21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1726 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 maart 2017

Hierbij bieden wij u het verslag aan van de Raad Buitenlandse Zaken met Ministers van Defensie van 6 maart 2017.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

VERSLAG VAN DE RAAD BUITENLANDSE ZAKEN VAN 6 MAART 2017

Ontbijtsessie over GVDB-missies en operaties

Tijdens de ontbijtsessie spraken de Ministers van Defensie over GVDB-missies en operaties. Daarbij ging de aandacht voornamelijk uit naar de Westelijke Balkan en Afrika. Hoge Vertegenwoordiger (HV) Mogherini onderstreepte dat de Westelijke Balkan constante aandacht vergt, ook met het oog op nieuwe uitdagingen zoals migratie en extremisme.

Met betrekking tot de EU-inzet in Afrika beklemtoonde de HV het belang van een geïntegreerde inzet van middelen, inclusief ontwikkelingssamenwerking. Ook moet de regionale aanpak van de EU-activiteiten in de Sahel-regio worden versneld, aldus de HV. Daarbij heeft Nederland opgemerkt dat dit niet ten koste mag gaan van de mandaten van de GVDB-missies en van operaties in de regio. Voorts heeft Nederland beklemtoond dat migratie en terrorismebestrijding inhoudelijke prioriteiten zijn voor de GVDB-inzet, niet alleen in de Sahel-regio en de Hoorn van Afrika. Nederland heeft het Midden-Oosten genoemd als een regio waar het GVDB meer kan worden ingezet.

De HV constateerde tot slot dat onder de lidstaten overeenstemming bestaat over de inzet van het GVDB-instrumentarium in de regio’s in de nabijheid van de EU, in nauwe samenwerking met partners zoals de NAVO en de VN, maar ook regionale spelers zoals de Afrikaanse Unie en de G5 in de Sahel-regio.

Veiligheid & defensie

De Raad sprak in een gezamenlijke bijeenkomst van de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie over de voortgang die sinds de Europese Raad van december is geboekt ten aanzien van de uitvoering van de EU Global Strategy op veiligheids- en defensiegebied. De Raad heeft daarbij onder andere het principebesluit genomen tot de oprichting van een Military Planning and Conduct Capability (MPCC) binnen de EU Militaire Staf om de aansturing van militaire EU-trainingsmissies te verbeteren. Daarnaast heeft de Raad de verdere uitwerking van permanente gestructureerde samenwerking (PESCO) verwelkomd, en zo ook de tweejaarlijkse evaluatie van defensiecapaciteitsplannen (Coordinated Annual Review on Defence, CARD). Lidstaten namen kennis van de gemaakte voortgang. Veel lidstaten onderstreepten het belang van een inclusief karakter van PESCO, die open moet staan voor alle lidstaten. Lidstaten achtten het voorts van belang dat zij op vrijwillige basis aan CARD kunnen deelnemen. Nederland ziet daarbij graag dat CARD minder vrijblijvende samenwerking bevordert tussen de deelnemende lidstaten.

De HV onderstreepte het belang van versterking van het brede veiligheidsinstrumentarium. In de komende weken zal daarom verder worden gewerkt aan de civiele aspecten van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB).

Nederland heeft de vooruitgang op het terrein van veiligheid en defensie verwelkomd. De EU moet meer verantwoordelijkheid nemen voor haar eigen veiligheid. De veiligheidscontext vraagt daar ook om. Nederland staat daarbij een praktische en pragmatische aanpak voor. Ook wees Nederland op het belang van een geïntegreerde benadering, inclusief samenwerking met partners zoals de NAVO en de VN.

Externe dimensie migratie

De Raad sprak over de externe dimensie van migratie waarbij de HV het belang van gezamenlijke inzet benadrukte, zowel ten aanzien van de Centraal Mediterrane Route, de bredere Valletta Agenda als de migratiepartnerschappen (partnership frameworks) met individuele Afrikaanse landen. Het is belangrijk dat de inzet op de Centraal Mediterrane Route nu verder werd uitgewerkt. De HV ging kort in op het derde voortgangsrapport over de migratiepartnerschappen. Daarbij onderstreepte ze het belang van het continueren van werk ten aanzien van Niger. Ook de contacten met Mali verlopen steeds beter. De HV noemde ook de samenwerking met Senegal, Tunesië en de G5, alsook de verdere uitwerking van de VN-migratiecompacts waarover nauwe coördinatie plaatsvindt in Brussel, New York en Genève.

