Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 21501-02 nr. 189 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | 21501-02 nr. 189 |
Vastgesteld 28 januari 1997
De algemene commissie voor Europese Zaken1 en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken2 hebben op 12 december 1996 overleg gevoerd met minister-president Kok (alleen agendapunt 2) en minister Van Mierlo en staatssecretaris Patijn van Buitenlandse Zaken over:
1. de notitie inzake het Nederlands voorzitterschap van de Europese Unie (Kamerstuk 25 110, nr. 1);
2. de agenda van de Europese Raad van 13 en 14 december 1996 in Dublin (Buza-96-546/EU-96-230), waarbij worden betrokken, voorzover agendapunten ook op de agenda van de Europese raad voorkomen:
– verslag van de Algemene Raad van 25 en 26 november 1996 (Kamerstuk 21 505-02, nr. 183), alsmede van de Algemene Raad van 6 december 1996 (BuZa-96-550/EU-96-232);
– stand van zaken IGC (24 609, nr. 14), alsmede brief van 6 december 1996 (Buza-96-541/EU-96-229, Kamerstuk 21 501-20, nr. 52).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
1. Notitie inzake het Nederlands voorzitterschap van de Europese Unie (25 110, nr. 1)
Mevrouw Van Rooy (CDA) merkte op dat het voorzitterschap kan worden gezien als een uitdaging om een bijdrage te leveren aan een solide basis voor Europa op weg naar de eenentwintigste eeuw, als een geweldige nieuwe kans om op een zeer cruciaal moment een wezenlijke rol in het integratieproces te vervullen, maar ook als een zware last en een zware opgave. Na lezing van de notitie van de regering kon zij zich niet aan de indruk onttrekken dat de regering het vooral ziet als een zware opgave en een zware last. Het is een vrij kleurloos en weinig inspirerendverhaal. Ook uit de verschillende interviews met de bewindslieden komt naar voren dat er vooral geen hoge verwachtingen mogen worden gekoesterd. Zij vroeg zich af, of die opstelling van de regering niet is ingegeven om een confrontatie met de toch wat eurosceptische opstelling van de heer Bolkestein te voorkomen of dat zij meer voorkomt uit een misplaatst blackmondaysyndroom. Het vorige Nederlandse voorzitterschap was in ieder geval wel ambitieus en heeft ook de nodige resultaten geboekt. De CDA-fractie zal de regering ook in dit geval op de geboekte resultaten beoordelen.
Mevrouw Van Rooy was het in ieder geval wel eens met de uitgangspositie dat de onderwerpen en taken die op de Europese agenda staan bepalend moeten zijn en dat met andere woorden geen geprofileerde positie moet worden nagestreefd vanwege binnenlands gebruik, hetgeen neerkomt op voortzetting van de prioriteiten op de Ierse agenda, waaronder het drugsbeleid. De afgelopen weken echter zijn nu niet precies de rode loper geweest op weg naar een geloofwaardig Nederlands voorzitterschap als je kijkt naar de manier waarop met het drugsdossier is omgegaan. De overtrokken reacties op de ruim interpreteerbare tekst voor de action commune en vervolgens een totaal gebrek aan coördinatie en politiek management zijn schadelijk voor de geloofwaardigheid van het Nederlandse voorzitterschap. De minister, toch verantwoordelijk voor het welslagen van de IGC, kan dan ook niet anders dan zeer ongelukkig te zijn met uitspraken van zijn collega van Volksgezondheid dat het gedoogbeleid belangrijker is dan het Verdrag van Amsterdam. Het wordt er niet duidelijker op als de minister van Justitie eergisteren in deze Kamer duidelijk erkent dat het aan een goede coördinatie heeft ontbroken en de minister van Buitenlandse Zaken het in een interview in de NRC afdoet met slechts een misverstand. Wie is in dit dossier nu precies verantwoordelijk geweest voor de coördinatie? Moet Buitenlandse Zaken niet vanzelfsprekend bij zo'n gevoelig onderwerp heel goed de vinger aan de pols houden? Wat is nu precies de rol van de coördinatiecommissie?
De CDA-fractie vond het van een heroïsche moed getuigen dat ervoor gekozen is om de Top in Amsterdam te houden waar zo'n 2000 journalisten ongetwijfeld niet alleen de regeringsleiders zullen volgen, maar zeker ook van de gelegenheid gebruik zullen maken om de coffeeshops eens uitgebreid in beeld te nemen en zo Amsterdam als drugshoofdstad van Europa neer te zetten.
De eerste prioriteit is uiteraard een slagvaardiger Europa. De relatief positieve ontvangst van het stuk van het Ierse voorzitterschap moet een belangrijke ondersteuning zijn van het Nederlandse voorzitterschap, ook al zijn er nog heel veel open eindes. De teksten gaan de goede richting op, maar de commentaren op de percepties van de lidstaten maken wel duidelijk dat er veel stuurmanskunst, overtuigingskracht en diplomatiek optreden nodig zijn om de zo noodzakelijke politieke wil te mobiliseren en tegenstellingen te overbruggen. Dat nu is inderdaad een zware opgave en de CDA-fractie vroeg zich af, of deze minister daarvoor wel voldoende gezag en de autoriteit heeft. Het ontbreken van een duidelijke leiding bij het conflict inzake de drugs had haar vertrouwen daarin bepaald niet vergroot. Als verbetering van de besluitvorming niet in voldoende mate wordt gerealiseerd, dreigt de IGC toch een lege fles te worden. Het zal een substantiële verdragsherziening moeten zijn om de zware procedure daarvoor te rechtvaardigen.
In veel landen wordt eraan getwijfeld of Europa wel op de goede weg is en de IGC is dan een goede mogelijkheid om het vertrouwen van de burgers in Europa te herstellen, met name door vooruitgang op het gebied van de derde pijler; een intensieve en adequate bestrijding vanuit Europa van internationale criminaliteit. Een grenzeloos Europa vraagt een grenzeloze inzet voor criminaliteitsbestrijding, ook op het gebied van drugs en dus ook een effectiever functioneren van Europol. Voor een geloofwaardig voorzitterschap is het nodig dat Nederland zich op drugsgebied niet zo onderscheidt van andere landen als nu het geval is. Is de minister bereid er alles aan te doen om met die derde pijler aanzienlijke vooruitgang te boeken en ervoor te zorgen dat niet de Nederlandse agenda dominant is, ook niet waar het gaat om het drugsbeleid? Zo ja, dan zal dat gelet op de gebeurtenissen van de afgelopen weken toch wel een andere inzet vergen.
De beste manier om de werkgelegenheid te bevorderen was naar de mening van de CDA-fractie een goed functionerende EMU. Zij maakte zich daar grote zorgen over en ging ervan uit dat de regering de rug recht houdt als het gaat om het stabiliteitspact, want het zuidelijke blok duwt massief de verkeerde richting op.
De enige keer dat het woord «prioriteit» wordt gebruikt, is op het gebied van het milieu. Dat wekt terecht hoge verwachtingen van het Nederlandse voorzitterschap. Wat denkt de regering overigens te bereiken op het zo belangrijke punt van de ecotax, waar Nederland een eigen weg is gegaan in het perspectief van een Europese aanpak? Onder het Nederlandse voorzitterschap zal voorts de klimaatconferentie voor een belangrijk deel moeten worden voorbereid en dat kon naar de mening van mevrouw Van Rooy alleen maar als Europa een geloofwaardige rol speelt in het CO2-beleid.
Uitbreiding van de gemeenschap staat weliswaar niet formeel op de agenda van het voorzitterschap, maar alles wat moet gebeuren moet in het licht staan van het voorbereiden van Europa op een effectieve uitbreiding. Eind dit jaar zal er nog een voortgangsrapport verschijnen van de Europese Commissie over de Interne Markt. Is dat geen geschikte aanleiding om een eerste discussie te starten over de implicaties van toetreding? Zij vreesde dat de verwachtingen in de Midden- en Oost-Europese landen te hoog gespannen zijn, terwijl de aan te gane verplichtingen schromelijk onderschat worden.
Op aandrang van de minister-president is op de Top van Madrid afgesproken dat parallel aan de IGC de discussies over het financiële pakket zullen worden gestart. Gelet op de inhoud van de notitie vroeg mevrouw Van Rooy ten slotte dat er toch van mag worden uitgegaan dat het commitment van de minister-president door deze minister zal worden ingevuld.
De heer Van den Berg (SGP) vond het om meer dan een reden verstandig om niet al te hoge ambities te hebben voor het komende voorzitterschap. De afgelopen jaren is de euroforie enigszins gedempt, hetgeen in ieder geval zijn fractie geen slechte ontwikkeling vindt. Sinds enige tijd is ook bij enkele grotere fracties in dit huis gelukkig op sommige punten enige scepsis te bespeuren ten opzichte van de Europese integratie. Een herziening van de structuur van de gemeenschap in de richting van meer subsidiariteit e.d. zou, zoals bekend, zijn fractie in ieder geval toejuichen. Zal dat ook de inzet van het Nederlandse voorzitterschap zijn?
Alle grote dossiers staan op de agenda maar alles kan toch niet even prioritair zijn? Waar wil het kabinet nu echt de eigen accenten op leggen?
Ook staan er nogal wat «symbolische» dossiers op de agenda, dossiers waarmee in feite niet of nauwelijks kan worden gescoord, maar waarmee vaak wel hoge pretenties gepaard gaan, zoals werkgelegenheid. Zijn fractie zag bevordering van de werkgelegenheid in ieder geval niet als een taak van de EU, maar van de nationale overheden. Het leek hem dan ook niet verstandig om aan dat dossier een hoge prioriteit te geven.
Hoe realistisch acht de regering overigens nog de kans op een tijdige totstandkoming van het Verdrag van Amsterdam, vooral gelet op de weinige overeenstemming tussen de verschillende lidstaten? Hoe zit het vervolgens met de positie van Engeland? De SGP-fractie zou het zeer onverstandig en onjuist vinden om zonder een belangrijke lidstaat als Engeland verder te gaan en die verder buiten de boot te houden bij de komende IGC, zoals de minister zich enigszins uitliet in een recent interview, met name gelet op de komende verkiezingen in Engeland.
De SGP-fractie heeft altijd grote prioriteit gehecht aan de toelating van enkele Oost- en Midden-Europese landen en altijd de voorkeur gegeven aan verbreding boven verdieping van de EU. Krijgt dat wel voldoende prioriteit van het Nederlandse voorzitterschap? Toetreding vergt een complexe procedure en is vrijwel onmogelijk zonder gelijktijdige hervorming van bestaande EU-structuren, maar er zijn op dit punt toch de nodige verwachtingen gewekt. Hoe denkt de minister in dit verband overigens over de Baltische staten?
