21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1561 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 december 2015

Hierbij bied ik u de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken van 15 december aan, waaraan EU-Ministers verantwoordelijk voor handelspolitiek zullen deelnemen.

De Minister voor Buitenlandse Handelen Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

RAAD BUITENLANDSE ZAKEN 15 DECEMBER 2015

Op 15 december a.s. vindt de Raad voor Buitenlandse Zaken over handel (RBZ) plaats in Nairobi, Kenia. Het enige agendapunt is de 10e Ministeriële Conferentie van de Wereldhandelsorganisatie (WTO).

10e Ministeriële Conferentie van de Wereldhandelsorganisatie

De Raad spreekt over de stand van zaken in de onderhandelingen voor de 10e Ministeriële Conferentie van de Wereldhandelsorganisatie (MC10, WTO) op de eerste dag van de Conferentie. Ook zal de Raad naar verwachting de Europese Commissie het mandaat geven om eventueel in te stemmen met een akkoord dat rechtsgevolgen heeft voor de lidstaten.

Hieronder volgt de inzet van het kabinet voor de 10e Ministeriële Conferentie van WTO, zoals op 4 december is afgestemd in de Rijksministerraad. Deze instructie komt overeen met de inzet van het kabinet bij de RBZ van 15 december.

De World Trade Organization (WTO) bestaat sinds 1995 en is de opvolger van de General Agreement on Tariffs and Trade (GATT). De taken van de WTO zijn bevordering van internationale handel, beslechting van handelsconflicten en opheffing van handelsbarrières. Deze drie kernactiviteiten komen terug in de drie pijlers van de WTO: onderhandelingsrondes, reguliere comités en geschillenbeslechting. De WTO blijft nieuwe leden aantrekken. Momenteel zijn 161 landen lid van de WTO en 22 landen bevinden zich in een toetredingsproces. Sinds 2001 wordt onderhandeld over de Doha Development Agenda (DDA, Doharonde), een handelsronde die de nadruk legt op de belangen van ontwikkelingslanden.

Van 15 december tot en met 18 december 2015 zal in Nairobi, Kenia, de tiende Ministeriële Conferentie (MC10) van de WTO plaatsvinden. De Ministeriële Conferentie is het wetgevende orgaan van de WTO en komt elke twee jaar bijeen om bindende afspraken te maken over verdere vrijmaking van de wereldhandel. Deze afspraken worden vastgelegd in een Ministeriële Verklaring. De Ministeriële Verklaring van MC10 zal vermoedelijk ingaan op de inwerkingtreding of ratificatie van afspraken die zijn overeengekomen tijdens de negende Ministeriële Conferentie, afspraken over exportcompetitie in het landbouwbeleid, een pakket met afspraken ten gunste van de minst ontwikkelde landen en bepalingen over het verbeteren van transparantie. De verwachting is verder dat in de Ministeriële Verklaring zal worden gerefereerd aan de plurilaterale akkoorden over milieugoederen (Environmental Goods Agreement, EGA) en IT-producten (Information Technology Agreement, ITA-2). Ten slotte zal de Ministeriële Verklaring naar verwachting richting geven aan het werkprogramma van de WTO na MC10, de zogenaamde «post-Nairobi narrative».

Opvolging besluiten van de negende Ministeriële Conferentie (MC9)

Handelsfacilitatie-akkoord

Het handelsfacilitatie-akkoord is in december 2013 tijdens MC9 beklonken. Het akkoord staat sinds november 2014 open voor ratificatie. Het treedt in werking wanneer tweederde van de WTO-leden het akkoord hebben geratificeerd. Op 20 november 2015 hadden 51 landen geratificeerd. De EU heeft het handelsfacilitatie-akkoord inmiddels ook geratificeerd. Omdat het akkoord onder de exclusieve competentie van de EU valt, hoeft het niet geratificeerd te worden door de individuele lidstaten.

