21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1648 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 juli 2016

Hierbij bied ik u het verslag aan van de Raad Buitenlandse Zaken van

18 juli 2016.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

VERSLAG RAAD BUITENLANDSE ZAKEN VAN 18 JULI 2016

Informele ontmoeting SoS Kerry

De Raad Buitenlandse Zaken werd voorafgegaan door een informeel ontbijt met Secretary of State van de Verenigde Staten, John Kerry. Tijdens dit gesprek werd het belang van de trans-Atlantische samenwerking benadrukt. Tevens werd uitgebreid stilgestaan bij de situatie in Turkije naar aanleiding van de mislukte staatsgreep. Voorts werd de noodzaak voor betrokkenheid van de internationale gemeenschap bij het oplossen van conflicten besproken, zoals in Irak, Syrië, Libië en Rusland/Oekraïne. De deelnemers aan het ontbijt waren het verder eens dat met betrekking tot het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP), in samenhang met de verschillende initiatieven en fora, een weg vooruit gevonden moet worden.

Latijns Amerika

Tijdens de korte bespreking van het agendapunt Latijns Amerika ging de aandacht voornamelijk uit naar de situatie in Venezuela en Cuba. Daarnaast onderstreepte de Raad de goede en constructieve relaties tussen de EU en CELAC en werd stilgestaan bij het vredesproces in Colombia.

De Raad was unaniem in zijn zorgen over de huidige situatie in Venezuela, en benadrukte de multidimensionale uitdagingen waar het land voor staat. De Raad concludeerde daarbij dat de huidige situatie in het land directe gevolgen heeft voor de regionale dynamiek. Tegelijkertijd heeft de crisis in Venezuela ook een directe impact op de EU, onder meer door de relatief grote Europese gemeenschap in het land. Hoge Vertegenwoordiger Mogherini en de Raad benadrukten, in lijn met de Nederlandse inbreng, in dit kader het belang van een interne dialoog tussen regering en oppositie van Venezuela, binnen de grondwettelijke kaders. Zij gaf tevens aan nauw samen te werken met het team van oud-Premier Zapatero (Spanje) en oud-Presidenten Fernandez (Dominicaanse Republiek) en Torrijos (Panama) om deze dialoog te ondersteunen.

Voorts kwam ook Cuba ter sprake in het kader van het Political Dialogue and Cooperation Agreement (PDCA). De Hoge Vertegenwoordiger benadrukte dat het PDCA zo snel mogelijk dient te worden aangenomen, idealiter voor het einde van het jaar. In de Raad leek consensus te zijn om het Gemeenschappelijk Standpunt van 1996 hierbij gelijktijdig in te trekken. De precieze uitwerking van de procedure zal voor het einde van dit jaar in Raadskader verder worden besproken.

Tevens kwam het vredesproces in Colombia aan de orde. De Raad toonde zich content met de voortgang van het proces en benadrukte het belang om Colombia te blijven ondersteunen, bijvoorbeeld via het EU Trustfund voor Colombia. Tenslotte ging de Hoge Vertegenwoordiger kort in op de betrekkingen met Argentinië, naar aanleiding van het recente bezoek van de Argentijnse president aan Brussel. Daarbij is een brede EU-Argentinië agenda besproken, inclusief de hervestiging van Syrische vluchtelingen in Argentinië.

China

De Hoge Vertegenwoordiger blikte tijdens de Raad terug op de EU-China Top. Deze Top had volgens haar in een constructieve sfeer plaatsgevonden, vooral ten aanzien van (potentiële) samenwerking op het gebied van buitenland beleid en veiligheid, zoals regionale samenwerking ten aanzien van Afghanistan. Tijdens de Top heeft de Hoge Vertegenwoordiger haar zorgen uitgesproken over de mensenrechtensituatie in China en heeft zij in de marge van de bijeenkomst gesprekken gevoerd met NGOs en mensenrechtenverdedigers. Ook de situatie in de Zuid-Chinese Zee is aan de orde gekomen. De Top viel samen met de uitspraak van het arbitraal tribunaal van het Permanente Hof van Arbitrage over de Zuid-Chinese Zee in de zaak die door de Filippijnen is aangespannen. De inbreng van de Hoge Vertegenwoordiger was op dit punt in lijn met de gezamenlijke EU-verklaring die ook tijdens de aansluitende ASEM Top in Ulaan Bator is uitgedragen.