Een ander belangrijk punt voor het Nederlandse voorzitterschap zal ongetwijfeld het vredesproces in het Midden-Oosten zijn. De heer Van den Berg memoreerde dat hij al bij andere gelegenheden heeft gewezen op het grote gevaar dat de EU zich eerder aan de kant van de Arabische landen stelt dan aan die van Israël. De Arabische landen hebben op dit moment grote waardering voor de rol van de EU in tegenstelling tot Israël en dat bewees zijns inziens wel dat de EU zelfs geen neutrale positie in dat proces inneemt. Hij wilde zeker geen afwezigheid van de EU in het Midden-Oosten bepleiten, maar vond wel dat men niet al te hoge pretenties mag hebben en zeker niet mag denken dat de EU daar de rol van de VS zou kunnen overnemen. In dit verband blijft de kwestie van het Orient House inderdaad als een molensteen om de nek hangen en zijns inziens zou het verstandig zijn als Orient House voorlopig maar gemeden werd.
De SGP-fractie zou ook prioriteit willen geven aan een nieuwe impuls in de transatlantische samenwerking, verder dan alleen het uit de weg ruimen van handelspolitieke geschillen. Zou het geen goede suggestie zijn om te proberen president Clinton het volgend jaar naar Den Haag te krijgen?
Uiteraard ondersteunde de SGP-fractie bestrijding van racisme, maar zij vroeg zich wel af, waarom daarvoor weer een zoveelste Europees instituut in het leven wordt geroepen. Gezien de beschikbare instrumenten op dat punt zal die bestrijding toch met name op nationaal niveau moeten plaatsvinden?
De SGP-fractie constateerde dat Nederland ook op een aantal ethische punten ver voor de Europese muziek uitloopt en dan ook nog in de volstrekt verkeerde richting. Denk maar aan de registratie van leefvormen waar ons land een vrijwel geïsoleerde positie inneemt, aan de euthanasie- en drugsdiscussie, enz. De positie die Nederland op veel van deze thema's inneemt, lijkt haar in ieder geval een belemmering voor een goed functioneren van het voorzitterschap. In dat verband wilde zij een dringend beroep doen op de regering zich in te zetten voor handhaving van de zondag als rustdag.
De heer Rouvoet (RPF) plaatste zijn opmerkingen over de notitie tegen de opvattingen van zijn fractie over Europese integratie en de ontwikkeling van de Europese Unie die hij genoegzaam bekend veronderstelt.
Hij had er begrip voor dat een groot deel van de agenda gewoon wordt opgelegd. Hij erkende dat het een loodzware agenda is die het Nederlandse voorzitterschap overhandigd krijgt en hij wilde daarom met name deze minister van Buitenlandse Zaken oprecht veel sterkte toewensen.
In de ambities van het Nederlandse voorzitterschap bespeurde hij toch enkele tegenstrijdigheden, bijvoorbeeld bij het belang en het gewicht van een Verdrag van Amsterdam als een succesvolle afronding van de IGC. Aan de ene kant stelt de regering dat er geen garanties zijn en de uiteindelijke tekst misschien later moet worden vastgesteld, terwijl staatssecretaris Patijn anderzijds stelt dat uitstel van de afronding van de IGC niet aan de lidstaten te verkopen is. In ieder geval blijkt bij andere lidstaten wel sprake te zijn van een hoog ambitieniveau ten aanzien van het Verdrag van Amsterdam. Risico daarvan is wel dat het alleen maar kan tegenvallen.
Omdat de agenda volstaat met vrijwel alle grote Europese dossiers lijkt er voor enige prioriteitsstelling en eigen accenten nauwelijks ruimte te bestaan. Voelt de regering zich ook niet opgezadeld met veel problemen die eigenlijk in het nu lopende Ierse voorzitterschap al hadden moeten zijn opgelost? Kan Nederland wel slagen als voorzitter, mede gezien de te verwachten passiviteit van het VK tot aan de verkiezingen aldaar?
Ook hij vroeg zich af of afronding van de IGC wel een realistische verwachting is, mede gelet op de nogal vage stukken van het Ierse voorzitterschap waarin vele zaken niet zijn ingevuld en waarin nagenoeg niets terug is te vinden over institutionele hervormingen en de verkiezingen in het VK. Overigens vond hij het met name een taak van het voorzitterschap om ervoor te zorgen dat lidstaten ook in tijden van verkiezingen volop mee kunnen c.q. blijven doen.
Heeft de minister de indruk dat het voorzitterschap een belemmering zal zijn om een goede Nederlandse inbreng te leveren in de discussies over flexibiliteit, het aantal commissarissen, de stemmenweging in de Raad, de omvang van het Europees Parlement en dergelijke zaken meer? Een grondige herziening van de structuur van de EU lijkt er niet in te zitten en is het risico dan niet dat bij een magere uitkomst van de IGC de politieke integratie vooral over de boeg van de EMU zal moeten worden geforceerd? Hoe belangrijk is voor de Nederlandse regering nu een daadwerkelijke afronding van de IGC om van een geslaagd voorzitterschap te kunnen spreken?
In 1989 bestond er een groot enthousiasme voor uitbreiding van de EU. De Midden- en Oost-Europese landen werden uitgenodigd het lidmaatschap aan te vragen. Inmiddels lijkt toetreding nog altijd een eind weg te liggen en dreigt zij daardoor niet naar de achtergrond te verdwijnen? Hebben de kandidaat-toetreders overigens wel een realistisch beeld van het tijdpad? Overigens moet het voor deze landen wel een domper zijn dat in Dublin opnieuw niet is voorzien in een inhoudelijke discussie.
De heer Rouvoet vreesde nogal wat naijleffecten van het gedram rondom drugs en het ongelukkige optreden van Nederlandse bewindslieden terzake. Ook hij verwachtte dat Nederland veel goodwill heeft verspeeld door de koppigheid en nogal ambivalente houding waarbij het nationale hemd duidelijk nader was dan de Europese rok. Datzelfde gold zijns inziens voor de geïsoleerde positie van Nederland waar het gaat om het bezit van kinderpornografie. Het is veelzeggend dat de Engelse minister van Justitie heeft gezegd te verwachten dat de Nederlandse regering zich weinig gelegen zal laten liggen aan een afgesproken gemeenschappelijk optreden. Dit alles gekoppeld aan de loodzware agenda en de hoge ambities van andere lidstaten brengt de nodige risico's met zich voor het Nederlandse voorzitterschap.
Ook wat betreft de EMU moet onder het Nederlandse voorzitterschap de nodige duidelijkheid worden verschaft en knopen worden doorgehakt, onder andere op het punt van het stabiliteitspact. Hij riep de Nederlandse regering op om elk pleidooi voor versoepeling van de criteria te weerstaan, ook als dat tot uitstel van de EMU zou leiden.
1997 is uitgeroepen tot het Europees jaar tegen racisme en xenofobie. Op dit punt kan Nederland bij uitstek eigen accenten leggen, zoals het promoten van het concept van racismevrije scholen. Wat men andere landen vraagt in het kader van ontwikkelingssamenwerking vergt een verplichting om racisme in eigen huis zoveel mogelijk uit te bannen, maar of dat Europese waarnemingscentrum zoveel toegevoegde waarde heeft, waagde hij te betwijfelen.
Wordt de rol van de EU in het vredesproces in het Midden-Oosten niet overschat? De opmerkingen daarover in de notitie zijn weliswaar evenwichtig en heel voorzichtig en dat past een aanstaand voorzitter ook, maar de heer Rouvoet vroeg zich wel af of het zo realistisch is om te verwachten dat Nederland als leider van de Trojka gelet op het verleden inderdaad die neutrale rol kan spelen die van een voorzitter mag worden verwacht.
De heer Weisglas (VVD) was het ermee eens dat het voorzitterschap zich niet op de eigen agenda mag concentreren en zich met alle inzet moet richten op het verder brengen en zo mogelijk afronden van de specifieke taken die van hem gevergd worden.
In het interview in de NRC van gisteren is de indruk ontstaan dat het VK maar even buiten beeld moet worden geplaatst en maar na de verkiezingen moet worden bezien in hoeverre het VK met de ondertussen bereikte resultaten kan leven. Als dat een juiste weergave van de gedachten van het Nederlandse voorzitterschap zou zijn, dan had de VVD-fractie daar grote moeite mee.
In hoeverre ligt de Commissie nog op schema met de voorbereiding van de studies die zij parallel aan de IGC zou moeten verrichten terzake van het financieringsstelsel, de structuurfondsen, het gemeenschappelijk landbouwbeleid, enz.?
Er wordt een aantal punten genoemd dat in de gestructureerde dialoog met de betrokken kandidaat-lidstaten aan de orde moet komen; essentiële beginselen van de rechtsstaat, zoals een behoorlijke rechtspleging, maar wordt daaronder ook verstaan een goede behandeling van minderheden in de verschillende landen?
Zoals bekend twijfelde de VVD-fractie eraan of de EU in het vredesproces in het Midden-Oosten een belangrijke rol heeft te spelen en vond zij dat het spelen van die rol nog steeds te veel als een doelstelling op zich wordt gezien. De Arabische landen zien dat graag, maar Israël en de VS veel minder. Het ambitieniveau van het Nederlandse voorzitterschap op dit punt vond zij met andere woorden veel te hoog.
De heer Weisglas vond het een goede zaak dat op verschillende plaatsen in de notitie aandacht wordt besteed aan verbetering van de betrekkingen van de EU met de VS en Canada. Het zou prettig zijn als de herdenking van de Marshallhulp in aanwezigheid van de Amerikaanse president in Nederland zou kunnen plaatsvinden. In dit licht gezien betreurde hij het dat op de WTO-conferentie in Singapore is gebleken dat de Nederlandse en Amerikaanse opvattingen over sociale normen, zoals op het punt van de kinderarbeid, nogal uit elkaar liggen.
Wat de criminaliteitsbestrijding en het drugsbeleid betreft, las hij met vreugde dat de Nederlandse regering het van groot belang acht dat de landen van de EU tot een gezamenlijke inspanning komen.
In de notitie wordt gesproken over vereenvoudiging van regelgeving voor de Interne Markt, maar wordt daaronder ook verstaan het afschaffen van overbodige regels?
Het is opvallend dat in het gestelde over het Europees Parlement het thema democratie-transparantie-openheid een vrij kleine plaats inneemt. Dat behoort niet alleen een doelstelling in de IGC te zijn, maar ook een permanente doelstelling in het lopende werk van de komende voorzitter.
Een voorzitterschap vergt perfecte regie en interne coördinatie, niet alleen van de minister-president, maar zeker ook van de minister van Buitenlandse Zaken. Bij het drugsdossier waren die niet aanwezig en de VVD-fractie betreurde dat zeer. Of daardoor schade is aangebracht aan de Nederlandse positie of de onderlinge verhoudingen, kan uiteraard moeilijk worden aangetoond, maar van een verbetering zal zeker geen sprake zijn.