Het Koninkrijk hecht eraan dat het akkoord zo spoedig mogelijk in werking treedt en benadrukt het belang hiervan in overleg met andere WTO-leden.

Dienstenwaiver voor de minst ontwikkelde landen

De dienstenwaiver geeft WTO-leden de mogelijkheid om de minst ontwikkelde landen markttoegang te verlenen zonder deze markttoegang aan alle WTO-leden aan te bieden. Deze waiver, die een uitzondering vormt op het meest begunstigde natie-principe, is in 2011 als Ministerieel Besluit aangenomen tijdens de achtste Ministeriële Conferentie.

Op 21 juli 2014 ontvingen de WTO-leden het verzoek van de minst ontwikkelde landen om de dienstensector op 79 punten, waar zij in het bijzonder economisch belang bij hebben, open te stellen. De ontwikkelde landen stemden toe uiterlijk 31 juli 2015 uitsluitsel te geven waar zij mogelijkheden zien om de minst ontwikkelde landen tegemoet te komen. Bij het verstrijken van de deadline hadden elf WTO-leden – Canada, Australië, Noorwegen, Zuid-Korea, China, Hong Kong, Taiwan, Singapore, Nieuw Zeeland, Zwitserland, Japan – dat gedaan. De EU gaf aan hun notificatie spoedig na het afronden van het interne besluitvormingsproces in te dienen. De notificatie van de EU is inmiddels goedgekeurd en zal naar het WTO Secretariaat worden gestuurd.

Hoewel de dienstenwaiver voor het Koninkrijk nog ambitieuzer had mogen worden ingevuld, beschouwt het Koninkrijk de invulling van de dienstenwaiver als een positieve stap om de minst ontwikkelde landen te helpen de vruchten te plukken van internationale handel.

Landbouw

Het landbouwdossier als onderdeel van de DDA bestaat uit drie pijlers: binnenlandse steun, markttoegang en exportcompetitie. De onderhandelingen over exportcompetitie zijn vergevorderd. Het doel is om afspraken te maken over exportsubsidies, exportkredieten, staatshandelsondernemingen in landbouw en voedselhulp.

In de Ministeriële Verklaring van MC9 in Bali is al afgesproken dat landen uitermate terughoudend zullen zijn in het gebruik van exportsubsidies. De EU past deze exportsubsidies in de praktijk niet meer toe, hoewel deze mogelijkheid nog wel bestaat binnen het EU wettelijk kader (Gemeenschappelijk Landbouwbeleid). De EU wil een akkoord op exportsubsidies pas definitief aangaan als er ook overeenstemming komt over de andere onderwerpen (exportkredieten, staatsondernemingen, voedselhulp). De EU heeft hierover recentelijk samen met Brazilië een voorstel ingediend.

Het Koninkrijk is voorstander van de inzet van de EU om tot evenwichtige afspraken te komen waarbij op alle vier de pijlers stappen worden gezet. Zoals gebruikelijk op het landbouwdossier zet het Koninkrijk binnen de EU in op aandacht voor dierenwelzijn.

Pakket voor de minst ontwikkelde landen

De kern van de Doharonde is dat ontwikkelde landen in alle aspecten van de onderhandelingen rekening houden met de behoeften en het ontwikkelingsniveau van ontwikkelingslanden. In Nairobi wordt waarschijnlijk een pakket van niet-bindende afspraken ten behoeve van de positie van de minst ontwikkelde landen gepresenteerd. Mogelijke onderdelen binnen dit pakket zullen gaan over tariefvrije en quotumvrije markttoegang voor de minst ontwikkelde landen, katoen, en oorsprongsregels.

Tariefvrije en quotumvrije markttoegang voor de minst ontwikkelde landen

Tijdens MC6 in 2005 is besloten dat ontwikkelde landen moeten streven naar volledig tariefvrije en quotumvrije (duty free and quota free access, DFQF) markttoegang voor de minst ontwikkelde landen. Uit studies blijkt dat als alle ontwikkelde landen tariefvrije en quotumvrije toegang zouden verlenen, dit kan leiden tot een exportgroei tot 2,5 procent voor de minst ontwikkelde landen. Tijdens MC9 in Bali is deze afspraak herbevestigd.

