21 501-02
Algemene Raad

nr. 181
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 15 november 1996

Conform de bestaande afspraken heb ik de eer U hierbij aan te bieden het verslag van de Algemene Raad d.d. 28/29 oktober 1996.

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

M. Patijn

Verslag Algemene Raad d.d. 28/29 oktober 1996

EU/VS: Helms Burton/d'Amato wetgeving

De Algemene Raad bereikte overeenstemming over de verordening en het (aanvullend) «Gemeenschappelijk Optreden» inzake een anti-boycotregime t.a.v. de Helms Burton Act. Dit regime kan, waar gewenst, ook van toepassing worden verklaard op andere buitenlandse wetgeving met extraterritoriale effecten. Nadat de tekst door juristen en linguisten zal zijn gefinaliseerd, zal deze als hamerpunt bij de eerstvolgende gelegenheid worden aangenomen.

Met het anti-boycotregime, zoals vervat in de verordening, wordt de EU in staat gesteld om waar mogelijk extraterritoriale effecten van Amerikaanse wetgeving te blokkeren, neutraliseren of anderszins ongedaan te maken. Middelen hiertoe zijn o.a. een notificatieplicht voor het bedrijfsleven en een verplichting om niet mee te werken aan genoemde wetgeving, niet-erkenning van (Amerikaanse) rechterlijke uitspraken terzake, en terugvordering van door Amerikaanse autoriteiten geïnde claims.

Voornaamste punt van discussie in de Raad was het Deense principiële bezwaar tegen de rechtsbasis van de verordening (het gebruik van artikel 235, de «catch all» clausule). Hiervoor werd uiteindelijk tijdens de Raad een technische oplossing gevonden. Het ging daarbij om wijziging van artikel 6 van de verordening (terugvordering van Amerikaanse claims), waarvan Denemarken meende dat niet via artikel 235 de bevoegdheid voor rechters zou mogen worden geschapen om hierover te oordelen. In de verordening is nu een duidelijke verwijzing opgenomen naar de Conventie van Brussel uit 1968, waardoor de bevoegde rechten primair uit deze Conventie kunnen worden afgeleid.

De meeste lidstaten waren van mening dat (de rechtsgrondslag van) het anti-boycotregime allerminst een schoonheidsprijs verdiende, maar konden akkoord gaan m.h.o.o. de politieke noodzaak om snel in verweer te komen tegen Amerikaanse maatregelen. Ook het Gemeenschappelijk Optreden werd aldus aanvaard.

Het Gemeenschappelijk Optreden, gebaseerd op de artikelen J3 en K3 van het Unie-verdrag, is complementair aan de Verordening, in die zin dat het lid-staten die zulks noodzakelijk achten, mogelijk maakt op nationaal niveau maatregelen te nemen ter bescherming van de belangen van hun onderdanen die geraakt worden door de gewraakte extraterritoriale wetgeving, inzover die bescherming niet reeds wordt gegeven door de Verordening.

De regering had geen behoefte aan een dergelijk Gemeenschappelijk Optreden, maar heeft zich er niet tegen willen verzetten, aangezien sommige lid-staten op grond van hun rechtsstelsel een aanvullend besluit noodzakelijk achtten en daarvan een voorwaarde maakten voor het instemmen met de Verordening.

Het Gemeenschappelijk Optreden behoeft op dit moment geen verdere wetgevende of bestuurlijke uitvoering in Nederland. De gekozen formulering is, mede op Nederlands aandringen, immers van dien aard dat het de lid-staten vrij staat op welke wijze zij gevolg geven aan dit besluit.

Mocht zich in de toekomst een situatie voordoen waarin de uitvoering van het Gemeenschappelijk Optreden nodig blijkt (bijv. m.b.t. een Ned. bedrijf dat niet binnen het in art. 1 van de Verordening omschreven toepassingsgebied valt) dan zal de Regering, indien de nationale wetgeving daarvoor een basis biedt, daartoe kunnen overgaan. Gezien de omstandigheden, en mede gelet op de politieke noodzaak tot snelle besluitvorming vanwege de geloofwaardigheid van de Unie, heeft de regering tijdens de Raad met de Verordening en het Gemeenschappelijk Optreden ingestemd.

Middellandse-Zeebeleid

Onderhandelingen met Jordanië over een Euro-mediterrane associatie-overeenkomst

Dit onderwerp werd van de agenda van de Raad geschrapt aangezien nog geen Jordaanse reactie werd vernomen op het laatste voorstel van de EU.