Ten slotte sprak de heer Weisglas de hoop uit dat de minister gedurende het voorzitterschap de Kamer nog wel de gelegenheid zal geven haar normale controlerende taak uit te voeren en om, waar zij dat nodig vindt, kritiek te blijven uiten. Als de minister in antwoord op opmerkingen van de heer Bolkestein over het drugsdossier zegt dat daarmee het nationaal belang wordt geschaad, kon hij alleen maar zeggen dat de definitie van nationaal belang van de VVD-fractie kennelijk heel anders is dan die van de minister.
Mevrouw Sipkes (GroenLinks) wilde zeker niet lichtvaardig denken over de zwaarte van de klus die Nederland het komende halfjaar op zich moet nemen, maar ook zij kon zich, lettende op de inhoud van vele interviews, helaas niet aan de indruk onttrekken dat deze beker voor deze minister best aan hem voorbij zou mogen gaan. In een van de interviews zegt de minister terecht dat de EU een soort supertanker is waarvan je de koers misschien met een paar graden kan verleggen, want zeker in de internationale verhoudingen gaat alles niet zo snel, maar als zo'n 90% uit lopende zaken bestaat, had zij toch van de resterende 10% meer een eigen richting en eigen initiatief verwacht en dat ontbreekt jammer genoeg. Ierland had als prominent aandachtspunt drugs- en internationale criminaliteitsbestrijding. Dat wordt voortgezet, maar het prominente aandachtspunt van Nederland is dan blijkbaar hooguit de IGC die eigenlijk ook onderdeel is van de lopende agenda!
In ieder geval ziet de Nederlandse regering die IGC als haar belangrijkste taak als voorzitter. Kan niet op de een of andere manier herhaling van Maastricht worden voorkomen en mevrouw Sipkes doelde daarbij zeker niet op black monday, maar wel op het probleem van de dubbele petten dat toen zo'n belangrijke rol heeft gespeeld: enerzijds het voorzitterschap dat hoort te coördineren en te streven naar een gemeenschappelijk resultaat, anderzijds Nederland lidstaat die natuurlijk graag zijn eigen agendapunten en prioriteiten in een verdrag ziet opgenomen. Wat is de opvatting van de minister over de suggestie om de leiding van IGC's die langdurig zijn volledig los te maken van het roulerend voorzitterschap, zodat dat als lidstaat de handen vrij heeft, en de leiding op te dragen aan zoals dat wel wordt genoemd een «Europese persoonlijkheid»? Is dat in ieder geval voor de toekomst niet het overwegen waard?
Voorts ging mevrouw Sipkes in op de zo noodzakelijke coördinatie, ook in den brede. Is de herijking van Buitenlandse Zaken overigens afgerond als het voorzitterschap begint? De minister vroeg zich af welke schade het vermeende gebrek aan coördinatie in het drugsdossier precies zou hebben aangericht. Inderdaad is die moeilijk meetbaar, maar de minister zal toch moeten erkennen dat hierdoor de goede verhoudingen tussen Nederland en Frankrijk in ieder geval niet zijn verstevigd. De minister ontkende dat er de afgelopen weken sprake is geweest van een gebrek aan communicatie, maar daarover blijken bij zijn collega's andere opvattingen te bestaan.
Ook mevrouw Sipkes vroeg de minister een nadere toelichting op het interview in de NRC waar het gaat om de positie van het VK. Maken die verkiezingen nu wel zoveel uit voor het al dan niet welslagen van de IGC, want worden niet juist over de heikele onderwerpen de laatste weken politieke knopen doorgehakt?
In de notitie miste zij node een mensenrechtenparagraaf in de GBVB-pijler en zij hoopte niet dat de regering dat verstaat onder binnenlandse aandachtspunten. Het vorig voorzitterschap stelde nog dat het respect voor de mensenrechten een wezenlijk bestanddeel vormt van de betrekkingen van de Twaalf met de derde landen. Dat is ondertussen toch niet veranderd? De adviesraad voor de mensenrechten heeft geadviseerd om tijdens het voorzitterschap een aanzet te geven voor een Europese adviescommissie voor de mensenrechten die problemen kan signaleren, uitwerken en mogelijke oplossingen kan aandragen, maar waarom is dat advies niet opgenomen? De adviescommissie beveelt ook nog aan om over te gaan tot openbare en jaarlijkse rapportages over situaties in landen waarmee de EU overeenkomsten heeft gesloten of wil gaan sluiten. Waarom is ook dat advies niet opgevolgd?
Voorts vroeg zij een wat concretere uitwerking van de gedachten van het Nederlandse voorzitterschap over het vredesproces in het Midden-Oosten.
Waar het gaat om het voormalige Joegoslavië stelt de notitie dat de terugkeer van vluchtelingen naar gebieden waar hun etnische groep in de minderheid is bepalend is voor het succes van de conferentie van Londen, maar is dat niet heel optimistisch?
De nadruk die het Nederlandse voorzitterschap wil leggen op het milieubeleid en met name op het CO2-beleid waardeerde zij positief. Kan het streven naar verbetering van de relaties tussen de EU en de VS niet worden verbreed tot het milieu? Is het niet mogelijk om gezamenlijk met de VS te komen tot vermindering van de CO2-uitstoot? Dat zou werkelijk een echte doorbraak zijn!
Het gestelde over racismebestrijding vond zij vrij vaag en zij zag graag dat ook op het gebied van het justitiebeleid meer aandacht werd besteed aan een gezamenlijke vervolging van discriminatie.
Ook vroeg zij nog nadere aandacht voor de onevenredige hoeveelheid subsidies voor de tabaksindustrie die naar bepaalde landen gaat, voor het democratisch gehalte van Europol en voor het thema van democratie-transparantie-openheid in het kader van het Europees Parlement.
De heer Woltjer (PvdA) kon zich voorstellen dat er voor het Nederlandse voorzitterschap in Nederland veel belangstelling bestaat, maar het is voor de EU een van de vele voorzitterschappen in haar bestaan. Er is een agenda die continuïteit vertoont en ook moet vertonen en het is een goede zaak dat de regering duidelijk maakt wat van haar als voorzitter mag worden verwacht. Zij wijst terecht op het grote aantal moeilijke dossiers waarover tijdens haar voorzitterschap besluitvorming zal moeten plaatsvinden. Het voorzitterschap heeft ook een duidelijk andere taak dan de Commissie. Die heeft het belangrijke initiatiefrecht en als die dus een bepaalde aangelegenheid niet op de agenda zet, kan het voorzitterschap wel de discussie op gang brengen, maar zal toch moeten worden gewacht op concrete voorstellen van de Commissie.
De notitie geeft een goede opsomming van wat het voorzitterschap de komende periode te wachten staat. Als thema zou hij willen kiezen de vraag hoe de boel nog bij elkaar kan worden gehouden. Er zijn zoveel mogelijke conflicten te bedenken, zoals de IGC, de EMU en het stabiliteitspact, de uitbreiding van de EU, flexibilisering, enz. Hij stelde het dan ook zeer op prijs dat de regering van plan is met een pragmatische aanpak moeilijke dossiers tot besluitvorming te brengen. Dat alleen al getuigt zijns inziens van een zeer hoog ambitieniveau.
Hij ging er overigens van uit dat hetgeen de regering tot op heden heeft geschetst als haar inzet als lidstaat bij verschillende dossiers volledig boven tafel blijft en niet wordt aangetast door het voorzitterschap, onverlet latend de taak van het voorzitterschap om zo nodig met compromissen te komen.
Met collega Weisglas vond hij het opvallend dat de regering pas aan het einde van haar notitie spreekt over democratie in het algemeen en min of meer stelt dat die kwestie ook op het eind van de IGC aan de orde zal komen. Hij maakte zich daar grote zorgen over, ook al omdat wil de EU zich uitbreiden in de zin zoals ook de regering in de IGC-notities heeft geschetst, het van essentieel belang is dat de thema's democratie, openheid en transparantie op vele fronten binnen de EU een veel grotere rol moeten spelen, ook om bij de burgers een groter draagvlak te creëren.
Hij was verheugd over de vooruitgang die op het punt van de werkgelegenheid wordt geboekt. Nu de EMU dichterbij komt, wordt ook de discussie heftiger over de vraag hoe de belastingregels meer op elkaar kunnen worden afgestemd. Het is een slechte zaak dat belastingregels als concurrentie-instrument worden gebruikt. Verschuiving van belastingen van arbeid – ten behoeve van werkgelegenheid – naar milieu en eventueel kapitaal is essentieel voor zowel werkgelegenheid als milieu.
De heer Van den Bos (D66) kon zich als laatste spreker in de rij in grote mate aansluiten bij voorgaande sprekers. Hij benadrukte het belang om onderscheid te maken tussen de ambities van Nederland als voorzitter en ambities van Nederland als lidstaat. Het voorzitterschap was zijns inziens meer een handicap voor het vertolken van de specifieke Nederlandse belangen dan een voordeel. Wat dit betreft voelde ook hij veel voor de suggestie die mevrouw Sipkes naar voren bracht over het loskoppelen van het voorzitterschap van de IGC en het reguliere EU-voorzitterschap.
Verschillende fracties hebben gezegd dat Nederland geen hoge ambities zou hebben, maar de taak waarvoor Nederland zich gesteld ziet, is toch echt gigantisch; de IGC moet worden afgerond, de EMU moet worden voorbereid, net als de EU-uitbreiding, de EU-rol in het Midden-Oosten moet worden geïntensiveerd, het lidmaatschap van de stuurgroep voor de Daytonakkoorden, concretisering van het actieplan met de VS, enz., enz. Hij vroeg zich eerder af of dit alles niet te veel van het goede is voor een halfjaar. Het zou overigens nog veel meer kunnen worden dan nu kan worden voorzien, net zoals de vorige minister van Buitenlandse Zaken veel meer dan voorzien naar het buitenland werd geroepen en zich veel minder met de voorbereiding van de toenmalige IGC kon bezighouden. Hoe is overigens de taakverdeling tussen de minister en zijn staatssecretaris met betrekking tot de IGC? Hoe zit het met de ambtelijke capaciteit? Worden taken die normaal gesproken door het politieke niveau worden afgedaan nu door de ambtelijke top afgedaan? In hoeverre is met de ambtelijke organisatie rekening gehouden met deze enorme klus? Wat dat betreft maakte ook hij zich enige zorgen over de beschikbaarheid van de bewindslieden voor overleg met het parlement.