Sinds 2005 hebben verschillende landen ontwikkelingsvriendelijke tariefschema’s voor de minst ontwikkelde landen geïntroduceerd. Zo zijn landen als Japan en Canada al vergevorderd met een tariefvrije toegang op ruim 98 procent van alle producten, en biedt de EU zelfs 100 procent tariefvrije toegang aan de minst ontwikkelde landen.

Het Koninkrijk ziet graag dat in het kader van de WTO bindende afspraken gemaakt worden over het verlenen van tarief- en quotavrije toegang op 97 procent van alle tarieflijnen aan de minst ontwikkelde landen en zet hierop in tijdens haar bilaterale contacten met andere WTO-leden. Tijdens de recente onderhandelingen over de Global Goals en de Financing for Development Agenda is gebleken dat er nog geen draagvlak is om deze doelstelling bindend te maken.

Katoen

In 2003 heeft de Cotton 4-groep (C4, Tsjaad, Mali, Benin en Burkina Faso) een voorstel gedaan voor het beperken van de subsidies op katoenproductie. Deze subsidies drukken de wereldprijzen van katoen. Hierdoor kunnen de C4-landen, traditioneel de grootste producenten van katoen, niet concurreren op de wereldmarkt.

In 2005 is tijdens MC6 in Hong Kong het probleem erkend. De WTO-leden spraken af om snel tot een permanente oplossing te komen. Ook houden de WTO-leden tweejaarlijkse sessies om de laatste ontwikkelingen op het gebied van subsidies en markttoegang voor katoen te bespreken. Een permanente oplossing die tegemoetkomt aan de behoefte van de C4-landen is nog niet gevonden. Buitenom de WTO-onderhandelingen zijn de katoensubsidies in de VS sinds 2005 grotendeels afgebouwd. In de EU zijn de subsidies zelfs volledig afgeschaft.

De C4-landen hebben in oktober jl. een nieuw voorstel ingebracht. De verwachting is dat er tijdens MC10 een bindende afspraak kan worden gemaakt over het afschaffen van exportsubsidies van katoen.

Het Koninkrijk steunt het voorstel van de C4-landen.

Oorsprongsregels

Oorsprongsregels geven een «economische nationaliteit» aan een (internationaal) verhandelbaar goed. Regels van oorsprong bepalen aan de hand van de mate van bewerking die in een land plaatsvindt welke herkomst een product heeft en daaropvolgend welke handelspreferenties (o.a. tarieven) er gelden voor het product. Er is geen algemeen geharmoniseerde mondiale standaard, waardoor verschillende landen verschillende regels van oorsprong hanteren. Naar verwachting zal tijdens MC10 het belang van transparantie en voorlichting over oorsprongsregels herbevestigd worden.

Het Koninkrijk ziet verhoogde transparantie en voorlichting over de bestaande systemen als de beste manier om de minst ontwikkelde landen te faciliteren bij hun export. Beter begrip van de regels kan immers leiden tot betere benutting van preferenties.

Transparantie

Er zijn de afgelopen maanden door verschillende WTO-Leden voorstellen gedaan voor het verbeteren van transparantie ten aanzien van antidumping-maatregelen, horizontale subsidies, visserijsubsidies en regionale handelsakkoorden. Verbeterde transparantie betekent in de praktijk meer en kwalitatief betere notificaties en discussies over deze onderwerpen. Op dit moment lijkt er alleen een akkoord te kunnen worden bereikt over transparantie ten aanzien van visserijsubsidies.

Het Koninkrijk is voorstander van het maken van bindende afspraken over transparantie en steunt een akkoord over nieuwe transparantieregels ten aanzien van visserijsubsidies.

