandelingen in principe op korte termijn afgerond zouden kunnen worden mits voor landbouw een politieke formule gevonden zou kunnen worden. Vanwege de burgeroorlog heeft Libanon de afgelopen 17 jaar geen landbouwexport weten te realiseren zodat het beginsel van traditionele handelsstromen als basis voor een akkoord hier niet onverkort kan worden toegepast.

Commissaris Marín kondigde aan nog steeds te streven naar een (politiek) akkoord op alle drie onderhandelingspakketten op de eerstvolgende Algemene Raad in maart.

Associatie-Raad met Cyprus

De Raad bereikte overeenstemming over de tekst van de gemeenschaps-interventie voor de Associatieraad EU-Cyprus. Over de tekst van het EU-standpunt voor de Gestructureerde Dialoog, en met name over de politieke situatie in het Oostelijk MZ-bekken, kon echter geen overeenstemming worden bereikt. Het Voorzitterschap heeft daarop besloten de Gestructureerde Dialoog met Cyprus voorlopig uit te stellen. Griekenland bleef bezwaren houden tegen de formulering van een passage over de betrokkenheid van de Turks-Cypriotische gemeenschap op het eiland bij het pre-toetredingsproces.

Normen voor humane vangstmethoden (pootklem)

De Raad bereikte na enige discussie overeenstemming over gezamenlijke conclusies die inhouden dat de Commissie opnieuw op pad wordt gestuurd om verbeteringen te verkrijgen in de ontwerp-overeenkomst met de Russische Federatie en Canada en vervolgens ook met de VS. Kernpunt hierbij is de uitbanning op afzienbare, vastgestelde termijn, van de pootklem. De Raad bepleit voorts de opname van sancties in de kaderovereenkomst en een sterkere formulering met betrekking tot het gebruik van de pootklem door inheemse volkeren. De Commissie toonde zich bereid aan deze opdracht gevolg te geven maar zij wees er wel op dat bij unilaterale maatregelen van de Unie het risico van een WTO-panel dreigde.

De Commissie wordt verzocht op korte termijn, bij voorkeur voor het eind van maart, en in ieder geval voor de Milieu Raad van juni 1997 te rapporteren.

Handelsvraagstukken

– Helms-Burton Wet

De Europese Commissie heeft de Raad ingelicht over de stand van zaken m.b.t. de geschillenbeslechtingsprocedure die de EU tegen de VS heeft aangespannen over de Helms Burton Wet. Op 20 februari werden de leden van het panel benoemd, nadat diverse besprekingen tussen Sir Leon Brittan en Stuart Eizenstat cq Minister Albright over een «out of court settlement» niet tot een bevredigend resultaat hadden geleid. De onderhandelingen met de VS worden voortgezet. De Raad betreurde het dat de recente bilaterale contacten niet hebben geleid tot een oplossing, en onderstreepte de bereidheid van de EU om hiernaar te blijven zoeken ten einde de WTO-procedure te kunnen stopzetten.

Zuid-Afrika

Commissaris Pinheiro deelde mede dat het laatste openstaande punt voor wat betreft het toetredingsprotocol van Zuid-Afrika tot Lomé is opgelost. De Commissie zal nu een voorstel aan de Raad voorbereiden met het oog op de goedkeuring van toetreding van Zuid-Afrika.

In de navolgende discussie werd door Spaanse delegatie echter benadrukt dat toetreding van Zuid-Afrika tot Lomé gepaard dient te gaan met het gelijktijdig afsluiten van andere akkoorden zoals op het gebied van visserij. Overige delegaties spraken zich uit tegen het leggen van deze koppeling. Een definitief besluit over bedoelde toetreding tot Lomé zal de Algemene Raad van maart a.s. nemen.

