21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1633 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juni 2016

Hierbij bied ik u aan de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 20 juni 2016.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

GEANNOTEERDE AGENDA RAAD BUITENLANDSE ZAKEN (RBZ) VAN 20 JUNI 2016

Sahel

De toenemende instabiliteit aan de zuidflank van Europa raakt rechtstreeks aan onze veiligheid en welvaart. Ruim een jaar na het aannemen van het Europese Actieplan voor de Sahel (2015–2020) (documentnummer 7823/15), dat een verdere integratie tussen de Europese veiligheids- en ontwikkelingsinstrumenten beoogt, bespreekt de Raad de recente ontwikkelingen in de Sahel, geïntensiveerde samenwerking op het gebied van veiligheid en migratie, alsook het Malinese vredesproces.

HV Mogherini zal de Raad informeren over de uitkomst van de politieke dialoog met de Ministers van Buitenlandse Zaken van de G5-Sahel (Mauritanië, Mali, Burkina Faso, Niger, Tsjaad) die plaatsvindt op 17 juni a.s. in Brussel. De EU-inzet richt zich onder meer op verdere operationalisering van de samenwerking met de G5 op het gebied van veiligheid. Op de agenda van de dialoog staan: 1) het regionaliseren van de GVDB missies; 2) het opzetten en steunen van Groupes d’Action Rapides: politie en marechaussee-eenheden van G5 landen en Senegal, die onderling en met de EU-lidstaten gaan samenwerken om grenzen te bewaken, burgers te beschermen en bij calamiteiten kunnen worden ingezet; en 3) het verbeteren van onderlinge samenwerking tussen Tsjaad, Niger, Libië en de EU ten aanzien van grensbeheer. Het verbeteren van het toekomstperspectief voor de jeugd in de Sahel-regio is, in het kader van de aanpak van grondoorzaken van migratie, een belangrijke prioriteit. Derhalve wordt er op verzoek van HV Mogherini, en marge van de G5-EU top, tevens een evenement georganiseerd met vertegenwoordigers van jeugdorganisaties uit de Sahel.

In de samenwerkingsrelatie tussen de EU en landen uit de Sahel-regio is migratie een integraal onderdeel. Tijdens de Valletta Top, op 11 en 12 november 2015 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1052), zijn afspraken gemaakt om deze samenwerking verder te brengen. De EU werkt momenteel op landenniveau aan verdieping van effectieve partnerschappen met Afrikaanse herkomst- en transitlanden en het verder vormgeven van de in Valletta gemaakte afspraken. Hierbij zijn thema’s als het tegengaan van irreguliere migratiestromen, grensbeheer en terugkeer van belang. In april jl. heeft Nederland voor HV Mogherini High Level Dialogues (HLDs) gehouden met Mali, Ghana en Senegal. Nederland beoordeelt de snelle technische follow-up die door de EU is gegeven na de High Level Dialogues als positief. Zo bracht een technische EU-missie op 26 en 27 mei jl. een bezoek aan Mali om over terugkeer te spreken. Tegelijkertijd benadrukt Nederland de noodzaak om de dialoog op politiek niveau voort te zetten.

De afgelopen maanden is de dreiging van terrorisme in de Sahel-regio onverminderd hoog gebleven, zoals recent werd geïllustreerd door terroristische aanslagen in Mali tegen de VN en de Malinezen. Daarom is intensivering van samenwerking op het gebied van veiligheid van groot belang. Hierbij moet nadrukkelijk oog zijn voor de verbetering van de coherentie tussen diverse bilaterale en multilaterale initiatieven. Verder zal er tijdens de G5-top aandacht zijn voor de benodigde integratie van veiligheidsinstrumenten en civiele ontwikkelingsactiviteiten. Dit, om terrorisme te kunnen bestrijden en tegelijkertijd bij te dragen aan het wegnemen van de voedingsbodem. Regionalisering van GVDB-missies kan ook op dit terrein van toegevoegde waarde zijn. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de lokale context en de haalbaarheid.