Plurilaterale akkoorden

Information Technology Agreement II

Het Information Technology Agreement (ITA) uit 1996 verlaagt de tarieven op IT-producten. Sinds 2012 wordt er onderhandeld over een uitbreiding van ITA. De tariefonderhandelingen over de uitbreiding van het Information Technology-verdrag (ITA-II) binnen de WTO zijn in juli 2015 afgerond. Het gesloten akkoord heeft betrekking op meer dan 200 tarieflijnen op het gebied van Information Technology bovenop de tarieflijnen die reeds vrijgemaakt zijn in het kader van het eerste verdrag. Op dit moment vinden nog onderhandelingen plaats over de periodes waarbinnen ieder ondertekenend WTO-lid zijn tarieven naar nul moet hebben afgebouwd.

Het Koninkrijk is voorstander van ITA-II en zet in op afronding tijdens MC10.

Environmental Goods Agreement

In lijn met een APEC-initiatief uit 2012 voor het verlagen van tarieven voor 54 milieugoederen hebben de EU en een aantal andere landen, waaronder Australië, Canada, China, Japan, Zuid-Korea en de VS, in januari 2014 de ambitie uitgesproken de handel in milieugoederen te liberaliseren. Doel van dit Environmental Goods Agreement (EGA) is om milieu en klimaatdoelen sneller te realiseren door het goedkoper en makkelijker verhandelen van deze goederen mogelijk te maken. Het is de bedoeling dit plurilaterale akkoord tussen de belangrijkste spelers die handelen in deze goederen, in de toekomst in WTO-verband te «multilateraliseren».

Op basis van voorstellen vanuit de deelnemende landen is sinds 2014 flinke voortgang gemaakt om tot een breed gedragen lijst te komen van «groene» producten. Het betreft producten in hoofdcategorieën als luchtvervuiling, beheer van afval, hernieuwbare energie en energiebesparing, waterzuivering, geluidsoverlast. Naast de lijst van producten wordt tevens besproken of hieraan verbonden diensten (bijv. aanleg/onderhoud van windmolens) kunnen worden geliberaliseerd. Een basistekst met bepalingen van het EGA, inclusief review clauses om later producten te kunnen toevoegen, is onderwerp van de onderhandelingen. Getracht wordt een politiek akkoord te bereiken over het EGA tijdens de MC10.

Het Koninkrijk is voorstander van een ambitieus akkoord. Afronding tijdens MC10 kan bijdragen aan het draagvlak voor de WTO om tot effectieve handelsafspraken te komen.

Post-Nairobi

De VS en de EU hebben recentelijk uitgesproken dat de wijze waarop de WTO beraadslaagt over handelsvrijmaking, wordt gemoderniseerd. Na 14 jaar onderhandelen is de DDA nog altijd niet afgesloten. Tegelijkertijd zijn de WTO-leden zich ervan bewust dat de DDA-onderwerpen voor een groot gedeelte nog zeer relevant zijn. Wel gaan stemmen op om nieuwe onderwerpen toe te voegen aan de agenda.

De EU heeft aangegeven voor post-Nairobi te willen inzetten op differentiatie in de classificatie van landen, met name binnen de groep ontwikkelingslanden. Daarnaast zet de EU in op de mogelijkheden van plurilaterale onderhandelingen en het belang van nieuwe onderwerpen. Belangrijke nieuwe onderwerpen zijn wat het Koninkrijk betreft investeringen, e-commerce, duurzaamheid en dierenwelzijn.

Het Koninkrijk vindt het belangrijk dat de WTO haar relevantie behoudt voor zowel minst ontwikkelde landen als ontwikkelde landen. Dit betekent dat naast de DDA-onderwerpen ruimte moet zijn om nieuwe thema’s aan te snijden, mogelijk in plurilateraal verband. Het Koninkrijk is voorstander van een opening ten aanzien van dit punt in de slotverklaring.

Naar boven