De Raad concludeerde voorts verheugd te zijn over de hervatting van de onderhandelingen met Zuid-Afrika op de verschillende deelterreinen (visserij, vrijhandelsakkoord en wijn & alcohol). In dit verband verwelkomde de Raad het werkprogramma dat de Commissie is overeengekomen met Zuid-Afrika. Ook bracht de Raad de specifieke tijdslimiet voor Zuid-afrikaanse toetreding tot Lomé in herinnering (ACS-EG Raad van 24/25 april a.s.) en zegde toe te onderzoeken in hoeverre hiervan gebruik kan worden gemaakt.

Herziening LGO Besluit

Verschillende lidstaten drongen krachtig aan op een spoedige afronding van de besluitvorming. Spanje en Italië toonden zich bezorgd over de negatieve effecten die de toegenomen invoer van rijst uit de LGO heeft gehad. Beide landen gaven aan dat gegeven de grote prijsverschillen tussen de EU en de wereldmarkt er sprake is van speculatie en ongeoorloofde verrijking. Het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk drongen aan op een spoedige besluitvorming, waarbij Frankrijk tevens bezorgdheid toonde over een mogelijke blokkering van het beschikbaar komen van EOF-8 middelen. Ook de Commissie gaf aan dat de beschikbaarheid van EOF-8 middelen in gevaar zou komen waardoor arme landen het slachtoffer dreigden te worden. België gaf zijn zorg weer over mogelijke repercussies die een vertraagde besluitvorming voor de suikersector zou kunnen hebben, met mogelijke implicaties voor de ACP-landen.

Nederland bracht de met unanimiteit overeengekomen afspraken uit 1991 nog eens in herinnering. Op basis van het toen genomen LGO-besluit zijn duidelijk verwachtingen gewekt. Nederland heeft voortdurend compromissen aangedragen om uit de impasse te komen. In de Algemene Raad van 6 december jl. heeft Nederland aangegeven dat het Ierse compromis een basis kan vormen voor verdere onderhandelingen op voorwaarde dat hierin wijzigingen zouden worden aangebracht, zulks onder voorbehoud van goedkeuring door de Rijksministerraad. Vervolgens heeft de Commissie op 8 januari jl. vrijwaringsmaatregelen ingesteld. Hiermee is de basis voor verdere onderhandelingen weggeslagen. De vrijwaringsmaatregelen moeten eerst van tafel. Daartoe spant Nederland een Kort Geding aan bij het Europese Hof van Justitie. De band die gelegd wordt tussen het beschikbaar komen van EOF-8 middelen en de stagnatie in de onderhandelingen over het LGO-besluit is puur politiek.

Het Voorzitterschap concludeerde dat het zich op basis van het debat zal beraden over de situatie en het onderwerp op een latere Raad opnieuw zal agenderen.

Grote Meren

De Raad verwelkomde het vredesplan voor Oost-Zaïre zoals vastgesteld door de Veiligheidsraad. Onderzocht zal worden of een wapenembargo voor de regio kan worden ingesteld. Tevens werden betrokken partijen opgeroepen vluchtelingen en ontheemden te ontzien, toegang te verschaffen aan humanitaire organisaties en een staakt-het-vuren af te kondigen. De Raad verwelkomde de benoeming van Speciale Vertegenwoordiger Sahnoun van VN en OAE. Daarnaast sprak de Raad zijn steun uit voor de inspanningen van Afrikaanse leiders. Ook herhaalde de Raad zijn steun voor de verkiezingen in Zaïre en verwelkomde de benoeming van de Portugees Bacelar de Vasconcelos als hoofd van de EU-verkiezingseenheid.

Ten slotte gaf het Voorzitterschap te kennen, vanwege onder meer politieke initiatieven van Afrikaanse leiders, af te zien van de voorgenomen humanitaire troika van Ministers voor Ontwikkelingssamenwerking naar de regio.

Situatie op de Balkan

Het onderwerp stond op verzoek van Griekenland op de agenda. De discussie concentreerde zich op de meer algemene problematiek van de landen in de regio, in het bijzonder Bulgarije. De Raad nam kennis van de steun van de Commissie aan dat land en verzocht het Coreper en het Comité Politique te onderzoeken op welke wijze de zorgelijke situatie van deze landen het best kan worden aangepakt.