Ten tijde van de RBZ van 22 juni 2015 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1513) werd het vredesakkoord in Mali ondertekend. De Raad zal stilstaan bij de vorderingen die sindsdien zijn gemaakt, waaronder de installatie van de Nationale Waarheids- en Verzoeningscommissie, nieuwe wetgeving die de installatie van tijdelijke autoriteiten in Noord-Mali mogelijk maakt, de benoeming van gouverneurs in Noordelijke regio’s en de bouw van kantonneringskampen door MINUSMA – waar rebellen gehuisvest worden in het kader van het Disarmament, Demobilization and Reintegration (DDR) proces. Tegelijkertijd bestaan er zorgen over het gebrekkige tempo van uitvoering en zijn de resultaten van het akkoord te weinig zichtbaar voor de Malinese bevolking. De Raad zal naar verwachting aandringen op verdere uitbreiding van het vredesdividend in Noord-Mali. Hierbij acht het kabinet een actieve politieke betrokkenheid van de EU en lidstaten van groot belang om de druk op beide partijen op te voeren. Beide partijen dienen verantwoordelijkheid te tonen ten behoeve van uitvoering van het akkoord, bijvoorbeeld door het bereiken van overeenstemming over de op 9 april jl. aangenomen wet die toeziet op installatie van interim- Autoriteiten in het Noorden van Mali. Mede dankzij de internationale consensus ten aanzien van het Malinese vredesproces, is de internationale gemeenschap, in de ogen van het kabinet, in staat om op effectieve wijze dergelijke druk uit te oefenen.

In het licht van de toegenomen veiligheidsdreigingen, speelt MINUSMA een cruciale rol bij het garanderen van de randvoorwaarden voor de uitvoering van het akkoord. De SGVN heeft benadrukt dat de missie momenteel te weinig middelen heeft om het mandaat (volledig) uit te kunnen voeren en vraagt voor het nieuwe mandaat om extra capaciteit. Enkele lidstaten, waaronder Duitsland en Frankrijk, zullen tijdens de RBZ mogelijk oproepen om – bij de verlenging en herziening van het VNVR-mandaat eind juni – de missie meer financiële ruimte te geven en het troepenplafond te verhogen. Nederland staat hier positief tegenover.

Tot slot blijft het kabinet benadrukken dat een flexibele inzet van de verschillende EU-instrumenten in de regio en een sterke(re) coördinerende rol van EU-delegaties in de regio van belang is om een geïntegreerde operationele EU-inzet te realiseren.

Midden-Oosten Vredesproces

De Raad zal spreken over het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP), waarbij de HV zal terugblikken op de ministeriële bijeenkomst in Parijs op 3 juni, waaraan ook Nederland zal deelnemen.

De situatie in Israël en de Palestijnse gebieden blijft onze aandacht vragen. Terwijl het geweld aanhoudt, stemmen de politieke ontwikkelingen aan beide kanten niet hoopvol dat vredesonderhandelingen spoedig hervat kunnen worden. Het kabinet verwelkomt dan ook het Franse initiatief om een nieuwe dynamiek te creëren en de twee-statenoplossing nadrukkelijk op de agenda te houden. Het kabinet hecht eraan dat het Franse initiatief in een breed internationaal kader wordt ingebed en is tevreden dat de meest betrokken spelers, waaronder de VS en Arabische partners, in Parijs aanwezig zullen zijn. Het kabinet is tevens van mening dat de EU een belangrijke rol op dit dossier kan spelen en zal hiervoor ook blijven pleiten in Raadskader. Deze vredesconferentie biedt hiertoe een mogelijkheid en de EU Speciaal Vertegenwoordiger Gentilini werkt reeds nauw samen met de Franse Gezant, Pierre Vimont.