Onderhandelingen met Egypte over een Euro-mediterrane associatie-overeenkomst

Voorafgaand aan de raad had Minister Van Mierlo een onderhoud met zijn Egyptische ambtgenoot Minister Amre Moussa. Belangrijkste punt van bespreking vormden de stagnerende onderhandelingen over een Euro-Mediterraan associatieverdrag met Egypte. Egypte wenst afronding van de onderhandelingen voor aanvang van de MENA-conferentie, die van 12 tot en met 14 november te Kairo zal plaatsvinden. Minister Van Mierlo stelde dat vooralsnog geen nieuw Commissie-voorstel bekend was, waarin nader werd ingegaan op – de concessies op het gebied van – de markttoegang voor landbouwprodukten. Nederland zou zijn flexibiliteit laten afhangen van het globale pakket dat het resultaat van de onderhandelingen zou zijn.

Bij de behandeling van het agendapunt Egypte tijdens de Raad deelde Commissaris Marín mede dat de Commissie intern tot overeenstemming was gekomen over een nieuw aanbod voor de toegang van Egyptische landbouwprodukten tot de EU. Een nadere toelichting zou worden gegeven tijdens de eerstvolgende bijeenkomst van het Comité van Permanente Vertegenwoordigers.

Relatie met Egypte: Tiende zitting van de Samenwerkingsraad EG/Egypte

In zijn interventie benadrukte Minister Amre Moussa het belang van een spoedige afronding van de onderhandelingen over het Euro-mediterrane Associatie-verdrag met Egypte. Daarbij benadrukte de bewindsman dat Egypte met zijn verbintenis aan de door de EU gepropageerde Euro-mediterrane liberalisering grote sociale en economische risico's nam. Aangezien de Europese bedrijven als gevolg van het Euro-mediterrane verdrag een groter aandeel van de Egyptische markt zouden kunnen veroveren, diende daar een redelijke compensatie tegenover te staan in de vorm van toegang van Egyptische landbouwprodukten tot de Europese markt.

EU monitoring centrum Racisme en Xenofobie

Het Ierse Voorzitterschap heeft de Raad geïnformeerd over werkzaamheden die moeten leiden tot de oprichting van een EU-waarnemingscentrum voor racisme en xenofobie. De Europese Raad van Florence heeft in juni van dit jaar besloten een dergelijk centrum op te richten. Over de juridische basis, de begroting en de samenwerking met de Raad van Europa op dit terrein, voeren de Lidstaten momenteel besprekingen. Het Ierse Voorzitterschap wil snelle voortgang maken en streeft er naar tijdens de Algemene Raad op 26 november a.s. een akkoord te bereiken over het waarnemingscentrum.

Gestructureerde dialoog met de Landen in Midden- en Oost- Europa

De evaluatie van de resultaten van de pre-toetredingsstrategie mondde uit in een opsomming door de kandidaatlanden van hun prestaties, op grond waarvan zij alle snel tot de Unie zouden moeten toetreden.

Roemenië en Bulgarije vroegen aandacht voor de samenwerking in de Zwarte Zee-regio. Commissaris Van den Broek bevestigde dat de Commissie binnenkort met een mededeling over het Centraal-Europees Initiatief komt.

Vele LMOE onderstreepten het belang van vergaande samenwerking in het kader van de derde pijler. De LMOE waren met name te spreken over de GBVB-samenwerking. In dit kader hebben de LMOE deelname aan demarches en verklaringen. V.w.b. de ministeriële bijeenkomsten blijft er de vraag voor meer voorbereiding op expert- en werkgroepniveau.

Midden-Oosten

De Raad bereikte overeenstemming over het mandaat voor de speciale EU-gezant voor het Midden-Oosten Vredesproces. De Ministers benoemden Miguel Angel Moratinos (thans Ambassadeur voor Spanje in Israël) voor de functie van speciaal gezant. De benoeming zal nader worden uitgewerkt in een gemeenschappelijk optreden ex artikel J3. Voorts werd geruime tijd gesproken over de ontwikkelingen in het Midden-Oosten Vredesproces.

Voormalig Joegoslavië

De Raad heeft zonder verdere discussie twee conclusies aangenomen. Dit betreft ten eerste een «strategy paper», dat als handvat zal dienen voor de EU-inbreng in de komende conferenties in Parijs (medio november) en Londen (begin december) waar de voortgang van het vredesproces zal worden besproken. Ten tweede is een voorstel aangenomen voor een regionale benadering van de landen van Zuid-Oost-Europa (Bosnië-Herzegovina, Kroatië, FRJ, FYROM en Albanië). In dit voorstel wordt samenwerking tussen de landen in kwestie als voorwaarde gesteld voor het afsluiten van samenwerkingsovereenkomsten en voor financiële en economische samenwerking.

OVSE: EU-richtlijnen t.b.v. review meeting en Top in Lissabon

De Raad aanvaardde zonder discussie het voorstel voor richtsnoeren voor de wijze waarop de EU zal bijdragen aan een aantal belangrijke besluiten die de OVSE in de nabije toekomst zal moeten nemen.