Betrekkingen EU–Albanië

De Raad ging akkoord met de ontwerp-conclusies over de situatie in Albanië en stemde in aan de conclusies invulling te geven middels het uitzenden van een missie op hoogambtelijk niveau van het Voorzitterschap en de Commissie.

Belarus Fact Finding missie

De Raad nam kennis van het verslag van de Fact Finding Missie van de EU naar Belarus. De missie stond onder leiding van oud-minister Kosto. De Raad ging akkoord met de daarin vervatte aanbevelingen. De Raad verzocht de heer Kosto e.e.a. bij de President van Belarus, Lukashenko, nader toe te lichten. De Raad besloot de conclusies van het verslag, alsmede de aanbevelingen eerst ter kennis van de President van Belarus te brengen. Daarna zal het verslag in de openbaarheid worden gebracht.

Voormalig Joegoslavië

De Raad besprak de situatie in de Federale Republiek Joegoslavië (FRJ) in het licht van een fact finding-missie van het Voorzitterschap en de Europese Commissie op 20 februari jl. De Raad nam met instemming kennis van de installatie van gekozen gemeenteraadsleden. De Raad herhaalde dat ook de overige delen van het González-rapport moeten worden geïmplementeerd, in het bijzonder het openen van een dialoog met de oppositie, vrije toegang tot de media en hervorming van de verkiezingswetgeving. In verband met de dialoog tussen regering en oppositie werd gemeld dat beide partijen positief hadden gereageerd op een uitnodiging van de OVSE voor «proximity talks» in Kopenhagen in maart a.s.

De Raad sprak zijn zorg uit over de situatie in Kosovo en riep de autoriteiten van de FRJ in dit verband op mee te werken aan een spoedige implementatie van een bezoek aan de regio van de Speciale Vertegenwoordiger van de OVSE «Chairman-in-Office», mr. Max van der Stoel, en de voorzitter van de werkgroep voor ethnische en nationale gemeenschappen en minderheden, Ambassadeur Lutz.

De Raad kwam overeen tijdens zijn volgende zitting op deze onderwerpen terug te komen met het oog op eventuele positieve stappen ten opzichte van de FRJ, indien op de genoemde punten voortgang is gemaakt.

De Raad sprak zijn volledige steun uit voor de Hoge Vertegenwoordiger bij het uitvoeren van de arbitrale uitspraak over Brcko. Van belang daarbij is vooral extra personeel voor de internationale politiemacht en hulp bij de wederopbouw. De Raad achtte het wenselijk dat de lokale verkiezingen in Brcko zullen samenvallen met die in de rest van Bosnië-Herzegovina.

Commissaris Van den Broek introduceerde het Commissiedocument inzake Conditionaliteit in het kader van de Regionale Benadering. De Commissie stelt voor deze conditionaliteit gradueel in tijd en per land toe te passen, teneinde samenhang in de EU-betrekkingen met de landen in de regio te bevorderen. Na bespreking in Raadskader zal de Algemene Raad hierop in maart terug komen. De Raad benadrukte in dit verband de noodzaak van werkelijke vooruitgang op het gebied van democratisering in de betrokken landen, met inbegrip van de vrije pers. Ter ondersteuning van dit proces verzocht de Raad de Commissie een programma uit te werken.

Mensenrechtensituatie in China (lunchpunt)

De Raad wijdde tijdens de lunch een uitvoerige discussie aan een eventuele mensenrechtenresolutie t.a.v. China. De Raad nam daarop tijdens de middagzitting ontwerp-conclusies aan waarin de bestaande lijn wordt bestendigd. Enerzijds dient het gesprek met China te worden voortgezet, met als doel het land te bewegen maatregelen te nemen ter bevordering van de mensenrechtensituatie. Gehoopt wordt dat in de dialoog met China op korte termijn resultaten kunnen worden bereikt. Anderzijds zullen de voorbereidingen om te komen tot een eventuele resolutie in de 53e Mensenrechtencommissie in Genève worden voortgezet. Een beslissing over het indienen van een dergelijke resolutie zal in een later stadium in het licht van de ontwikkelingen worden genomen. De Raad verzocht het Voorzitterschap de consultaties en de voorbereidingen voor een eventuele resolutie voort te zetten en te intensiveren, in nauw overleg met andere geïnteresseerde partijen.