Naar verwachting zal de Raad tevens spreken over een op korte termijn te publiceren rapport van het Midden-Oosten Kwartet over de situatie ter plekke en aanbevelingen zal bevatten over hoe de twee-staten oplossing gerealiseerd kan worden.

Arctische Regio

De Raad zal spreken over de Arctische regio, mede in het kader van de gezamenlijke mededeling van de Europese Commissie en Hoge Vertegenwoordiger (HV) Mogherini van 27 april 2016 over een «Geïntegreerd EU-beleid voor het Noordpoolgebied» (JOIN(2016) 21 final). In deze mededeling worden drie beleidsterreinen samengebracht, te weten: 1) klimaatverandering en bescherming van het milieu in het Noordpoolgebied; 2) duurzame (economische) ontwikkeling in en rond het Noordpoolgebied; en 3) internationale samenwerking op het gebied van Arctische aangelegenheden.

Het EU Arctisch beleid heeft als overkoepelend doel om een bijdrage te leveren aan een veilig, stabiel, en welvarend Noordpoolgebied, met daarbij aandacht voor de duurzame ontwikkeling van het (in het bijzonder Europese) Noordpoolgebied. Aangezien de gevolgen van klimaatverandering de grenzen van de Arctische regio overschrijden, is constructieve internationale samenwerking essentieel en dient politisering van de Arctische regio vermeden te worden. Klimaatverandering en technologische vooruitgang maken het Arctisch gebied toegankelijk voor het ontplooien van (economische) activiteiten, bijvoorbeeld grondstofwinning, door Arctische en niet-Arctische staten. Hiermee wordt de regio van (geo-)politiek belang. Internationale samenwerking is in dit kader eveneens van belang om de onderlinge afspraken tussen de betrokken landen stand te laten houden en te zorgen dat geopolitieke geschillen niet doorwerken in de regio.

Klimaatverandering heeft een directe impact op het Noordpoolgebied. Dit gebied warmt twee keer sneller op dan het wereldwijde gemiddelde. Dit heeft gevolgen voor de lokale bewoners, waaronder de inheemse bevolking, en vormt een bedreiging voor de kwetsbare Arctische ecosystemen. Tegelijkertijd brengen de veranderingen economische kansen met zich mee, zoals nieuwe mogelijkheden met betrekking tot grondstofwinning en visserij. Echter, noordpoolontwikkelingen hebben ook een wereldwijde impact. Smeltend landijs leidt namelijk tot zeespiegelstijging en extreme weerspatronen wereldwijd. Ook komen, met het ontdooien van de permafrost, grote hoeveelheden methaangas vrij. Deze ontwikkelingen vragen om een geïntegreerde samenwerking op het gebied van adaptatie en mitigatie, met name om klimaatverandering tegen te gaan.

Het kabinet beoordeelt de gezamenlijke mededeling en het EU Arctisch beleid als positief. Het EU Arctisch beleid komt op hoofdlijnen overeen met het Nederlands Arctisch beleid (Kamerstuk 34 300-V, nr. 58). Beide richten zich namelijk op duurzame ontwikkeling, internationale samenwerking en wetenschappelijk onderzoek. De EU wetenschapsfondsen vormen een belangrijke aanvulling op de middelen die vanuit Nederland beschikbaar zijn voor poolonderzoek. Het kabinet acht het wenselijk dat de Commissie zich actief in blijft zetten in internationale gremia, zoals de Arctische Raad en het VN-forum. Tevens vindt Nederland het van belang dat nauwe samenwerking wordt gezocht met alle belanghebbenden, onder wie de Arctische staten, niet-Arctische staten en de inheemse bevolking.