Kan de minister de Kamer overigens geruststellen waar het gaat om de ambtelijke coördinatie? De heer Van den Bos vroeg dat niet alleen gelet op de recente gebeurtenissen, maar met name gelet op het vorige Nederlandse voorzitterschap. Kan de minister ook meer duidelijkheid verschaffen over de specifieke taakverdeling tussen de verschillende ministeries? Met name inzake de derde pijler is er nogal grote verwarring ontstaan over de vraag welke ministers nu waarvoor verantwoordelijk en aanspreekbaar zijn. Hij had begrepen dat de derde pijler een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van Buitenlandse Zaken en Justitie, maar wat is dan de rol van de minister-president? Is het juist dat ook ambtenaren van Algemene Zaken bij die derde pijler zijn betrokken?
Hij achtte het overigens duidelijk dat het succes van het Nederlandse voorzitterschap voor het grootste deel niet van Nederland zelf afhangt, maar van de andere lidstaten, waarbij het VK in dit geval wel een bijzondere rol speelt. In het interview in de NRC van gisteren kwamen twee opties naar voren; ofwel eerst met de Veertien onderhandelen en het VK er enigszins buiten laten, ofwel nu met Vijftien proberen te onderhandelen, hoe moeizaam dat ook zal gaan. Hij was toch voorstander van de laatste optie. Het uitsluiten van het VK leek zijns inziens om een aantal redenen zeer onverstandig; dat zou eerder tot een verharding kunnen leiden van de positie van het VK dan tot een effectieve manier van werken. Het zou bovendien een nog grotere rol kunnen gaan spelen bij de Britse verkiezingen en Labour ertoe kunnen brengen om scherpere standpunten te verkondigen dan anders het geval zou zijn. Daarom leek het hem verstandig om de mogelijk toekomstige Labourregering nu al zoveel mogelijk bij de IGC te betrekken.
Hoe ziet de regering de uitbreidingsonderhandelingen die tijdens haar voorzitterschap moeten worden voorbereid? Wil zij met alle potentiële lidstaten tegelijk onderhandelen, wetende dat niet alle lidstaten tegelijk zullen kunnen toetreden? De D66-fractie gaf de voorkeur aan het starten met een beperkt aantal landen met een grotere kans op spoedige toetreding.
De gestructureerde dialoog met de Midden- en Oost-Europese landen heeft tot nu toe eigenlijk niets voorgesteld. Is de regering bereid te proberen daar tijdens haar voorzitterschap meer substantie aan te geven? Vele landen hebben al laten weten op de een of andere manier bij de IGC betrokken te willen worden, uiteraard in het besef dat zij daar niet mee kunnen onderhandelen.
Het leek hem onverstandig om te speculeren dat de onderhandelingen kunnen worden afgerond tijdens de bijeenkomst in Amsterdam en dat het uiteindelijke beklinken van het verdrag wel in Luxemburg kan plaatsvinden. Dat zou inhouden dat het zware werk door Nederland wordt gedaan en uiteindelijk het licht toch valt op Luxemburg. Er zou zijns inziens alles aan moeten worden gedaan om het verdrag ook in Amsterdam te ondertekenen.
De minister van Buitenlandse Zaken stipuleerde dat de notitie over het Nederlands voorzitterschap los moet worden gezien van de met de Kamer afgesproken Nederlandse inzet en Nederlandse standpunten en zich beperkt tot de taken waarvoor het voorzitterschap zich gesteld ziet. De notitie is gebaseerd op het verleden en op de toekomst van de EU. In dat verband memoreerde hij de al lang lopende discussie over de relatie tussen uitbreiding en verdieping. Was dat voor de val van de Berlijnse muur een kwestie van of-of, na de val is uitbreiding een imperatief geworden, maar is het merkwaardig om nu te constateren dat voor die uitbreiding verdieping noodzakelijk is en is het nu een kwestie van en-en geworden. Het toeval wil dat het Nederlandse voorzitterschap wordt geconfronteerd met de maximaal denkbare uitbreiding en maximaal denkbare verdieping. Dat maakt het voorzitterschap een nogal zware opgave, mede omdat er in dat halfjaar nog enkele processen samenvallen; de IGC zal de EU klaar moeten maken voor die maximale verdieping en uitbreiding, terwijl Europa op vrijwel alle punten zo verdeeld is en in een van de lidstaten die sowieso al een probleem met dat Europa heeft ook nog eens verkiezingen plaatsvinden. Bovendien ligt er nog een aantal verplichtingen waar je als voorzitter zeker niet aan voorbij kunt gaat, namelijk het voormalige Joegoslavië en het vredesproces in het Midden-Oosten dat naar zijn mening voor het eerst sinds lange jaren meer de aandacht van Europa zal vergen. Hij vond het dan ook verstandig dat in de notitie is gekozen voor enige bescheidenheid en kon zich zeker niet vinden in de karakteristieken die mevrouw Van Rooy daaraan gaf. Overigens had hij het niet in zijn macht om accenten in interviews of koppen van krantenartikelen aan te brengen. In verschillende interviews heeft hij gesteld er met alle kracht naar te streven het verdrag met een goed resultaat in Amsterdam af te ronden en te tekenen, maar desgevraagd en ten lange leste erkend dat het ook mogelijk is dat ondertekening ervan uiteindelijk in Luxemburg zal moeten plaatsvinden – er kunnen nu eenmaal overmachtssituaties ontstaan waardoor het echt niet mogelijk is om tot die afronding te komen – maar uit zichzelf brengt hij die mogelijkheid nooit naar voren. Overigens hebben de andere lidstaten er ook goede redenen voor om de IGC onder het Nederlandse voorzitterschap af te ronden.
Hij was het ermee eens dat het geenszins de bedoeling kan zijn om het VK buiten de boot te houden, ook al omdat er dan gewoon geen verdrag kan komen. Het gaat hier om een niet zo gemakkelijke strategische beslissing waarover hij in alle openheid heeft gesproken en die ook niet op dit moment moet worden genomen. Wat is de beste manier om tot een substantieel resultaat te komen met een VK dat verkiezingen te wachten staat, waarvan niet bekend is welke rol Europa daarin speelt en uiteraard niet bekend is wie de winnaar zal zijn. Als er eens verkiezingen kunnen komen waarin het niet zo is dat degene die het slechtst over Europa spreekt de meeste kansen op de overwinning heeft zoals tot nu toe vaak het geval is geweest, dan ontstaat er in die korte tijd die na de verkiezingen tot de IGC rest toch nog enige ruimte om zaken te doen. Als Europa in die verkiezingen toch weer die negatieve rol speelt dan heeft de winnaar, wie dat ook moge zijn, daarna vrijwel geen armslag meer. Menigeen stelt zich de vraag of tot de verkiezingen voortdurend met het VK onderhandelingen moeten worden gevoerd waarin posities worden ingenomen die voortdurend in die verkiezingen een rol zullen spelen of dat tot die verkiezingen met de andere lidstaten moet worden geprobeerd om bouwstenen te maken waarover wel overeenstemming kan worden bereikt? Overigens moest de bewindsman erkennen dat niet alleen het VK een probleem vormt, want ook de positie van Denemarken maakt het er niet gemakkelijker op, maar wel verzette hij zich tegen de idee dat Nederland zich richt op de strategie die het VK zou isoleren.
De laatste weken blijkt alle aandacht te zijn gericht op de coördinatie waaraan het zou hebben ontbroken en die niet goed zou zijn geregeld. Wat betreft het Europese proces en met name de derde pijler zijn er heel heldere afspraken over de coördinatie met Justitie. Justitie heeft de coördinatie tot aan Coreper. Daarna ligt die bij Buitenlandse Zaken. Dat wil uiteraard niet zeggen dat ze nooit gezamenlijk aanwezig zijn – dat zijn ze natuurlijk wel – maar er ligt dan geen coördinerende opdracht voor de een of de ander. Je kunt nooit zeggen dat iets perfect is, maar hoe die ook is gegaan, naar de mening van de minister was dat zeker niet de oorzaak van de moeilijkheden van de afgelopen anderhalve maand. Op een gegeven moment is in de verschillende subgroepen gesproken over een action commune. Daarbij waren vrijwel altijd aanwezig ambtenaren van VWS en Justitie en af en toe ook ambtenaren van Buitenlandse Zaken en zelfs soms van Algemene Zaken. Het eerste resultaat van die action commune is op 25 oktober jl. besproken in een interdepartementale groep en is besloten een studievoorbehoud te maken. Dat voorbehoud is op 29 oktober in Brussel officieel gemaakt en daarvan is op 30 oktober melding gedaan aan de betrokken ministers. Achter dat studievoorbehoud lag de vraag of dat mogelijke eerste resultaat de essentie van het Nederlandse beleid waarborgde. Op ambtelijk niveau was er sprake van een enigszins verschillende taxatie tussen Justitie en VWS, waardoor beide ministers niet dezelfde adviezen kregen. De minister van Justitie kreeg op 30 oktober het advies om met het resultaat in te stemmen en de minister van VWS het advies om daarover de nodige twijfels te hebben. De dag daarna hebben beide ministers met elkaar overlegd en zijn ze het erover eens geworden dat er voldoende zekerheid bestond dat het Nederlandse beleid veilig was gesteld. Op 4 november is het overleg over de action commune weer verder gegaan. Daarna zijn de interpretatieverschillen naar voren gekomen tussen de gesprekspartners in het overleg; sommigen vonden dat het Nederlands beleid overeind kon blijven, anderen bestreden dat. Toen rees er twijfel over de vraag of het Nederlandse beleid – niet juridisch, maar wel politiek gezien – met de formuleringen van de action commune onder politieke druk wel echt overeind kon blijven. Die twijfel ontstond het eerst en het sterkst bij VWS, maar zo omstreeks half november is er in een gesprek tussen VWS en Justitie, waarbij ook Algemene Zaken was betrokken, algemeen geconstateerd dat er inderdaad aan moest worden getwijfeld of het Nederlandse beleid politiek gezien wel overeind kon worden gehouden en is tot heronderhandelen besloten. Dat heeft de minister van Justitie op 29 november in Brussel ook gedaan en na enige amendementen en heen en weer gepraat is men daar uiteindelijk tot overeenstemming gekomen. Maar toen die overeenstemming eenmaal was bereikt, bleek de Zweedse afgevaardigde daar ineens moeite mee te hebben omdat de tekst zijns inziens niet krachtig genoeg was. Daarover is opnieuw gesproken en is er een nieuwe formulering gevonden. De bewindsman stelde met nadruk dat dit studievoorbehoud tijdens dit proces altijd mondeling en bijna altijd schriftelijk is gemaakt. Volgens hem is die alleen in twee refs, nl. 4 en 6, niet schriftelijk geformuleerd en van die administratieve omissie is direct melding gemaakt.