Birma

De Raad nam, in het licht van gebrek aan vooruitgang op het gebied van de democratisering een gemeenschappelijke positie aan, die de volgende additionele maatregelen bevat:

– geen visa voor senior leden van de SLORC-leden en hun gezinnen;

– geen visa voor senior leden van het militaire of veiligheidsapparaat en hun gezinnen, welke betrokken zijn bij de formulering en implementering, danwel profijt hebben van het beleid dat Birma's transitie naar een democratie verhindert;

– opschorting van gouvernementele (ministers en hoge ambtenaren) bezoeken aan Birma.

Afghanistan

Het voorzitterschap gaf uit naam van de Unie een verklaring uit, waarin de zorg wordt uitgesproken over de toenemende gewapende vijandelijkheden in Afghanistan. De EU roept op tot onmiddellijke staking van deze vijandelijkheden en roept alle partijen op om middels onderhandelingen een vreedzame oplossing te bereiken. De EU ondersteunt de speciale missie van de VN. De EU spreekt in het bijzonder zijn zorg uit over de schending van de mensenrechten, met name van vrouwen en meisjes.

Zaïre

De Raad sprak grote zorg uit over de desastreuze situatie in Oost-Zaïre. De Raad riep partijen op tot een onmiddellijk staakt-het-vuren en het aangaan van een dialoog m.o.o. het vinden van een oplossing voor het huidige conflict. De Raad richtte een dringend verzoek tot de OAE en haar lidstaten om met spoed aan een dergelijke oplossing bij te dragen. Ministers mandateerden EU-speciaal vertegenwoordiger, Ajello, de dialoog tussen Rwanda en Zaïre ter plekke te faciliteren, e.e.a. in nauwe samenwerking met VN, OAE, regionale leiders en geïnteresseerde landen. Ministers onderstreepten de centrale rol van een regionale conferentie bij het verkrijgen van een regeling. De Raad sprak diepe bezorgdheid uit over de humanitaire situatie in de regio en nodigde de Commissie uit terzake verslag uit te brengen en voorstellen te doen m.o.o. een EU-bijdrage aan de leverantie van hulpgoederen. De Raad onderstreepte de noodzaak, voor de EU om in samenwerking met UNHCR en internationale donoren, het vluchtelingenprobleem op voortvarende wijze aan te pakken. E.e.a. werd neergelegd in een verklaring van de Raad.

De Raad sprak zich uit voor het spoedig opstellen van een gemeenschappelijk optreden m.b.t. de ondersteuning van het democratiseringsproces in Zaïre. Gemeenschappelijk optreden behelst de instelling van een verkiezingseenheid en een bijdrage aan het VN Trust Fund e.e.a. in eerste aanleg te financieren uit GBVB-begroting voor '96. Dit gemeenschappelijk optreden is onderworpen aan strikte conditionaliteit t.a.v. de medewerking van Zaïrese autoriteiten aan de Overgangsovereenkomst en het democratiseringsproces in het land.

WTO: Voorbereiding ministeriële conferentie te Singapore

De Algemene Raad stelde op 29 oktober jl. de richtlijnen vast op basis waarvan de Europese Unie de komende weken de onderhandelingen in WTO-kader over de voorbereiding van de Ministeriële Conferentie te Singapore zal voeren. De volgende Algemene Raad als ook de bijeenkomsten van de Algemene Raad tijdens de Ministeriële Conferentie bieden de gelegenheid om, waar nodig, deze richtlijnen aan te passen of toe te spitsen.

De richtlijnen zijn een duidelijk compromis. Vrijhandelsgezinde lidstaten als Nederland prefereerden een meer open en toekomstgerichte positie. Andere lidstaten waren benauwd voor mogelijke concessie op voor hen gevoelige gebieden. Beide kampen moesten uiteindelijk dus water in de wijn doen om de EU in staat te stellen tijdig een gecoördineerde positie t.b.v. de onderhandelingen in te nemen. In grote lijnen komen de richtlijnen overeen met de meeste Nederlandse uitgangspunten, zoals vervat in de brief terzake van de Staatssecretaris van Economische Zaken, die reeds aan de Tweede Kamer toeging. In het hierover gevoerde overleg met de Tweede Kamer op 31 oktober jl. werden de voorlopige EU-positie en Nederlandse kanttekeningen daarbij reeds meer in detail toegelicht.