Diversen

– Prefentiële akkoorden van de Gemeenschap

Frankrijk had gevraagd om agendering van dit onderwerp ten einde te verklaren dat het onlangs verschenen Commissiedocument inzake «WTO-aspecten van preferentiële akkoorden met derde landen» onvoldoende was. Naar Franse mening zou het document moeten ingaan op de gevolgen die preferentiële akkoorden hebben op communautair beleid (waarbij Frankrijk vooral de landbouwsector op het oog heeft). Het document is een uitvloeisel van conclusies van de Europese Raad van juni 1996, waarin Frankrijk had weten in te brengen dat de Commissie moest rapporteren aan de Europese Raad over de consequenties van door de EU aangegane preferentiële akkoorden. De Commissie had dit opgevat als een vraag naar de juridische consequenties van deze akkoorden in het kader van de WTO-criteria.

Discussie over dit onderwerp is voorzien tijdens de volgende Algemene Raad.

Ondertekening interim-akkoord EU–Palestijnen

En marge van de Algemene Raad werd de interimovereenkomst tussen de EU en de Palestijnen ondertekend.

Tijdens een diner met Arafat, na de ondertekening, werd in algemene zin gesproken over het Midden-Oosten Vredesproces.

Associatie Raad EU–Bulgarije

Na de Algemene Raad heeft op dinsdag 25 februari jl. de derde Associatie-Raad met Bulgarije plaatsgevonden. Er is onder meer gesproken over de stand van de bilaterale betrekkingen onder het Europa-Akkoord en over de voortgang in de voorbereiding op de toetreding. Voorts heeft de Bulgaarse regering een toelichting gegeven op de slechte economische situatie. Bulgarije heeft de Europese Unie gevraagd op korte termijn noodhulp te verlenen. De Unie zegde toe de verzoeken positief te bekijken. Voorwaarde blijft echter, dat Bulgarije overeenstemming met het IMF bereikt over de herstructurering van de economie. Zie ook onder het agendapunt «Situatie op de Balkan».

Associatie Raad EU–Slowakije

Na de Algemene Raad heeft op dinsdag 25 februari jl. de derde Associatie-Raad met Slowakije plaatsgevonden. Er is onder meer gesproken over de stand van de bilaterale betrekkingen onder het Europa-Akkoord en over de voortgang in de voorbereiding op de toetreding. Voorts vond een openhartige discussie plaats over de mensenrechten en de democratie in Slowakije.

Verslag Ministeriële IGC-vergadering d.d. 24 februari 1997 inzake vrij verkeer van personen en samenwerking op het gebied van Justitie en Binnenlandse Zaken

Tijdens de Ministeriële IGC-vergadering van 24 februari jl. is aan de hand van een werkdocument van het Voorzitterschap uitvoerig gesproken over de thema's vrij verkeer van personen en de samenwerking in de derde pijler. In voornoemd werkdocument heeft het Voorzitterschap, rekening houdend met de discussie in de IGC tot nu toe, de Ierse schets voor een ontwerp-Verdrag op onderdelen aangepast. Sommige onderwerpen waren in de Dublinschets in het geheel nog niet in ontwerp-Verdragsteksten uitgewerkt. In dit hiaat heeft het Voorzitterschap willen voorzien teneinde een afronding van de IGC in Amsterdam niet in gevaar te brengen. Het document werd positief door de lidstaten verwelkomd.

Wat betreft de opzet van de ontwerp-Verdragsteksten heeft het Voorzitterschap gekozen voor een duidelijke structuur, waarin op verzoek van diverse delegaties de onderlinge samenhang tussen het vrij verkeer van personen (de opheffing van binnengrenscontroles) en de interne veiligheid van personen wordt benadrukt. Deze samenhang komt thans tot uitdrukking in een algemene doelstelling inzake de ontwikkeling van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid.