Egypte

De Ministers spraken voorts over Egypte, in aanwezigheid van de Egyptische Minister van Buitenlandse Zaken Sameh Shoukry. Van EU-zijde werd benadrukt dat de omvang van de implementatie van de nog vast te stellen Partnerschapsprioriteiten afhangt van de mate van overeenstemming die met Egypte bereikt wordt over de centrale waarden van het EU Nabuurschapsbeleid. Shoukry stelde dat Egypte nog volop in beweging is sinds de transitie in 2013 en dat Egypte ondersteuning van de internationale gemeenschap nodig blijft hebben om de transitie te laten slagen. Shoukry benadrukte dat de EU, onder meer door historische banden, geografische ligging en economische relaties, een bijzondere positie inneemt voor Egypte.

In het gesprek met de Egyptische Minister ging vervolgens aandacht uit naar een groot aantal vraagstukken, waarbij uitdrukkelijk zorgen aan de orde kwamen met betrekking tot de mensenrechtensituatie in het land. Zij verwezen hierbij naar de afnemende ruimte voor het maatschappelijke middenveld (w.o. de ontwerp NGO-wet) en gedwongen verdwijningen en martelingen in Egyptische gevangenissen. Shoukry nam nota van de zorgen van EU-zijde en gaf aan dat het voor de Egyptische overheid bovenal van belang is de veiligheid voor de Egyptische bevolking te waarborgen, als fundament voor de mensenrechtensituatie.

Daarnaast gingen verschillende ministers in op de rol die Egypte speelt in de regio. Zij onderstreepten daarbij het toenemend belang van een constructieve inzet van Egypte. Hierbij was de aandacht met name gericht op het Midden-Oosten Vredesproces, Syrië en Libië.

Westelijke Balkan

De Raad sprak tevens over de situatie in de Westelijke Balkan. HV Mogherini leidde dit agendapunt in met een terugblik op haar recente bezoek aan Albanië, Macedonië, Montenegro, Servië, Bosnië-Herzegovina en Kosovo. In de regio is sprake van toenemende spanningen, zowel in de verschillende landen als tussen de landen van de regio. De HV riep op tot hernieuwd engagement met de regio en wees in dit verband op de transformatieve kracht van het toetredingsproces. De verschillende lidstaten deelden haar zorgen en onderstreepten het belang van Europese betrokkenheid met de landen van de Westelijke Balkan. Daarbij werd gewezen op mogelijkheden voor samenwerking op gebieden zoals rechtsstaatontwikkeling, terrorismebestrijding en regionale samenwerking.

De HV ging vervolgens kort in op de situatie in de verschillende landen. De HV noemde Albanië als sleutelland in de regio met een zeer Europese oriëntatie in het buitenlandbeleid. Het doorbreken van de huidige politieke impasse is echter cruciaal wil het land voldoen aan de voorwaarden voor het openen van de toetredingsonderhandelingen. De HV sprak haar zorgen uit over de politieke crisis in Macedonië en waarschuwde voor het risico op een interetnische crisis met regionale uitstraling. Daarom had zij samen met SG NAVO Stoltenberg een gezamenlijke boodschap afgegeven. Aangaande Montenegro stipte de HV aan dat het land de regionale koploper is in de toetredingsonderhandelingen tot de EU en stond zij stil bij de stand van zaken in het NAVO-toetredingsproces. Verder verwachtte de HV een harde presidentiële campagne in Servië, met mogelijk grotere, regionale spanningen. De HV onderstreepte dat Bosnië-Herzegovina zich moet blijven concentreren op zijn hervormingsagenda. Ten aanzien van Kosovo stond de HV stil bij het visumliberalisatieproces. De strijd tegen corruptie is geïntensiveerd, maar ratificatie van het grensverdrag met Montenegro moet nog door het parlement worden goedgekeurd.

Midden-Oosten Vredesproces (MOVP)

De Raad besprak eveneens het MOVP, in navolging van de RBZ van 16 januari en 6 februari jl. De HV gaf aan dat de voorbereidingen voor een Associatieraad (AR) met Israël inmiddels zijn gestart, zonder hierbij een definitieve datum te benoemen. Tevens zal een High Level sessie met de Palestijnse Autoriteit plaatsvinden.