Ondertekening kaderovereenkomst EU/Zuid-Korea

En marge van de Algemene Raad werd de kaderovereenkomst EU/Zuid-Korea ondertekend. Het betreft een non-preferentiële overeenkomst, die het kader schept voor de ontwikkeling en samenwerking op het gebied van de handel, industriële samenwerking, investeringen, wetenschap en technologie, milieu, cultuur en ontwikkelingssamenwerking. In de overeenkomst is, conform de conclusies van de Algemene raad van 29 mei 1995, een clausule opgenomen die voorziet in de opschorting in geval van schendingen van de rechten van de mens. Minister Van Mierlo ondertekende deze overeenkomst namens Nederland.

EU/SADC

Op initiatief van Duitsland heeft de Raad gesproken over de follow-up van de in oktober gehouden ministeriële conferentie EU-SADC in Windhoek. Er is gesproken over de noodzaak van steun aan deze organisatie gezien het belang van SADC voor het regionale integratieproces in Zuidelijk Afrika.

In dit kader is eveneens gesproken over de relatie tussen enerzijds de voorgestelde vrijhandelszone tussen Zuid-Afrika en de Europese Unie en anderzijds de economische ontwikkeling van de overige SADC-leden en hun relaties met de EU.

A-punten:

Programma's financiering Titel VI Grotius en Sherlock

Aan de Raad lagen als A-punten voor twee besluiten die zijn gebaseerd op artikel K.3 van het Unie Verdrag inzake de financiering van JBZ-uitgaven. Het gaat om het programma Grotius (stimulerings- en uitwisselingsprogramma voor beoefenaars van juridische beroepen) en het programma Sherlock (opleiding, uitwisseling en samenwerking op het gebied van identiteitsbewijzen). Voor een toelichting en de inhoud van beide besluiten wordt verwezen naar bijlagen dezes.

Beide besluiten zijn niet eerder – conform de daarover met de Kamer gemaakte afspraken – aan de Staten-Generaal voorgelegd.

Toelichting

Ontwerp van een gemeenschappelijk optreden inzake een stimulerings- en uitwisselingsprogramma voor beoefenaars van juridische beroepen (GROTIUS; document: 9992/1/96 JAI 55 REV 1)1

De Europese Commissie heeft een voorstel gedaan voor een gemeenschappelijk optreden van de Lid-Staten met als doel de bewustmaking van beoefenaren van juridische beroepen van het recht, de procedures, de instellingen en de taal van andere Lid-Staten. Een verbetering van het wederzijdse begrip van de rechtsstelsels zal de barrières voor de justitiële samenwerking tussen de Lid-Staten verminderen. Het gemeenschappelijk optreden betreft een meerjarenprogramma (periode 1996–2000) waarbij de Lid-Staten gezamenlijk projectvoorstellen kunnen indienen voor co-financiering uit Gemeenschapsgelden. Deze projecten kunnen betrekking hebben op opleiding, uitwisseling en stages, organisatie van ontmoetingen, studies en onderzoek. Nederland ondersteunt deze mogelijkheid om door middel van gedeeltelijk door de Unie gefinancierde uitwisselingen van ervaring en personen de feitelijke samenwerking tussen de Lid-Staten te vergroten. Op ambtelijk niveau is overeenstemming bereikt over het voorstel.

Ontwerp van een gemeenschappelijk optreden ter invoering van een programma voor de opleiding, de uitwisseling en de samenwerking op het gebied van identiteitsbewijzen (SHERLOCK; document: 9993/1/96 JAI 56 REV 1)1

Dit ontwerp van een gemeenschappelijk optreden betreft een voorstel van de Europese Commissie met betrekking tot opleiding, uitwisseling en samenwerking op het gebied van identiteitsdocumenten. Een kader voor acties op genoemd terrein kan bijdragen tot een betere wederzijdse kennis van de technieken voor de vervaardiging en de controle van identiteitsbewijzen en van de strijd tegen de vervalsing daarvan. Tevens zullen bestaande werkrelaties tussen de departementen verantwoordelijk voor identiteitscontrole geïntensiveerd worden. Het gemeenschappelijk optreden is van toepassing op de periode 1996–2000. De effectiviteit van controle op de overschrijding van de buitengrenzen van de Lid-Staten door personen hangt niet uitsluitend af van informatiekanalen zoals het Fraude Bulletin maar met name ook van de opleiding van voor de controle verantwoordelijke autoriteiten. Het gemeenschappelijke optreden vormt een essentieel instrument bij de strijd tegen handel in personen in het algemeen en illegale immigratie in het bijzonder.

In het kader van onderhavig meerjarenprogramma kunnen Lid-Staten gezamenlijk projectvoorstellen indienen ter financiering uit gemeenschapsgeld. Nederland ondersteunt dit gerichte initiatief dat een belangrijke bijdrage kan leveren bij de bestrijding van fraude met identiteitsbewijzen en daarmee tevens de bestrijding van mensenhandel dient.


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven