21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1834 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 februari 2018

Hierbij bied ik u aan het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken Gymnich d.d. 15 en 16 februari 2018.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A.M. Kaag

VERSLAG INFORMELE RAAD BUITENLANDSE ZAKEN/GYMNICH VAN 15–16 FEBRUARI 2018

Dit verslag betreft de informele Raad Buitenlandse Zaken («Gymnich») van 15 en 16 februari jl. in Sofia. Tijdens informele Raden worden geen besluiten genomen, zo ook niet tijdens dit Gymnich. Nederland werd vertegenwoordigd door de Directeur-Generaal Politieke Zaken.

Syrië

Ministers bespraken de snel verslechterende situatie in Syrië en wezen er daarbij op dat er tot op heden sprake was van enig respect voor de internationale grenzen van Syrië, er de-escalatie zones bestonden en het Noordoosten redelijk stabiel was. Nu wordt de aandacht van de internationale gemeenschap in toenemende mate opgeëist door het toegenomen risico van regionalisering van het Syrisch conflict, de mogelijke inzet van chemische wapens en de meer complexe situatie door de inval van Turkije in Afrin. Daarnaast blijven het gebrek aan toegang voor humanitaire hulp, de vergrote dreiging vanwege terugkerende strijders door het afnemen van het grondgebied van IS, het gebrek aan resultaat in laatste onderhandelingsronde Genève IX en het mislukte onderhandelingsproces in Sochi, en de dreiging van migratiedruk grote zorgen baren. Nederland vroeg, met enkele andere lidstaten, om aandacht voor de vooralsnog te beperkte onderbouwing door Turkije van het beroep op het recht op zelfverdediging voor de militaire operatie in de Afrin-regio.

Hoge Vertegenwoordiger Mogherini besloot deze discussie met een aantal observaties die zij als input wil gebruiken voor de tweede Brussel conferentie over Syrië en de regio («Brussel II») eind april. De Hoge Vertegenwoordiger liet weten voor deze conferentie alle betrokken partijen te hebben uitgenodigd. Zij onderstreepte het belang dat alle relevante partijen een roadmap overeen komen voor het politieke proces. Daarnaast dient de conferentie in het teken te staan van het voorkomen van verdere regionalisering van het conflict en het bewerkstelligen van onbeperkte humanitaire toegang tot de getroffen burgerbevolking.

De Hoge Vertegenwoordiger onderstreepte het Europese uitgangspunt dat van reconstructie pas sprake kan zijn indien een geloofwaardig politiek proces is gestart. Het door de VN geleide traject in Genève is de enige mogelijkheid voor wat betreft het politieke proces en accountability is daarbij voor de Unie een prioriteit.

Westelijke Balkan

Hoge Vertegenwoordiger Mogherini liet Commissaris Hahn de discussie starten met een uitgebreide uiteenzetting over de geopolitieke uitdagingen in de regio en de wijze waarop de Unie daar op dit moment mee omgaat. Hij verwees daarbij naar de recent door de Commissie uitgebrachte strategie over de Westelijke Balkan, waarover uw Kamer op korte termijn uitgebreid geïnformeerd zal worden (Kamerstuk 23 987, nr. 219). Commissaris Hahn wees onder meer op negatieve effecten van de grote uitstroom van jongere generaties en op concurrentie met andere landen op de Balkan (Rusland, Turkije, China). Tot slot stipte hij aan dat in april de individuele landenrapporten zullen worden gepubliceerd, waarover de Raad zoals gebruikelijk in juni conclusies zal aannemen. Daarnaast zal er in mei een Westelijke Balkan Top in Sofia plaatsvinden, waar regionale verbindingen het hoofdthema zal zijn.

In de discussie benadrukten veel lidstaten het belang van de merit-based benadering in het toetredingsproces. Enkele Ministers meenden dat een calender-driven benadering juist kan helpen om hervormingen te stimuleren. Ook het belang van regionale samenwerking tussen de Westelijke Balkan landen werd door verschillende Ministers benadrukt. Een grote meerderheid van Ministers was het erover eens dat lokale geschillen en grenskwesties dienen te zijn opgelost alvorens een land tot de Unie kan toetreden. Vijf EU-lidstaten wezen op het feit dat zij Kosovo niet erkennen, zij wezen erop dat dat de overlegstructuur van de Unie met de zes landen herziening behoeft.

Hoge Vertegenwoordiger Mogherini rondde de discussie af door te constateren dat de komende maanden op verschillende momenten over en met de Westelijke Balkan zal worden gesproken, onder meer over de bestaande zorgen bij de lidstaten.

DPRK

Hoge Vertegenwoordiger Mogherini startte deze discussie met de constatering dat de internationale gemeenschap druk op het regime moet blijven houden, in combinatie met het voeren van een dialoog over denuclearisering van het Koreaans schiereiland. De huidige EU-sancties gaan al verder dan VN-sancties, het is daarbij vooral van belang dat de sancties door de internationale gemeenschap daadwerkelijk worden uitgevoerd.

Hoge Vertegenwoordiger Mogherini kondigde aan andere landen erop te zullen wijzen de sancties uit te voeren door middel van het plegen van onder meer EU-demarches. Nederland zegde toe als voorzitter van het sanctiecomité te zullen deelnemen aan deze demarches.

Ministers stelden in de discussie de indruk te hebben dat de druk op Noord-Korea effect begint te hebben maar ook dat na afloop van de Olympische Winterspelen duidelijk moet worden of de toenadering beklijft.

Veiligheid en Defensie met Kandidaat-lidstaten

Hoge Vertegenwoordiger Mogherini wees op het belang van een gezamenlijke aanpak door de EU en de Kandidaat-lidstaten van gemeenschappelijke dreigingen zoals terrorisme, returnees, radicalisering, georganiseerde misdaad en cyber. Daarbij wees zij op de grote vooruitgang die de afgelopen maanden is geboekt op het gebied van permanente en gestructureerde samenwerking (PESCO) en verwelkomde zij de samenwerking met de Kandidaat-lidstaten die plaatsvindt op het gebied van veiligheid. Zij riep Kandidaat-lidstaten op zich voor zover dat nog niet gebeurt, volledig aan te sluiten bij EU-posities ten aanzien van het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid (GBVB).

In de discussie bestond er brede overeenstemming over nut en noodzaak voor verdere samenwerking tussen de Unie en de Kandidaat-lidstaten op het gebied van terrorisme, radicalisering, hybride oorlogsvoering, cyber, georganiseerde misdaad en mensenhandel. Dit is niet alleen een Unie-belang maar ook in het belang van veiligheid in de Kandidaat-lidstaten.

Verschillende Ministers en de Hoge Vertegenwoordiger maakten gebruik van de aanwezigheid van Turkije om te vragen om nadere onderbouwing van het beroep op het recht op zelfverdediging voor de militaire operatie in de Afrin-regio. Geen van de lidstaten bleek voornemens een veroordeling van het Turkse optreden uit te spreken. Nederland sprak waardering uit voor de samenwerking met Turkije op een aantal dossiers zoals onder meer migratie en contraterrorisme. Nederland erkende het recht op zelfverdediging van ieder land maar wees er tevens op dat ook na de nadere onderbouwing door Turkije tijdens dit overleg ernstige zorg blijft bestaan over de Turkse inval in Afrin. Nederland riep wederom op tot terughoudendheid en proportionaliteit.

Naar boven