Terugkijkend kon hij alleen maar de conclusie trekken dat het onderhavige proces voor alle betrokkenen heel normaal is verlopen en dat er geen schade is aangebracht in die zin dat bijvoorbeeld Frankrijk zich er kwaad over zou hebben gemaakt. Hij wilde en kon niet zeggen dat die coördinatie altijd perfect is geweest, maar wel dat dat nooit een rol heeft gespeeld. Nederland heeft nu zijn voorbehoud laten vallen en als Frankrijk dat ook zou doen, dan kan de action commune worden aangenomen en is die zeer verdedigbaar, al wil dat niet zeggen dat daarmee ook het meningsverschil tussen Frankrijk en Nederland over het drugsbeleid is opgelost.
De kwestie van de coördinatie heeft alleen een rol gespeeld in de binnenlandse discussie die wat merkwaardig is begonnen, namelijk naar aanleiding van de vraag waarom dat voorbehoud zo laat is gemaakt. Dat is dus niet het geval, want dat is er vanaf het eerste concept geweest. Dat riep de vraag op waarom men dat in Nederland dan zo laat weet en hij moest toegeven dat dat wellicht wat beter had gekund en eerder had kunnen worden meegedeeld, maar op zich heeft dat niets met coördinatie te maken.
Desgevraagd merkte de bewindsman op dat in dit geval een onderscheid moet worden gemaakt tussen coördinatie en communicatie. Zijn collega van Justitie heeft inderdaad toegegeven dat er het nodige heeft geschort aan de communicatie, maar hij heeft zo-even gesproken over coördinatie. Met die gebrekkige communicatie was hij het zonder meer eens, hoewel dat studievoorbehoud in een onderhandelingsproces heel normaal is, zelfs tot aan de Raad. In Brussel is er niets gebeurd dat verbazing heeft gewekt of stotend heeft gewerkt of het Nederlands belang heeft geschaad. Hij herhaalde dat het wellicht beter was geweest om dat studievoorbehoud eerder aan de Kamer mee te delen en voor dat wilde hij best het boetekleed aantrekken, want het was hem al op 30 oktober bekend. Tijdens een proces komen wel vaker interpretatieverschillen tussen verschillende ministeries voor. Dat is niet erg als op het beslissende moment maar een en dezelfde lijn wordt gevolgd en dat is iedere keer gebeurd. Hij had er uiteraard geen bezwaar tegen als vanuit het parlement wordt gezegd dat er fouten zijn gemaakt – niemand en niets is immers perfect – maar hij had er wel bezwaar tegen als hetgeen de afgelopen tijd is gebeurd wordt gekenschetst als een grote coördinatiebende.
2. Agenda van de Europese Raad van 13 en 14 december 1996 in Dublin (Buza-96-546/EU-96-230), waarbij worden betrokken, voorzover agendapunten ook op de agenda van de Europese raad voorkomen:
– verslag van de Algemene Raad van 25 en 26 november 1996 (21 505-02, nr. 183), alsmede van de Algemene Raad van 6 december 1996 (BuZa-96-550/EU-96-232);
– stand van zaken IGC (24 609, nr. 14), alsmede brief van 6 december 1996 (Buza-96-541/EU-96-229)
De heer Van den Bos (D66) heeft geconstateerd dat er op de Top van Dublin weinig punten van discussie staan. Zo-even is al het nodige gezegd over het drugsbeleid en de coördinatie op dat punt. Nu de minister-president ook aanwezig is, wilde hij nog wel de vraag voorleggen wat exact de rol van het ministerie van Algemene Zaken in dit verband is geweest. Heeft de minister-president aanwijzingen dat de Franse president ook akkoord zal gaan met het bereikte compromis?
Het Ierse voorzitterschap heeft een uitvoerig document over de IGC uitgebracht dat een goed uitgangspunt is voor het Nederlands voorzitterschap. Het viel hem wel op dat sommige voorstellen wel iets verder gaan dan de standpunten die Nederland tot nu toe heeft ingenomen, zoals op het punt van de openbaarheid en de nadruk die in het kader van de tweede pijler wordt gelegd op constructieve onthouding.
Het was hem eveneens opgevallen dat in de laatste ministeriële vergaderingen over de IGC in tegenstelling tot het recente verleden iedere keer gesproken wordt over het bestaande institutionele evenwicht dat bewaard zou moeten blijven, met name waar het gaat om de uitbreiding van de rechten van het Europees Parlement. Dat is een toch wat andere houding dan de regering tot nu toe heeft aangenomen. Als je het democratisch deficit wil verminderen, dan zul je toch ook meer accent moeten leggen op de macht van dat Europees Parlement ten opzichte van de Raad?
Op het punt van de flexibiliteit lijkt Nederland wat terughoudender dan uit de allereerste notitie bleek. De heer Van den Bos was het uiteraard eens met de randvoorwaarden, nl. dat die flexibiliteit de verworvenheden met name op het punt van de interne markt niet mag aantasten, maar toch lijkt hem een grotere flexibiliteit in de toekomst onvermijdelijk te zijn. Echter, het kan niet zo zijn dat landen die dreigen overstemd te worden, een beroep op die flexibiliteit gaan doen. Op het punt van het gemeenschappelijk buitenlands beleid en de Justitie- en Binnenlandse Zakenpijler leken hem wel degelijk mogelijkheden te liggen om op die weg verder te gaan.
Hij begreep dat er voor de top tussen de Unie en de VS prioriteiten zullen worden vastgesteld die ook voor het Nederlandse voorzitterschap zullen gelden. Is al bekend welke voorstellen van het Ierse voorzitterschap komen en, zo ja, wat is de opvatting van de regering daarover? Zijns inziens zou vooral het accent moeten worden gelegd op een intensievere politieke dialoog over de grote politieke problemen, zoals de kwestie van het Midden-Oosten, de relatie met China en de problemen in Midden-Afrika.
Ten slotte vroeg hij de minister van Buitenlandse Zaken wat de directe aanleiding is dat de Raad zoveel strenger ten opzichte van Cuba is gaan staan. Staat dat niet wat haaks op de opvatting van de Unie dat de sancties tegen Cuba zouden moeten worden opgeheven?
De heer Woltjer (PvdA) wordt de positie van de Europese Raad in het Europese besluitvormingsproces ook uit deze geannoteerde agenda nog steeds niet duidelijk. Er staan belangrijke punten op, zoals de EMU en het stabiliteitspact waarover de ministers van Financiën zich op dit moment buigen en dat, als zij er niet uitkomen, teruggaat naar een werkgroep over de Europese Raad heen. Wat de IGC betreft wordt alleen het rapport aangeboden. Er worden ook enkele verslagen besproken en het is altijd goed om daarover te praten en om daaruit lering te trekken voor de toekomst, maar er kunnen ook wel tendensen in zitten van oplossingsrichtingen. Als hij bovendien goed heeft begrepen dat president Chirac bij de WEU een grotere rol heeft bepleit van de Europese Raad in het GBVB, dan wordt de positie van die Raad er nog onduidelijker op.
Er staan ook enkele verslagen op de agenda over de werkgelegenheidsproblematiek. In hoeverre lijkt het de minister-president mogelijk bij deze discussie te betrekken de mogelijkheden om de belasting op arbeid te verschuiven naar milieu of kapitaal?
Wat het Midden-Oosten betreft, was hij een beetje geschrokken van de zinsnede dat in EU-verband een pragmatische oplossing moet worden gevonden voor de Orient Houseproblematiek omdat deze thans meer en meer een belasting is gaan vormen voor de uitvoering van het Europese MO-beleid. Betekent dat niet het risico van een verschuiving van het zeer gevoelige evenwicht dat de Unie probeert te bewaren in de benadering van beide partijen?
Mevrouw Sipkes (GroenLinks) constateerde een toenemende discrepantie tussen enerzijds de vaart en de concreetheid van het EMU-proces en anderzijds het haars inziens nogal vrijblijvende ritueel rondom de werkgelegenheid. Er zijn weliswaar allerlei verslagen en intenties, maar wat er nu concreet gestalte moet krijgen, blijft nog steeds onduidelijk. Dat is toch niet het beleid waar de burgers van het Europa van de burger op zitten te wachten.
Sprekende over de burgers van Europa vroeg zij de minister-president nog aandacht voor de medeburgers van Europa, namelijk de grote groepen migranten, zo'n 10 miljoen in totaal, die nog steeds niet de mogelijkheid hebben om elders werk te vinden.
Haar fractie plaatste overigens steeds meer vraagtekens bij de EMU. In Dublin zal gesproken worden over het stabiliteitspact en zal er op hoofdlijnen een politiek akkoord worden gesloten. Daartoe is de Raad weliswaar gemachtigd, maar daardoor komt de zeggenschap van de nationale parlementen wel in het gedrang, terwijl dat akkoord de nationale beleidsvrijheid en zeker de nationale begrotingsruimte nogal kan inperken. Een beter voorbeeld van een democratisch deficit is vrijwel niet te vinden. Wat is op dit punt de inzet van de minister-president?
De tekst over het drugsbeleid heeft weliswaar de instemming van het parlement verkregen, maar dan wel als absolute bodem. Is de minister-president het daarmee eens?
Nu Europol meer en meer taken lijkt te krijgen, is het temeer noodzakelijk om er een wettelijke basis aan te geven. Uit de uitlatingen van Kohl en Chirac blijkt duidelijk dat zij van Europol graag een soort FBI willen maken. Wat is de opvatting van de minister-president terzake?
Moet de Raad niet iets meer doen aan de IGC dan alleen maar de rituele overhandiging van de notitie van het Iers voorzitterschap. Zijn er geen nieuwe impulsen nodig? De hete hangijzers worden toch op het bordje van het Nederlandse voorzitterschap doorgeschoven? Als er al een kans is op een verdrag van Amsterdam, dan leek mevrouw Sipkes toch een sterkere impuls vanuit de Raad wenselijk.
Was het Midden-Oosten betreft, vroeg ook zij zich af wat nu precies wordt bedoeld met een meer pragmatische oplossing voor het Orient House. Was de opstelling van de EU terzake tot nu toe niet al uiterst pragmatisch?
Wat gaat de Raad nu precies doen aan het voormalige Joegoslavië? Uit de agenda wordt dat niet duidelijk en ook hierover is nader politiek overleg zeer gewenst. Al lange tijd wordt bijvoorbeeld gesproken over de vraag of Duitsland nu wel of niet de vluchtelingen mag terugsturen. Zou het bovendien niet echt een duidelijk teken van betrokkenheid van Europa bij de gebeurtenissen in het voormalige Joegoslavië zijn als daadwerkelijk werd overgegaan tot arrestatie van de «belangrijke» mensen.
Waar het gaat om de Grote Merenregio wordt nu uitsluitend gesproken over voedseldroppings. Moet Europa niet verdergaan en zou op de Top ook niet de Nederlandse opvattingen daarover aan de orde moeten komen, onder andere over demilitarisering en ontwapening? Is het niet verstandig om uit te zoeken of geen enkel land meer zogenaamde kleine wapens levert? Zou het bovendien niet interessant zijn om te bezien of er vanuit deze Top een impuls kan uitgaan door aan de acht Europese wapenexportcriteria die nu redelijk vrijblijvend zijn een wat meer verplichtend karakter te geven?
Ten slotte merkte zij op het vreemd te vinden dat de WTO-conferentie die in de toekomst toch een heikel punt zal worden, bijvoorbeeld waar het gaat om arbeidsnormen, geen onderwerp van bespreking op de Top is.
De heer Weisglas (VVD) las in het Financieele Dagblad van vandaag dat de Franse premier heeft gezegd dat er in de board van de toekomstige Europese Centrale Bank gekozen politici zouden moeten worden opgenomen. Duitsland zou daar zeer op tegen zijn, omdat de onafhankelijkheid van de ECB nu juist een van de grote verworvenheden is van het EMU-proces. Verwacht de minister-president dat deze politieke discussie op de Europese Raad zal worden voortgezet? Hij ging ervan uit dat Nederland in dat geval zeker de Duitse opvatting zal ondersteunen.
Wat zijn precies de competenties van het werkgelegenheids- en arbeidsmarktcomité, waarover in de Sociale Raad overeenstemming is bereikt? De VVD-fractie is, zoals bekend, niet zo'n liefhebber van dergelijke comités in het kader van de EU.
Er wordt gesproken over het pact van voorzitter Santer en hij nam aan dat dan ook over de financiering van de TEN's wordt gesproken. Kan de minister-president een nadere toelichting geven op het verband daartussen en de stand van zaken waar het gaat om de financiële perspectieven? Wat moet men zich overigens voorstellen bij «territoriale werkgelegenheidspacten»?
Als op 30 oktober alle bewindslieden dat beroemde voorbehoud op de action commune bekend was, waarom is dat niet door alle betrokkenen in de publieke en parlementaire discussie naar voren gebracht?
Over het omvangrijke Ierse document over de IGC zal op een ander moment worden gesproken, maar in dit verband vroeg de heer Weisglas zich wel af of de les uit het meningsverschil over het drugsbeleid niet zou moeten zijn dat ook op andere essentiële punten, bijvoorbeeld het buitenlands beleid, moet worden vastgehouden aan het vetorecht?
Hij herhaalde dat het betrekken van de EU bij het vredesproces in het Midden-Oosten te veel een doel op zich wordt en dat niet alle partijen dat zo wensen. In tegenstelling tot anderen juichte hij het toe dat in dezen wordt gezocht naar een pragmatische oplossing van de Orient Houseproblematiek en hij hoopte dat die er niet op neerkomt dat ooit nog eens een Europese Trojka, zeker niet met een Nederlandse minister, naar het Midden-Oosten gaat zonder Israël te bezoeken.
De heer Rouvoet (RPF) betreurde het dat het parlement het stabiliteitspact op zich niet krijgt voorgelegd en dat de inhoud ervan eigenlijk ook nog niet bekend is, maar dat het parlement eigenlijk zo ongeveer alleen maar het Nederlandse standpunt daarover kent, maar zo werkt Europa nu eenmaal en hij vond het wat vreemd als partijen die daar tot op heden geen moeite mee hebben gehad nu ineens gaan klagen over het democratisch deficit. Volgens de geannoteerde agenda vormt het stabiliteitspact onderwerp van bespreking op de Raad, maar inmiddels is wel duidelijk dat de uitwerking van begrippen als «uitzonderlijke en tijdelijke omstandigheden» wordt verschoven naar de raadswerkgroep onder het Nederlands voorzitterschap. Hij vroeg welke punten precies voor de Raad ter bespreking zijn voorzien.
Er ligt een algemene schets van de IGC afkomstig van het Ierse voorzitterschap, maar die is nog wel erg algemeen. Hoe zal dit tijdens de Raad een vervolg krijgen, temeer gelet op de recente uitspraken van de Franse en Duitse regeringsleiders? Hebben de andere lidstaten, nu zij deze schets hebben kunnen lezen, nog wel steeds dezelfde ambities waar het gaat om afronding van de IGC tijdens het Nederlandse voorzitterschap.
Het had hem verbaasd dat er op de Top geen enkele inhoudelijke discussie over de uitbreiding is voorzien. Het kwam hem voor dat met name het nodige gezegd kan worden over de vorm van de onderhandelingen na de IGC en de volgorde waarin eventueel zal worden toegetreden, vooral gelet op het lage realiteitsgehalte van de verwachtingen van de kandidaat-lidstaten over het moment waarop zij daadwerkelijk zullen kunnen toetreden.
Hij herhaalde dat hij de formuleringen in de notitie over het Nederlandse voorzitterschap over het vredesproces in het Midden-Oosten zeer evenwichtig vond. In de geannoteerde agenda was zijns inziens meer sprake van een eenzijdige blik waar wordt gesproken over morele en economische steun aan de Palestijnen om escalaties te voorkomen. Dat roept tevens de vraag of op Nederland wat dit betreft gemakkelijk de neutrale voorzittersrol zal kunnen spelen. Als er al steun aan de Palestijnen moet worden gegeven, dan leek het hem gewenst om met name de PLO te herinneren aan de verplichtingen vanuit de Osloakkoorden.
De heer Van den Berg (SGP) stelde allereerst dat de huidige stand van zaken rondom de EMU zijn fractie in ieder geval doet vrezen dat er allerlei politieke deals zullen worden gesloten en herhaalde de visie dat als de euro er al komt die heel hard zal moeten zijn, net zo hard als de Nederlandse gulden nu is.
Hij herhaalde eveneens dat de kwestie van de werkgelegenheid door zijn fractie niet wordt gezien als een Europese aangelegenheid, maar als een nationale.
Met waardering had hij de opmerkingen gelezen over een gezond financieel beheer, maar krijgen in dat kader ook de activiteiten op het gebied van de fraudebestrijding wel de nodige aandacht?
Acht de minister-president het mogelijk om ook al op deze Top een nieuwe impuls te geven aan de transatlantische samenwerking? Is het mogelijk om de Amerikaanse president het volgende halfjaar naar Den Haag te krijgen?
De heer Van der Linden (CDA) schetste de zorg van zijn fractie over de groeiende kloof tussen Duitsland en Frankrijk op het punt van de EMU. Omdat Frankrijk met name de discussie daarover politiseert, krijgt de druk vanuit het Zuiden om de criteria aan te passen ook een grotere voedingsbron. Is de minister-president van plan om zich krachtig te stellen aan de zijde van Duitsland, vooral ook om enige tegendruk uit te oefenen aan de door Frankrijk gekozen politieke benadering? Dat in de stukken gezwegen wordt over zowel het Franse als het Duitse standpunt duidt er al op dat er een groot verschil van mening tussen die landen bestaat.
De notitie over de IGC van het Iers voorzitterschap had hem aangenaam verrast. Het is niet alleen een goed werkdocument, maar zeker ook een goede uitgangspositie met een pragmatische aanpak, waarmee Nederland alleen maar gebaat kan zijn, ook al zijn enkele zeer wezenlijke punten nog niet nader ingevuld, zoals de flexibiliteit en de kwestie van de tweede pijler. Echter, ook in de derde pijler zijn wezenlijke aanknopingspunten te vinden. Het is opvallend dat in de Ierse notitie heel wat aspecten zijn terug te vinden uit de Frans-Duitse verklaring. Ziet de regering die ook als een belangrijk werkdocument voor het voorzitterschap?
Is de minister-president bereid en in staat om in het kader van de drugsproblematiek borg te staan voor een goede coördinatie in Nederland? Wordt met het hanteren van een voorbehoud of een mogelijk veto niet de Nederlandse onderhandelingspositie ondermijnd en op termijn ook niet de positie van voorzitter?
Hoe zit het precies met de politieke dialoog over de uitbreiding? Wordt daar tijdens deze Top nog nader inhoud aan gegeven?
Wat het voormalige Joegoslavië betreft, complimenteerde hij de regering dat zij heeft voorkomen dat autonome maatregelen voor Klein-Joegoslavië zijn genomen. De situatie in Bosnië-Herzegovina blijft uiterst precair en werd zijns inziens eerder slechter dan beter, waardoor de Daytonakkoorden onder grotere druk komen te staan.
Tijdens de NAVO-top is er een uitspraak gedaan over Klein-Joegoslavië. Zal er in Dublin eveneens over worden gesproken?
In een interview heeft de minister van Buitenlandse Zaken gezegd dat achter de schermen wordt gezocht naar mogelijkheden om op een meer ongebruikelijke manier de hand op het bekende tweetal te leggen. Wat verwacht hij daarvan? Voor de legitimatie van het Hof in Den Haag zou het toch een goede zaak zijn als op dat punt echte resultaten werden bereikt.
Hij sloot zich vervolgens aan bij de vraag wat de regering nu precies bedoelt met de pragmatische oplossing die wordt gezocht voor de problematiek rondom Orient House.
Kan de minister van Buitenlandse Zaken zeggen of het voorbehoud in het kader van de LGO-besluiten inmiddels is ingetrokken? Als dat inderdaad onderwerp wordt van de dialoog met de VS leek het hem in ieder geval verstandig om het Nederlandse voorzitterschap niet in te gaan met een blokkade, overigens als enige lidstaat.
In het kader van het overleg met de VS vroeg hij nog of er een gemeenschappelijke positie van de EU wordt voorzien en, zo ja, op welke punten.
In een eerdere discussie over de financiering van de EU heeft de minister-president eens gezegd dat er voorstellen komen van de Commissie die een debat daarover in de zomer mogelijk maken. Is de minister-president bereid op daartoe geëigende plaatsen en momenten de Commissie aan te sporen om haar werk tijdig af te ronden?
De minister-president wilde niet vooruitlopen op de uitkomsten van het overleg dat de Europese ministers van Financiën deze avond zullen voeren over het stabiliteitspact. Het is niet ondenkbaar dat er een verschil van interpretatie blijft van de «tijdelijke en uitzonderlijke omstandigheden». Mocht daarmee onvoldoende voortgang worden geboekt, dan staat Nederland in ieder geval op het standpunt dat het in de Europese Raad natuurlijk wel besproken wordt maar tezamen met de andere kwesties aan het Nederlands voorzitterschap moeten worden overgedragen, ook omdat de Europese Raad geen knopen kan doorhakken over aangelegen punten waarover in de «vakraad» nog geen overeenstemming is bereikt. Dat maakt de gedachtewisseling erover in Dublin overigens niet onbelangrijk.
Heel veel van de Franse opvattingen over de politieke regie in de EMU in relatie tot de ECB en de Ecofin-raad die via de pers zijn vernomen, had de bewindsman in de echte gesprekken en vergadering met beide partners tot nu toe niet vernomen. Als ze al naar voren worden gebracht, zal Nederland in ieder geval strak vasthouden aan de letter en de geest van de bepalingen die in het Verdrag van Maastricht zijn opgenomen; de onafhankelijkheid van de ECB en in relatie daarmee de rol van de Ecofin-raad.
Volgens afspraak wordt op dit moment tot aan de IGC in de boezem van de Commissie het nodige voorwerk verricht op het punt van de toekomstige financiering van de Unie, waarbij uiteraard voorkomen moet worden dat daar verkeerde effecten van uitgaan op de politieke afronding van de besprekingen over de IGC. Als zodanig vormt dat geen onderdeel van de besprekingen in Dublin, maar zal het, zoals ook in de notitie is aangegeven, wel worden behandeld tijdens het Nederlands voorzitterschap, maar dan wel met de nodige behoedzaamheid en evenwicht. Hij voelde er niets voor om in het buitengewoon delicate onderhandelingsproces dat gaande is, waar de echte harde noten nog gekraakt moeten worden waarbij grote belangentegenstellingen tussen de verschillende lidstaten in het geding zijn, de toekomstige financiering van de EU aan te pakken op een wijze die zeker in dit stadium onnodig controversieel is. Het technische voorwerk gaat zeker door, het is bekend dat dit onderwerp de komende tijd mede op de agenda staat binnen de huidige Vijftien en straks zeker ook binnen een groter geworden EU, maar het mag het grotere karwei niet in de weg staan.
De opvattingen van de verschillende fracties over de Brusselse bemoeienis met de kwestie van de werkgelegenheid en de arbeidsmarkt waren hem bekend. De Nederlandse regering werkt daar in ieder geval met enthousiasme aan mee en zeker niet om de indruk te wekken dat daarmee alle problemen op dit punt zullen worden opgelost. Er zijn daarbij altijd drie randvoorwaarden gehanteerd – geen nieuw geld, geen nieuwe competenties en het voorop blijven staan van de EMU-criteria – maar dan nog is er veel mogelijk vanuit het resultaat van Essen, vanuit het Santerpact en ook vanuit het witboek-Delors. Het comité waarover de heer Weisglas sprak is ingesteld en zal de Sociale Raad structureel ondersteunen bij aangelegenheden betreffende werkgelegenheid. Tijdens het Nederlandse voorzitterschap zal de nadere operationalisering van dit comité vorm worden gegeven. Er zal onder andere worden gewerkt met zogenaamde werkgelegenheidsindicatoren als belangrijke maatstaven aan de hand waarvan de kwaliteit van de voortgang van het werkgelegenheids- en arbeidsmarktbeleid wordt afgemeten. In dat verband wordt ook gedacht aan territoriale afspraken en zijn collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is gevraagd om in de Sociale Raad nog eens precies na te gaan hoe het daarmee staat.
In Dublin zal ook gesproken worden over stukken van commissaris Monti over de BTW-heffing, de mogelijke concurrentie in diverse belastingstelsels, e.d. Nederland heeft al eerder, bijvoorbeeld in het kader van het witboek-Delors, naar voren gebracht dat de discussie over en de vergelijking van de fiscale stelsels, waaronder BTW-stelsels, mede moeten worden geplaatst in het kader van de vraag hoe de Europese fiscaliteit dienstbaarder kan worden gemaakt aan werkgelegenheidsdoeleinden resp. doeleinden op het gebied van ecologie, milieu en beperking van energieverbruik.
Naar de mening van de minister-president had het Ierse voorzitterschap inderdaad een gedegen stuk op tafel gelegd dat zeker een basis kan vormen voor het Nederlandse voorzitterschap. In Dublin zal daaraan een eerste meer algemene bespreking worden gewijd waarna het aan het Nederlandse voorzitterschap zal worden overgedragen.
Wat de action commune en de gang van zaken daar omheen betreft, ging hij allereerst in op het studievoorbehoud. Dat wordt gelegd als aankondiging dat er behoefte aan bestaat om te bezien in welke mate de inhoud van een bepaald document al dan niet tegemoet komt aan wensen die door een lidstaat zijn geformuleerd, in dit geval Nederland die hecht aan een maximaal effect van dat programma op grensoverschrijdende samenwerking, maar ook aan voldoende respect en voldoende ruimte voor het eigen nationale beleid. De amenderingen die door de minister van Justitie zijn ingebracht in het Brusselse overleg van 29 november, en waarover met haar Franse collega overeenstemming was bereikt, hadden juist ten doel om invulling te geven aan datgene wat door dat studievoorbehoud nog was opengebleven, namelijk de Nederlandse reserve. Na 29 november is er dus een andere fase ingetreden en hebben beide Kamers der Staten-Generaal de regering het groene licht gegeven om dat uiteindelijke actieprogramma te aanvaarden en dus het voorbehoud weg te nemen en hij hoopte vurig dat dat ook voor Frankrijk zal gelden en dat het actieprogramma in Dublin zal kunnen worden aanvaard, waarmee dan een zeer belangrijk resultaat zal zijn bereikt waar het gaat om het intensiveren van de praktische samenwerking – politie, justitie, douane-autoriteiten – tussen de vijftien landen van de EU, mede om de geweldig ingrijpende effecten van de internationale drugshandel en de daaraan gerelateerde uitwassen beter onder controle te krijgen, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan een beleid dat door de Nederlandse regering en, zoals is gebleken, ook door een duidelijke meerderheid van de Staten-Generaal als essentieel wordt gezien.
Met aanvaarding van het actieprogramma is de discussie over het drugsbeleid natuurlijk niet afgerond. Welke nationale wetgeving een land ook heeft, in elk land kan worden geconstateerd welke gigantische uitwassen het drugsprobleem veroorzaakt. De bewindsman zou graag zien dat de Europese partners zich zo volwassen gedragen om vooral op basis van feiten te argumenteren en te kijken naar de toekomst, naar de aard en omvang van de ernstige en vaak niet te repareren gevolgen van drugsverslaving en naar de effecten van de verschillende vormen van beleid op dat punt en dat elk voorbehoud op het actieprogramma kan worden weggenomen, want anders komt er gewoon geen akkoord. Een veto is in dit verband niet aan de orde.
Die wens van een volwassen gedrag en elkaar serieus nemen, geldt natuurlijk ook voor het eigen land. Uiteraard bestaan er politieke verschillen van inzicht, maar laat de discussie gevoerd worden op basis van argumenten en met een serieuze bejegening van elkaars standpunten. Alleen in samenwerking kan worden geprobeerd om de ernstige gevolgen van dit grote menselijke drama in te perken en alleen met dit actieprogramma zal het wellicht mogelijk zijn om de grote grensoverschrijdende effecten van de verschillende nationale drugswetgevingen te limiteren.
Ten slotte zegde hij toe in het kader van het Europese werkgelegenheidsbeleid zeker aandacht te vragen voor de positie van de migranten en merkte hij op dat hij het met onder anderen mevrouw Sipkes eens is dat het Hof van Justitie ook in het kader van Europol voluit zijn rol moet kunnen vervullen, zoals Nederland altijd al heeft bepleit.
De minister van Buitenlandse Zaken ging allereerst in op de nog niet beantwoorde vragen die waren gesteld in het kader van de bespreking van de notitie over het Nederlandse voorzitterschap.
Hij beschikte niet alleen over informele aanwijzingen dat Frankrijk uiteindelijk met de action commune akkoord zal gaan, maar vond dat eigenlijk ook logisch omdat je nooit zo lang moet wachten met te zeggen dat je een voorbehoud intrekt, omdat daarmee de onderhandelingsmogelijkheden wel zeer beperkt worden. Daarom schatte hij in ieder geval in dat Frankrijk net als Nederland zijn reserve opheft.
Zijn collega van Justitie heeft gisteren nog laten weten dat ook zij op basis van de Ierse tekst mogelijkheden ziet om tot substantiële vooruitgang in de derde pijler te komen.
Hij veronderstelde het bekend dat Nederland grote waarde hecht aan het subsidiariteitsbeginsel en dat het zelf de nodige voorstellen heeft gedaan om dat te versterken en het speet hem dat het daarbij toch enigszins alleen staat. Dat houdt geenszins in dat er niet beter gestalte aan kan worden gegeven dan tot nu toe is gebeurd. In het Ierse voorstel wordt overigens verwezen naar de normen die in Edinburgh zijn geformuleerd. Het is de bedoeling die neer te leggen in een protocol dat aan het verdrag wordt gehecht, maar wellicht zijn er zelfs nog betere oplossingen mogelijk.
Hij begreep dat sommige fracties van mening zijn dat Europa zich niet al te pretentieus en ambitieus moet opstellen in het vredesproces in het Midden-Oosten. Toen Europa duidelijk maakte dat het geenszins de pretentie had om aan de onderhandelingstafel te zitten werd het ineens veel meer welkom en daarvan is gebruik gemaakt tijdens de reis van de Trojka van enkele weken geleden. Daarbij bleek inderdaad dat met name de Arabische landen snakken naar een Europese aanwezigheid en dat de reserves op dat punt van zowel Israël als van de VS eigenlijk helemaal verdwenen waren en, sterker nog, met zoveel woorden hebben toegegeven dat het eigenlijk niet mogelijk is om een onderscheid te maken tussen de economische en de politieke rol als er zulke grote belangen spelen die bovendien nog nauw met elkaar zijn verweven.
De pragmatische oplossing voor de Orient Houseproblematiek is gevonden toen de vorige keer bleek dat de heer Husseini niet bereid was op een andere plaats in Oost-Jeruzalem met de Trojka te praten en Israël niet bereid was om op een andere plaats te praten dan in Jeruzalem. Natuurlijk is dat een incidentele oplossing, maar daarmee heeft Europa wel laten zien dat het niet ten koste van alles vasthoudt dat alles in Orient House moet gebeuren. Het gaat erom dat met de Palestijnen wordt gesproken en dat hen duidelijk wordt gemaakt dat Europa ze niet in de steek zal laten, zelfs niet zal kunnen laten. Zo gauw de Trojka na jarenlang een bepaalde politieke lijn gevolgd te hebben ineens gehoor zou geven aan de wens van Israël om niet naar Orient House te gaan, zou dat bij de Palestijnen ongetwijfeld het gevoel oproepen dat ze wel verlaten worden en dat kan en wil Europa zich niet permitteren. Als Europa op een andere wijze kan aangeven dat het zich niet wil neerleggen bij de annexatie van Oost-Jeruzalem, zal dat zeker niet worden nagelaten; daarvoor hoeft Orient House niet te worden gebruikt, maar dat teken zal dan wel dezelfde betekenis moeten hebben voor de Palestijnen. De komende maanden zullen duidelijk moeten maken of zo'n alternatief er is, maar het mag niet worden uitgesloten dat het toch nodig wordt geacht om, als Israël wordt bezocht ook naar Orient House te gaan.