Tijdens de Top kwamen ook uitstaande kwesties aan de orde, zoals de door China gewenste Market Economy Status (MES) en de Chinese industriële overproductie, vooral op de staalmarkt. Er is in dit kader gesproken over de oprichting van een specifiek «platform» om de problemen op dit gebied te bespreken. De Europese Commissie wees er hierbij op dat een nieuwe EU-China strategie een middel biedt om de scheve handelsrelatie weer in evenwicht te brengen. Hiervoor is het noodzakelijk dat er niet alleen een level playing field wordt geschapen, maar dat er volgens de Commissie indien nodig maatregelen kunnen worden getroffen om de Chinese overcapaciteit op de staalmarkt aan te pakken. De Commissie benadrukte voorts het belang van een bilaterale investeringsovereenkomst tussen de EU en China en stelde dat China eerst de benodigde hervormingen moet doorvoeren voordat er gewerkt kan worden aan een vrijhandelsverdrag. Tot slot onderstreepte de Commissie de noodzaak dat China een meer actieve rol op zich neemt binnen de WTO en dat er nog geen besluit was genomen ten aanzien van MES.

In de discussie die hierop volgde nam de Raad de gezamenlijke mededeling van 22 juni jl. aan, die de basis vormt voor de nieuwe EU-China strategie. De Hoge Vertegenwoordiger, Nederland en verschillende lidstaten wezen daarbij nadrukkelijk op het belang om eenheid uit te dragen.

Global Strategy

De Hoge Vertegenwoordiger opende de discussie over de EU Global Strategy (EUGS) met een korte schets van de politieke context waarin zij de EUGS heeft gepresenteerd. Zij benadrukte hierbij dat de EU zich, ongeacht de uitkomst van het referendum in het VK, gecommitteerd moet blijven tonen aan haar externe partners. De EUGS biedt hier een belangrijk handvat voor, hoewel in overleg met de lidstaten verder moet worden gewerkt aan de implementatie van de strategie. Coherentie tussen intern en extern EU-beleid zal bij de uitwerking centraal moeten staan en de benodigde middelen moeten beschikbaar worden gemaakt voor de verschillende prioriteiten. Enkele lidstaten sloten zich hier bij aan. De Hoge Vertegenwoordiger wees vervolgens op het belang van eigenaarschap van de lidstaten en de Europese Commissie bij de implementatie van de strategie. Dit werd door meerdere lidstaten beaamd, waarbij Nederland wees op de noodzaak gebruik te maken van de comparatieve voordelen van de lidstaten.

Onderwerpen waarop de Hoge Vertegenwoordiger in ieder geval verdere uitwerking voorzag zijn: terrorismebestrijding, migratie, de samenhang tussen handel en ontwikkelingssamenwerking en veiligheid en defensie. In dat kader merkte de Hoge Vertegenwoordiger ook op dat zij reeds met de SG NAVO heeft gesproken over de implementatie van de gezamenlijke EU-NAVO verklaring die tijdens de NAVO Top in Warschau is aangenomen. De uitwerking van deze verklaring sluit nauw aan op de EUGS en dient in december 2016 te zijn afgerond. Ten aanzien van de implementatie van de strategie nodigde de Hoge Vertegenwoordiger de lidstaten expliciet uit aan te geven op welke terreinen zij verdieping nodig achtten. Tijdens de daaropvolgende discussie kwamen in meer of mindere mate de volgende onderwerpen bovendrijven: mensenrechten, democratie, rule of law, global governance, ontwikkelingssamenwerking, EU-NAVO samenwerking, GVDB-capaciteiten, strategische autonomie, weerbaarheid, energie, migratie, nabuurschap en de relatie van de EU met haar partners. Ook werd stilgestaan bij een samenhangende en eensgezinde benadering richting RF, waarbij een lidstaat aandacht vroeg voor de Zwarte Zee regio.