In de verdere uitwerking van de algemene doelstelling werd door het Voorzitterschap niettemin een onderscheid gehanteerd tussen het vrij personenverkeer (inclusief het asiel-, visum- en immigratiebeleid) en maatregelen op het gebied van de politiële en justitiële samenwerking (inclusief de illegale handel in drugs). Laatstgenoemde ontwerp-Verdragsbepalingen bevinden zich met steun van een meerderheid van de lidstaten in het bereik van de derde pijler. De meeste delegaties, waaronder Nederland, waren van mening dat terzake deze onderwerpen in de derde pijler unanimiteit moet blijven gelden. Het betreft immers onderwerpen die nauw verbonden zijn met de inrichting van de nationale openbare orde en veiligheid. Toch hebben sommige lidstaten de bereidheid getoond om ook ten aanzien van de onderwerpen die in de derde pijler achterblijven een vorm van meerderheidsbesluitvorming te aanvaarden.

Wat betreft het onderwerp vrij personenverkeer, asiel, visa en immigratie zal pas later in de IGC worden besloten in welke pijler van het Verdrag dit thuishoort. Wel werd tijdens deze bijeenkomst van Ministers duidelijk dat een grote meerderheid van lidstaten bereid is om op dit gebied zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij bestaande EG-methoden.

Daartoe behoorde besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid (in co-decisie met het EP) na een overgangsperiode van unanimiteit (met raadpleging van het EP). Wat betreft de rol van de Commissie bestond brede steun voor een bepaling conform het huidige artikel 100 C, lid 4 EG, waarbij lidstaten de Commissie kunnen verzoeken een voorstel in te dienen. De positie van het Hof van Justitie bleek meer omstreden. Diverse lidstaten vreesden een verlenging van de nationale asielprocedures indien het Hof over dezelfde bevoegdheden zou beschikken als in het EG-Verdrag. Hierover zal de IGC zich nader moeten buigen.

De precieze formulering van de ontwerp-Verdragsbepalingen in het werkdocument van het Voorzitterschap zullen nu eerst door de Groep van Persoonlijk Vertegenwoordigers, o.l.v. Staatssecretaris Patijn, verder worden uitgewerkt. Daarbij zij nog vermeld, dat in het werkdocument van het Voorzitterschap overeenkomstig de door enkele delegaties ingediende voorstellen de mogelijkheid werd geopperd om de justitiële samenwerking in civiele en handelszaken uit de derde pijler over te hevelen naar het hoofdstuk vrij verkeer van personen. Hetzelfde gold voor de douanesamenwerking, zij het met uitzondering van de strafrechtelijke aspecten daarvan die tot de samenwerking in de derde pijler werden gerekend.

Tijdens de Ministeriële vergadering werd tevens in algemene zin gesproken over de toepassing van flexibiliteit in de derde pijler. Een dergelijke benadering werd door een grote meerderheid van lidstaten onderschreven. De wijze waarop tot flexibele samenwerking in de derde pijler kan worden besloten, dient nog verder door de IGC te worden uitgewerkt. Dit geldt niet in de laatste plaats voor de eventuele integratie van Schengen in de Europese Unie.

Tenslotte zij vermeld, dat voorafgaand aan de Ministeriële bijeenkomst een overleg plaatsvond met de Voorzitter van het Europees Parlement. Het EP hield een pleidooi voor vergaande communautarisering van de JBZ-samenwerking, door enerzijds een overheveling van JBZ-beleid naar de EG-pijler te bepleiten, en anderzijds een versterking van de positie van de communautaire instellingen in de derde pijler zelf. Daarbij waarschuwde het EP voor een «schijn»-communautarisering, waarbij weliswaar beleid uit de derde pijler naar de EG-pijler zou worden overgeheveld, maar zonder toepassing van de volledig communautaire methoden.

Naar boven