Macedonië

Tijdens de Raad zal worden gesproken over de huidige politieke crisis in Macedonië die voortduurt sinds het afluisterschandaal dat in februari 2015 aan het licht kwam. Het zogenaamde «Przino Akkoord», dat werd gesloten tussen regerings- en oppositieleiders met als doel de crisis te bezweren, bevat als belangrijkste bouwstenen: 1) het houden van eerlijke en vrije verkiezingen in 2016 – met daaraan verbonden criteria; 2) de doorvoering van de zogenaamde urgent reform priorities; en 3) het instellen van een speciale aanklager voor de juridische afwikkeling van het afluisterschandaal.

Een nieuwe ontwikkeling diende zich aan toen president Ivanov op 12 april jl. gratie verleende aan alle politici die veroordeeld zijn of naar wie momenteel een strafrechtelijk onderzoek loopt als gevolg van het afluisterschandaal. Dit, in combinatie met het uitblijven van de afgesproken hervormingen, leidde onder druk van de internationale gemeenschap tot uitstel van de verkiezingen die gepland stonden voor 5 juni a.s. Hiermee wordt meer ruimte gecreëerd voor de noodzakelijke hervormingen.

Het kabinet volgt de ontwikkelingen in Macedonië nauwgezet en heeft in contacten met de Macedonische autoriteiten opgeroepen tot volledige herroeping van de gratieverleningen (president Ivanov heeft de gratieverleningen inmiddels gedeeltelijk teruggedraaid) en volledige naleving van het «Przino Akkoord». In een gesprek op 30 mei jl. met Nikola Poposki, de Macedonische Minister van Buitenlandse Zaken, wees Minister Koenders op de verantwoordelijkheid van de politieke leiders van Macedonië om de crisis op te lossen. De Europese Commissie heeft in het Voortgangsrapport van november 2015 (SWD(2015) 212 final) aangegeven dat continuering van het positieve advies voor opening van toetredingsonderhandelingen afhankelijk is van de verdere uitvoering van het «Przino Akkoord». De Commissie heeft aangegeven haar aanbeveling opnieuw te beoordelen na de verkiezingen. Het kabinet wacht deze beoordeling af.

Rusland

Op 31 juli 2016 verlopen de financiële en economische EU-sancties tegen Rusland. Deze restrictieve maatregelen zijn door de Europese Raad van 15 maart 2015 verbonden aan volledige implementatie van de Minsk-akkoorden, zoals overeengekomen op 12 februari 2015. In de komende weken zal een (mogelijke) verlenging van deze sancties ter besluitvorming aan de Raad voorliggen. Aangezien er op dit moment geen sprake is van volledige implementatie van de Minsk-akkoorden, ligt verlenging van de sancties in de lijn der verwachting. Hierover is geen inhoudelijke discussie voorzien tijdens de Raad van 20 juni a.s. De Raad is kaders overeengekomen voor de brede betrekkingen met Rusland tijdens de RBZ van maart jl., zoals met uw Kamer gecommuniceerd in het verslag van deze RBZ (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1594). Het kabinet blijft de noodzaak van een politieke oplossing voor het conflict in Oost-Oekraïne benadrukken, waarvoor naast druk ook sprake moet blijven van dialoog.

Overig

Het kabinet maakt graag van deze geannoteerde agenda gebruik om uw Kamer te informeren over voortgang op enkele handelsdossiers die, vanwege het feit dat de RBZ in handelsformatie slechts twee maal per semester plaatsvindt, waarschijnlijk tijdens een andere formatie van de Raad als hamerstuk de revue zullen passeren.

Economisch Partnerschapsakkoord EU-EAC

Mogelijk staat het Raadsbesluit voor ondertekening en voorlopige toepassing van het Economische Partnerschapsakkoord (EPA) tussen de EU en haar lidstaten en de East African Community (EAC) als hamerstuk op de agenda van de Raad. Het wordt pas kort voor de Raad duidelijk of de interne EU procedures tijdig zullen zijn afgerond om het Raadsbesluit op 20 juni vast te stellen. Indien dit niet het geval is, zal het besluit worden aangenomen op een eerstvolgende Raad.