De Hoge Vertegenwoordiger zegde toe dat tijdens de informele Raden Buitenlandse Zaken in OS- en Defensiesamenstelling in september verder gesproken kan worden over de implementatie van de strategie. Nederland verwelkomde ontwikkelingssamenwerking en defensie als prioritaire terreinen voor de implementatie van de strategie en benadrukte daarbij het belang van coherentie en derhalve een coördinerende rol van de Raad Buitenlandse Zaken bij de implementatie van de strategie. Een lidstaat vroeg expliciet om aanname van Raadsconclusies over de uitwerking van de EUGS uiterlijk in oktober 2016. De Hoge Vertegenwoordiger gaf hierop aan dat zij in september een routekaart en tijdspad zal presenteren aan de Raad voor de uitwerking van de verschillende sectorale strategieën, waaronder een brede GVDB-strategie. Meerdere lidstaten stonden stil bij de sectorale strategieën, met name op gebied van de brede GVDB-strategie inclusief het civiele component, en voegden daar stabilisatie en civiele crisispreventie als mogelijke onderwerpen voor een strategie aan toe. Nederland en een andere lidstaat stelden hierbij nadrukkelijk dat de brede GVDB sectorale strategie in de eerste helft van 2017 afgerond zou moeten zijn. Nederland erkende dat de uitslag van het referendum in het VK impact zal hebben en dat hier in de implementatie van de strategie rekening mee moet worden gehouden. Ten slotte wees Nederland op het belang van goede communicatie over de EUGS naar onze externe partners en ten behoeve van de internalisering van de strategie door beleidsmakers van de EU-instellingen en lidstaten. De Hoge Vertegenwoordiger bevestigde dat en stelde in haar contacten met onder andere de VS en China al over de EUGS te hebben gesproken. Internalisering van de strategie is essentieel in deze risicovolle tijden. Tot slot stonden enkele lidstaten stil bij de wenselijkheid regulier de EUGS te bespreken en te actualiseren.

Terrorisme

De Raad Buitenlandse Zaken stond uitgebreid stil bij het onderwerp terrorisme naar aanleiding van de aanslag in Nice op 14 juli jl. De Ministers betuigden brede steun aan en solidariteit met Frankrijk. De Franse Minister gaf aan dat voor zover nu bekend de slachtoffers uit in ieder geval 28 landen kwamen. Voorts gaf hij aan dat het justitiële onderzoek naar de toedracht van de aanslag nog loopt, maar dat alles erop wees dat de aanslag duidelijk geïnspireerd was door ISIS. Steun en hulp aan de slachtoffers en hun families en nabestaanden had nu de eerste prioriteit, aldus de Franse Minister. Verder zal Frankrijk zijn inspanningen op het gebied van de internationale strijd tegen het terrorisme voortzetten en intensiveren. Dat zal waarschijnlijk leiden tot een herschikking van de capaciteiten die Frankrijk daar momenteel voor inzet. Frankrijk verzocht de lidstaten derhalve om solidariteit en additionele inspanningen op de volgende terreinen, zich daarbij ook beroepend op artikel 42 lid 7 VEU: 1) Sahel/westelijke Sahara: in het bijzonder de noodzaak van extra luchtmobiele middelen en intensivering van de strijd tegen Boko Haram, 2) extra inspanningen ten aanzien van VN- en EU-operaties waar Frankrijk momenteel aan deelneemt, 3) EUNAVFOR Med Sophia: gezien de recente beslissing over de uitbreiding van het mandaat zou nu overgegaan moeten worden tot snelle operationalisering van de twee additionele taken, met name het tegengaan van wapensmokkel; en 4) de inspanningen op het gebied van Capacity Building in support of Security and Development (CBSD) in derde landen zouden moeten worden vergroot omdat die cruciaal zijn in de strijd tegen terrorisme. Tot slot riep de Franse Minister op een duidelijk Europees signaal te geven tegen de ideologie van ISIS.