In het kader van de transatlantische samenwerking was het volgens de bewindsman niet uitgesloten dat president Clinton naar Den Haag komt.
Eigen Nederlandse accenten op de agenda zijn niet alleen denkbaar, maar zijn zelfs al genoemd in de notitie, maar het zijn wel accenten en geen zwaartepunten. De nadruk blijft liggen op de zwaarte van de agenda zelf. Bestrijding van racisme, bescherming en verbetering van de mensenrechten, bescherming van het milieu, het terugdringen van de CO2-uitstoot, Interne Markt, bevordering van het dierenwelzijn, fraudebestrijding, kwaliteit van wetgeving, enz. zijn al accenten die in de Nederlandse inzet liggen opgesloten en die tijdens het voorzitterschap waar mogelijk ook versterkt naar voren zullen worden gebracht tijdens het voorzitterschap. De regering heeft willen afgezien van de zo obligate lijst van prioriteiten; er staat altijd van alles op en is altijd veel te lang en heeft altijd iets willekeurigs.
Wat het aantal commissarissen betreft, gaat Nederland uit van het standpunt dat in de notitie is geformuleerd en er zal moeten worden afgewacht tot welk resultaat dat leidt.
Voorts ging de bewindsman in op de taakverdeling. De voorzitter van ministeriële overleggen/bijeenkomsten is de minister van Buitenlandse Zaken, maar bij de Europese Raad is dat natuurlijk de minister-president en zit de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken namens Nederland als lidstaat aan tafel. De ambtelijke capaciteit van Buitenlandse Zaken behoeft in ieder geval op het directoraat-generaal Europese samenwerking versterking, maar daartoe zijn al de nodige stappen gezet.
Het sprak volgens hem vanzelf dat de regering voldoende tijd vrijmaakt voor overleg met de Kamer, maar zag wel graag dat daarover nadere afspraken werden gemaakt.
Het eventuele tijdpad van toetreding van Midden- en Oost-Europese landen komt in Dublin niet aan de orde. De strategie wordt pas bepaald als de rapporten van de Commissie over de verschillende landen zijn ontvangen en die rapporten komen direct na de afsluiting van de IGC. Het leidende principe voor Nederland zal daarbij zijn dat zowel de gedachte van de gelijkheid van kansen en tegelijkertijd van de ongelijkheid van capaciteiten in de procedure tot uitdrukking moeten komen. Voor elk land geldt dezelfde startlijn, maar van te voren is al bekend en wordt ook geaccepteerd dat op verschillende tijden wordt aangekomen.
Dat Nederland zich niet veel gelegen zal laten liggen aan de action commune liet de bewindsman graag voor rekening van zijn Engelse collega. Hieruit blijkt overigens wel dat het in andere landen ook voorkomt dat een minister het niet bij het goede eind heeft.
Over de Top tussen Europa en de VS die is voorbereid door de senior level group waarin zowel de VS als Europa zitting heeft, zijn de standpunten in Europa gecoördineerd in de laatste Algemene Raad, maar er komt geen gemeenschappelijk standpunt. Nederland is de mening toegedaan dat vooral naar gemeenschappelijke acties moeten worden gezocht in de richting van Afrika, het Midden-Oosten, Rusland en het voormalige Joegoslavië.
Hij onderschreef de zorgen van de heer Van der Linden over de situatie in Belgrado. De regering houdt zich daar intensief mee bezig, net als met de oorlogsmisdadigers. Op de vraag hoe anders dan door de aldaar verblijvende militaire macht die oorlogsmisdadigers kunnen worden gegrepen, kon hij helaas niet antwoorden. Als hij er al een antwoord op wist, zou hij het overigens ook niet in het openbaar zeggen. Maar tot zijn grote opluchting heeft hij inmiddels geconstateerd dat vrijwel overal duidelijk wordt dat men niet wil berusten in het ongestraft blijven van deze oorlogsmisdadigers.
De door de heer Van der Linden bedoelde brief van de heren Kohl en Chirac beschouwt de Nederlandse regering als een bijdrage aan de discussie die geen formele status krijgt. De grote meerderheid van de Unie krijgt er een steeds grotere behoefte aan om de leidraad van de discussies te beperken tot stukken van het Ierse voorzitterschap en daar bestaat alle aanleiding toe. Dat neemt niet weg dat het een goede zaak is dat Frankrijk en Duitsland in een brief hebben aangegeven in welke mate en op welke punten zij elkaar al dan niet naderen. Sommige elementen uit de brief komen de regering sympathiek voor, andere duidelijk niet, bijvoorbeeld waar het gaat om de operationalisering van Europol zonder parlementaire controle. Desgevraagd zegde de bewindsman toe de onderhavige brief ter kennisneming aan de Kamer te zullen voorleggen.
Ten slotte kwam de bewindsman nog even terug op het vermeende gebrek aan coördinatie rondom het drugsdossier. Hij had het even laten nagaan en hechtte eraan op te merken dat zijn collega van Justitie in de Eerste Kamer exact hetzelfde heeft gezegd als hij zo-even heeft gedaan. Hij zou dan ook het misverstand willen wegnemen, als dat al is ontstaan, dat hij heeft geprobeerd zijn verantwoordelijkheid af te schuiven op een van zijn collega's. Hij heeft niets anders willen doen dan de formele verantwoordelijkheden schetsen en die liggen zoals hij heeft aangegeven.
De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken memoreerde dat regelmatig is bezien hoe de waslijst van onderwerpen voor de transatlantische betrekkingen kan worden beperkt. Het Ierse voorzitterschap heeft daarover met de volgend voorzitter en de Commissie uitvoerige gesprekken gehad en Nederland zal uiteraard hetzelfde doen. Het ligt in de bedoeling om zoveel mogelijk aan te sluiten bij onderwerpen waar de Unie bevoegdheden en instrumenten heeft. Geheel parallel met de VS wordt ook geprobeerd aansluiting te zoeken bij de uitkomsten en impulsen van de Transatlantic Business Dialogue. Zo'n tweemaal per jaar vindt er een bijeenkomst plaats van top executives van het wederzijdse zakenleven, waarbij twee Nederlanders een zeer belangrijke rol vervullen, waarop heel duidelijk wordt aangegeven waar huns inziens de prioriteiten moeten worden gezocht. De Nederlandse regering wil die signalen zeker gebruiken.
Het Europolverdrag, inclusief een protocol over de bevoegdheden van het Hof, is afgerond en bevindt zich thans in de ratificatiefase. Het is in september getekend na voorgelegd te zijn geweest aan de vaste commissie voor Justitie. Het desbetreffende wetsontwerp moet eerst nog langs de Raad van State en zal daarna zo spoedig mogelijk aan de Kamer worden voorgelegd. De onderhandelingen daarover zijn in ieder geval afgerond.
Inderdaad zijn er politieke impulsen waarneembaar om te bezien hoe Europol kan worden gebruikt als basis voor verdere samenwerking op het gebied van politie en justitie. Nederland sluit die mogelijkheid zeker niet uit – de Ierse IGC-tekst bevat ook een ontwerp-artikel daarover – maar geeft daar wel bepaalde beperkingen aan. De ratificatie van het Europolverdrag mag daardoor niet in gevaar komen. Bovendien heeft het de nodige twijfels over de in de brief van de Franse president en de Duitse bondskanselier geuite dringende wens om Europol uit te rusten met operationele taken. Naar het oordeel van Nederland zijn daartoe nog niet voldoende juridische en democratische randvoorwaarden geschapen.
De heer Van der Linden sprak over een Nederlands voorbehoud op het LGO-besluit. Het is geen Nederlands voorbehoud en zelfs geen studievoorbehoud, maar het is in onderhandeling op basis van een Iers compromis waarbij met name nog geen overeenstemming is bereikt over de omvang van de rechtenvrije invoerquota uit de Antillen. De onderhandelingen worden dus nog voortgezet.
Samenstelling: Leden: Van der Linden (CDA), Blauw (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Weisglas (VVD), Terpstra (CDA), Verspaget (PvdA), De Hoop Scheffer (CDA), Ter Veer (D66), voorzitter, Ybema (D66), Van Middelkoop (GPV), Leers (CDA), Sipkes (GroenLinks), Van Rooy (CDA), Woltjer (PvdA), ondervoorzitter, Hendriks, Voûte-Droste (VVD), Schuurman (CD), Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Van Oven (PvdA), Hoogervorst (VVD), Rouvoet (RPF), Van Waning (D66), Houda (PvdA), Rehwinkel (PvdA).
Plv. leden: Bukman (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van Traa (PvdA), Blaauw (VVD), Verhagen (CDA), Van der Ploeg (PvdA), De Jong (CDA), De Haan (CDA), De Graaf (D66), Van den Berg (SGP), Van der Hoeven (CDA), M. B. Vos (GroenLinks), Hillen (CDA), Witteveen-Hevinga (PvdA), R. A. Meijer (groep-Nijpels), O. P. G. Vos (VVD), Poppe (SP), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Roethof (D66), Crone (PvdA), Verbugt (VVD), Leerkes (Unie 55+), Hoekema (D66), Adelmund (PvdA), Lilipaly (PvdA).
Samenstelling: Leden: Beinema (CDA), Van der Linden (CDA), Blaauw (VVD), Weisglas (VVD), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), H. Vos (PvdA), Van Traa (PvdA), voorzitter, Verspaget (PvdA), De Hoop Scheffer (CDA), Ybema (D66), Apostolou (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Valk (PvdA), Sipkes (GroenLinks), Woltjer (PvdA), Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Hoekema (D66), Marijnissen (SP), Verhagen (CDA), Roethof (D66), Rouvoet (RPF), Van den Doel (VVD), R. A. Meijer (groep-Nijpels), De Haan (CDA).
Plv. leden: Leers (CDA), Bremmer (CDA), Korthals (VVD), Van der Stoel (VVD), Voûte-Droste (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Dijksma (PvdA), Lilipaly (PvdA), Gabor (CDA), De Graaf (D66), Van Gijzel (PvdA), Van den Berg (SGP), Houda (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Van Oven (PvdA), Hoogervorst (VVD), Dittrich (D66), Hillen (CDA), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Van Waning (D66), Leerkes (Unie 55+), Bolkestein (VVD), Hendriks, Bukman (CDA)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-02-189.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.