Vervolgens vond een discussie plaats over context en timing van een AR. Verschillende ministers benadrukten dat de twee-statenoplossing centraal moet staan binnen deze AR. Ontwikkelingen ter plaatse, waaronder de nederzettingen en de in raadsconclusies van januari 2016 vastgelegde EU-positie, zijn daarbij leidend. Anderen benadrukten het belang van dialoog met Israël, ook om lastige boodschappen te brengen.

AOB: Jemen

Het kabinet heeft tijdens de Raad aangedrongen op agendering van bespreking van de situatie in Jemen in de eerstvolgende RBZ van 3 april. Een politieke oplossing in Jemen is verder weg dan ooit en de humanitaire situatie is schrijnend. Nederland heeft erop gewezen dat aandacht van de Europese Unie voor Jemen noodzakelijk is, waarbij de politieke situatie, humanitaire toegang, terrorisme, migratie en restrictief wapenexportbeleid aan de orde zouden moeten komen. De HV heeft toegezegd dat Jemen bij de Raad van april op de agenda zal staan.

Belgisch-Nederlandse samenwerking: studies naar vervanging maritieme capaciteiten

De Minister van Defensie benutte de gelegenheid ook voor een eerste, concrete stap naar de gezamenlijke vervanging van M-fregatten en mijnenbestrijdingsvaartuigen met België. Hiervoor tekende zij een programma-overeenkomst met haar Belgische collega Steven Vandeput. De overeenkomst regelt het gezamenlijk uitvoeren van twee studies naar de vervanging van beide maritieme capaciteiten. Nederland fungeert als lead nation bij de vervanging van de M-fregatten. België is dat bij de vervanging van de mijnenbestrijders. Nederland en België werken nu al intensief samen op deze gebieden.

Appreciatie derde voortgangsrapportage partnerschapsraamwerk migratie

Zoals toegezegd in de geannoteerde agenda voor deze Raad gaat uw Kamer hierbij een appreciatie toe van de derde voortgangsrapportage van het in juni 2016 door de Europese Commissie gepresenteerde partnerschapsraamwerk voor migratie. Deze derde voortgangsrapportage verscheen op 2 maart jl.

In het rapport is in het bijzonder aandacht voor de voortgang met de vijf prioriteitslanden Mali, Niger, Senegal, Nigeria en Ethiopië. Met deze landen is de migratiesamenwerking geïntensiveerd en hebben diverse (politieke) consultaties plaatsgevonden, waaronder over het verbeteren van terugkeerprocedures. Ook is een aantal additionele projecten goedgekeurd uit het EU trust fund. Voor Nigeria, Senegal en Mali gaat het dan vooral om projecten gericht op de aanpak van grondoorzaken en de re-integratie van teruggekeerde migranten. Voor Ethiopië gaat het om programma's ter ondersteuning van vluchtelingen en gastgemeenschappen.

De meest zichtbare voortgang is volgens het rapport geboekt in Niger met de aanpak van transitmigratie. Er is sprake van een sterke daling van het aantal migranten dat vanuit Agadez naar Europa vertrok (70.000 in mei 2016 tot 6.524 in januari 2017) en een toename van het aantal migranten dat vrijwillig is teruggekeerd naar het land van herkomst. Het aantal migranten dat steun krijgt in de centra van IOM is verdubbeld tot meer dan 15.000 in 2016. Het kabinet verwelkomt deze voortgang in Niger en pleit ervoor om in EU-kader de mogelijkheden te verkennen om deze aanpak ook toe te passen in andere landen waar sprake is van omvangrijke transitstromen.

Het rapport geeft daarnaast een overzicht van de stand van zaken in Libië, Egypte, Pakistan, Bangladesh en Iran. Voor Afghanistan is een toename van vrijwillige terugkeer waarneembaar. Ook gedwongen terugkeer is verbeterd sinds de ondertekening van de Joint Way Forward in oktober 2016.

Een gezamenlijke migratieagenda met derde landen op basis van gedeelde belangen en verantwoordelijkheden is volgens het kabinet de enige manier om tot een effectieve en duurzame aanpak van irreguliere migratie te komen. Dit moet uiteindelijk leiden tot een zichtbare daling van het aantal verdrinkingen, een betere beheersing van de irreguliere migratie en een betere samenwerking bij terugkeer. Dat vergt tijd. Het kabinet pleit ervoor dat de EU en de lidstaten hun inspanningen onverminderd voortzetten om met derde landen tot een gezamenlijke en effectieve aanpak te komen.

Naar boven