EPA’s zijn ontwikkelingsvriendelijke handelsovereenkomsten tussen de EU en diverse regio’s in Afrika, de Cariben en de Stille Oceaan. Eind 2014 is een onderhandelingsresultaat bereikt tussen de EU en de EAC (Burundi, Kenia, Rwanda, Tanzania, en Oeganda). De EPA stelt tariefvrije en quotavrije markttoegang veilig voor goederen uit deze landen. Daarnaast is de overeenkomst gericht op samenwerking ter bevordering van de onderlinge handel en zijn afspraken gemaakt over anti-dumping, voedselveiligheid, bescherming voor opkomende industrieën, handelsfacilitatie en regionale integratie.

Na aanname van het Raadsbesluit voor ondertekening en voorlopige toepassing zullen de EU, de EU-lidstaten en de betrokken Afrikaanse landen het akkoord moeten ondertekenen, waarna de goedkeuringsprocedures van deze partijen moeten worden doorlopen. Ook het Europees Parlement moet instemmen. Ter overbrugging van de ratificatieperiode zullen de delen van de overeenkomst die onder de EU-bevoegdheden vallen voorlopig worden toegepast, waaronder de hoofdstukken over tarief afbouw, oorsprongsregels, anti-dumping en institutionele aangelegenheden. De EPA zal in Nederland via een goedkeuringswet worden voorgelegd aan het parlement.

Voorzitterschapnotitie FTA EU- Indonesië

Op 21 april jl. hebben de Indonesische President Widodo en President van de Europese Commissie Juncker aangekondigd dat de verkennende gesprekken over een mogelijk handelsakkoord tussen de EU en Indonesië tot een goed einde zijn gebracht en dat er aan beide zijden voldoende ambitie bestaat om tot formele onderhandelingen over te gaan. De basis voor deze formele onderhandelingen ligt vastgelegd in het mandaat van de Raad aan de Europese Commissie voor de onderhandelingen over een regionaal vrijhandelsakkoord met de ASEAN-regio[1] (2007). In dat mandaat is ook opgenomen dat de Commissie de mogelijkheid kreeg om bilateraal met ASEAN-lidstaten te gaan onderhandelen, als de besprekingen op ASEAN-niveau niet of onvoldoende zouden vorderen. Nadat de ASEAN-onderhandelingen in 2009 vastliepen, heeft de Raad in 2009 in een besluit bevestigd dat de Europese Commissie aparte onderhandelingen zou kunnen starten met de individuele ASEAN-landen.

De start van dergelijke bilaterale onderhandelingen met ASEAN-landen dient plaats te vinden na instemming van de Raad. Hiervoor is, in aanvulling op het bestaande ASEAN-mandaat, een korte voorzitterschapsnotitie nodig om vast te leggen dat de onderhandelingen nu daadwerkelijk van start kunnen gaan. In deze voorzitterschapnotitie kan de Raad nog inhoudelijke accenten meegeven aan de Commissie in aanvulling op het oorspronkelijke ASEAN-mandaat en het «scoping paper» welke is overeengekomen tussen de EU en Indonesië tijdens de verkennende gesprekken. Het wordt pas kort voor de Raad duidelijk of de interne EU procedures tijdig zullen zijn afgerond om de voorzitterschapsprioriteiten op 20 juni vast te stellen. Indien dit niet het geval is, zal het besluit worden aangenomen op een eerstvolgende Raad.

De hernieuwde onderhandeling met Indonesië stonden reeds aangekondigd in de nieuwe Handelsstrategie van de Europese Commissie «Trade for All», die door de Raad is onderschreven. Ook het Europees Parlement heeft in 2014 in resoluties ter ondersteuning uitgesproken om de mogelijkheden tot een breed handelsakkoord met Indonesië te verkennen. Nederland zal pleiten voor openbaarmaking van de voorzitterschapsnotitie na instemming van de Raad.

Naar boven