De Ministers van de meeste lidstaten namen vervolgens het woord. Allen spraken medeleven uit met Frankrijk. Nederland benadrukte zijn bijdrage aan de strijd tegen ISIS. Daarnaast onderzoekt Nederland de mogelijkheden om de bijdrage aan MINUSMA na 2016 voort te zetten. Verder brak Nederland een lans voor het belang van het steunen van VN-missies met operationele capaciteiten en goed getrainde troepen om de effectiviteit ervan te vergroten. De andere lidstaten zetten ook hun verschillende inspanningen uiteen in de strijd tegen terrorisme, zoals de bestrijding van ISIS in Irak en Syrië en deelname aan VN- en EU-missies in de nabije regio’s. Daarnaast benadrukten meerdere Ministers het belang van informatie-uitwisseling in de strijd tegen terrorisme, ook met betrekking tot terugkerende foreign terrorist fighters, en het tegengaan van terrorismefinanciering. Veel Ministers gingen in op het belang om de grondoorzaken aan te pakken, waarbij in het bijzonder aandacht uitging naar de strijd tegen ISIS in Syrië en Irak. In die context werd ook het belang van het tegengaan van extremistisch gewelddadige ideologieën en radicalisering van de jeugd (ook in Europa) benadrukt. De Hoge Vertegenwoordiger concludeerde dat lidstaten niet enkel hun solidariteit en medeleven betoonden, maar ook concreet willen bijdragen aan de strijd tegen terrorisme, ook in het kader van de Franse oproep onder artikel 42 lid 7 VEU. Het punt van radicalisering en het tegengaan van extremistisch gewelddadige ideologieën zou ook met derde landen besproken moeten worden. Ook de EU levert reeds een concrete bijdrage middels het plaatsen van CT-experts op delegaties en CT/CVE samenwerking met onder andere de MENA regio, Hoorn van Afrika, Balkan en Sahel.

Turkije

De Ministers spraken over de huidige ontwikkelingen in Turkije. Daarbij sprak de EU een sterke veroordeling uit over de poging tot staatsgreep in Turkije en werd volle steun betuigd aan de legitieme instellingen van het land. De Ministers betreurden het hoge aantal slachtoffers en toonden solidariteit met het Turkse volk. Tegelijkertijd riep de EU de Turkse autoriteiten op tot terughoudendheid, waaronder de politie en veiligheidsdiensten. Alles moest worden gedaan om geweld tegen te gaan, levens te beschermen en de kalmte terug te brengen. De EU riep Turkije op zijn constitutionele orde volledig in acht te nemen en benadrukte het belang van de rechtstaat. Het is cruciaal, zo gaf de EU aan, dat alle democratische instellingen van het land, waaronder de gekozen regering en het Turkse parlement volledig worden gerespecteerd. Daarbij onderschreef de EU het belang van respect voor de democratie, mensenrechten, fundamentele vrijheden en het recht van iedereen op een eerlijk proces in lijn met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, waaronder protocol 13 inzake de afschaffing van de doodstraf. De EU bracht daarbij in herinnering dat de afwijzing van de doodstraf in alle omstandigheden een essentieel element is van het acquis van de EU. De Raad concludeerde dat Turkije een kandidaat-lidstaat en een belangrijke partner is voor de EU. De EU blijft daarom gecommitteerd om samen te werken met een democratisch, inclusief en stabiel Turkije om onze gemeenschappelijke uitdagingen te adresseren. Tevens wordt verwezen naar de Kamerbrief over de situatie in Turkije van 21 juli 2016 in reactie op het verzoek van de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken en voor Europese Zaken.

Naar boven